Aanwijzing NZa bekostiging integrale geboortezorg
Zorg rond zwangerschap en geboorte
Brief regering
Nummer: 2021D03203, datum: 2021-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32279-208).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, minister voor Medische Zorg (Ooit VVD kamerlid)
- Reactie van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op de brief van Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) over een oproep tot uitstel aanwijzing
- Afschrift brief Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aan KNOV over een oproep tot aanpassing advies toekomst bekostiging integrale Geboortezorg
Onderdeel van kamerstukdossier 32279 -208 Zorg rond zwangerschap en geboorte.
Onderdeel van zaak 2021Z01391:
- Indiener: T. van Ark, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-01-28 14:30: Aansluitend aan de stemmingen Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-02-03 17:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-05-25 16:00: Acute zorg / Eerstelijnszorg / Bloedvoorziening / Medisch zorglandschap / Medisch specialistische zorg / Mondzorg / Zwangerschap en geboorte (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-06-02 15:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte
Nr. 208 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2021
Op 4 januari 2021 heb ik van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) een brief ontvangen1 waarin zij aangeven dat zij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben verzocht om haar advies over de bekostiging van de integrale geboortezorg nogmaals goed onder de loep te nemen en aan te passen. Dit naar aanleiding van de volgens de KNOV ongewenste effecten van de recente vorming van een integrale geboortezorg organisatie (igo). De KNOV heeft mij verzocht om tot die tijd de NZa geen aanwijzing te geven om het experiment integrale bekostiging op te nemen in de reguliere bekostiging vanaf 1 januari 2022.
Laat ik vooropstellen dat ik het betreur dat de KNOV zorgen heeft bij integrale bekostiging. Ik vind het van belang die zorgen in de komende jaren mee te nemen in de verdere ontwikkeling van de bekostiging van de integrale geboortezorg. Tegelijkertijd is het van belang voortgang te houden, ook voor de negen regio’s die nu al werken met integrale bekostiging.
Proces
Tijdens het Nota overleg (Medisch zorglandschap, Juiste zorg op de juiste plek, eigen bijdragen in de zorg, ziekenhuisfaillissementen, Ambulancezorg/Acute zorg en Eerstelijnszorg) op 14 januari 2021 (Kamerstuk 31 016, nr. 335) heb ik aangegeven dat ik de NZa heb gevraagd om met een reactie te komen op de brief van de KNOV met de daarin genoemde bezwaren en met partijen in gesprek te gaan. En dat ik zou wachten met het geven van de aanwijzing totdat ik een terugkoppeling heb ontvangen van de uitkomst van deze gesprekken. Ten slotte heb ik u toegezegd om met een reactie te komen op de brief van KNOV voor het VAO geboortezorg (Kamerstuk 32 279, nr. 207). Ik heb inmiddels een reactie van de NZa ontvangen met een afschrift van haar reactie gestuurd aan de KNOV. Deze treft u aan in de bijlage2. Graag informeer ik u hierbij over deze reactie.
Stip op de horizon in 2028
Ik vind het van belang dat we toewerken naar vormen van bekostiging die de integrale geboortezorg en de samenwerking die hiervoor nodig is versterkt. Er is, zoals ik ook in mijn brief van 7 december 2020 heb toegelicht, verschil van inzicht onder de geboortezorgpartijen hoe deze bekostiging er op de lange termijn uit moet zien.3 Dat gaat om de zogenaamde stip op de horizon voor 2028 voor een passende bekostiging voor integrale geboortezorg. Veel partijen zoals de NVOG, ZN en NVZ steunen het advies van de NZa om per 2028 over te gaan tot alleen integrale bekostiging omdat daarmee een belangrijk signaal gegeven wordt naar de bestaande igo’s om door te gaan met de verdere ontwikkeling van de integrale bekostiging en om ook andere regio’s te stimuleren om de overstap te maken. Ook de huidige igo’s onderschrijven deze lijn. Indien er geen stip aan de horizon komt, vrezen igo’s niet alleen stilstand, maar ook achteruitgang. De KNOV, BO geboortezorg en de Patiëntenfederatie vinden het echter prematuur om nu deze stip op de horizon te zetten. Ook is er bij hen geen draagvlak voor een «afschaffing van monodisciplinaire bekostiging in 2028 tenzij» besluit. Zij onderstrepen daarbij dat nog onvoldoende is aangetoond dat de integrale bekostiging bijdraagt aan de kwaliteit van zorg, en zien een reeks van knelpunten, zoals de administratieve lasten die nu nog ervaren worden in het experiment. Zij wijzen op het belang van netwerksamenwerking en keuzevrijheid voor de zwangere.
Partijen willen met elkaar in gesprek gaan om te proberen meer overeenstemming te bereiken over de te zetten stip op de horizon. Ik vind dit zeer belangrijk en waardeer de bereidheid van de betrokken partijen tot dit gesprek dus zeer. Er is inmiddels afgesproken dat de meest direct betrokken geboortezorgpartijen (de Patiëntenfederatie, de NVOG, de KNOV en BO Geboortezorg) in gesprek gaan over deze stip op de horizon onder begeleiding van een onafhankelijke derde. Ik wil deze zomer bij voorkeur met breed draagvlak onder alle betrokken bestuurlijke partijen de stip op de horizon vaststellen.
Besluit over integrale bekostiging vanaf 2022
Tegelijkertijd acht ik het van belang dat er tijdig een besluit wordt genomen over de integrale bekostiging vanaf 2022, nu eind dit jaar het vijfjarig experiment met integrale bekostiging afloopt en inmiddels negen igo’s met deze vorm van bekostiging werken. Als het experiment afloopt zonder hier een vervolg aan te geven in de reguliere bekostiging vanaf 2022, loopt deze manier van bekostigen ten einde. Ik vind het belangrijk dat de igo’s snel zekerheid krijgen over of zij ook na afloop van het experiment per 2022 verder kunnen gaan met deze vorm van bekostiging. De igo’s hebben mij per brief op 20 januari 2021 verzocht om hiervoor de mogelijkheid te creëren.
De NZa heeft mij zoals u weet in haar advies van 1 september 2020 geadviseerd om per 2022 de integrale bekostiging – naast monodisciplinaire bekostiging – deel uit te laten maken van de reguliere bekostiging. Het advies van de NZa heb ik – zoals eerder aan uw Kamer toegelicht – samen met de betrokken geboortezorgpartijen besproken. Hieruit kwam naar voren gekomen dat alle partijen onderschreven dat we moeten blijven werken aan passende bekostiging voor integrale geboortezorg die de samenwerking ondersteunt. De geboortezorgpartijen waren het met elkaar eens dat de igo’s die de uitdaging aan zijn gegaan door moeten kunnen gaan. Zij moeten daarbij de ruimte krijgen om de integrale bekostiging door te ontwikkelen. Ik heb de Kamer hierop in mijn brief van 7 december 2020 geïnformeerd over mijn voornemen de NZa een aanwijzing te geven om de integrale bekostiging deel uit te laten maken van de reguliere bekostiging, naast de monodisciplinaire bekostiging.
N.a.v de brief van 4 januari van de KNOV waarin zij de NZa heeft verzocht haar advies inzake bekostiging aan te passen heeft de NZa een reactie gestuurd aan de KNOV en mij per brief van 15 januari 2021 laten weten dat zij geen aanleiding ziet om haar advies aan te passen. De NZa heeft met alle betrokken partijen uit de door de KNOV genoemde regio (de betreffende igo, verloskundigen, Zilveren Kruis, College Perinatale Zorg (CPZ)) contact gehad. In haar reactie aan de KNOV van 13 januari 2021 is de NZa ingegaan op alle door de KNOV veronderstelde gevolgen en heeft deze weerlegd.
Aangezien de NZa bij haar advies blijft, ben ik voornemens om de aanwijzing kort na het verstrijken van de voorhangtermijn aan de NZa te geven. Ik heb in mijn voornemen meegewogen dat vanaf 2022 zowel monodisciplinaire als integrale bekostiging mogelijk blijven. Ik loop met deze aanwijzing dus niet vooruit op mijn besluit over de stip op de horizon – alle opties blijven open – terwijl ik wel de duidelijkheid geef die de igo’s nodig hebben om de komende jaren door te kunnen gaan.
De NZa kan na ontvangst en publicatie van de aanwijzing in de Staatscourant haar beleidsregels voor 2022 definitief vaststellen. De zorginkoop voor 2022 kan dan tijdig rekening houden met deze vorm van bekostiging. De NZa en het RIVM zullen de komende jaren de integrale bekostiging en mogelijke experimenten blijven monitoren en evalueren.
De weg naar verdere versterking van de integrale geboortezorg
Het voornemen om nu een aanwijzing te geven aan de NZa en het gezamenlijke gesprek van geboortezorgpartijen over de stip op de horizon past in een bredere aanpak. In mijn brief van 7 december 2020 heb ik naar aanleiding van het RIVM-rapport «Beter weten: een beter begin» aangekondigd dat ik de komende tijd met partijen aan de slag ga om te komen tot een gedragen plan voor de geboortezorg. Een plan dat ervoor zorgt dat we kwalitatief goede en toegankelijke geboortezorg kunnen blijven garanderen en waarbij aandacht moet zijn voor de verbinding met het sociaal en publieke domein. De komende tijd zal ik hier samen met de geboortezorgpartijen en andere relevante partijen aan werken en ik zal u hier in de zomer van 2021 verder over informeren.
Tot slot
Uit de brief van de KNOV, de reactie die ik heb ontvangen van de NZa, de brief van de igo’s en de contacten die ik ook zelf met de KNOV heb gehad, blijkt dat betrokken partijen op de inhoud met elkaar van inzicht verschillen. Ik vind het daarom belangrijk dat betrokken partijen met elkaar het goede en constructieve
gesprek voeren over de stip op de horizon en het RIVM en de NZa de bekostiging goed monitoren. Op deze manier kunnen we gezamenlijk toewerken naar een toekomstbestendige integrale geboortezorg in het belang van moeder en kind; een onderwerp waar alle betrokken partijen zich nu al dagelijks hard voor inzetten.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark