[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerp van het Besluit inburgering 20.. en ontwerp van de Regeling inburgering 20.. (Kamerstuk 35483-66)

Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D02589, datum: 2021-01-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D02589).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z25590:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D02589 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 21 december 2020 ontvangen brief inzake Ontwerp van het Besluit inburgering 20. en ontwerp van de Regeling inburgering 20.. (Kamerstuk 35 483, nr. 66).

De voorzitter van de commissie,
Van Toorenburg

De adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 9
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 11
II Antwoord/Reactie van de Minister 12

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit en de regeling inburgering 20... Deze leden zijn positief over nadere uitgebreide uitwerking van de wet inburgering en hopen dat deze wet zo spoedig mogelijk kan worden geïmplementeerd zodat statushouders goed begeleid kennis kunnen maken met de Nederlandse samenleving en hierin kunnen gaan participeren. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Naar aanleiding van het onderdeel Vrijstelling aantoonbaar voldoende ingeburgerd (2.2.2.3). De leden van de VVD-fractie vragen of de eisen voor de vrijstelling aantoonbaar voldoende ingeburgerd cumulatief is. Zo nee, waarom is er gekozen om mensen ook als voldoende ingeburgerd te beschouwen wanneer zij 10 jaar onafgebroken in Nederland ingezetene zijn geweest of 5 jaar (vrijwilligers)werk hebben verricht? Waarom is er niet voor gekozen dat altijd moet worden aangetoond dat iemand het juiste taalniveau heeft behaald, duurzaam deelneemt aan de arbeidsmarkt en genoeg kennis heeft opgedaan van de Nederlandse maatschappij? Wat betekent dit voor statushouders die niet voldoende meewerken aan de inburgering? Kunnen zij op deze wijze alsnog als voldoende ingeburgerd worden beschouwd door een enkel verloop van tijd? Hoeveel inburgeringsplichtige personen zullen de komende vijf jaar hun tienjaarstermijn bereiken en geldt deze vrijstelling ook voor personen die zijn gestart met inburgering onder de huidige wet?

Naar aanleiding van het onderdeel Medische ontheffing (2.4.2.7). Wat zijn de consequenties voor een inburgeringsplichtige die niet bereid is de deskundigenverklaring zoals genoemd onder 6 te delen met de Minister?

Naar aanleiding van het onderdeel Module arbeidsmarkt en participatie (3.2.3.2). De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat 40 uur van de Module Arbeidsmarkt en Participatie MAP conform motie Becker (35 483, nr. 39) gericht moet zijn op de praktische inzet op de arbeidsmarkt. Zij vragen u daarbij wanneer precies sprake is van praktische inzet. Gaat het daarbij altijd om het verrichten van werkzaamheden, al dan niet betaald, dat enige maatschappelijk of economisch nut teweegbrengt. Waarom mogen uren besteed aan activiteiten in het kader van de brede intake die voldoen aan het gestelde in het artikel in mindering worden gebracht op de uren norm uit de module Arbeidsmarkt en participatie? Bestaat hier niet het risico door het aantal uren op deze manier te minimaliseren de kans op daadwerkelijk gaan participeren op de arbeidsmarkt kleiner wordt?

Naar aanleiding van het onderdeel Vaststellen en afnemen van examen (3.3.3.5). Waarom vindt het afnemen van het examen op niveau B1 plaats volgens de regels van het staatsexamenbesluit en stelt op niveau A2 de Minister het examen vast?

Naar aanleiding van het onderdeel Onregelmatigheden (3.3.3.10). De leden van de VVD-fractie willen graag weten waarom er geen boetebepaling is opgenomen in de regels rond onregelmatigheden? Ook willen genoemde leden graag weten op basis van welke criteria door de Minister zal worden besloten om de eindexamenresultaten ongeldig te verklaren en/of het examen opnieuw zal worden afgelegd en hoe hierbij wordt voorkomen dat sprake is van verschillende beslissingen bij vergelijkbare omstandigheden.

Naar aanleiding van het onderdeel Inhoud en vormgeving zelfredzaamheidsroute (3.4.3.14). Waarom worden de uren van de brede intake en de module arbeid en participatie in mindering gebracht op de urenverplichting en waarom vloeit dit logisch voort uit de wet, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Naar aanleiding van het onderdeel Verlenging van de inburgeringstermijn (4.4.3). Bij welke instantie dient de inburgeringsplichtige aannemelijk te maken dat hij of zij niet verwijtbaar is en op basis waarvan dient dit te worden beoordeeld? Is de lijst uit artikel 4.1.1. van de regeling daarbij uitputtend?

Naar aanleiding van het onderdeel De brede intake en het persoonlijk plan inburgering en participatie (5.2.5.2.3). De leden van de VVD-fractie hebben met het amendement Becker c.s. (35 483, nr. 50) het grote belang van vroegschoolse educatie van kinderen van inburgeringsplichtigen benadrukt om te voorkomen dat zij direct op achterstand komen te staan. Kunt u toelichten waarom in de algemene maatregel van bestuur (amvb) de formulering is gebruikt dat «in ieder geval het volgende in kaart is gebracht» met betrekking tot het in sub 1 genoemde en niet breder is verwezen naar de verplichtingen die gemeenten hebben bij de brede intake zoals de vroegschoolse educatie? Waarom is er niet gekozen om een uitputtende lijst op te nemen of te verwijzen naar de wet? Op welke manier zorgt u ervoor dat gemeenten een volledig overzicht hebben van de onderdelen die aan bod moet komen in de brede intake en moeten worden opgenomen in het persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)?

Naar aanleiding van het onderdeel 5.4.5.4. Termijn wijziging leerroute (5.4.5.4). Waarom wordt onder 2 niet nader gedefinieerd in welke bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen het college kan afwijken van de termijn bedoeld in het eerste lid?

Naar aanleiding van het onderdeel Overheidscertificering (8). De leden van de VVD-fractie zijn voorzichtig positief over de ontwikkelingen die zich bij Blik op Werk hebben voorgedaan zoals beschreven in de brief van 15 juli 2020. Tegelijkertijd zijn zij benieuwd naar de uitvoering van motie Van Meenen, Becker (35 483, nr. 45) met het oog op de aanpak van de bestrijding van fraude in het nieuwe stelsel. Hoe is uitvoering gegeven aan deze motie en klopt het dat de Kamer hier niet reeds over is geïnformeerd? Kan de Kamer de uitvoering van de motie voor eind januari tegemoetzien met het oog op de voorhangprocedure? Klopt het dat, indien dit voor beter toezicht zou zorgen, het wijzigen van de toezichthouder van privaat naar publiek een wetswijziging zou vereisen? Zo ja, op welke termijn zou zoiets haalbaar zijn en wat betekent dit voor de invoering van de wet inburgering?

Kunt u reageren op het feit dat de BVNT2 en de opleiders erg verbaasd en bezorgd zijn over de aanwijzing van Blik op Werk in de lagere regelgeving en de opdracht die is gegeven om een register van docenten NT2 (inburgering) te ontwikkelen? Zij stellen dat er al een beroepsregister voor gecertificeerde docenten NT2 is, waarin inmiddels ruim 2000 docenten zijn opgenomen en dat een tweede soort gelijk register bij BoW niet wenselijk zou zijn. Kunt u hierop ingaan? Klopt het dat ook het Ministerie van SZW zou hebben aangegeven dat ook zij de voorkeur hebben voor 1 register bij voorkeur bij de BVNT2 met een breed draagvlak en dat betaalbaar is?

Naar aanleiding van het onderdeel Gegevensuitwisseling ten behoeve van het verblijfsrecht en het verkrijgen van het Nederlanderschap (9.9.7). Deze leden zijn positief over de verhoging van het taalniveau naar B1 en de koppeling van deze verhoging aan de eisen voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Klopt de veronderstelling van deze leden dat het doorgeven van het taalniveau voor verkrijging met het Nederlanderschap met deze formulering afdoende geregeld is?

Naar aanleiding van het onderdeel Voorbereiding op inburgering en doorlopende lijn (10). De leden van de VVD-fractie begrijpen de wens geuit in de consultatie dat voorinburgering verplicht zou moeten worden gesteld, in ieder geval voor de meest kansrijke asielzoekers. Deze leden vragen of het mogelijk is een verplichting op te nemen met een vervalbepaling die deze verplichting opheft zodra een asielzoeker een verblijfstatus krijgt en aan de inburgering kan beginnen. Zo nee, waarom niet? Daarbij vinden deze leden het te makkelijk om te zeggen dat het nagenoeg ontbreken van financiële sancties reden genoeg is om geen verplichting op te leggen. Welke positieve prikkels heeft u overwogen om mensen te stimuleren hiertoe over te gaan en is het niet mogelijk om met invoering van positieve prikkels de facto een sanctiemechanisme te introduceren omdat het ontbreken of ontnemen van een dergelijke prikkel bij niet deelname als sanctie kan worden beschouwd?

Inzake het Ontwerp van de Regeling inburgering 20.. Naar aanleiding van het onderdeel 2.1.2.1 Vrijstelling van de inburgeringsplicht (2.1.2.1). Waarom zijn de genoemde gronden onder c tot en met f voldoende om vrijgesteld te worden van de inburgeringsplicht, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Bieden deze vormen van onderwijs allemaal voldoende waarborg dat aandacht is besteed aan Nederlands op B1, de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, zoals deze zijn opgenomen in de inburgering? Kunt u deze per vrijstelling toelichten?

Naar aanleiding van het onderdeel Medische deskundigenverklaring (2.2.2.5). Welke aanpassingen worden van gemeenten verwacht om inburgeringsplichtigen die vanwege (medische) redenen niet regulier kunnen deelnemen aan de inburgering, alsnog hiertoe in staat te stellen? Hoe wordt hierbij omgegaan met audiovisuele beperkingen? Waar en hoe wordt dit in onderliggende regelgeving geborgd, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Naar aanleiding van het onderdeel Overig. Er worden momenteel met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) gesprekken gevoerd over hun mogelijke rol bij de afname van de leerbaarheidstoets. Na een definitieve keuze voor een afnemer, zal de ontwerpregeling hierop worden aangepast. Zijn COA en DUO de enige partijen die in beeld zijn voor het afnemen van de leerbaarheidstoets en zo nee, welke organisaties nog meer? Op basis van welke criteria wordt een keuze gemaakt voor een afnemer?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Besluit inburgering 20.. en het ontwerp van de Regeling inburgering 20... Deze leden hebben daar nog enkele vragen over.

Naar aanleiding van het onderdeel Leerbaarheidstoets. De leden van de D66-fractie zien de regierol van de lokale overheden als één van de grote verbeteringen ten opzichte van de oude wet. De ervaring leert dat het systeem goed draait als er een goede samenwerking is tussen inburgeraar en lokale overheden, maar ook tussen lokale overheid, het COA en bijvoorbeeld onderwijsinstanties. In het kader van de regie overdragen van nationaal naar lokaal willen de leden van de D66-fractie ervoor pleiten om de leerbaarheidstoets op COA-locaties te laten afnemen, aangezien het COA nu al samenwerkt met gemeenten aan wie zij statushouders overdragen en zo ook een meer directe verhouding tot inburgeraars heeft dan DUO. Is de Minister hiertoe bereid?

Naar aanleiding van het onderdeel Sancties en handhaving. De leden van de D66-fractie willen vragen in te gaan op de keuze om voor een sanctiebeleid te gaan en niet te werken met incentives. Waarom is hiervoor gekozen? Zijn er overtuigende redenen aan te voeren waarom een systeem van positieve prikkeling en beloning niet kan samengaan met een sanctieregime in het inburgeringsbeleid? Kan de Minister aangeven waarom er ook voor een boete wordt gekozen als er nauwelijks sprake is van verwijtbaarheid, ook indachtig de observaties van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag? Zou een waarschuwing of aantekening niet beter bij deze «overtreding» passen? Kan de Minister toelichten wanneer sprake is van verminderde verwijtbaarheid? Deelt de Minister de mening dat er voorzichtig om moet worden gesprongen met het bestraffen en beboeten van kwetsbare individuen in de Nederlandse samenleving? In hoeverre is er bij de handhaving ruimte voor maatwerk en de menselijke maat, en hoeveel ruimte krijgen gemeenten en hun ambtenaren om hier een eigen invulling aan te geven? Deze leden lezen dat het onder bepaalde omstandigheden mogelijk zou zijn om een sociale lening kwijt te schelden. Zijn er ook omstandigheden mogelijk waarbij een boete wordt ingetrokken of kwijtgescholden?

De leden van de D66-fractie willen vragen in te gaan op het doenvermogen van nieuwkomers. In de nota van toelichting wordt geschreven dat de inburgeringsplichtige nog steeds zelf verantwoordelijkheid draagt voor aanvragen en verzoeken. Worden zij hierbij goed begeleid en geïnformeerd door gemeenteambtenaren bij de brede intake? Mochten zij later nog vragen hebben over, bijvoorbeeld, een verzoek tot een sociale lening, waar kunnen zij dan terecht? Is er bij elke gemeente de kennis, kunde en capaciteit aanwezig om vragen te beantwoorden en inburgeringsplichtigen de goede kant op te wijzen door de voor hun nieuwe en soms lastig te begrijpen Nederlandse papiermolen?

Naar aanleiding van het onderdeel Expertise brede intake. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de ontwikkeling en uitvoering van de brede intake per gemeente. Op welke manier wordt hier een kwaliteitsgarantie ingebouwd? Het leveren van maatwerk is een grote belofte, die vereist dat er voldoende ambtenaren zijn die ook de ruimte krijgen om naar eigen inzicht maatwerk te leveren, in het belang van goede inburgering. Zal er in elke gemeente voldoende deskundigheid aanwezig zijn om maatwerk te leveren? Zo nee, hoe kan de rijksoverheid de gemeenten helpen deze deskundigheid te ontwikkelen en/of op te vangen? Wordt er bij de brede intake, en het opstellen ervan, ook samengewerkt met de MBO-raad, VluchtelingenWerk Nederland (VWN) en Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF?

Naar aanleiding van het onderdeel Gezondheidsproblemen.

De leden van de D66-fractie hebben zorgen over de gezondheid van statushouders. Uit onderzoek van de SCP blijkt dat 41 procent van de Syrische nieuwkomers met psychische problemen kampt. Is het voor een inburgeringsplichtige mogelijk om bij de gemeente aan te kloppen met gezondheidsklachten? Wordt het van gemeenten verwacht eventueel hulp te bieden bij het aanvragen van een medische ontheffing? Hoe ziet de Minister de huidige aanvraag voor een medische ontheffing?

Naar aanleiding van het onderdeel Zelfredzaamheidsroute. De leden van de D66-fractie lezen dat voor het praktijkdeel van de zelfredzaamheidsroute een aantal criteria zijn opgenomen. De activiteiten dienen bijvoorbeeld niet in isolement plaats te vinden, maar in een Nederlandse omgeving. De leden van de D66-fractie vragen of het nodig is een dergelijk criterium op te nemen, waar deze leden dit als een vanzelfsprekendheid zien. Kan de Minister voor de activiteiten van de B1-route dezelfde criteria hanteren die ook gelden voor de zelfredzaamheidsroute? Zo nee, kan de eis om in een Nederlandse omgeving in te burgeren wel worden overgenomen in de B1-route?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit inburgering 20.. en de ontwerp Regeling inburgering 20... Voornoemde leden hebben hierover nog enkele vragen.

Naar aanleiding van onderdeel 1. Inleiding, Onderwijsroute. De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de memorie van toelichting bij de wet dat het de voorkeur verdient dat een inburgeringsplichtige na het behalen van het taalschakeltraject doorstroomt naar een opleiding op minimaal mbo niveau 2. Inburgeringsplichtigen die na het taalschakeltraject een entree-opleiding (mbo-opleiding niveau 1) willen gaan volgen, kunnen ook in aanmerking komen voor de onderwijsroute. Voornoemde leden zijn van mening dat het volgen van een onderwijsroute (voltijds onderwijs en aandacht voor leervaardigheden) de beste manier is om voor te bereiden op instroom in het Nederlandse onderwijs. Deze leden maken zich echter zorgen over de haalbaarheid van het taalniveau B1 voor de doelgroep die potentieel kan instromen in mbo-2 als voor de doelgroep die kan instromen in entree. Waarom is het niet mogelijk om ook binnen de onderwijsroute (op maximaal 1 deelvaardigheid) af te schalen naar A2, zo vragen deze leden. Voorkomt dit niet dat inburgeringsplichtigen in de laatste fase van het traject alsnog van traject (en mogelijk opleider) moeten wisselen? Hoe wordt gewaarborgd dat elke gemeente inburgeraars kan plaatsen in een onderwijsroute op een passend niveau? Wat gaat de Minister doen, wanneer er in een bepaalde regio helemaal geen onderwijsroute ontstaat?

Naar aanleiding van het onderdeel Invulling prestatiebekostiging. Het nieuwe stelsel voorziet in de mogelijkheid om te switchen van leerroute en om binnen de B1-route af te schalen naar A2. Kan de Minister aangeven of er (financiële) consequenties zijn voor gemeenten bij switchen en/of afschalen, bijvoorbeeld in de vorm van prestatiebekostiging? Zijn er voor de gemeenten financiële consequenties als de inburgeringstermijn moet worden verlengd, zo vragen deze leden.

Naar aanleiding van hoofdstuk 2, Afdeling 4. Ontheffingen Artikel, 2.7. Medische ontheffing. De leden van de GroenLinks-fractie lezen in een verkennend onderzoek van Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) dat de medische ontheffing weinig wordt aangevraagd, door de strenge criteria en dat een medische ontheffing vaak niet wordt toegekend.1 Voorts lezen deze leden in het ontwerpbesluit dat de gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht wordt verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke beperking zodanig is dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht dan wel aan een of meerdere onderdelen daarvan kan worden voldaan. Bovendien moet de inburgeringsplichtige de kosten van het advies, 225 euro, zelf betalen indien de (gedeeltelijke) ontheffing niet is toegekend. Gelet op het feit dat vluchtelingen vaak te maken hebben met psychische of psychosociale problemen, maken deze leden zich zorgen over onopgemerkte gezondheidsproblemen. Deelt de Minister de mening dat hierdoor vluchtelingen met klachten ontmoedigd worden om een medische ontheffing aan te vragen? Zo nee, waarom niet? Wat is de appreciatie van Minister van de conclusie van het onderzoek dat het aantal medische ontheffingen dat verleend wordt geen realistisch beeld geeft van het aantal inburgeringsplichtigen dat ernstig belemmerde gezondheidsproblemen ervaart?2

De leden van de GroenLinks-fractie hebben eerder vragen gesteld over een passend aanbod voor inburgeringsplichtige met een visuele of auditieve beperking. Zij krijgen al snel een vrijstelling van de inburgeringsplicht, terwijl ze zelf juist vaak hulp op maat willen om de taal te leren en hun weg te vinden in de Nederlandse samenleving.3 Ook nu lezen genoemde leden in het ontwerpbesluit dat gewezen wordt op de mogelijkheid voor gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht op medische gronden, zodat inburgeringsplichtige met een visuele of auditieve beperking, voor bepaalde onderdelen van het inburgeringsexamen ontheffing kunnen krijgen. De andere examenonderdelen kunnen in dat geval worden afgelegd, zo nodig onder aangepaste examenomstandigheden. Deze leden vinden het goed dat indien nodig deze groep aanspraak kan maken op een ontheffing. Tegelijkertijd vinden deze leden het ook belangrijk dat de Minister zoveel mogelijk inzet op het aanbieden van een passend aanbod. Specifiek vragen deze leden naar aanbod voor deze groep van aanbieders met een Blik op Werk-keurmerk. Klopt het dat het aanbod voor deze groep momenteel bestaat uit aanbieders zonder dit keurmerk? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen om te zorgen voor aanbieders met een keurmerk voor deze groep?

Naar aanleiding van Hoofdstuk 3, Afdeling 4. De zelfredzaamheidsroute, artikel 3.14. Inhoud en vormgeving zelfredzaamheidsroute. De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat voor de Z-route twee algemene eisen worden gesteld die verplicht zijn voor alle activiteiten in de participatiecomponent. Zo moeten de activiteiten in een Nederlandstalige omgeving plaatsvinden, zodat de taalwerving van de inburgeringsplichtige wordt gestimuleerd. Daarnaast moeten de activiteiten niet plaatsvinden in een isolement, zodat het contact tussen de inburgeringsplichtige met anderen wordt gestimuleerd. Genoemde leden vinden de aanvullende criteria van toegevoegde waarde. Deze leden hebben echter nog een aantal vragen hierover ter verduidelijking. Kan de Minister uiteenzetten wat wordt verstaan onder een Nederlandstalige omgeving? De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich voorstellen dat voornamelijk in de beginfase van het integratietraject voorlichting in eigen taal (met ondersteuning van een tolk) ook kan bijdragen aan zelfredzaamheid van de inburgeringsplichtige. Deze leden onderstrepen het belang van informatie duidelijk en goed overbrengen. Kan de Minister aangeven of bijvoorbeeld uitleg door een tolk in een bibliotheek ook onder activiteiten in een Nederlandstalige omgeving valt? Zo ja, deze leden zien de meerwaarde van de eisen en vragen of bovenstaande criteria ook niet toegepast kunnen worden voor de activiteiten in de B1-route. Zo nee, waarom niet?

Naar aanleiding van Hoofdstuk 7. Handhaving, Artikel 7.1. Hoogte boete bij niet meewerken tijdens inburgeringstraject. De leden van de GroenLinks-fractie hebben in verschillende debatten en schriftelijke overleggen gepleit voor een nieuw inburgeringstelsel waarin vertrouwen, ondersteunen en maatwerk centraal staan. Derhalve vinden deze leden de nadruk op de hoeveelheid sancties zoals die naar voren komt in de ontwerpen van het Besluit en de Regeling inburgering teleurstellend. Klopt het dat deze aanpak, het wantrouwen richting de inburgeraar, in combinatie met de marktwerking, oorzaak is geweest waardoor de Wet inburgering uit 2013 desastreus is gebleken en de slagingspercentages zijn gekelderd? Bovendien wijst veel onderzoek uit dat financiële sancties minder goed werken dan positieve incentives. Daar komt nog bij dat een deel van de nieuwkomers een beperkte aflossingscapaciteit heeft. Waarom is, rekening houdend met het bovengenoemde, toch niet gekozen voor meer positieve prikkels? Deze leden vragen hier in het bijzonder naar gezien de recente toeslagenaffaire, waarin wantrouwen richting de burger, heeft geleid tot het bestraffen van onschuldige mensen.

Deelt u de mening dat inburgeren een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, en dat iedereen er baat bij heeft als zoveel mogelijk drempels worden weggenomen? Deelt u de mening dat sancties die boven het hoofd hangen, weinig te maken hebben met vertrouwen en demotiverend kunnen werken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het ontwerpbesluit dat de mate van verwijtbaarheid invloed heeft op de hoogte van de boete. Zo is er sprake van «normale verwijtbaarheid» als de inburgeringsplichtige geen opzet of grove schuld kan worden verweten, maar het gedrag wel verwijtbaar is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een inburgeringsplichtige zich heeft vergist in de afspraken of omdat de trein of de bus onverwacht niet reed. Hiervoor krijgt de inburgeringsplicht een boete van 50%. De nota van toelichting stelt ook dat er sprake kan zijn van «verminderde verwijtbaarheid», zoals een ernstige ziekte van een familielid. Hiervoor krijgt de inburgeringsplichtige een boete van 25%.4 Bij de leden van de GroenLinks-fractie deed het bovenstaande de wenkbrauwen fronsen. In de memorie van toelichting stelt de Minister namelijk dat boetes alleen worden opgelegd aan inburgeraars die, ondanks alle mogelijkheden die het nieuwe stelsel hen biedt, verzuimen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen.5 Hoe rijmt de Minister dat bij onvoorziene situaties de inburgeringsplichtige toch verwijtbaar is? Deelt u de mening dat het onredelijk is om de inburgeringsplichtige te beboeten omdat hij of zij door een ernstig ziek familielid niet kan voldoen aan een afspraak? Zo nee, waarom niet? Zouden we in een dergelijke situatie juist de inburgeraar niet moeten ondersteunen? Kan de Minister nader uitleggen waarom het uitvallen van een trein valt onder het «niet meewerken tijdens inburgeringstraject»? Is hier sprake van maatwerk volgens de Minister, en wordt er wel voldoende rekening gehouden met de omstandigheden van de inburgeringsplichtige? Klopt het dat het nieuwe inburgeringstelsel ook door onvoorziene situaties inmiddels met twee jaar is uitgesteld? Is de Minister hierin ook verwijtbaar volgens de redenering van het ontwerpbesluit?

Naar aanleiding van Hoofdstuk 9. Informatiebepalingen, Artikel 9.7. Gegevensuitwisseling ten behoeve van het verblijfsrecht en het verkrijgen van het Nederlanderschap. De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het ontwerpbesluit dat de Minister informatie verstrekt aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de «status van de inburgeringsplicht». Kan de Minister toelichting wat wordt verstaan onder deze «status»?

Naar aanleiding van Bijlage 2. Eindtermen Kennis van de Nederlandse Maatschappij. De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat voor het examenonderdeel «Kennis van de Nederlandse Maatschappij» de eindtermen volgend jaar worden geactualiseerd6. Deze leden kijken met positieve belangstelling uit naar de actualisatie. Zij hebben in eerdere overleggen ongenoegen geuit over de suggestieve vraagstelling in het onderdeel Kennis van de Nederlandse Maatschappij. Kan de Minister garanderen dat normatieve eindtermen, zoals «Vat direct geuite kritiek niet persoonlijk op», tijdens de actualisatie worden geschrapt? Zo nee, waarom niet?

Naar aanleiding van Nota van Toelichting 2. Hoofdlijnen van de regeling, 2.4 Toezicht op de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs. De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de toelichting van het ontwerp van de regeling inburgering 20... dat ten aanzien van de fraudepreventie een aantal eisen worden gesteld, waaronder eenduidige en gespecificeerde facturatie aan de gemeente door taalaanbieders met een keurmerk.7 Klopt het dat deze aanvullende eisen enkel bedoeld zijn voor facturatie aan de gemeente? Zo ja, kan de Minister deze eisen ook uitbreiden naar alle taalaanbieders? Tenslotte zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar de stand van zaken inzake de ondertussen-groep, nu het nieuwe inburgeringstelsel is uitgesteld. Kan de Minister aangeven hoe de gesprekken met gemeenten lopen over maatwerk voor de ondertussen-groep?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende wetgeving voor de nieuwe wet inburgering. De leden waarderen de mogelijkheid om hier een reactie op te kunnen geven.

Naar aanleiding van het onderdeel Blik op Werk. Tijdens het debat over de wet inburgering hebben de leden van de SP-fractie al vragen gesteld over het toezicht op frauderende taalscholen en de rol van Blik op Werk hierin. Genoemde leden hebben toen ook aangegeven dat Blik op Werk een tandeloze tijger is die uiteindelijk niet echt kan handhaven. In de onderliggende wetgeving lezen deze leden dat Blik van Werk aangehouden blijft als certificerend orgaan. Wat heeft de Minister eraan gedaan om Blik op Werk een echt handhavende instelling te maken? Heeft de Minister nog in overweging genomen dat de certificering van taalbureaus beter in handen van een echte overheidsinstantie had kunnen liggen? Op welke manier verschillen de nu opgestelde eisen van de eisen die Blik op Werk eerder stelde aan taalbureaus in de huidige wet inburgering? Hoe verwacht de Minister dat Blik op Werk hun certificerende rol nu wel naar behoren uit kan voeren?

