Interne correspondentie over de Palestijnse organisatie UAWC
De situatie in het Midden-Oosten
Brief regering
Nummer: 2021D03322, datum: 2021-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-23432-480).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 23432 -480 De situatie in het Midden-Oosten.
Onderdeel van zaak 2021Z01470:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2021-02-02 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-02-11 12:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 480 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2021
In schriftelijke Kamervragen hebben de leden Van Helvert en Omtzigt gevraagd om de correspondentie verstuurd vanaf 1 januari 2018 aan de (plaatsvervangend) Secretaris-Generaal, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken over de Palestijnse organisatie UAWC (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3821, vraag 10). Op 20 augustus 2020 is bij de beantwoording van deze Kamervragen een overzicht gegeven van deze e-mails, bulletins en memo’s.
Zoals het kabinet in diens reactie op het Advies van de Raad van State van 29 september 2020, bijlage bij Kamerstuk 35 570, nr. 47, heeft aangegeven, zal het kabinet gerichte verzoeken om specifieke documenten beantwoorden, op eenzelfde wijze als onder de Wet openbaarheid van bestuur. Daarnaast heeft het kabinet in diens reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag van 15 januari 2021, Kamerstuk 35 510, nr. 4, aangegeven de grond «persoonlijke beleidsopvattingen» niet langer te willen hanteren als invulling van de weigeringsgrond «belang van de staat» uit artikel 68 Grondwet. Hoewel vraag 10 naar mening van het kabinet geen gericht verzoek om specifieke documenten is, wil het kabinet bij wijze van uitzondering toch de documenten zoals genoemd in het antwoord van 20 augustus 2020 met Uw Kamer delen vanwege het belang dat wij hechten aan zo veel mogelijk transparantie in deze1. Het in het antwoord van 20 augustus 2020 genoemde e-mail bulletin van 2 mei 2018 en het memo van 22 mei 2018 hadden betrekking op een sloopgeval in een project uitgevoerd door een andere organisatie dan UAWC. Aangezien zij buiten de reikwijdte van de vraag vallen worden zij niet opgenomen in de bijgevoegde stukken.
Het kabinet wil van de gelegenheid gebruik maken om Uw Kamer te informeren dat de aanbesteding voor het externe onderzoek naar mogelijke banden tussen UAWC en terroristische organisaties (zoals aangekondigd in de antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind, Aanhangsel Handelingen II 2019/20 nr. 3572, d.d. 20 juli 2020) is afgerond, waarbij Proximities Risk Consultancies geselecteerd is om het onderzoek uit te voeren. Tenzij er door omstandigheden vertraging opgelopen wordt, bijvoorbeeld vanwege beperkingen als gevolg van COVID-19, zal dit onderzoek begin mei zijn afgerond. Daarna zal Uw Kamer geïnformeerd worden over de bevindingen en conclusies die het kabinet hieraan verbindt.
Tevens wil het kabinet Uw Kamer informeren dat naast het externe onderzoek intern in kaart gebracht wordt of de risico’s bij het aangaan en vervolgen van de samenwerking volgens de toentertijd geldende kaders zijn beheerst. Ook wordt, mede op basis hiervan, bezien of deze kaders moeten worden aangepast voor werken in risico gebieden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