Wijziging van het landenbeleid China
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D02489, datum: 2021-01-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-2694).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -2694 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z01030:
- Indiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-01-26 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-28 13:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-03-09 09:30: Vreemdelingen- en asielbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-03-10 15:04: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2694 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2021
Op 1 juli 2020 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht China uitgebracht. Het algemeen ambtsbericht beslaat de periode van maart 2018 tot en met juni 2020.
Het ambtsbericht geeft over de hele linie het beeld dat de Chinese autoriteiten hun controle op de samenleving verstevigen en dat repressie op sommige bevolkingsgroepen toeneemt. Om deze reden heb ik besloten het asielbeleid ten aanzien van China te wijzigen.
Huidig beleid
In het huidige beleid worden de volgende groepen aangemerkt als risicogroep:
– Leden van oppositiepartijen, in het geval de oppositiepartij zich kritisch uit ten aanzien van de Communistische Partij en/of de politieke leiders;
– Politieke activisten;
– Dissidenten (waaronder ook journalisten en bloggers kunnen vallen die zich in hun publicaties als zodanig of als politiek activist uiten); en
– Mensenrechtenadvocaten.
Ten aanzien van Oeigoeren geldt dat rekening wordt gehouden met verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten, met name indien zij een asielaanvraag in het buitenland hebben ingediend. Het bestaan van een dergelijk risico kan leiden tot verlening van de vluchtelingenstatus. Bijzondere aandacht is er ten aanzien van Oeigoeren voor toepasbaarheid van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. De IND gaat na of de vreemdeling een veiligheidsrisico vormt in verband met radicalisering of betrokkenheid bij een extremistische of terroristische organisatie.1 Ook wordt onderzocht of met name Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of veilig derde land.
Tibetanen komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel, indien zij:
– als advocaat, politiek activist of blogger actief zijn geweest;
– verdacht worden van separatistische sympathieën;
– steun hebben betuigd aan de dalai lama in China, of daarvan verdacht worden;
– te maken hebben gehad met religieuze activiteiten die door de overheid worden gezien als uitingen van politieke onvrede of streven naar onafhankelijkheid;
– Om andere redenen de negatieve aandacht van de Chinese autoriteiten hebben getrokken dan wel zullen trekken en de overheid deze zien als uitingen van politieke onvrede of streven naar onafhankelijkheid; of
– China illegaal zijn uitgereisd.
Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen is in China adequate opvang aanwezig.
Wijzigingen
Ten aanzien van de Oeigoeren in China constateer ik op basis van het ambtsbericht dat hun positie nog immer achteruitgaat. Dit is een ontwikkeling die al sinds 2012 waarneembaar is. De informatie in het ambtsbericht geeft mij aanleiding om Oeigoeren aan te merken als groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag. Dat betekent dat een vreemdeling van wie het geloofwaardig is dat hij tot de groep van Oeigoeren uit China behoort in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatus, tenzij een uitsluitingsgrond, zoals artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, van toepassing is. Wel handhaaf ik het beleid dat ten aanzien van Oeigoeren wordt onderzocht of met name Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of veilig derde land.
Anders dan bij Oeigoeren wordt in het ambtsbericht ten aanzien van etnische Kazachen echter niet gesteld dat enkel het aanvragen van asiel in Nederland reeds een risico doet ontstaan. Wel is er reden om op basis van hun zorgelijke positie in China zoals die volgt uit het ambtsbericht reeds bij geringe indicaties aan te nemen dat er gegronde vrees is voor vervolging. Om deze reden heb ik besloten om etnische Kazachen uit China in het vervolg aan te merken als risicogroep.
Hoewel het ambtsbericht het beeld geeft dat de repressie in Tibet steeds groter wordt, is het geldende beleid toereikend voor het beoordelen van asielaanvragen van asielzoekers uit Tibet. Ten aanzien van personen uit Tibet wordt het huidige beleid daarom gehandhaafd.
Omdat er tot nu toe weinig tot geen asielzoekers uit Hongkong in Nederland zijn geweest, zijn er in het landgebonden asielbeleid voor China geen bijzonderheden over Hongkong opgenomen. Met het oog op de laatste ontwikkelingen zal ik evenwel in het landenbeleid China opnemen dat bij de behandeling van (eventuele) individuele asielaanvragen van inwoners van Hongkong rekening dient te worden gehouden met het feit dat verblijf in Hongkong geen belemmering (meer) vormt voor vervolging door de centrale autoriteiten in Peking.
De informatie in het ambtsbericht geeft mij aanleiding om actieve aanhangers van religieuze en spirituele bewegingen die door de Chinese autoriteiten zijn aangemerkt als xie jiao aan te merken als groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag. Dat betekent dat vreemdeling van wie het geloofwaardig is dat hij aanhanger is van een xie jiao in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatus, tenzij een uitsluitingsgrond, zoals artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, van toepassing is.
Ten aanzien van aanhangers van «grijze» (niet geregistreerde) kerkgenootschappen geeft het ambtsbericht aanleiding om reeds bij geringe indicaties aan te nemen dat er gegronde vrees is voor vervolging. Om deze reden heb ik besloten om deze groep in het vervolg aan te merken als risicogroep.
Het ambtsbericht geeft het beeld dat de repressie ten aanzien van leden van mensenrechtenverdedigers, leden van oppositiepartijen, politieke activisten en dissidenten steeds groter wordt. Deze groepen worden nu aangemerkt als risicogroep. Dit beleid is toereikend voor het beoordelen van asielaanvragen van leden van deze groepen en zal daarom worden gehandhaafd.
Ik heb besloten het beleid te handhaven dat journalisten en bloggers niet op zichzelf worden aangemerkt als risicogroep. Niet iedere journalist houdt zich immers bezig met onderwerpen die de autoriteiten als bedreigend ervaren.
Wel kan het voorkomen dat (burger)journalisten en bloggers zich in hun publicaties uiten als dissident of politiek activist, bijvoorbeeld door het leveren van significante kritiek op de overheid en/of de partij. Ook kan het voorkomen dat zij een verhoogd risico op vervolging lopen door verslag te doen van zaken die de autoriteiten in de verlegenheid kunnen brengen. In die gevallen vallen zij onder de risicogroep van politieke activisten en dissidenten.
Beleid andere Europese landen
EASO heeft op 2 september 2020 onder 31 EU+-landen2 een query uitgezet. Een aantal landen heeft aangegeven dat de geleverde informatie vertrouwelijk is. Daarom wordt u deze informatie hier «geanonimiseerd» aangeboden.
Eén land geeft aan dat het de situatie in Xinjiang zodanig acht, dat terugkerende vreemdelingen een reëel risico lopen op ernstige schade als bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn3. Eén land geeft aan dat in de praktijk aan alle Oeigoeren asiel wordt verleend. Zeven andere landen hanteren, net als Nederland, richtlijnen onder welke omstandigheden Oeigoeren in aanmerking komen voor asiel. Twee landen geven aan asielaanvragen van Oeigoeren op individuele merites te beoordelen.
Drie landen hebben (net als Nederland) bijzondere aandacht voor mogelijke toepasselijkheid van artikel 1F bij Oeigoeren.
Twee landen verlenen de vluchtelingenstatus aan Tibetanen die zich hebben geuit als aanhanger van de dalai lama of actief zijn. Eén land hanteert daarbij als uitzondering de situatie waarin er een mogelijkheid is om land van eerste asiel toe te passen voor India. Eén land verleent de vluchtelingenstatus op grond van de specifieke situatie van Tibetanen.
Voor wat betreft religieuze minderheden hanteert één land het beleid dat vervolging wordt aangenomen al naar gelang de geloofsovertuiging en de situatie van de aanvrager. Aanvragers die actief zijn in de Falun Gong komen in één land in aanmerking voor een vluchtelingenstatus.
Zeven landen melden dat in de laatste twaalf maanden asielzoekers zijn uitgezet naar China. Andere landen, waaronder Nederland, melden dat er wel vrijwillige of gedwongen terugkeer was, maar daar betrof het geen asielzoekers.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Het ambtsbericht geeft bijvoorbeeld aan dat een bekende overwegend Oeigoerse groepering van jihadisten in het buitenland de Turkistan Islamic Party (TIP) in Syrië is.↩︎
Het gaat hier om de lidstaten en de geassocieerde landen Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland.↩︎
Artikel 15, onder c, van richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn) luidt: «Ernstige schade bestaat uit: (…) c) ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.»↩︎