[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake fiscaliteit

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiƫn (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2021

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D01283, datum: 2021-01-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z23110:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


	INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG







	De vaste commissie voor Financiƫn heeft op 13 januari 2021 enkele
vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris van FinanciĆ«n ā€“
Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over een tweetal van hem
ontvangen brieven inzake fiscaliteit. 





De voorzitter van de commissie,

Tielen





Adjunct-griffier van de commissie,

Schukkink





I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

	

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de
staatssecretaris. Zij hebben daarover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording
door de staatssecretaris van de vragen gesteld bij de fiscale moties en
toezeggingenbrief die met Prinsjesdag naar de Kamer was gestuurd en van
de brief van de staatssecretaris in reactie op het artikel van het
Financieel Dagblad (FD). Deze leden hebben in reactie hierop enkele
aanvullende vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de
staatssecretaris. Zij hebben daarover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de
afgedane moties en toezeggingen en van de reactie op het artikel van
enkele fiscalisten over Box 3

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de
staatssecretaris. Zij hebben daarover enkele vragen.



	I 	35570-IX-38 - Brief d.d. 27-11-2020, staatssecretaris van
Financiƫn, J.A. Vijlbrief -Antwoorden op vragen commissie over fiscale
moties en toezeggingenbrief Prinsjesdag Tweede Kamer Verslag van een
schriftelijk overleg. 

Voortgangsmonitor klimaatakkoord

De leden van de VVD-fractie lezen over de totale overheidskosten per ton
CO2 bij de CO2-reducerende stimuleringsmaatregelen voor elektrische
autoā€™s. Kan de staatssecretaris de kosten per vermeden ton CO2
vergelijken met andere CO2-reducerende maatregelen?

De leden van de VVD-fractie vragen om een terugkoppeling van het gesprek
tussen de staatssecretaris van Financiƫn en de Belgische minister van
Financiƫn over het belastingverdrag tussen Nederland en Belgiƫ en dan
specifiek over de hooglerarenbepaling.

De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris de analyse
ā€˜vaststellen definitieve aangifte ten voordele van de burgerā€™ en
tabel 1 rendementsklasse I (sparen) en 2 rendementsklasse II (beleggen)
nogmaals kan delen aangezien een deel van de tabellen niet juist in de
brief zijn weergegeven. 

De leden van de VVD-fractie lezen dat het methodologisch gezien lastig
is om per fiscale klimaatmaatregel de precieze effecten te berekenen,
maar dat tegelijkertijd alle fiscale klimaatakkoordmaatregelen in de
komende vijf jaar minimaal ƩƩn keer geƫvalueerd worden. Kan de
staatssecretaris een overzicht geven van wanneer in de komende vijf jaar
welke fiscale klimaatmaatregel wordt geƫvalueerd? Begrijpen de leden
van de VVD-fractie het goed dat de fiscale klimaatakkoordmaatregelen wel
per maatregel worden geƫvalueerd, maar dat het inzichtelijk maken van
de effecten per fiscale klimaatmaatregel niet mogelijk is? Zo ja, kan de
staatssecretaris dit uitgebreid toelichten? In dat geval vinden de leden
de conclusie dat de staatssecretaris niet per fiscale klimaatmaatregel
de effecten inzichtelijk kan maken namelijk een wonderbaarlijke. Zo nee,
graag een toelichting. Wat verstaat de regering onder een partiƫle
analyse door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het volgens de staatssecretaris
methodologisch gezien vaak lastig is om per fiscale klimaatregel de
precieze effecten te berekenen. Tegelijkertijd lezen deze leden dat het
ministerie van Financiƫn alle fiscale maatregelen de komende vijf jaar
in ieder geval Ć©Ć©n keer zal gaan evalueren en in die evaluaties ook de
kosten, CO2-reductie en neveneffecten van de maatregelen zal gaan
meenemen. Waarom is het niet mogelijk jaarlijks over deze elementen te
rapporteren? Dit is voor wat betreft de stimuleringsmaatregelen van
emissievrije personenautoā€™s ook jaarlijks mogelijk in de
ā€˜Hand-aan-de kraanā€™-brief. 

Bescherming van klokkenluiders

De leden van de CDA-fractie vinden het terecht dat vooruitlopend op de
implementatie van de richtlijn een beschermingsbepaling is opgenomen in
het personeelsreglement van Financiƫn, die ook extern ingehuurde
krachten beschermt. In deze bepaling staat echter alleen dat onder de
gegeven voorwaarden, de werkgever de klokkenluider niet zal benadelen.
Kan de staatssecretaris specifiek aangeven wat dit betekent? Kan de
staatssecretaris in deze bepaling een verwijzing opnemen naar de
represailles zoals opgenomen in artikel 19 van de richtlijn, zodat deze
op de bepaling van toepassing zijn en duidelijkheid verschaffen? Verder
zouden de leden van de CDA-fractie graag vernemen hoeveel en welke
klokkenluiderssignalen er in de organisatie geweest zijn de afgelopen
maanden en hoe die zijn opgepakt. Zij ontvangen hiervan graag een
overzicht.

Vliegbelasting

De leden van de CDA-fractie zijn tevreden dat inmiddels de keuze is
gemaakt om vanwege de vergaande effecten de vrachttaks uit het
wetsvoorstel te halen. Wel vragen zijn zich af wanneer Europese stappen
zullen worden ondernomen en of dit dan alleen op het vlak van
kerosinebeprijzing zal zijn, of dat ook naar een Europese passagiers- en
vrachtbelasting kan worden gekeken. 

Overzicht discoƶrdinatie belastingheffing/premieheffing

De leden van de CDA-fractie lezen dat de staatssecretaris in ieder geval
met twee knelpunten aan de slag gaat om tot meer coƶrdinatie tussen
belastingheffing en premieheffing te komen, namelijk met een regeling
voor thuiswerkdagen met Belgiƫ en Duitsland en een regeling voor
Belgische en Nederlandse (hoog)leraren in een nieuw belastingverdrag.
Deze leden zijn blij dat de staatssecretaris met deze knelpunten aan de
slag gaat, maar vragen zich wel af wat er dan met de overige knelpunten
gaat gebeuren die ook in de voorbeeldsituaties van discoƶrdinatie
uiteen worden gezet. Zal de staatssecretaris over deze knelpunten dan
niet in overleg treden met Duitsland en Belgiƫ? Zo ja, op welke
termijn? Zo niet, waarom niet?  

Ook lezen de leden van de CDA-fractie dat ten aanzien van de
discoƶrdinatie bij zeevarenden de onderhandelingen bij de minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid liggen en ook dat geen wijzigingen zijn
voorzien op het vlak van de zeevarenden. Betekent dit dat de situatie
van discoƶrdinatie niet gaat worden opgelost? Waarom niet? Is de
staatssecretaris hier voor wat betreft de fiscale aspecten niet bij
betrokken? 

Misstanden melden bij een onafhankelijke instantie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de vertrouwelijkheid van een
signaal door de personeelsraadpersonen niet kan worden gehandhaafd als
sprake is van een (ambts)misdrijf, waarbij volgens artikel 162 Wetboek
van Strafvordering aangifte moet worden gedaan. Volgt uit dit artikel de
wettelijke plicht om de identiteit van degene die het signaal heeft
geuit bekend te maken? In hoeverre verwacht de staatssecretaris dat
ambtenaren met deze ā€˜dreigingā€™ van openbaarheid een raadspersoon
zullen benaderen met een signaal van een mogelijk (ambts)misdrijf?
Indien ambtenaren met een dergelijk signaal een vertrouwenspersoon
benaderen, kan deze vertrouwenspersoon zoā€™n signaal dan doorgeven aan
een personeelsraadspersoon wanneer hij of zij dit noodzakelijk acht? Wat
betekent dit voor de vertrouwelijkheid van het signaal?  

Box 3 parameters

Ten aanzien van de vijfjaarlijkse evaluatie merken de leden van de
CDA-fractie op dat de staatssecretaris zich voornamelijk heeft
toegespitst op de verhouding tussen sparen en beleggen. Zij vragen
waarom de staatssecretaris niet ook de onderverdeling van de
verschillende categorieƫn beleggingsvermogen heeft geƫvalueerd ten
opzichte van het jaar 2017. Kan de staatssecretaris alsnog voorzien in
een evaluatie van deze verdeling tussen de verschillende categorieƫn,
dat wil zeggen van de verhouding tussen de vier subcategorieƫn
beleggingsvermogen (aandelen, obligaties, onroerend goed en overige
bezittingen) en van de verhouding tussen aandelen en obligaties?  

Country-by-country reporting

De leden van de CDA-fractie lezen dat na risicoanalyses van het
country-by-country-rapport vaak nadere informatie aan de
belastingplichtige dient te worden gevraagd om te beoordelen of een
risico een Nederlands fiscaal belang dient, aangezien het rapport en de
aangifte onvoldoende inzicht geven in gelieerde transacties. Worden voor
dit doel dan de lokale en groepsdossiers opgevraagd, die bij uitstek
inzicht geven in de gelieerde transacties? Zo ja, leiden de lokale en
groepsdossiers dikwijls tot nadere informatieverzoeken, of geven deze
dossiers doorgaans wel het benodigde inzicht? Zo nee, waarom niet? Hoe
vaak wordt nadere informatie over gelieerde transacties, of de lokale en
groepsdossiers, door de Belastingdienst opgevraagd voor groepen met een
omzet van minder van 750 miljoen euro, waar geen landenrapport vereist
is en dus niet op basis daarvan een eerste risicoanalyse plaatsvindt?
Vinden als gevolg van toegang van de Belastingdienst tot de informatie
in landenrapporten en/of lokale en groepsdossiers van bedrijven meer
transfer pricing correcties in de aangiftes plaats dan in het verleden? 

Voortgang belastingverdrag met Belgiƫ en problematiek
hooglerarenbepaling

De leden van de CDA-fractie lezen dat de staatssecretaris nog in 2020
met de Belgische minister van Financiƫn over het Nederlands-Belgische
belastingverdrag zou spreken en de onderhandelingen snel wil afronden,
mede gelet op het oplossen van de hooglerarenproblematiek. Deze leden
vragen de staatssecretaris of dit gesprek inmiddels heeft plaatsgevonden
en wat de uitkomsten hiervan zijn. Op welke termijn wordt verwacht dat
de onderhandelingen worden afgerond? 

Thuiswerkdagen bij grensarbeiders

De staatssecretaris geeft aan met onze buurlanden de mogelijkheden voor
een regeling voor thuiswerkdagen te verkennen. De leden van de
CDA-fractie vragen de staatssecretaris dit iets verder toe te lichten.
Heeft de staatssecretaris reeds met onze buurlanden gesproken? Zo ja,
wanneer en wat was de uitkomst van deze gesprekken? En onderzoekt de
staatssecretaris alleen een regeling voor een beperkt aantal
thuiswerkdagen in een verdrag, of worden ook andere opties verkend? 

Symposium economische modellen

Ten aanzien van het organiseren van het symposium economische modellen
begrijpen de leden van de CDA-fractie dat nu wordt gekeken hoe dit kan
aansluiten bij de Commissie Draagkracht. Zij vragen zich echter wel af
wat de verdere planning zal zijn. Wanneer is de staatssecretaris
voornemens het symposium te gaan organiseren? Bij publicatie van het
rapport van de Commissie Draagkracht? Graag zien deze leden een
tentatief programma voor het symposium tegemoet. 

Bijlage Overzicht afgedane moties en toezeggingen 

De leden van de VVD-fractie lezen dat de minister van Financiƫn op 21
januari 2020 aan de Kamer heeft toegezegd om een haalbaarheidstoets te
doen op de ontvlechting en de onderbouwing en risicoā€™s van de
splitsing te onderzoeken. De leden verwijzen hierbij tevens naar de
aangenomen motie-Bruins c.s. (Kamerstuk 31066, nr. 584). Kan
staatssecretaris  de door de minister toegezegde haalbaarheidstoets
integraal met de Kamer delen? De leden merken op dat zij nu meerdere
keren naar deze haalbaarheidstoets hebben gevraagd. Zij verwachten deze
toets dus integraal en als bijlage bij de antwoorden van dit
schriftelijk overleg of bij de eerder door de staatssecretaris
toegezegde brief in het overleg van 2 december 2020. De leden vragen
waarom de minister deze toets en de door verschillende leden gevraagde
informatie, in zijn verantwoordelijkheid als eigenaar van het
departement, niet eerder en als vanzelfsprekend met de Kamer wil delen.
Deelt het kabinet het beeld dat door uitblijven van de gevraagde
informatie, de zorgen die door meerdere leden over de reorganisatie zijn
geuit, niet weggenomen worden? Kan het kabinet hierop reflecteren?

De leden van de SP-fractie constateren dat de staatssecretaris van
mening is dat de motie-Leijten, waarin wordt verzocht om degenen die het
werk bij de Belastingdienst daadwerkelijk uitvoeren een grote stem te
geven in deze nieuwste reorganisatie, zou zijn afgedaan met de
mededeling dat met de medezeggenschap wordt verkend hoe dit kan worden
uitgevoerd. Deze leden vragen de staatssecretaris waarom deze motie naar
zijn mening is afgedaan met deze mededeling, hoe medewerkers nu worden
of gaan worden betrokken bij de ā€˜ontvlechtingā€™, of dit verder gaat
dan enkele leden van de medezeggenschap en hoe de toezegging om
medewerkers een grote stem te geven valt te rijmen met de mededelingen
die sinds de aankondiging in januari 2020 zijn gedaan waaruit valt op te
maken dat de ā€˜ontvlechtingā€™ precies zo verloopt als in januari
aangekondigd, terwijl medewerkers nog niet eens een stem hebben
gekregen, in weerwil van de gedane toezegging. De leden van de
SP-fractie vragen de staatssecretaris met hoeveel werknemers hij heeft
gesproken over de reorganisatie, hoeveel hiervan niet in een
leidinggevende positie zitten, hoeveel hiervan geen onderdeel zijn van
de Algemene Bestuursdienst en daarmee kunnen worden beschouwd als
degenen die het werk uitvoeren.

II 	35572-81 - Brief d.d. 04-12-2020, staatssecretaris van Financiƫn,
J.A. Vijlbrief -Ā  

Reactie op opiniestuk inzake rendementen box 3 

De leden van de VVD-fractie hebben in een erratum op genoemd opiniestuk
gelezen dat de auteurs van het opiniestuk erkennen dat zij het rendement
op aandelen zoals door het ministerie van Financiƫn is vastgesteld met
een verkeerde index hebben vergeleken. Tevens hebben de leden gelezen
over het verschil in interpretatie van de wettekst tussen de auteurs en
het ministerie, betreffende het rendement op vastgoed. Desondanks hebben
de leden nog enkele vragen en opmerkingen. Voorafgaand willen de leden
graag van het kabinet weten hoe het staat met de toegezegde onderzoeken
naar de technische mogelijkheden om het werkelijk rendement te belasten
en het onderzoek zoals gevraagd door het lid Lodders naar hoe de
tegenbewijsregeling uitvoerbaar is per 1 januari 2022. 

De leden van de VVD-fractie zien het als niet meer dan terecht dat de
regering overgaat tot het aanpassen van de wet rond het gehanteerde
CBS-indexcijfer inzake de herijking van het rendement van onroerende
zaken. Waarom is dit niet in een eerder stadium aangepast? De wijze van
herijking van de forfaitaire rendementspercentages box 3 vormt een
belangrijk onderdeel van de vermogensrendementsheffing. Voor een
controle van de berekening kunnen mensen echter niet gemakkelijk gebruik
maken van een tabel of vaststaande berekening, maar moeten zij de
onderbouwing/berekening opzoeken in het Belastingplan 2016 (of Wet
inkomstenbelasting) met aanvullend de toelichting in de fiscale moties
en toezeggingenbrief. Het lid Lodders heeft bij het algemeen overleg
Belastingdienst en belastingen de toezegging ontvangen van de
staatssecretaris om meer transparantie in de jaarlijks vastgestelde
forfaitaire box 3-berekening plus een aparte verificatie door het
Centraal Planbureau (CPB). De leden vragen hoe het kabinet voornemens is
dit berekeningsproces meer transparant te maken, zeker ook gezien de
opmerking in de voorliggende brief dat ā€˜niet kan worden gesteld dat de
herijking van de rendementspercentages niet transparant verlooptā€™. Hoe
wordt ook het CPB hierbij betrokken? Kan de staatssecretaris omwille van
dezelfde transparantie ook voor voorgaande jaren een toelichting geven
op het berekeningsproces? Hoe wordt ook het CPB hierbij betrokken? 

De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris te reageren op
nog enkele openstaande opmerkingen in het eerdergenoemde FD-opiniestuk.
Klopt het dat er geen rekening wordt gehouden met beleggingskosten? Kan
de staatssecretaris een toelichting geven op ā€˜rendementsklasse Iā€™
(rendement op sparen) en ā€˜rendementsklasse IIā€™ (rendement op
beleggen) en de specifieke eisen en waarom juist deze eisen worden
gesteld aan rendementsklasse I & II?

De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting op het verschil
tussen de MSCI Europe gross Local en de MSCI Europe gross EUR. Waar
wordt wat mee berekend? Waarom wordt met de MSCI Europe gross EUR
uitgegaan van ā€˜bruto in lokale valutaā€™? Wat wordt bedoeld met
ā€˜bruto in lokale valutaā€™? Wordt de MSCI Europe gross Local wel
berekend met de ā€˜lokale valutaā€™, de Britse pond? De leden lijkt het
niet logisch dat er wordt gerekend met een indexsysteem gebaseerd op de
Britse pond, terwijl in Nederland en in de meeste andere landen van
Europa de euro het gangbare betaalmiddel is. Waarom wordt er gerekend
met de Britse pond en niet met de euro? Waarom wordt voor een in
Nederland wonende belegger, die betaalt met de euro en zijn rendement in
box 3 in euroā€™s moet berekenen, een indexsysteem gehanteerd waar de
belegger niks mee te maken heeft (te weten het Britse pond)? Klopt het
dat het gehanteerde indexsysteem ertoe leidt dat de een belegger wordt
belast over een rendement dat niet te realiseren valt, omdat het
rendement wordt berekend op basis van zowel de koers van de index
alsmede de koers van de valuta (in dit geval de Britse pond) en niet
alleen op basis van de koers van de index zoals met een indexsysteem
gebaseerd op de ā€˜lokale valutaā€™?  

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat volgens de MSCI zelf
de lokale valuta van de index de valuta is waarin het index-aandeel
wordt genoteerd. Zo nee, waarom niet en hoe zit het dan wel? Zo ja,
waarom houdt de regering vast aan de Britse pond als lokale valuta? 

Klopt de constatering dat het rendement wordt aangepast op basis van de
procentuele stijging van het gemiddelde indexcijfer over een jaar, in
plaats van het cijfer aan het einde van het jaar? Zo nee, waarom niet? 

De leden van de CDA-fractie begrijpen allereerst dat de staatssecretaris
bij de bepaling van het jaarlijkse rendement inzake onroerend goed
gebruik maakt van de jaargemiddelden, in plaats van dat hij de
eindstanden van jaar t-3 en jaar t-2 vergelijkt. Kan de staatssecretaris
aangeven waarom hij het gemiddelde gebruikt, terwijl de wet en memorie
van toelichting het hebben over de procentuele verandering in een
kalenderjaar? Waarom berekent de staatssecretaris de procentuele
verandering in een jaar op deze manier? 

Voorts vragen deze leden of de staatssecretaris het logisch en redelijk
acht dat in de benchmark inzake aandelen de lokale valuta gebruikt
worden. Door deze lokale valuta-index te volgen worden immers
valutawinsten en -verliezen die door beleggers op hun aandelen in een
andere valuta worden behaald genegeerd, terwijl deze voor de
belastingplichtige wel reƫel zijn. Op die manier wordt een ander
rendement in box 3 meegenomen, dan de aandeelhouder in werkelijkheid
realiseert op zijn aandelen vanwege het verschil in valutakoersen. Kan
de staatssecretaris hier nader op ingaan? 

De leden van de fractie van D66 vragen hoe het staat met het onderzoek
naar box 3 om te komen tot een heffing over reƫel rendement. Wanneer
kunnen de resultaten hiervan worden verwacht? De leden van de fractie
van D66 constateren dat ook de nieuwe wijze van bepalen van het
forfaitaire rendement tot onbegrip kan leiden, omdat nu eenmaal niet
iedereen hetzelfde doet met zijn spaargeld. Dit geldt bijvoorbeeld voor
mensen die hebben gespaard voor hun pensioen en dit niet beleggen. De
leden van de fractie van D66 vragen of er inzicht bestaat in het
percentage belastingplichtigen die minder rendement behalen dan in het
huidig stelsel forfaitair wordt verondersteld. Hoeveel minder is dit
gemiddeld voor die groep? Wat betekent dit voor hun belastingdruk? De
leden van de fractie van D66 vragen of er op dit moment een wettelijke
basis bestaat die bepaalt welk jaar als basisjaar voor box 3 moet worden
gehanteerd. Waarom bestaat die wettelijke basis wel of niet? Is het niet
logisch dat hier een wettelijke basis voor bestaat aangezien dit zeer
bepalend kan zijn voor de hoogte van de belastingdruk? Wordt hier
conform het legaliteitsbeginsel geheven? De leden van de fractie van D66
vragen of van belastingplichtigen kan worden verwacht dat zij alle
parlementaire stukken lezen om te ontdekken wat de
langetermijnrendementspercentages zijn. Deze leden vragen of de
staatssecretaris het ermee eens is dat het voor belastingplichtigen als
niet transparant kan worden ervaren als de genoemde percentages steeds
op een andere plek in de parlementaire stukken worden gepubliceerd. Deze
leden vragen of de website van de Belastingdienst niet het geijkte
platform is om met belastingplichtigen te communiceren. Deze leden
vragen daarom of de staatssecretaris bereid is om die percentages ook op
een vaste plek op de website van de Belastingdienst te publiceren.

De leden van de SP-fractie constateren dat wordt afgesloten met de
opmerking dat niet kan worden beweerd dat de herijking van percentages
niet transparant verloopt. Deze leden vragen de staatssecretaris waarom
hij niet stelt dat er sprake is van transparantie en hoe sterk hij het
vindt dat zijn departement geen verantwoording kan en wil afleggen aan
de samenleving over de gekozen handelwijze bij de herijking van deze
percentages. De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris
waarom de prijzen van woningen een goede graadmeter zouden zijn voor de
inkomsten die hieruit worden gehaald en in hoeverre hiermee echt kan
worden gesproken van een rendementsheffing. Zeker met het gebrek aan
regulering, waardoor huisjesmelkers gratis geld lenen en aan huur kunnen
vragen wat zij willen, kan moeilijk worden gesteld dat rendement op
vastgoed op deze manier reƫel wordt belast. Zij vragen de regering naar
een vergelijking tussen het inkomen dat private verhuurders aan de
economie onttrekken door de (extreme) huren en de opbrengst van de
vermogensrendementsheffing over verhuurd vastgoed. De leden van de
SP-fractie zouden een vermogensbelasting zeer verwelkomen, maar
constateren dat de vermogensrendementsheffing een belasting op inkomen
uit vermogen moet zijn, terwijl het effectief een belasting op vermogen
is geworden en daardoor in de praktijk geen raakvlak met de
werkelijkheid heeft.

De leden van de SGP-fractie vragen of de staatssecretaris het ermee eens
is dat middels de huidige berekeningssystematiek vrijwel nooit de
daadwerkelijke rendementen op vermogen worden vastgesteld, en dat daarom
zo snel als mogelijk overgegaan moet worden op een heffing op werkelijk
rendement. Tevens vragen deze leden wanneer het onderzoek naar de
mogelijkheden van een dergelijke heffing naar verwachting afgerond is.
Ten slotte vragen deze leden naar de stand van zaken rond het onderzoek
naar de mogelijke invoering van een tegenbewijsregeling in box 3.

OVERIG

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om te reageren op de
inbreng van ONL (4 januari 2021) ten behoeve van het Schriftelijke
Overleg Fiscaliteit. De leden van de VVD-fractie delen de opmerkingen
van ONL dat het juist nu belangrijk is om maatregelen te nemen die het
Nederlandse mkb op de langere termijn kan versterken en om
tegelijkertijd op de korte termijn zo goed als mogelijk fiscale
maatregelen te nemen die de ā€˜sterke basis vormen voor een economisch
herstel van het mkbā€™.

De leden van de SGP-fractie vragen opnieuw naar de steun voor
directeuren-grootaandeelhouders (DGAā€™s) om de financiĆ«le gevolgen van
de coronacrisis te mitigeren. Klopt het dat er (vooralsnog) alleen voor
2020 een lager dan gebruikelijk loon kan worden vastgesteld, en dat
DGAā€™s die niet verplicht verzekerd zijn voor de
werknemersverzekeringen verder nauwelijks aanspraak kunnen maken op
steunmaatregelen? Is de staatssecretaris bereid om de mogelijkheid om
een lager dan gebruikelijk loon vast te stellen ook te laten gelden voor
2021?

De leden van de SGP-fractie vragen om een actueel overzicht van de
uitgestelde belasting en het aantal bedrijven dat daar op dit moment
gebruik van maakt. Kan de staatssecretaris daarbij ook ingaan op de
belastingschulden die in de afgelopen maanden afgelost zijn? Zijn er op
dit moment signalen dat de huidige termijn voor het aanvragen van
uitstel van belasting (tot 1 april 2021) te knellend is? Hoe wordt dit
gemonitord?

De leden van de SGP-fractie vragen om een actueel overzicht van de
benutting van de diverse garantieleningen in het kader van coronasteun
(zoals de Garantie Ondernemingsfinanciering corona - GO-C, de

Borgstelling MKB-kredieten - BMKB, 

Garantie Ondernemingsfinanciering - GO en Klein Krediet Corona - KKC).
Welke stappen zijn in de afgelopen periode genomen om de benutting te
verhogen? Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de (ogenschijnlijk)
lage benutting? Speelt de bereidheid van banken om leningen te
verstrekken hierin een grote rol? Hoe kan de benutting van de
garantieleningen en de bereidheid van geldverstrekkers om liquiditeit te
verschaffen (op een verantwoorde wijze) vergroot worden?

De leden van de SGP-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van
de motie-Van der Staaij/Pieter Heerma (Kamerstuk 25295, nr. 819).

Ten slotte vragen de leden van de SGP-fractie hoe de mkb-financiering
via non-bancaire financiers gestimuleerd kan worden. Is de
staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar het bevorderen van de
inzet van durfkapitaal?















	

 ONL, 4 januari 2021
(https://onl.nl/inbreng-schriftelijk-overleg-fiscaliteit/)