[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir) (Kamerstuk 35574-20)

Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D02738, datum: 2021-01-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D02738).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z24863:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D02738 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 21 januari 2021 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over een brief inzake het ontwerp van een aanpassing van het Uitvoeringsbesluit Awir.

De voorzitter van de commissie,
Tielen

De adjunct-griffier van de commissie,
Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het uitvoeringsbesluit Awir. Deze leden zien dit uitvoeringsbesluit als een belangrijke tussenstap om het aantal (hoge) terugvorderingen terug te dringen maar constateren dat vanwege «de regeling op basis van voorschot» er altijd een kans is op terugvorderingen vanwege verschillende omstandigheden. Deze leden zijn geïnteresseerd in de uitwerking van de maatregelen die het kabinet in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 4) heeft aangekondigd, maar realiseren dat dit niet morgen geregeld is. Deze leden hebben nog enkele vragen over de uitwerking van dit uitvoeringsbesluit om op korte termijn een aantal belangrijke stappen te zetten om het aantal terugvorderingen te beperken.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het uitvoeringsbesluit Awir geen wijzigingen inhoudt in de reikwijdte van de gegevens, maar alleen in de frequentie van het aanleveren van de gegevens. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Kan met het frequenter aanleveren van gegevens een juiste inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag bepaald worden of zijn er, voor een zo goed mogelijke inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag, nog ontbrekende gegevens die als die eerder gedeeld zouden worden nog meer terugvorderingen zouden kunnen voorkomen? Zo ja, welke zijn dat?

De leden van de VVD-fractie merken op dat met ingang van 1 januari 2020 de regeling Wko is gewijzigd. Kan de Staatssecretaris aangeven of de gegevensverwerking naar aanleiding van de wijziging op orde is? Worden de gegevens adequaat verstrekt en is de verwerking van deze gegevens binnen de Belastingdienst/Toeslagen op orde? Zo nee, waar zitten nog onvolkomenheden of achterstanden? Kunnen alle ouders ervan uitgaan dat als deze informatie aangeleverd is dan ook alle ouders op de hoogte gesteld worden als blijkt dat er twijfels zijn bij de gegevens of deze niet kloppen? Zo ja, betekent dat dat er geen achterstanden zijn in de verwerking? Zo nee, wat is de reden dat niet alle ouders dat signaal ontvangen? Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op het «overgangsjaar» 2020? Zijn er nog andere aanbevelingen gedaan aan de dienst vanuit de dienst of vanuit de ouders die het systeem zouden kunnen verbeteren? Zo ja, welke zijn dat?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan ingaan op het begrip «eigener beweging» en dit begrip in relatie tot de grondslag (opgenomen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) van het aanwijzen van instanties die uit eigen beweging de informatie moeten aanreiken. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit in de praktijk zal betekenen? Klopt het dat er op dit moment een groot aantal organisaties de gevraagde gegevens uit eigener beweging aanlevert? Hoe wordt omgegaan met de grondslag uit de Awir waarbij het mogelijk is om kindercentra of gastouderbureaus aan te wijzen om deze informatie te leveren? Wat zijn de sancties als deze centra of bureaus de informatie niet uit eigener beweging delen? Wordt dit bijgehouden, en zo ja, waar en met welke redenen? Wat zijn de consequenties als de centra en bureaus aangewezen zijn om de gegevens te verstrekken maar dit niet doen? Is de Staatssecretaris voornemens alle kindercentra en gastouderbureaus aan te wijzen vanuit de opgenomen grondslag in de Awir? Zo ja, waarom?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de maandelijkse levering van persoonsgegevens door kindercentra en gastouderbureaus een behoorlijke toename in de administratieve lasten kan zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel kindercentra en gastouderbureaus nu al over zijn gegaan tot het vrijwillig aanleveren van deze informatie? Kan de Staatssecretaris daarbij een duiding geven van de omvang van deze centra en bureaus?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van de aanlevering van deze gegevens voor de Belastingdienst. In hoeverre is de Belastingdienst en Toeslagen in alle vormen opgeleid en toegerust om deze gegevens van alle kindercentra en gastouderbureaus te verwerken? Welke zorgpunten zijn er? In hoeverre is de betrouwbaarheid van de verwerking van gegevens geregeld? Of met andere woorden; als deze gegevens zorgvuldig voor ouders worden aangeleverd, hoe groot is de kans dat er aan het eind van het jaar nog een terugvorderingsgrond kan ontstaan (buiten de oorzaken die niet voorzien zijn)? En is de Belastingdienst/Toeslagen geëquipeerd om maandelijks alle gegevens te verwerken en beoordelen? Hoe loopt dat nu, nu er al een behoorlijk aantal kindercentra en gastouderbureaus de informatie aanlevert?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris uitgebreid kan reflecteren op de toelichting van de Raad van State over de parlementaire betrokkenheid. Kan zij aangeven of en welke gevolgen zij ziet naar aanleiding van de toelichting van de Raad van State en de reflectie van de Staatssecretaris?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het uitvoeringsbesluit Awir. Deze leden delen de doelen om de dienstverlening aan ouders te verbeteren en terugvorderingen en toeslagschulden zo veel mogelijk te voorkomen. Deze leden pleiten voor een toekomst zonder toeslagen en bijbehorende terugvorderingen en met goede inkomensondersteuning en publiek gefinancierde kinderopvang en -ontwikkelplekken. Deze leden onderschrijven dat er in de tussentijd wel stappen gezet moeten worden om het huidige stelsel te verbeteren, bijvoorbeeld om toeslagschulden zo veel mogelijk te voorkomen. Deze leden hebben een aantal vragen, met name over de verwerking van persoonsgegevens.

De leden van de fractie van D66 vragen om een reactie op het aandachtspunt dat de Raad van State naar voren bracht over de ingangsdatum van het uitvoeringsbesluit en het doel van het desbetreffende amendement.

De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat het kabinet het zoveel mogelijk voorkomen van (problematische) schulden noodzakelijk vindt voor een democratische samenleving. Deze leden vragen in hoeverre deze afweging of grond ook een rol heeft gespeeld of had kunnen spelen bij de wens om gemeenten sneller in staat te stellen om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire te kunnen helpen.

De leden van de fractie van D66 vragen of er minder vergaande alternatieven zijn onderzocht, waarmee wel het aantal en de hoogte van terugvorderingen en toeslagschulden teruggebracht kan worden, maar waarmee de verwerking van persoonsgegevens minder ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer. Deze leden vragen om daarbij in te gaan op het advies van de Raad van State, waarin wordt aangegeven dat de voorgestelde (bijkomende) maandelijkse levering een gedetailleerd beeld van het privéleven geeft.

De leden van de fractie van D66 lezen dat de reikwijdte van de gevraagde persoonsgegevens niet verandert, maar dat dit wel geldt voor de wijze en frequentie waarop de gegevens worden opgevraagd. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deelt dat ook de wijze en frequentie waarop gegevens worden opgevraagd een rol kunnen spelen bij de vraag of de verwerking van gegevens proportioneel is. De leden van de fractie van D66 vragen of de Staatssecretaris, in lijn met de vragen van de Raad van State, een nadere toelichting kan geven op de proportionaliteit en subsidiariteit van de jaarlijkse verstrekking als de gegevens die maandelijks zijn verstrekt al correct zijn opgegeven.

De leden van de fractie van D66 vragen welke risico’s voor de gegevensbescherming het kabinet zelf heeft gesignaleerd en op welke wijze het kabinet deze risico’s heeft geadresseerd.

De leden van de fractie van D66 lezen dat de voorgelegde concepttekst de Autoriteit Persoonsgegevens geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. Deze leden vragen of de Autoriteit Persoonsgegevens, bijvoorbeeld naar aanleiding van het advies van de Raad van State, wel nog meer algemene opmerkingen en/of suggesties heeft gedaan.

De leden van de fractie van D66 lezen in het advies van de Raad van State dat de (bijkomende) maandelijkse levering van persoonsgegevens veel vergt van de kindercentra en gastouderbureaus en van de Belastingdienst/Toeslagen in termen van kwaliteit en processen. Deze leden zien deze analyse niet terug in de inschatting van administratieve lasten voor burgers en bedrijven en de uitvoeringstoets. Deze leden vragen om nader toe te lichten welke effecten dit voorstel heeft voor kindercentra en gastouderbureaus. De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze gastouderbureaus en kindercentra zijn geconsulteerd en of zij delen dat dit voorstel geen verandering van regeldruk met zich meebrengt.

De leden van de fractie van D66 vragen in navolging van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) om een raming op te nemen van de omvang van de mogelijke toename of afname van de regeldruk van burgers van dit voorstel. Deze leden vragen hoe hoog de administratieve lasten van de kinderopvangtoeslag nu zijn. Deze leden vragen in welke mate de regeldruk voor burgers zou afnemen als de kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft en wordt overgegaan tot het publiek financieren van kinderopvang en -ontwikkelplekken.

De leden van fractie van D66 vragen naar de bewaartermijn van deze gegevens. Welke gronden zijn er voor het respectievelijk twee jaar, zeven jaar en twaalf jaar bewaren van gegevens? Hoe wordt erop toegezien dat deze gegevens na die periode ook daadwerkelijk worden verwijderd?

De leden van de fractie van D66 lezen in de uitvoeringstoets dat de wijzigingen, in de interactie met burgers en bedrijven, waar nodig meegenomen worden in de communicatie via de reguliere kanalen. Deze leden vragen hoe de communicatie en het gesprek met gastouderbureaus en kindercentra over deze wijzigingen verloopt en hoe zij bij deze wijzigingen worden ondersteund.

De leden van de fractie van D66 vragen naar de ervaringen met de kinderopvangtoeslagapp.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijziging. Zij geven aan van mening te zijn dat onderhavige wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een dermate zware inbreuk op de persoonlijke levenssfeer vormt dat deze wetgevend dient plaats te vinden.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris van mening is dat met het maandelijks vorderen van gegevens van kinderopvangorganisaties «de ouders worden ontzien» omdat de kans op terugvorderingen wordt verkleind. Zij constateren dat de Staatssecretaris dit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van ouders en kinderen noemt, maar dat het naar haar mening gerechtvaardigd is om op maandelijkse basis het gebruik van de kinderopvang te vorderen zodat terugvorderingen worden voorkomen. Deze leden constateren hiermee dat de inherente problemen van de toeslagen, bij kinderopvangtoeslag vergroot door fluctuerende inkomens en fluctuerend gebruik van kinderopvang, slechts ten dele worden opgelost door een heftige controle op ouders in te voeren terwijl de oorzaak van de problemen zit in het feit dat een toeslag nooit een geschikt middel is geweest om kinderopvang te bekostigen en dat dit al sinds de invoering ervan leidt tot hoge terugvorderingen. Zij constateren dat de Staatssecretaris het proportioneel vindt om een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te maken en de gegevens te gebruiken om ouders via onder andere een toeslagenapp erop te wijzen dat zij naar haar mening een te hoge toeslag aanvragen. Deze leden delen de mening van de Staatssecretaris hierin niet, zien een groot gevaar in het koppelen van gegevensbestanden die hiermee zal ontstaan en constateren dat de gevolgen van de fouten in het toeslagenstelsel, waarbij ouders pas enkele jaren na het krijgen van een voorschot op toeslagen daadwerkelijk het recht op die toeslagen krijgen, bij de ouders en kinderopvangorganisaties worden neergelegd. Deze leden merken hierbij bovendien niets van de door de regering dikwijls aangekondigde persoonlijker aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen en begrijpen niet hoe deze uiterst onpersoonlijke maatregel valt te rijmen met de toezeggingen dat er weer in persoon met medewerkers van de Belastingdienst zal worden gesproken. Juist op dit onderwerp, waar evident grote problemen zijn, zou de aangekondigde nieuwe werkwijze om weer contact met burgers te hebben met spoed moeten worden ingevoerd.

Op het vlak van subsidiariteit lezen de leden van de SP-fractie ook dat de Staatssecretaris enkel verwacht met automatische vergelijking van gegevens een beter fungerend stelsel te kunnen bereiken. Deze leden merken op dat de Staatssecretaris als alternatieven enkel ziet dat kinderopvangorganisaties of ouders op verzoek gegevens leveren. Zij constateren dat ook hier reeds de blik op een verbeterde, persoonlijker dienstverlening door de Belastingdienst/Toeslagen bij de Staatssecretaris ontbreekt. Deze leden merken op dat de Staatssecretaris de «kwetsbare groepen» wil ontzien door aan hun «doenvermogen» tegemoet te komen en hen daarom het heft zowat volledig uit handen te nemen en de kinderopvangtoeslag namens hen te corrigeren. Zij vragen de Staatssecretaris of het neoliberale project van de toeslagen, waarmee ouders zelf bepalen hoeveel geld de overheid betaalt aan al dan niet commerciële kinderopvanginstellingen, hiermee definitief tot een mislukking is te bestempelen. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het beperkte «doenvermogen» van «kwetsbare groepen» aanleiding is geweest voor de Staatssecretaris om na te denken over een alternatief waarbij ouders zelf om hulp kunnen vragen bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag, iets dat gedupeerden in de toeslagenaffaire dikwijls probeerden maar nooit konden doen.

Op het vlak van proportionaliteit maken de leden van de SP-fractie zich ernstige zorgen over de proportionaliteit en strijdigheid met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daar dit verdrag vereist dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in wetgeving wordt vastgelegd, achten zij deze werkwijze via een delegatiebepaling, zoals zij ook aangaven bij de behandeling van de wetswijziging die aan dit besluit ten grondslag ligt, onvoldoende. Deze leden verbazen zich erover dat niet is gekozen voor een regeling waarbij ouders toestemming dienen te geven voor het vorderen van hun gegevens en achten dit in strijd met de argumenten die de Staatssecretaris geeft als het gaat om dienstverlening aan ouders met een «beperkt doenvermogen». Een regeling of wet waarbij ouders toestemming dienen te geven voor een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is naar de mening van deze leden meer in lijn met het karakter van wat de Staatssecretaris zegt te beogen dan een verplichting waarin de ouders geen zeggenschap hebben.

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane