[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Helvert over Nederlands subsidiegeld aan voormalig Syrische kopstuk

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D00842, datum: 2021-01-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-1267).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z19997:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1267

Vragen van het lid Van Helvert (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat er Nederlands subsidiegeld gaat naar een voormalig kopstuk van een Syrische terreurbeweging (ingezonden 29 oktober 2020).

Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 8 januari 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Nederlands geld voor voormalig gezicht van terroristische organisatie»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat een voormalig sleutelfiguur van de Syrische terreurbeweging Ahrar al-Sham jarenlang Nederlands geld heeft ontvangen vanuit het European Institute of Peace (EIP)?

Antwoord 2

Het European Institute of Peace (EIP) ontvangt al enkele jaren steun voor een project in Syrië, de Syrian Association for Citizen’s Dignity (SACD). SADC bestaat uit ontheemde gemeenschappen van diverse achtergronden uit steden die zwaar getroffen zijn in het conflict (Aleppo, Homs, Hama, Deir Ezour, Damascus en Rif Damascus). Via SACD streeft EIP naar een constructieve dialoog waar ontheemden en vluchtelingen zelf voor hun rechten opkomen. De directeur van de SACD was tot voor kort Dhr. Labib Al-Nahhas. Na intensief contact met het Ministerie heeft EIP aangegeven dat Dhr. Al-Nahhas zich teruggetrokken heeft uit het project.

Verdere beantwoording van deze vraag is terug te vinden in Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 35 554, nr. 27).

Vraag 3

Bent u bekend met het Amnesty International rapport «Torture was my punishment», waarin wordt gesteld dat Ahrar-al-Sham in de periode 2012–2015 betrokken was bij gijzelingen, ontvoeringen, martelingen en kerkenvernietigingen in Syrië?2

Antwoord 3

Ja.

Vraag 4

Bent u ermee bekend dat Ahrar al-Sham op 12 mei 2016 samen met bondgenoot Al-Qaida een bloedbad heeft aangericht onder Alawitische burgers in het dorp al-Zara?

Antwoord 4

Het kabinet is bekend met berichten die melden dat Ahrar al-Sham betrokken zou zijn geweest bij een aanval op het dorp al-Zara en dat daarbij meerdere burgers zouden zijn omgekomen.

Vraag 5

Klopt het dat Ahrar al-Sham in april 2016 betrokken was bij raketaanvallen op burgerdoelen in Aleppo met een onbekend aantal doden tot gevolg?

Antwoord 5

Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 32 623, nr. 241) zijn er meerdere openbare bronnen die Ahrar al-Sham noemen als (mede)verantwoordelijk voor beschietingen van burgerdoelen in de stad Aleppo in de eerste helft van 2016.

Vraag 6

Klopt het dat dhr. Labib al-Nahhas tot eind 2016 een hooggeplaatste figuur was binnen Ahrar al-Sham? En zo ja, deelt u de mening dat hij daarmee medeverantwoordelijk moet worden gehouden voor de oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de burgerbevolking gepleegd door Ahrar al-Sham in de periode dat hij deel uitmaakte van deze groepering?

Antwoord 6

Labib Al-Nahhas was een hooggeplaatste figuur binnen Ahrar al-Sham. EIP wijst er op dat Al-Nahhas geen verantwoordelijkheid droeg voor militaire zaken bij Ahrar Al-Sham, en dat hij een progressieve invloed had binnen de organisatie, die aanstuurde op erkenning door het Westen, en wilde afzien van samenwerking met extremistische groepen waaronder Jabhat al-Nusra.

Het is aan de rechter om zich uit te spreken over medeverantwoordelijkheid. Tot nu toe is Al-Nahhas daarvan niet verdacht of beschuldigd en zijn daarvoor ook geen aanwijzingen gevonden.

EIP heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken pas onlangs (21 september 2020) geïnformeerd over de achtergrond van Al-Nahhas. EIP had eventuele risico’s van de keuze om Al-Nahhas in te huren moeten onderkennen en het Ministerie van meet af aan moeten informeren over deze keuze en de uitkomsten en conclusies van zijn due dilligence. Hierin was EIP onvoldoende transparant. Was dat het wel geweest, dan was hiermee een eigen afweging van het Ministerie mogelijk geweest. Het is niet aannemelijk dat het Ministerie zou hebben besloten dat Nederlandse financiering naar een project zou kunnen gaan met betrokkenheid van deze persoon. EIP is hierop aangesproken. Naar aanleiding hiervan heeft EIP aangegeven dat Al-Nahhas zich met onmiddellijke ingang terugtrekt uit het project.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het op z’n minst opmerkelijk is dat aan de ene kant Nederlandse Syriëgangers die voor Ahrar-al-Sham gevochten hebben door de rechter worden veroordeeld voor lidmaatschap van Ahrar-al-Sham als terroristische organisatie en dat aan de andere kant een partnerorganisatie van het ministerie Buitenlandse Zaken Nederlands belastinggeld spendeert aan een voormalig kopstuk van Ahrar al-Sham?

Antwoord 7

Het project dat door Nederland gefinancierd wordt, heeft ondanks de – niet met Nederland afgestemde – risico’s gerelateerd aan de betrokkenheid van Al-Nahhas, niettemin resultaten opgeleverd. Het SACD heeft in korte tijd duizenden Syrische vluchtelingen en ontheemden van verschillende achtergronden geholpen zich (digitaal) te organiseren en zo hun belangen en standpunten, bijvoorbeeld ten aanzien van de veiligheid van terugkeer, voor het voetlicht te brengen in politieke processen (bijvoorbeeld bij de VN-gezant en de EU en tijdens de conferenties in Brussel over het Syrische conflict). Daarbij is dit project in lijn met de Nederlandse inzet m.b.t. een politieke oplossing voor het conflict in Syrië.

Voor uitgebreide beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313).

Vraag 8

Op basis van welke afwegingen heeft het EIP besloten om, ondanks alle rapportages van grootschalige mensenrechtenschendingen door Ahrar- al-Sham, toch in zee te gaan met dhr. Labib al-Nahhas en zijn er bij dit instituut nog meer mensen werkzaam met een terreurachtergrond die worden gefinancierd met Nederlands belastinggeld?

Antwoord 8

Voor beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313), waarin wordt ingegaan op de screening van Dhr. Labib al-Nahhas.

EIP heeft net als andere organisaties een plicht om te screenen of mensen een link hebben met terreurorganisaties die op een sanctielijst staan. Ahrar al-Sham staat niet op een sanctielijst maar is door de Nederlandse rechter aangemerkt als terroristische organisatie in maart 2019.

EIP heeft aangegeven dat er geen andere mensen werken die lid van Ahrar al-Sham zijn geweest.

Vraag 9

Hoeveel salaris, vergoedingen en subsidies heeft dhr. Labib al-Nahhas de afgelopen jaren ontvangen van het EIP en kan worden gegarandeerd dat dit geld niet voor terroristische doeleinden is ingezet?

Antwoord 9

Informatie over het salaris van Dhr. Labib al-Nahhas is personeelsvertrouwlijk en kan niet worden gedeeld.

EIP concludeerde na een achtergrondonderzoek naar dhr. Al-Nahhas, dat zijn banden met Ahrar al Sham waren verbroken op het moment dat hij in dienst trad van het instituut in 2017. Er is geen geld voor terroristische doeleinden ingezet, omdat al-Nahhas geen banden meer had met Ahrar al-Sham ten tijde van indiensttreding bij EIP. Dit heef EIP bij onafhankelijke bronnen geverifieerd en aan het Ministerie van Buitenlandse zaken gerapporteerd.

Vraag 10

Heeft het EIP u, voorafgaand aan de aanstelling van dhr. Labib al-Nahhas, op de hoogte gesteld van de beoogde samenwerking? Zo ja, heeft u hier u goedkeuring voor gegeven? En zo nee, op welk moment kwam u erachter dat dhr. Labib al-Nahhas in dienst was bij het EIP?

Antwoord 10

Nee, het Ministerie was niet op de hoogte.

EIP heeft op 21 september 2020 voor het eerst Buitenlandse Zaken ingelicht over de achtergrond van Labib Al-Nahhas. Die informatie was het ministerie toen nog niet bekend. Het is niet aannemelijk dat het ministerie zou hebben besloten dat Nederlandse financiering naar een project zou kunnen gaan met betrokkenheid van deze persoon. EIP is hierop aangesproken. Naar aanleiding hiervan heeft EIP aangegeven dat Al-Nahhas zich met onmiddellijke ingang heeft teruggetrokken uit het project.

Voor uitgebreide beantwoording wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313).

Vraag 11

Is de Nederlandse financiering aan het EIP inmiddels in de wacht gezet totdat duidelijk is wie er precies geld ontvangen van dit instituut? En zo nee, waarom niet en kan dit alsnog gebeuren?

Antwoord 11

Deze vraag was ook gesteld door de motie van lid Karabulut van 11 november om de betaling aan «een voormalig kopstuk van een Syrische terreurorganisatie» stop te zetten. Dhr. Labib Al-Nahhas heeft zich zoals is gemeld in de Kamerbrief van 13 november jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 313) per direct teruggetrokken uit het project.

De financiering van het project dat door EIP wordt uitgevoerd, de Syrian Association for Citizens» Dignity (SACD), is niet stop gezet. Al-Nahhas heeft zich immers teruggetrokken en het belang van SACD voor het bewerkstelligen van een duurzame, politieke oplossing blijft overeind. Duizenden Syrische vluchtelingen en ontheemden van verschillende achtergronden, zijn geholpen zich (digitaal) te organiseren en zo hun belangen en standpunten, bijvoorbeeld ten aanzien van hun veiligheid en terugkeer, voor het voetlicht te brengen in politieke processen (bijvoorbeeld bij de VN-gezant, de EU en internationale conferenties in Brussel over het Syrische conflict). Dit project is in lijn met de Nederlandse inzet op een politieke en inclusieve oplossing voor het conflict in Syrië.

Vraag 12

Bent u bereid een uitgebreid toetsingsmechanisme in het leven te roepen om te voorkomen dat partnerorganisaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken personen met een terreurverleden in dienst nemen?

Antwoord 12

Andere partners die aan gerechtigheid en vreedzame conflictbeslechting in Syrië werken zijn aangeschreven om hen te herinneren aan het belang van zorgvuldige due dilligence, tijdige alertering en proactieve monitoring gedurende de uitvoering van door Nederland gefinancierde activiteiten. Daarnaast worden opties onderzocht voor verdere aanscherping van de toetsing en monitoring van risico’s verbonden aan activiteiten gericht op conflictbemiddeling, vredesopbouw, mensenrechten en gerechtigheid in conflictgebieden. Over de conclusies van dat onderzoek zal uw Kamer begin volgend jaar worden geïnformeerd.

Vraag 13

Deelt u het oordeel van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2019 dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie is? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf refereert3 aan openbare bronnen die onderschrijven dat onderdelen van Ahrar al-Sham in Syrië terroristische aanslagen hebben gepleegd?4

Antwoord 13

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Openbaar Ministerie en de rechter kijken vanuit verschillende kaders naar de vraag of een groep «terroristisch» is. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zich in de eerste plaats op internationale terrorismelijsten van de VN en EU. Daarop zijn de terroristische groepen geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ook baseert het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich op informatie van de inlichtingendiensten. In de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) staat dat de inlichtingendiensten Ahrar al-Sham zien als een van oorsprong salafistische strijdgroep, gericht op het Syrisch conflict. Zeer waarschijnlijk heeft deze groep volgens de diensten nooit een gewelddadige internationale agenda gehad en het is onwaarschijnlijk dat hier op middellange tot lange termijn verandering in komt. Daarom zien de diensten de strijdgroep op dit moment niet als een direct gevaar voor de nationale veiligheid. Dat neemt niet weg dat openbare bronnen inderdaad onderschrijven dat Ahrar al-Sham in Syrië terroristische aanslagen heeft gepleegd.

Vraag 14

Waarom beschouwt de regering Ahrar al-Sham nog steeds niet als terroristische organisatie, ondanks het oordeel van de rechter én de Kamerbreed aangenomen motie Van Helvert en Voordewind5?

Antwoord 14

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) heeft Nederland, om uitvoering te geven aan de motie Van Helvert en Voordewind (Kamerstuk 35 300, nr. 23, aangenomen op 19 november 2019), gepleit om Ahrar al-Sham op te nemen op de Europese sanctielijst terrorisme naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2019 waarin geoordeeld is dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie is. Dit voorstel kon op onvoldoende steun rekenen van de andere EU-lidstaten. Plaatsing op de nationale sanctielijst is niet mogelijk, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de organisatie in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan.

Vraag 15

Waarom hanteert u als argument om Ahrar al-Sham niet op de Nationale sanctielijst te plaatsen dat er «geen aanwijzingen zijn dat deze organisatie in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan»? Kunt u toelichten waarom de politieke tak van Hezbollah dan wél door Nederland, los van de EU, als terroristische organisatie wordt beschouwd? Zijn er dan wel aanwijzingen dat de politieke tak van Hezbollah in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan en/of door de Nederlandse inlichtingendiensten als een direct gevaar voor de nationale veiligheid wordt gezien?

Antwoord 15

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 25 september 2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 558) is de toepassing van de nationale sanctielijst territoriaal beperkt. Vanwege deze beperking wordt er slechts over gegaan tot een «nationale» bevriezingsmaatregel indien er sprake is van aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, meer in het bijzonder indien aanwijzingen bestaan dat een organisatie of persoon in of vanuit Nederland (een poging tot) terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan. Voor Ahrar al Sham ontbreken dergelijke aanknopingspunten.

Nederland is van mening dat Hezbollah een terroristische organisatie is en maakt daarbij geen onderscheid tussen de politieke en militaire tak. Nederland pleit dan ook al jaren in EU-verband om Hezbollah in zijn geheel op de Europese sanctielijst terrorisme te krijgen en niet slechts de militaire tak. Omdat in geval van Hezbollah aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde ontbreken, staat Hezbollah evenmin op de nationale sanctielijst terrorisme.

Vraag 16

Als Ahrar al-Sham door de regering niet als terroristische organisatie wordt beschouwd, welke mogelijkheden zijn er dan voor de regering om Syriëgangers te belemmeren om te gaan vechten voor Ahrar al-Sham, bijvoorbeeld door tegoeden te bevriezen en paspoorten in te trekken?

Antwoord 16

Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een individu in of vanuit Nederland terroristische activiteiten ontplooit of betrokken is bij het faciliteren daarvan kan het kabinet een bevriezingsmaatregel opleggen. Voldoende aanwijzingen zijn onder meer de instelling van een onderzoek of vervolging door het Openbaar Ministerie, veroordeling door een rechter, of een ambtsbericht van de AIVD dat geloofwaardige indicaties bevat van betrokkenheid bij een terroristische activiteit of de deelname aan of het vergemakkelijken van een dergelijke activiteit.

Op grond van artikel 23 van de Paspoortwet is het mogelijk een paspoort te weigeren of een paspoort vervallen te verklaren als er een gegrond vermoeden bestaat dat de betrokken persoon is uitgereisd en handelingen zal verrichten, die een bedreiging vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van de Staat.

Als er aanwijzingen zijn dat een Nederlander zich heeft aangesloten bij Ahrar al Sham in Syrië kan het openbaar ministerie, na weging van alle relevante feiten en omstandigheden, besluiten tot stafrechtelijke vervolging. In dat geval zal tegen de verdachte ter fine van aanhouden en uitlevering een internationaal arrestatiebevel worden uitgevaardigd.


  1. VPRO, 10 oktober 2020, «Nederlands geld voor voormalig gezicht terroristische organisatie». (https://www.vpro.nl/argos/lees/nieuws/2020/nederlands-geld-voor-voormalig-gezicht-terroristische-organisatie.html)↩︎

  2. Amnesty International, juli 2016, «Torture was my punishment». (https://www.amnesty.org/download/Documents/MDE2442272016ENGLISH.PDF)↩︎

  3. Kamerstuk 29 754, nr. 558.↩︎

  4. OHCHR, februari 2014, Report of the independent international commission of inquiry on the Syrian Arab Republic.↩︎

  5. Kamerstuk 35 300-V, nr. 23.↩︎