[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verduurzaming van kunstgrasvelden

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Brief regering

Nummer: 2021D03129, datum: 2021-01-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-139).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -139 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.

Onderdeel van zaak 2021Z01354:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 139 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2021

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, een rapport aan over verduurzaming van kunstgras. In een brief aan uw kamer (Kamerstuk 32 852, nr. 96) heb ik aangekondigd in samenwerking met de Minister voor Medische Zorg en Sport een verkenning te laten uitvoeren naar mogelijke duurzaamheidscriteria voor de inkoop en het beheer van kunstgras sportvelden. Het voorliggende rapport is hier het resultaat van.

In het rapport worden mogelijke criteria voor de transitie naar maatschappelijk verantwoord inkopen van kunstgrasvelden aangedragen en wordt verkend hoe deze opgenomen zouden kunnen worden in financiële regelingen waarmee door het Ministerie van VWS bijgedragen wordt aan de aanleg van nieuwe sportaccommodaties. Met deze brief ga ik eerst in op de acties die al in gang zijn gezet om tot verduurzaming van kunstgrasvelden te komen. Vervolgens ga ik in op vervolgacties naar aanleiding van de verkenning om zo de duurzame aanbesteding van kunstgrasvelden verder te bevorderen.

Visie duurzaam kunstgras 2030 en huidige stand van zaken

In het rapport wordt op basis van de inbreng van diverse stakeholders een beeld geschetst van een duurzaam kunstgrasveld in 2030. De Minister voor Medische Zorg en Sport en ik streven ernaar om deze verduurzaming te realiseren en hanteren hierbij als visie dat kunstgrasvelden in 2030 bij voorkeur geen instrooimaterialen bevatten, een lange levensduur hebben, geproduceerd zijn uit hernieuwbare of secundaire grondstoffen, milieuverantwoord beheerd worden, en hoogwaardig gerecycled worden. Verschillende ontwikkelingen zijn gaande en diverse acties zijn in gang gezet die hierbij aan sluiten.

Restrictievoorstel microplastics

In het eerste concept restrictievoorstel met betrekking tot opzettelijk toegevoegde microplastics van ECHA (European Chemicals Agency) is aangegeven dat synthetische instrooimaterialen binnen de werkingssfeer van de restrictie vallen. Over het proces met betrekking tot dit voorstel heb ik u eind 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 32 852, nr. 96). De Europese Commissie heeft nog geen definitief restrictievoorstel aan de lidstaten voorgelegd. Na het risicobeoordelingscomité werkt nu het sociaaleconomisch comité van ECHA aan een advies over de restrictie. Als dit traject is afgerond, zal de Europese Commissie op basis hiervan een voorstel aan de lidstaten voorleggen om deze restrictie in REACH op te nemen. Dit voorstel wordt in het voorjaar van dit jaar verwacht.

Zodra het restrictievoorstel wordt uitgebracht, zal ik voor het onderdeel met betrekking tot instrooimaterialen de geschetste visie voor duurzame kunstgrasvelden in 2030 als uitgangspunt hanteren. Dat betekent dat ik in principe positief ben over een Europees verbod op synthetische infill-materialen voor nieuwe kunstgrasvelden, met inachtneming van een redelijke overgangstermijn. Hoewel het technisch mogelijk is om verspreiding van infill-materialen naar de omgeving te beperken, concludeer ik uit het voorliggende rapport dat dit sterk afhankelijk is van de gevolgde beheersmaatregelen per veld.

Ook uit de stukken ter onderbouwing van het Europese restrictievoorstel volgt dat verspreiding van deze materialen als microplastic naar de omgeving niet volledig is uit te sluiten en dat de hoeveelheid die in de praktijk alsnog in het milieu terecht komt, vanuit de aanpak van microplastics ongewenst is. Ingeschat wordt dat beheersmaatregelen de verspreiding met 90% kunnen reduceren, maar dat jaarlijks dan alsnog circa 50 kilo synthetisch infill-materiaal per veld in de omgeving vrij komt. Daarom past het structureel gebruik van synthetisch instrooimateriaal op sportvelden in mijn ogen niet bij de transitie naar een circulaire economie. Wanneer het definitieve ECHA restrictievoorstel wordt voorgelegd aan de lidstaten zal ik uw kamer nader informeren over mijn reactie hierop. De standpunten van onder meer de Vereniging Sport en Gemeenten en sportbonden ten aanzien van een redelijke overgangstermijn zal ik hier nadrukkelijk bij in overweging nemen.

Innovatie

Bij een restrictie op synthetische instrooimaterialen is het belangrijk dat als deze in werking treedt er geschikte en duurzame alternatieven beschikbaar zijn. Uit het rapport blijkt dat deze inmiddels beschikbaar zijn, in de vorm van «non-infill» velden zonder instrooimateriaal en velden waarop natuurlijke instrooimaterialen worden toegepast. De gebruikerservaringen met «non-infill» velden zijn nog wisselend. Om ontwikkeling van alternatieven verder te ondersteunen heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport een SBIR-innovatiecall voor duurzame kunstgrasvelden opengesteld. In twee consortia van bedrijven lopen ontwikkeltrajecten voor een duurzaam kunstgrasveld dat hoogwaardig gerecycled kan worden. De uitkomsten van deze trajecten worden verwacht in de zomer van dit jaar. De totstandkoming van een restrictie kan een stimulans zijn voor de doorontwikkeling van alternatieven.

Voorkomen van verspreiding van instrooimaterialen

Naast de genoemde inzet op alternatieven blijft de komende jaren inzet op goed beheer van velden met instrooimaterialen van groot belang met oog op het grote aantal velden dat al is aangelegd. Op grond van de zorgplicht uit de wet bodembescherming geldt dat verspreiding van instrooimaterialen naar het milieu moet worden voorkomen.

In november jl. heeft de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek (BNSC) hiertoe het document «zorgplicht, milieu kunstgrasvelden» gepresenteerd. Hierin zijn uitvoerig de maatregelen beschreven om verspreiding van SBR rubbergranulaat korrels te voorkomen, zoals het plaatsen van kantplanken langs het veld, gebruik maken van uitloopmatten en regelmatig vegen rondom het kunstgrasveld.

In het VAO Leefomgeving van 10 maart jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 61, item 30) is een motie aangenomen van het lid Von Martels (Kamerstuk 30 175, nr. 348). Middels deze motie wordt verzocht om duidelijk te maken hoe sportclubs kunnen voldoen aan de zorgplicht indien zij op kunstgrasvelden gebruik maken van ander instrooimateriaal dan SBR rubbergranulaat, zoals kurk, TPE, EPDM, kokosvezels en olijfpitgranulaat. Mijn ministerie heeft hierover contact gehad met de BNSC en de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG). Zij spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening en voorlichting voor sportverenigingen en gemeenten over de mogelijke milieurisico’s van instrooimateriaal op kunstgrasvelden. De BNSC en de VSG hebben laten weten dat zij richting partijen in de kunstgrasketen de komende periode ook expliciet aandacht geven aan het voorkomen dat ook andere instrooimaterialen worden verspreid naar de berm of de sloot. Ook zal op dit punt het genoemde zorgplichtdocument worden aangevuld. Middels deze acties worden eigenaren, opdrachtgevers of beheerders van een kunstgrasveld op de hoogte gesteld hoe te voldoen aan de zorgplicht bij het gebruik van andere instrooimaterialen dan SBR rubbergranulaat.

Daarnaast zal ook onderzoek nodig zijn om ervoor te zorgen dat de autobanden die tot nu toe werden omgezet tot SBR rubbergranulaat een hoogwaardige toepassing krijgen. Zoals aangekondigd in mijn beantwoording op het schriftelijk overleg over de kunststof- en textielketen (Kst-958005) laat ik dit jaar een verkenning uitvoeren naar hoogwaardige recycling van banden en de mate waarin afzet naar verschillende toepassingen mogelijk is.

Recyclingcapaciteit

Zoals ook uit het aangeboden rapport blijkt is er in Nederland weer recyclingcapaciteit beschikbaar voor kunstgras. Een eerste verwerkingslocatie in Amsterdam is inmiddels operationeel. Ook op andere locaties in Nederland wordt door bedrijven gewerkt aan het tot stand brengen van nieuwe recyclingcapaciteit. Kunstgrasvelden bestaan uit een samenstelling van verschillende materiaaltypen. Conform het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) moeten de velden in de afvalfase daarom zodanig verwerkt worden dat deze materialen zo veel mogelijk als mono-stroom teruggewonnen en gerecycled kunnen worden. Voor het aandeel rubber is gebruik als brandstof nog toegestaan. Ik zal het LAP zo aanpassen dat ook dit materiaal gerecycled moet worden, zoals nu in de praktijk al gebruikelijk is.

Vervolgstappen naar aanleiding van het rapport

Om de verduurzaming van kunstgrasvelden verder te brengen worden in het rapport diverse vervolgstappen gesuggereerd. Over deze vervolgstappen zal overleg plaatsvinden met de sector, waarbij nadrukkelijk aansluiting zal worden gezocht bij het nationale sportakkoord en specifiek het daaronder vallende deelakkoord voor een duurzame sportinfrastructuur (Kamerstuk 30 234, nr. 203).

In de eerste plaats wordt hierbij aandacht besteed aan een systematiek om maatschappelijk verantwoorde inkoop van kunstgras te beoordelen. In het rapport wordt hiertoe een methodiek uiteengezet die aansluit bij de bepalingsmethode van milieukostenindicatoren voor bouwmaterialen, welke in het Bouwbesluit 2012 al is voorgeschreven. Met milieukostenindicatoren wordt de milieubelasting van materiaalgebruik, aanleg, gebruik en afdanking doorgerekend. In het rapport wordt voorgesteld om velden te beoordelen op basis van deze milieukostenindicator, en om deze systematiek aan te vullen met een beoordeling van het type instrooimateriaal dat gebruikt wordt en maatregelen die worden genomen om recycling van velden te waarborgen. Op basis hiervan zouden velden als meest duurzaam gekwalificeerd worden indien er sprake is van een lage milieuscore, gebruik van velden zonder instrooimaterialen of natuurlijke instrooimaterialen en recyclingverplichtingen ten aanzien van zowel het oude als het nieuwe kunstgrasveld. De Minister voor Medische Zorg en Sport en ik hebben een positieve grondhouding ten aanzien van de voorgestelde systematiek.

Duurzaam kunstgras in de BOSA-subsidieregeling voor sportverenigingen

In 2021 wordt, in ieder geval samen met de sportbonden en RVO, onderzocht in hoeverre het financieel en uitvoeringstechnisch mogelijk en wenselijk is om op basis van deze voorgestelde methodiek maatschappelijk verantwoorde inkoop van kunstgrasvelden te stimuleren via de BOSA-subsidieregeling voor sportverenigingen. Voorop staat hierbij dat de beoordelingsmethodiek onafhankelijk en transparant wordt vastgesteld. Uw Kamer zal hier in het najaar over worden geïnformeerd door de Minister voor Medische Zorg en Sport.

Duurzame aanbesteding kunstgras

Vooruitlopend op een mogelijke aanpassing van het BOSA instrument wordt bezien hoe gemeenten en gemeentelijke sportbedrijven nader kunnen worden ondersteund bij het duurzaam inkopen van kunstgrasvelden. Momenteel vinden pilots plaats in twee gemeenten om tot een dergelijke duurzame aanbesteding van kunstgras sportvelden te komen, ondersteund door RVO.

Daarnaast werkt NOC*NSF aan de ontwikkeling van een Kwaliteitszorgsysteem, waarin zowel de sporttechnische als duurzaamheidseisen aan sportvelden en -vloeren zijn opgenomen. Met NOC*NSF en onder meer de BSNC en VSG vindt overleg plaats over mogelijkheden om duurzaamheidscriteria te betrekken in dit normenstelsel, en de uitkomsten van het rapport worden hierbij betrokken. Doelstelling is om het hiermee bij inkoop van velden beter inzichtelijk te maken aan welke eisen velden minimaal moeten voldoen, en wat er aanvullend mogelijk is om milieueffecten verder te reduceren.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer