Reactie op het verzoek van het lid Van der Lee, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 20 januari 2021, over de gevolgen van het controversieel verklaren van het Wetsvoorstel minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking
Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking)
Brief regering
Nummer: 2021D03217, datum: 2021-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35216-9).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 35216 -9 Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking).
Onderdeel van zaak 2021Z01397:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-01-28 14:30: Aansluitend aan de stemmingen Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-02-03 14:30: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
35 216 Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet milieubeheer voor de invoering van een minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking (Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking)
Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2021
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 januari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 46, Regeling van Werkzaamheden) is door het lid Van der Lee gevraagd om een brief van het kabinet waarin wordt toegelicht wat de gevolgen zouden zijn van het controversieel verklaren van het Wetsvoorstel minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking1. Met deze brief ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, in op dat verzoek.
In het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) en het klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) is afgesproken om per 2020 een minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking te introduceren. Het wetsvoorstel daartoe is in de zomer van 2019 ingediend bij uw Kamer. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer heeft nog niet plaatsgevonden. Het controversieel verklaren van het wetsvoorstel zou betekenen dat aan deze maatregel uit het regeerakkoord en het klimaatakkoord geen uitvoering wordt gegeven door dit kabinet.
Het belangrijkste doel van de maatregel is om ETS-bedrijven die elektriciteit produceren sterker te stimuleren om bij investeringen rekening te houden met de gevolgen van CO₂-uitstoot voor het klimaat en de schadelijke consequenties daarvan voor mens en milieu. De maatregel geeft langjarig zekerheid over de minimale hoogte van CO₂-kosten. Het prijspad van de maatregel is daarbij zo vastgesteld dat er geen risico’s ontstaan voor de leveringszekerheid.
De marktprijs van CO2-uitstootrechten (ETS-prijs) is de afgelopen jaren volatiel gebleken. Zo stond deze bij de start van de kabinetsperiode rond de € 8, klom deze in de jaren daarna naar ruim € 30 euro nu, maar zakte afgelopen voorjaar nog wel een keer terug van € 28 euro naar € 17 euro. De minimumprijs verkleint deze onzekerheid over de prijs en draagt daarmee bij aan de investeringszekerheid voor investeringskeuzes die tot minder CO2-uitstoot leiden. Door het wetsvoorstel controversieel te verklaren zou dat doel niet worden bereikt. Overigens kan ook de door de Europese Commissie beoogde aanscherping van het EU-ETS in het kader van de Europese Green Deal de kans op prijsdalingen verkleinen. De termijn waarop op Europees niveau overeenstemming wordt bereikt over een dergelijke aanscherping is echter nog onzeker.
Doordat het prijspad van de voorgestelde minimumprijs is vastgesteld onder de verwachte ETS-prijs kent de maatregel geen budgettaire opbrengst. Het controversieel verklaren van het wetsvoorstel heeft daardoor geen budgettaire consequenties. Het PBL heeft geen directe CO2-reductie toegekend aan de maatregel.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Kamerstuk 35 216, nr. 2.↩︎