[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

TNO cijfers thuiswerken

Infectieziektenbestrijding

Brief regering

Nummer: 2021D04976, datum: 2021-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25295-983).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 25295 -983 Infectieziektenbestrijding.

Onderdeel van zaak 2021Z02253:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

25 295 Infectieziektenbestrijding

25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 983 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2021

In deze brief ga ik in op de recent beschikbaar gekomen cijfers over thuiswerken, op de besmettingen op de werkvloer en het verder reduceren daarvan, én op de activiteiten die het kabinet onderneemt om thuiswerken verder te bevorderen waar dat kan.

Sinds het begin van de coronacrisis wordt door veel mensen al langdurig thuisgewerkt. Bovendien laten de cijfers uit verschillende publieksonderzoeken van TNO en RIVM nog steeds een toename zien. Werkgevers en werkenden lijken zich grotendeels te houden aan het dringende advies om thuis te werken. Dat waarderen we. Het is noodzakelijk. Thuiswerken waar dat kan, is een belangrijke maatregel om het risico op besmettingen met het coronavirus op de werkvloer en onderweg van en naar het werk te verminderen. Er is daarnaast een grote groep werkenden die niet thuis kan werken. Voor die mensen, die bijvoorbeeld werken in de zorg, bij fabrieksproductie en in het vervoer, betekent dat: zorgen dat de werkplek veilig is. Voor die werkgevers en werknemers die nu nog het werk op kantoor doen, maar waar dat ook thuis zou kunnen, betekent het: extra inzet om ook die groep over de streep te trekken. Daar richt de aanpak van het kabinet zich op.

Met deze brief voldoe ik tevens aan het gevraagde in de motie van de leden Van der Staaij en Segers die is aangenomen op 24 november jl1. Deze motie verzoekt de regering te bezien welke impact thuiswerken heeft op het welbevinden van mensen en nader te onderzoeken onder welke omstandigheden besmettingen in de werksituatie optreden en welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om dit tegen te gaan. Ik beschouw deze motie daarmee als afgedaan. Tevens geef ik invulling aan de toezegging die is gedaan tijdens het debat van 18 november 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 26, Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) om de resultaten van de tweede meting van de TNO monitor begin 2021 aan uw Kamer te sturen.

Cijfers over thuiswerken

Op verschillende manieren wordt bijgehouden hoeveel er wordt thuisgewerkt gedurende de coronacrisis. Zo monitort RIVM regelmatig de mate van thuiswerken. De laatste trendpeiling (4–10 januari 2021) laat zien dat van de werkenden die aangeven thuis te kunnen werken, 73% ook daadwerkelijk zo veel mogelijk thuiswerkt2. Daarnaast blijkt uit het RIVM gedragsonderzoek dat 66% van de werkenden aangeeft thuis te kunnen werken.3 De rest van de werkenden heeft een beroep of functie waarbij zij aangeven dat thuiswerken niet kan.

De tweede meting van de TNO monitor laat zien dat in november 48% van alle werknemers4 (bij benadering gaat het dan om circa 3,5 miljoen werknemers5) deels of volledig thuis werkte. Dit is hoger dan in de zomer (45%). Het aantal werknemers dat volledig op locatie werkt is derhalve 52% (hetgeen bij benadering neerkomt op circa 3,9 miljoen werknemers).

In totaal werkte in november van deze groep werknemers 34,5% van de werknemers uitsluitend thuis en 13,5% deels thuis en deels op locatie.

Het verschil in de percentages tussen RIVM en TNO wordt onder meer veroorzaakt door verschillen in het moment van het onderzoek (november vs. januari), de vraagstelling en de onderzoekspopulatie (bij RIVM werkenden inclusief zzp-ers; bij TNO alleen werknemers). Op mijn verzoek heeft TNO de door RIVM gebruikte definities toegepast op hun resultaten. Dan komt TNO uit op een percentage van 53% werknemers (bij benadering circa 4 miljoen werknemers) die aangeven thuis te kunnen werken (niet gepubliceerd).

Zowel RIVM als TNO cijfers laten dus zien dat er enerzijds een grote groep mensen is die thuis kan werken en dat ook doet, en anderzijds een aanzienlijk deel van de mensen aangeeft het werk op de werklocatie te moeten doen en dat ook doet. Daarover laten de TNO cijfers dien dat het overgrote deel van de werknemers aangeeft het werk niet of niet met nog meer uren thuis te kunnen doen, namelijk 91%. Die werknemers zeggen dus – gezien de aard van hun beroep of functie – dat ze niet anders kunnen dan ze nu doen. Van de overige 9% die in principe meer thuis kan werken, geeft de ene helft aan op locatie te werken omdat de werkgever dat verwacht (4,8%), en de andere helft (4,4%) heeft zelf voorkeur voor werken op locatie.

Tot slot geven recente cijfers van het Kennisinstituut Mobiliteit eveneens aan dat het percentage (gedeeltelijk) thuiswerkers tussen oktober en januari is opgelopen (van 42% naar 48%).6

Op basis van voornoemde cijfers is het derhalve van belang te realiseren dat een belangrijk deel van de werkenden aangeeft niet thuis te kunnen werken omdat het werk op locatie moet worden uitgevoerd. Van de groep werkenden die wel kunnen thuiswerken geven de cijfers aan dat er aanzienlijk kan en wordt thuisgewerkt: twee derde tot driekwart van deze groep werkt zoveel mogelijk thuis. De ruimte om nog meer mensen thuis te laten werken, lijkt dus beperkt. Dat neemt niet weg dat er toch nog ruimte is voor verbetering. Daar richten de activiteiten van het kabinet zich op. Aan het eind van deze brief ga ik daar nader op in.

Welbevinden van thuiswerkers tot november 2020 stabiel

In uw Kamer leven zorgen over het welbevinden van thuiswerkers. De motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders7 wijst er ook op dat het vele thuiswerken tot stress leidt. Verplicht thuiswerken is een enorme opgave. Signalen van de sociale partners wijzen er onder andere op dat met name ouders van jonge kinderen en jongeren het als zwaar ervaren. Het missen van sociale contacten en het combineren van werk, privé en onderwijs is een grote uitdaging. Om het coronavirus eronder te krijgen moeten we dit echt samen volhouden.

In reactie op de motie van uw leden Van der Staaij en Segers (Kamerstuk 25 295, nr. 734) is het volgende bekend uit recent onderzoek over het welbevinden van thuiswerkers. TNO heeft in november 2020 werknemers (thuiswerkers en locatiewerkers) ondervraagd op vier dimensies van welbevinden, conform de definitie van het SCP: algemene gezondheid, psychisch welbevinden, tevredenheid, en eenzaamheid. Daarnaast heeft TNO ook gekeken naar klachten aan arm, nek en schouder en naar de balans tussen werk en privé.

De resultaten van het onderzoek schetsen een redelijk stabiel beeld t.o.v. een jaar eerder. Een nuancering die daarbij moet worden geplaatst is dat ten tijde van deze november 2020 meting het onderwijs en de kinderopvang nog geopend waren en stevigere contact beperkende maatregelen pas kort van kracht waren. De meting van november wijst uit dat op nagenoeg alle dimensies er geen negatief effect op het welbevinden naar voren komt gedurende de coronacrisis onder de populatie thuiswerkers in den brede. TNO ziet in de onderzochte periode ook geen negatief effect op jongeren die thuiswerken. Hun gezondheid is beter en hun niveau van eenzaamheid is lager dan gemiddeld. Wel lijkt in deze peiling de eenzaamheid onder thuiswerkers verhoogd ten opzichte van ander onderzoek8.

Samengevat:

− De algehele ervaren gezondheid van de werknemers die in najaar 2020 thuis werkten, is in november 2020 niet verslechterd ten opzichte van een jaar eerder, zelfs licht verbeterd;

− Onder de thuiswerkers is het aandeel met burn-out klachten stabiel vergeleken met een jaar eerder. Het aantal werkenden met burn-outklachten is daarmee nog steeds zoals onlangs aan uw kamer gemeld9 te hoog;

− Van de thuiswerkers gaf 75% aan (zeer) tevreden te zijn met het leven, dit geldt ook voor werknemers die op de werklocatie werkten;

− In het najaar was 14% van de werknemers die thuiswerkten sterk eenzaam. Dit percentage kunnen we niet vergelijken met eerdere meetmomenten van de NEA onder thuiswerkers/werknemers, omdat dit eind 2019 en in de zomer van 2020 niet gemeten is. Het percentage ligt wel hoger dan uit ander, ouder, onderzoek volgt onder werkenden (circa 6%) vóór de Corona-pandemie10, en is vergelijkbaar met de eenzaamheid onder niet-werkenden uit ander onderzoek van vóór de Corona-pandemie (circa 12%)11. Dit is derhalve reden tot zorg.

− Voor de thuiswerkers nam het aandeel werknemers met klachten aan nek, armen en schouders af ten opzichte van een jaar eerder (van 42% naar 38%).

− Voor werknemers die thuis werkten was er geen significant verschil in werk-privé-disbalans ten opzichte van een jaar eerder (9%).

− Jongeren t/m 29 jaar die thuiswerkten, gaven ten opzichte van de overige thuiswerkers aan vaker een zeer goede gezondheid te hebben (91%) en zijn minder vaak sociaal eenzaam (79%).

Het beeld uit de TNO cijfers uit november 2020 strookt met eerdere bevindingen van het SCP, gebaseerd op een enquête in oktober 202012. Ook het SCP concludeerde toen dat het welbevinden in oktober 2020 nauwelijks veranderd was ten opzichte van de periode vóór Corona. Het leek er al met al op dat Corona invloed had op de stemming van mensen (somberheid), maar dat dit zich (nog) niet vertaalde in psychische klachten. SCP vroeg wel aandacht voor het welbevinden bij specifieke groepen, zoals jongvolwassenen. TNO rapporteert voorts dat ruim 1 op de 4 werknemers aangeeft ook na de COVID-19 pandemie grotendeels vanuit huis te willen werken.

Hoewel het algehele welbevinden van thuiswerkers, afgezien van eenzaamheid, in elk geval in november 2020 niet lijkt te zijn gedaald ten opzichte van een jaar geleden, signaleert het RIVM meer recent, op basis van onderzoek met als peildatum 30 december–3 januari13 dat het welbevinden in de samenleving als geheel onder druk is komen te staan in de afgelopen periode. Dit onderstreept het belang om de monitor periodiek te herhalen. De volgende TNO-peiling vindt plaats in maart 2021.

Thuiswerkers lijken er vooralsnog het beste van te maken, maar specifieke aandacht voor het welbevinden van thuiswerkers, ook voor de langere termijn, vanuit werkgevers, sociale partners en het kabinet blijft noodzakelijk. Zeker gezien de ervaren eenzaamheid onder een deel van de thuiswerkers en het stabiel hoge aantal burn-outklachten. We blijven het welbevinden van thuiswerkers monitoren, nemen in overleg en samenwerking met sociale partners zo nodig maatregelen en we blijven de groep thuiswerkers ondersteunen met tips, informatie e.d. en de oproep is: hou vol!

Omstandigheden besmettingen

De motie van uw leden Van der Staaij en Segers vraagt voorts om nader te onderzoeken onder welke omstandigheden besmettingen in de werksituatie optreden en welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om dit tegen te gaan.

RIVM rapporteert in het epidemiologisch rapport wekelijks over de verschillende oorzaken van besmettingen. In de laatst gepubliceerde rapportage die betrekking heeft op de week van 26 januari–2 februari14, kwam naar voren dat 17,7% van alle positief geteste mensen waarvan de besmettingsbron achterhaald kan worden in de werksetting besmet zijn geraakt. In de laatste week gaat het dan om 2.839 besmettingen. Weliswaar vormt de werksetting de op twee na grootste besmettingsbron; maar vergeleken met de thuissituatie (56,7%) en bezoek thuis (20,0%), vormt de werksituatie een beduidend kleinere bron dan de thuissfeer (in totaal circa 75%). Opgemerkt moet worden dat deze cijfers relatief zijn. Wanneer door overheidsmaatregelen bijv de scholen of winkels gesloten worden, vallen deze uiteraard weg als besmettingsbron en worden de overblijvende bronnen relatief groter.

Helaas is het niet mogelijk deze cijfers verder uit te splitsen naar type werklocatie, aangezien dit niet bijgehouden wordt in de besmettingscijfers. Aangezien een groot deel van de werkenden in een beroep werkt dat niet thuis uitgevoerd kan worden, denk aan de zorg, het openbaar vervoer, handhaving of werk in een productieomgeving, kan aangenomen worden dat een deel van de besmettingen mogelijk daar wordt veroorzaakt. Zo laat de rapportage van het epidemiologische beeld zien dat de surveillance onder zorgmedewerkers uitwijst dat zorgmedewerkers een relatief groot deel uitmaken van het totaal aantal gemelde personen met een positieve testuitslag. Van de werkenden die nu niet (geheel) thuis werken, werkt bovendien een relatief klein aandeel op kantoor.

Uit de nu beschikbare gegevensbronnen komen verschillende oorzaken van besmetting door werken op locatie naar voren. In de eerste plaats zorgt werken op locatie voor vervoersbewegingen, waaronder gebruik van het openbaar vervoer (CBS15). Forensen komen op straat of in het OV meer in contact met andere mensen, wat de verspreiding van het virus bevordert. In de tweede plaats blijkt uit de TNO COVID peilingen dat, hoewel op veel werkplekken maatregelen worden genomen om verspreiding van het virus te beperken, zoals de hygiëne maatregelen, anderhalve meter afstand houden, gebruik van beschermingsmiddelen, dit toch niet altijd en overal lukt.

Arbeidsomstandigheden bij werk op locatie

Het TNO-onderzoek laat zien dat het aandeel werknemers dat (deels) op locatie werkt dat aangaf dat de werkgever de algemene COVID-maatregelen toepast, hoog is en in november 2020 iets is toegenomen naar 90%. Het aandeel op locatie werkende werknemers dat aangaf dat de werkgever beschermingsmiddelen ter beschikking stelt, is gestegen van 61% in de zomer naar 77% in het najaar. Het merendeel (84%) van de werknemers die aangeven dat de werkgever persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekt, droeg in het najaar ook beschermingsmiddelen op de werkplek. Voorts kan 93% zich vaak of altijd aan de hygiëne maatregelen houden. Het naleven van de algemene maatregel afstand houden gaat ook beter dan tijdens de zomer, maar een derde van de werknemers (34%) kan niet vaak of altijd afstand houden van collega’s, en 48% kan dat niet van klanten.

In lijn met voorgaande, laten gegevens van de Inspectie SZW (gepubliceerd 14 januari 2021) zien dat onvoldoende afstand houden op de werkvloer de vaakst gehoorde klacht is binnen een melding aan de Inspectie SZW16. Ook de aanwezigheid van zieke werknemers op de werkvloer, onvoldoende hygiënische maatregelen en een gebrek aan goede persoonlijke beschermingsmiddelen worden bij meldingen veel genoemd. In de bijlage een tussentijdse rapportage van de coronameldingen die zijn binnengekomen bij de Inspectie SZW. Bij elkaar genomen, geven de cijfers aan dat er veel aandacht is voor COVID-maatregelen op de werkvloer, maar er nog steeds ruimte is voor verbetering ten aanzien van de naleving van de algemene COVID-maatregelen op de werkvloer, met name in het afstand houden van collega’s en klanten.

Voor het deel van de mensen dat niet kan thuiswerken, bijvoorbeeld in de zorg, bij fabrieksproductie en in het vervoer, betekent dat: zorgen dat de werkplek veilig is. Voor die werkgevers en werknemers die nu nog het werk op kantoor doen, maar waar dat ook thuis zou kunnen, betekent het: extra maatregelen om ook die groep over de streep te trekken.

Waar thuiswerken niet mogelijk is, is het van groot belang dat op de werkvloer de COVID-maatregelen door iedereen worden toegepast. Op basis van voornoemde beschikbare cijfers van TNO en de Inspectie springt in het bijzonder in het oog de noodzaak tot een betere naleving van de anderhalve meter afstand, vooral in contact met klanten. Het is eveneens van belang dat de maatregelen op de werkplek op de juiste wijze worden toegepast. Dit houdt in dat de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) is aangepast op het risico van het coronavirus en dat er een plan van aanpak is opgesteld. Voor hulp om het aangepaste beleid goed vorm te geven kan de handreiking voor bedrijven en werknemers van de SER om verspreiding van het coronavirus op de werkplek tegen te gaan worden geraadpleegd.17 Deze bevat adviezen, tips, checklists en achtergrondinformatie.

Om werkgevers en werknemers te ondersteunen bij de sociale dialoog over COVID in relatie tot gezond en veilig werken, faciliteert het Ministerie van SZW ook een driewekelijks overleg met sociale partners specifiek over COVID en arbeidsomstandigheden.

Teneinde adequater te kunnen optreden bij geconstateerde besmettingen op de werkvloer heeft het kabinet de Inspectie SZW, als onderdeel van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Twm COVID-19) (Kamerstuk 35 526), inwerking getreden op 1 december 2020, tijdelijk meer wettelijke mogelijkheden gegeven om in te grijpen, indien nodig. Zo kan de Inspectie bij werkgevers die in ernstige mate nalaten maatregelen te nemen om de werknemers te beschermen tegen besmetting, op basis van de tijdelijke wijziging van de Arbowet werkzaamheden stilleggen en/of direct een boete opleggen. Overigens wijs ik er op dat in geval van geconstateerde onveilige situaties de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding kan doen bij de Inspectie SZW.

Daarnaast werkt het kabinet ter opvolging van de motie van de leden Klaver en Ouwehand (aangenomen op 21 januari jl.)18 waarmee de regering wordt verzocht om met spoed een wettelijke grondslag te creëren om bij het niet naleven van coronamaatregelen, waardoor een bronbesmetting ontstaat, te kunnen reageren met een sluiting van het bedrijfspand. Over de uitvoering van deze motie is uw Kamer geïnformeerd bij brief van het kabinet van 26 januari jl. Het kabinet verwacht begin maart het wetsvoorstel aan uw Kamer aan te bieden.

Mijn collega van VWS zal u binnenkort berichten over de voortgang met betrekking tot het verankeren van een quarantaineplicht, die eveneens het aantal besmettingen op de werkvloer beoogt te beperken.

Tot slot blijf ik met behulp van beschikbare onderzoeksgegevens, waarvan de peilingen door TNO en RIVM een belangrijk deel uitmaken, monitoren hoe de toepassing van de maatregelen zich de komende periode ontwikkelt.

Ondersteunen en verder bevorderen thuiswerken

Al met al kan op basis van de cijfers worden geconstateerd dat veel werkgevers en werkenden zich houden al langere tijd houden aan het dringende advies van het kabinet om thuis te werken waar dat kan. We zullen ook alles op alles moeten zetten om er voor te zorgen dat iedereen die kan thuiswerken dat de komende tijd ook daadwerkelijk doet en blijft doen.

De norm is dat iedereen in beginsel thuiswerkt. Alleen mensen die hun werk niet thuis kunnen uitvoeren, zoals het geval is wanneer zij essentieel zijn voor de voortgang van een bedrijfsproces, mogen naar het werk komen. Dat betekent: een buschauffeur gaat naar zijn werk, een kantoormedewerker werkt in beginsel thuis.

In algemeenheid spannen de werkgevers- en werknemersorganisaties zich in om thuiswerken te bevorderen. Daarnaast wijzen de cijfers tevens uit dat er een groep werkgevers en werknemers is waar nog winst te boeken is, zij kunnen meer thuiswerken. Het kabinet richt dan ook de oproep specifiek aan hen om bestaande afspraken over naar het werk komen opnieuw tegen het licht te houden. Naar het werk komen om collega’s of klanten te zien, kan nu zonder hele dringende redenen niet. Werkgevers moeten ervoor zorgen dat werknemers die thuis kunnen werken dat ook daadwerkelijk doen. Werknemers die gevraagd worden naar het werk te komen terwijl dat niet nodig is, kunnen daarover het gesprek aangaan met hun werkgever.

Het kabinet blijft met werkgevers- en werknemersorganisatie inzetten op het ondersteunen van werkgevers en werknemers die al thuiswerken met informatie en instrumenten die helpen bij de inrichting van het thuiswerken. Daarbij zullen we conform de motie Smeulders uitdrukkelijk aandacht geven aan de mentale aspecten van thuiswerken. Daarnaast zet het kabinet in op het verder bevorderen van het thuiswerken waar dat kan. Ik verwijs hierbij naar de brief die het kabinet over het pakket aan maatregelen rond thuiswerken heeft gestuurd op 26 januari jl. en de brief van 2 februari jl.19:

• In opvolging van de motie van het lid Marijnissen c.s. d.d. 26 januari jl.20 werkt het kabinet samen met sociale partners aan duidelijke criteria voor thuiswerken. Zoals aangegeven in de brief van 2 februari jl. is het kabinet na het aannemen van de motie direct in gesprek gegaan met werkgevers- en werknemersorganisaties hierover. Momenteel lopen deze gesprekken. Vervolgens zal het kabinet inzetten op het breed bekend maken van de criteria in samenspraak met werkgevers- en werknemersorganisaties. Ik zal uw Kamer medio februari berichten over de concrete uitwerking.

• De Inspectie SZW heeft een meldpunt voor meldingen over corona in relatie tot werk, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Zodra er criteria zijn, zal de Inspectie SZW, waar nodig met andere toezichthouders, door middel van interventies opvolging geven aan meldingen over niet-opvolging. In de tussentijd worden werkprocessen voorbereid om aan meldingen snel gevolg te kunnen geven.

• Zoals vermeld in de brief van 2 februari jl. zal het kabinet de communicatie over thuiswerken waar dat kan de komende periode intensiveren.

• Het kabinet zal in opvolging van de motie van de leden Weyenberg en Smeulders (aangenomen op 2 februari 2021)21 5 miljoen euro vrijmaken om vitaal thuiswerken in overleg met sociale partners intensief te stimuleren en te ondersteunen.

• In de brief van 2 februari over de stand van zaken covid-19 is aangegeven dat het kabinet, als onderdeel van het bredere pakket aan maatregelen om thuiswerken te bevorderen, de mogelijkheid verkent om op grond van artikel 58g van de Wet publieke gezondheid plaatsen aan te wijzen waar groepsvorming verder moet worden beperkt. Op dit moment geldt dat groepsvorming binnen een besloten plaats boven 30 personen per zelfstandige ruimte is verboden.

Tot slot wordt met de sociale partners momenteel tevens het gesprek gevoerd over arbeidsvoorwaardelijke aspecten van thuiswerken. Zo is uw kamer in de brief van 20 januari jl. van de Minister van VWS geïnformeerd dat een regeling voor extra coronaverlof met compensatie vanuit de overheid voor ouders met jonge kinderen helaas geen begaanbare route is gebleken.22 Vervolgens heeft de Kamer op 2 februari 2021 een motie aanvaard van de leden Smeulders en Van Weyenberg waarin de regering wordt verzocht om de Kamer te informeren over reeds verkende opties met betrekking tot coronaverlof en in geval van verlengde sluiting van de basisscholen samen met sociale partners een ultieme poging te doen om tot een coronaverlofregeling te komen.23 Het gesprek met sociale partners zal op korte termijn plaatvinden en aansluitend zal ik uw Kamer informeren over de reeds verkende opties. Voorts is in de brief over de uitbreiding van het economisch steun- en herstelpakket van 21 januari jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 217) ingegaan op de fiscale behandeling van thuiswerken en de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en sociale partners in deze.

Met de voorgenomen maatregelen zoals beschreven in deze brief verwacht het kabinet het thuiswerken verder te stimuleren, de aandacht voor het veilig werken op locatie te blijven bevorderen, zodat het risico op besmetting op de werkvloer verder wordt verminderd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees

Tussentijdse rapportage Inspectie SZW

3 februari 2021

Aanleiding

Vooruitlopend op het reguliere Jaarverslag over 2020 rapporteert de Inspectie SZW hierbij over de stand van zaken tot nu toe inzake de coronameldingen en de aanpak van de Inspectie SZW daarbij.

Voorafgaande aan corona waren meldingen over de risico's op besmetting met een virus zeldzaam.

Gelet op het grote maatschappelijke belang heeft de Inspectie SZW besloten tot aanpassing van de werkprocessen om de registratie, triage en follow up met de juiste interventie in te regelen. Hierdoor wordt zowel informatie gegenereerd en tegelijkertijd, in lijn met het adagium dat we alleen samen corona onder controle krijgen, gedragsaanpassing bij werkgevers of werknemers bewerkstelligd.

Dit betreft een tussentijdse actualisatie van de informatie die de Staatssecretaris van SZW afgelopen 6 juli24 en op 17 november jl25 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Kerncijfers

De meest recente stand, tot en met 10 januari 2021, is dat de Inspectie SZW 7.937 direct dan wel indirect gerelateerde coronameldingen heeft ontvangen.

Van deze direct of indirect aan corona gerelateerde meldingen heeft circa 20% betrekking op arbeidsmigranten. Naar de kwetsbare positie van arbeidsmigranten heeft de Inspectie aanvullend onderzoek gedaan. Het «Rapport arbeidsmigranten» van de Inspectie SZW is op 22 januari jl. aan de Tweede Kamer gezonden26.

Verdeling Coronameldingen naar domein

Domein ISZW Veilig & Gezond 5.120
Domein ISZW Eerlijk 443
Buiten (toezicht)domein ISZW 2.374
Totaal 7.937

In bovenstaande tabel staat de verdeling van het aantal corona gerelateerde meldingen naar de domeinen gezond en veilig respectievelijk eerlijk werk. De overige meldingen vallen buiten deze domeinen27. Onderstaand diagram geeft een beeld van de meest voorkomende onderwerpen.

Van de corona-gerelateerde meldingen gaan verreweg de meeste over gezond en veilig werk (5.120).

Meer dan de helft van de meldingen op het terrein van gezond en veilig werk gaan over het onvoldoende afstand houden op de werkplek of over zieke collega’s die aan het werk zouden zijn. Samen is dat 55% van meldingen gezond en veilig, 38% van alle coronameldingen. Niet mogen thuiswerken betreft 11% van de meldingen op het vlak van gezond en veilig werk en dat is circa 7% van alle coronameldingen.

Afwikkeling meldingen

In de bijstelling van het jaarplan 2020 zijn de aanpassingen die de Inspectie SZW in 2020 heeft doorgevoerd in haar interne processen om follow up te geven aan meldingen beschreven28. Daarbij zijn een aantal prioritaire risico’s als gevolg van Covid-19 onderkend die van invloed zijn op de inzet van de Inspectie SZW in samenwerking met andere diensten en de GGD. In het jaarplan 2021 is voortzetting van die aanpassingen beschreven.

Uiteraard heeft Covid19 ook een sterke impact gehad voor het eigen personeel van de Inspectie, ook wat betreft de inzet en de wijze van inspecteren en rechercheren. Sinds juni 2020 hanteert de Inspectie het uitgangspunt dat inspecties en onderzoek op locatie doorgaan, mits daarbij de veiligheid van de inspecteur gewaarborgd is. Er wordt gewerkt op basis van de vastgestelde RI&E corona, waar nodig aangevuld met aanvullende afspraken.

Interventies bij werkgevers i.v.m. corona gerelateerde meldingen

Inspectie SZW beoordeelt de meldingen op haar eigen terrein op basis van de risico’s, en draagt meldingen op het terrein van andere toezichthouders over aan de juiste partij. Tot en met 10 januari 2021 heeft bij 2.217 werkgevers naar aanleiding van een corona gerelateerde melding een interventie plaatsgevonden die deels op afstand is uitgevoerd en deels op de fysieke locatie.

Er zijn hierbij 2.173 werkgevers betrokken bij een zaak binnen het domein Gezond & Veilig en 44 werkgevers betrokken bij een zaak binnen het domein Eerlijk.

Van de meldingen waarvoor een afhandeling is gekozen waar op getoetst kon worden, kan gesteld worden dat in 89% van de gevallen de werkgevers (uiteindelijk) maatregelen heeft getroffen.

Bij 176 onderzoeken heeft er op locatie een interventie plaatsgevonden en hieruit is gebleken dat er bij 79 werkgevers een overtreding geconstateerd is. Hierbij is er 140 keer een handhavingsinstrument ingezet, als eis, waarschuwing stillegging en/of boeterapport.

Ten aanzien van meldingen dat thuiswerken wel mogelijk is maar niet is toegestaan zijn tot eind januari die meldingen opgevolgd waarbij de melder dat ook tot risicovolle situaties vond leiden.

Ter uitvoering van de motie Marijnissen cs. d.d. 26 januari jl. werkt het kabinet samen met sociale partners aan duidelijke criteria voor thuiswerken. Per brief van 2 februari jl. heeft het kabinet aangegeven meteen na het aannemen van de motie in gesprek te zijn gegaan met werkgevers- en werknemersorganisaties hierover. Momenteel lopen deze gesprekken.

Door de Inspectie worden in de tussentijd de werkprocessen voorbereid om aan meldingen over thuiswerken snel gevolg te kunnen geven. Dit houdt onder andere het volgende in. De meldingen vanaf eind januari zijn al meteen van opvolging voorzien richting werkgevers door middel van het schriftelijk en/of mondeling aanspreken. De beoordeling van de noodzaak om niet thuis te werken is uiteindelijk uiteraard aan de werkgever, in samenspraak met werknemers. Zij bepalen wat gelet op bedrijfs-, productie en dienstverleningsprocessen noodzakelijk is. De aanpak van de Inspectie SZW is gericht op gedragsaanpassing door de werkgever (en/of werknemers) indien er gemeld wordt dat de werkgever, gelet op de uiterste terughoudendheid die het kabinet adviseert, die beoordeling niet of onvoldoende zorgvuldig maakt.

Zodra er criteria zijn, zal de Inspectie SZW, en waar nodig met andere toezichthouders, door middel van een zo breed mogelijk pallet aan interventies opvolging geven aan meldingen over niet-naleving van het dringende advies om thuis te werken. Bij overtredingen van de arbeidsomstandighedenwetgeving kan dat ook tot maatregelen leiden. Niet-thuiswerken is in zichzelf niet een overtreding. De opvolging van meldingen zal worden gemonitord. De Inspectie SZW is graag bereid daar eind februari een presentatie over te verzorgen.


  1. Kamerstuk 25 295, nr. 734↩︎

  2. Covid-19 Trendonderzoek gedragsregels, 6e meting (4–10 januari) Trendonderzoek gedrag RIVM↩︎

  3. Gedragsonderzoek RIVM, 9e ronde, afgenomen tussen 30 december en 3 januari Gedragscohortonderzoek RIVM↩︎

  4. Het gaat hier om personen die in 2019 werknemer waren en eind 2020 als werknemer of zelfstandige werkten. De groep waarvan het werk stil ligt is buiten beschouwing gelaten. In de NEA-COVID peiling ontbreekt de groep werknemers die na de NEA 2019 zijn gestart met werken.↩︎

  5. De schatting is gebaseerd op het totaal aantal werknemers 2019 (7,5 miljoen).↩︎

  6. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM), 29 januari 2021, Factsheet metingen MPN thuiswerken en de coronacrisis.↩︎

  7. Kamerstuk 35 570 XV, nr. 54↩︎

  8. Zie: de Gezondheidsmonitor Volwassenen 2012 en 2016 van de GGD’en, CBS en RIVM, en de Eenzaamheidsmonitor van TNS Nipo voor Coalitie Erbij; https://www.eenzaam.nl/over-eenzaamheid/feiten-en-cijfers-rond-eenzaamheid.↩︎

  9. Kamerstuk 25 883, nr. 405↩︎

  10. Zie: https://www.eenzaam.nl/over-eenzaamheid/feiten-en-cijfers-rond-eenzaamheid↩︎

  11. Zie: https://www.eenzaam.nl/over-eenzaamheid/feiten-en-cijfers-rond-eenzaamheid↩︎

  12. SCP (4 december 2020). Welbevinden ten tijde van Corona.↩︎

  13. Gedragscohortonderzoek RIVM, 9e ronde, afgenomen tussen 30 december en 3 januari, zie: Gedragscohortonderzoek RIVM↩︎

  14. COVID-19_WebSite_rapport_wekelijks_20210202_1259_final.pdf (rivm.nl)↩︎

  15. https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/welvaart-in-coronatijd/mobiliteit↩︎

  16. Rapporten over werken tijdens de Coronapandemie | Rapport | Inspectie SZW↩︎

  17. Bron: www.ser.nl/-/media/ser/downloads/overige-publicaties/2020/handreiking-covid-19.pdf↩︎

  18. Kamerstuk 25 295, nr. 924↩︎

  19. Kamerstuk 25 295, nr. 950↩︎

  20. Kamerstuk 25 295, nr. 926↩︎

  21. Kamerstuk 35 669, nr. 36↩︎

  22. Kamerstuk 25 295, nr. 912↩︎

  23. Kamerstuk 35 669, nr. 9↩︎

  24. Kamerstuk 35 300 XV, nr. 96↩︎

  25. Kamerstukken 25 883 en 25 295, nr. 399↩︎

  26. Bijlage bij Kamerstuk 29 861, nr. 54↩︎

  27. in het aandeel meldingen dat binnen de domeinen Eerlijk en Buiten (toezicht)domein ISZW zit ook een deel dat voor strafrechtelijke Opsporing en/of externe samenwerkingspartners bestemd is.↩︎

  28. Bijstelling van het Jaarplan 2020. Kamerstuk 35 300 XV, nr. 96.↩︎