Naar aanleiding van het onderdeel taaleis. Tijdens de behandeling van de wet hebben de leden van de SP-fractie ook gepleit voor een menswaardige behandeling van elke inburgeraar. Zo hebben deze leden gevraagd om maatwerk met de taaleis. Een motie over dit maatwerk werd later tijdens een Wetgevingsoverleg integratie en maatschappelijke samenhang aangenomen. We moeten er vooral voor zorgen dat het nieuwe inburgeringsstelsel past bij het niveau waarop mensen zich het beste kunnen aanpassen aan onze taal en maatschappij. Het is daarom goed om te zien dat het overgaan op A2 is opgenomen in de wet. Wel hebben de leden van de SP-fractie daar nog een aantal vragen over. Waarom is er gekozen voor het criterium van 600 cursussen? Hoe wordt door de gemeente vastgesteld dat een inburgeraar inderdaad voldoende inspanning heeft geleverd, maar het B1-niveau niet toereikend is? Na hoeveel cursussen kan een inburgeraar overstappen naar cursussen op A2-niveau die meer toereikend zijn voor deze inburgeraar?

Naar aanleiding van het onderdeel Sancties. Goede begeleiding en de menselijk maat komen ook terug in de juiste begeleiding. De meeste inburgeraars willen graag meer leren over het land waar ze burger van zullen worden. De angst bestaat dat er onevenredig veel sancties in de onderliggende wetgeving zijn opgenomen. Natuurlijk hoort iemand die de inburgering bewust nalaat een straf te krijgen, maar inburgeraar die een keer te laat komt door het missen van de bus of trein hoort naar mening van de deze leden geen sanctie te krijgen. Waarom kiest de Minister ervoor dat een inburgeraar die niet verdacht wordt van opzet toch bestraft met een boete 50% van het normale bedrag? Waarom wordt iemand waarbij de bus niet komt opdagen toch met 50% bestraft? Deelt de Minister de mening dat de menselijke maat hierin ontbreekt? Juist door de inburgering bij de gemeenten neer te leggen wordt de mogelijkheid voor een menselijke begeleiding van inburgeraars en het bieden van maatwerk gepresenteerd. Door een goede band op te bouwen met een inburgeraar kan een medewerker ook een passende sanctie of maatregelen opleggen wanneer de inburgeraar in gebreke blijft. Deelt de Minister de mening dat lokale begeleiders de inburgeraar het beste kennen en dus het beste kunnen inschatten wanneer een inburgeraar een niet bedoelde fout maakt en wanneer een inburgeraar vanwege opzet een sanctie verdient? Hoeveel ruimte krijgen begeleiders om deze inschatting zelf te maken? Hoe kijkt de Minister zelf aan tegen de hoeveelheid sancties die zijn opgenomen in het voorstel?

Naar aanleiding van het onderdeel Certificering medewerkers. Dan de certificering van de begeleiders die door de gemeente worden aangenomen. Deelt de Minister de mening dat de begeleiding van inburgeraars kwetsbaar werk is waar deskundigheid belangrijk is? Is de Minister bereid om te kijken naar het vastleggen van kwalificatie-eisen voor deze begeleiders? Afsluitend willen de leden van de SP-fractie de Minister op het hart drukken dat het heel belangrijk is dat deze wet volgend jaar in werking zal treden. Wat voor invloed heeft de val van het kabinet op het uitrollen van de wet? Kan de Minister toezeggen dat hij alles op alles zal blijven zetten zodat de wet volgend jaar ingaat en gemeenten in dit extra jaar waar dat maar nodig is ondersteund zullen worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorgestelde ontwerp van het Besluit inburgering 20.. en ontwerp van de Regeling inburgering 20.., en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Naar aanleiding van Hoofdstuk 2 Inburgeringsplichtig, Afdeling 2 Ontheffingen. Genoemde leden zijn tevreden met het besluit dat medisch onderzoek ten behoeve van aangepaste examenomstandigheden kosteloos wordt. Zij vragen de Minister waarom de kosten voor onderzoek voor ontheffing vanwege medische gronden of bijzondere individuele omstandigheden voor rekening komen van de nieuwkomer. Zij vragen de Minister op welke basis het tarief van 225 euro is vastgesteld. De leden van de PvdA-fractie constateren dat als het gaat om het aanvragen van een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de inburgeringsplicht er nog veel drempels aanwezig zijn. Genoemde leden zijn van mening dat de meeste nieuwkomers graag willen inburgeren in Nederland. Voor nieuwkomers met medische, psychische of psychosociale problemen kan het normale inburgeringstraject onmogelijk kan zijn. Deze leden vinden het daarom goed dat het mogelijk is om een arts te laten beoordelen of iemand geheel of gedeeltelijk ontheven moet worden van de inburgeringsplicht. Zij constateren dat het aanvragen van een deskundigenoordeel niet alleen kosten met zich mee brengt voor de nieuwkomer maar dat zij ook veel documenten moeten aanleveren voor dergelijke aanvraag. Deze leden vragen de Minister of gemeenten ondersteuning bieden bij het aanvragen van een ontheffing.

Naar aanleiding van Hoofdstuk 4 Verlening van de inburgeringstermijnen. De leden van de PvdA-fractie lezen dat de inburgeringstermijn verlengd kan worden als er sprake is van bijvoorbeeld langdurige ziekte, zwangerschap en bevalling, langdurige dakloosheid. De inburgeraar dient een aanvraag in te dienen om de inburgeringstermijn te verlengen vanwege deze bijzondere omstandigheden. Deze leden vragen de Minister hoe de inburgeraar kan inschatten of hij een aanvraag in moet dienen voor ontheffing of verlenging van de inburgeringstermijn. Zij vragen de Minister of gemeenten kunnen beoordelen of erbij bijvoorbeeld langdurige ziekte een aanvraag ingediend moet worden voor het verlengen van de inburgeringstermijn of ontheffing van de inburgeringsplicht.

Naar aanleiding van Hoofdstuk 5 Taak van het college. De leden van de PvdA-fractie lezen dat de gemeente de leerrouten voor de inburgeraar vaststelt op basis van brede intake verkregen informatie, en het PIP. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of inburgeraars de mogelijkheid hebben om tegen de uitkomst van de leerbaarheidstoets in bezwaar te gaan. Zo ja, hoe ziet een dergelijke bezwaarprocedure eruit? Deze leden vragen ook of de mogelijkheid bestaat om een leerroute tussentijds te wijzigen als deze niet de juiste blijkt te zijn. Zo ja, welke financiële gevolgen heeft dit voor de inburgeraar? De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister ook welke gevolgen verhuizing van de inburgeraar naar een andere gemeente heeft voor het inburgeringstraject. Hoe wordt gewaarborgd dat gemeenten over voldoende expertise beschikken om een brede intake en een PIP te verlenen aan inburgeraars en hen te begeleiden?

Naar aanleiding van Hoofdstuk 7 Handhaving. De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het ontwerp van het Besluit inburgering 20.. en ontwerp van de Regeling inburgering 20.., veel sancties voor inburgeraars zijn opgenomen. Genoemde leden vragen de Minister waarom er geen hardheidsclausule is opgenomen in het besluit inburgering 20.. Deze leden vinden dat gemeenten maatwerk moeten kunnen leveren in het inburgeringstraject, ook als het gaat om boetes en sancties. Zij vragen de Minister of gemeenten in de praktijk de mogelijkheid hebben om een inburgeraar een waarschuwing te geven bij gemiste lessen in plaats van in alle gevallen boete op te leggen. Tevens vragen zij waarom boetevaststelling voor asielstatushouders in de B1-route en Z-route afwijkt van de boetevaststelling voor gezinsmigranten en overige migranten. Heeft de Minister onderzocht of in plaats van sancties ook incentives voor inburgeraars die snel en goed inburgeren mogelijk zijn? Heeft de Minister overwogen om de lening van gezinsmigranten en overige migranten die snel en goed inburgeren bijvoorbeeld deels kwijt te schelden?

II Antwoord/Reactie van de Minister


  1. KIS (2019). De rol van gezondheid bij inburgering van statushouders. Naar optimale ondersteuning van statushouders met gezondheidsproblemen in het nieuwe inburgeringstelsel. Te raadplegen via https://www.kis.nl/publicatie/de-rol-van-gezondheid-bij-inburgering-van-statushouders↩︎

  2. KIS (2019). De rol van gezondheid bij inburgering van statushouders. Naar optimale ondersteuning van statushouders met gezondheidsproblemen in het nieuwe inburgeringstelsel, blz. 3. Te raadplegen via https://www.kis.nl/publicatie/de-rol-van-gezondheid-bij-inburgering-van-statushouders↩︎

  3. Kamerstukken 2019–2021, 35 483, nr. 5, p. 6↩︎

  4. Ontwerpbesluit … tot de uitvoering van de Wet inburgering 20.., blz. 27↩︎

  5. Kamerstukken II, 2020–2021, 35 483, C, p. 45↩︎

  6. Ontwerpbesluit ... tot uitvoering van de wet inburgering 20.., blz. 47↩︎

  7. Ontwerp van de regeling inburgering 20.., toelichting bij de regeling, blz. 5↩︎