[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een interparlementaire conferentie betreffende het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie

Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

Verslag van een bijeenkomst

Nummer: 2021D05145, datum: 2021-02-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33130-18).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33130 -18 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid .

Onderdeel van zaak 2021Z02342:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 1/2
Vergaderjaar 2020-2021

33 130 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

Q/ Nr. 18 VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE

Vastgesteld 4 februari 2021

Een delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal heeft op vrijdag 4 september 2020 deelgenomen aan de 17e Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB/GVDB) van de Europese Unie. Vanwege de uitzonderlijke omstandigheden door de COVID-19 pandemie werd de Conferentie voor het eerst georganiseerd via videoconferentie.

De delegatie bestond uit mevrouw Pia Dijkstra (delegatieleider, Tweede Kamer, D66), mevrouw Salima Belhaj (Tweede Kamer, D66), de heer Sven Koopmans, (Tweede Kamer, VVD), de heer Bastiaan Van Apeldoorn (Eerste Kamer, SP) en de heer Pim Van Ballekom (Eerste Kamer, VVD). De delegatie werd ambtelijk ondersteund door de heer Van Toor, griffier van de commissie Buitenlandse Zaken en mevrouw Hartman, EU-adviseur, namens de Tweede Kamer, en de heer Fonck, stafmedewerker, namens de Eerste Kamer.

De Nederlandse delegatie brengt als volgt verslag uit over haar deelname aan de Conferentie.

Openingssessie

De Conferentie werd geopend met toespraken door de voorzitter van de Duitse Bondsdag, de heer Wolfgang Schäuble, delegatieleider van de Duitse delegatie bij de Interparlementaire Conferentie, de heer Dietmar Nietan en de voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken (AFET) van het Europees parlement, de heer David McAllister.

De rode lijn in de verschillende bijdragen was het pleidooi voor Europa als sterkere speler op het wereldtoneel als het gaat om het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. In dit kader werd tijdens het welkomstwoord aandacht gevraagd voor besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad om een alternatief te bieden aan het principe van unanimiteit dat besluitvorming vaak bemoeilijkt.

Sessie I: Gedachtewisseling met de Hoge Vertegenwoordiger

Tijdens de eerste sessie van de conferentie gaf de Hoge Vertegenwoordiger, de heer Josep Borrell, een toespraak vanuit Caïro, waarin hij stilstond bij de huidige ontwikkelingen op het wereldtoneel. De Hoge Vertegenwoordiger stond onder meer stil bij zijn aanstaande bezoek aan Libië. Vervolgens gaf de heer Borrell een terugkoppeling van de informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken – Gymnich van 27-28 augustus 2020. Met betrekking tot de situatie in Wit-Rusland benadrukte de heer Borrell dat de verkiezingen in dat land noch vrij, noch eerlijk zijn verlopen en dat president Lukashenko dan ook geen legitieme overwinning heeft behaald. De situatie van de vergiftiging van de Russische oppositieleider Aleksej Navalny werd ook benoemd, en sterk veroordeeld door de EU. Met betrekking tot de situatie in het Middellandse Zeegebied en de rol van Turkije stelde de Hoge Vertegenwoordiger dat het land steeds verder af komt te staan van de waarden van de Europese Unie, hoewel Turkije nog steeds een kandidaat-lidstaat is. De heer Borrell noemde dan ook het belang van het verminderen van de spanningen en een blijvende dialoog tussen de EU en Turkije.

Naar aanleiding van de discussie met de Minister van Buitenlandse Zaken van Israël, de heer Gabi Ashkenazi, noemde de Hoge Vertegenwoordiger dat de relatie tussen de EU en Israël in grote mate afhangt van het vredesproces in het Midden-Oosten. Vervolgens ging de heer Borrell in op de rol van de EU in de wereld na de COVID-19 pandemie, waarbij hij benadrukte dat de EU zoveel mogelijk in multilateraal verband moet optrekken, maar ook autonoom moet handelen zoveel als nodig. Ten slotte ging de heer Borrell in op de discussies van de ministers van Defensie tijdens Gymnich, die op hun beurt het belang van de strategische autonomie van de Europese Unie benadrukten, en tegelijkertijd ook het belang van samenwerking met de NAVO onderstreepten.

In de discussie die volgde vroeg de heer Koopmans aandacht voor het politieker en flexibeler inzetten van Europese fondsen door de Europese Commissie, met het oog op de verschillende crises aan de grenzen van de EU, in bijvoorbeeld Turkije en Wit-Rusland. De heer Borrell deelde de oproep voor meer flexibiliteit, maar benadrukte dat het budget van de Commissie een reflectie is van de politieke keuzes van de Raad en het Europees parlement. De heer Van Apeldoorn stelde een vraag over het handelen van de VS ten aanzien van het Internationaal Strafhof met het opleggen van sancties aan de hoofdaanklager en een ander lid van het Strafhof. Volgens de heer Borrell deed de actie van de VS afbreuk aan het multilateralisme, en de HV heeft hierover een verklaring uitgebracht. Daarnaast vroeg de heer Van Apeldoorn aandacht voor de gevolgen van het nederzettingenbeleid van Israël ten aanzien van de Palestijnse Gebieden, en naar wat de EU hierin kan betekenen. Op dit onderwerp is niet ingegaan door de heer Borrell.

Sessie II: Wegen naar een Europese Defensie Unie – strategische herschikking van het veiligheids- en defensiebeleid van de EU

De tweede sessie van de conferentie werd geopend met een inleiding van mevrouw Ronja Kempin, onderzoeker van het German Institute for International and Security Affairs. Zij stelde daarin dat hoewel er zeer veel ontwikkelingen zijn geweest op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid van de EU, dit zeker nog niet voldoende is om te kunnen zeggen dat de EU zichzelf goed kan verdedigen. Dat heeft er volgens mevrouw Kempin mede mee te maken dat er nog veel werk ligt in de implementatie van alle initiatieven. De transitie van papier naar praktijk moet grotendeels nog plaatsvinden. Buiten de praktische hindernissen komt daar ook de traditionele terughoudendheid van lidstaten bij kijken als het gaat om soevereiniteitsafdracht op het gebied van defensie.

Mevrouw Kempin wees er in het kader van Europese defensiesamenwerking op dat de 21ste eeuw waarschijnlijk geen «Europese eeuw» zal worden: China zal een steeds grotere globale machtspositie opeisen, terwijl de Verenigde Staten onder president Trump niet de ambitie lijkt te hebben om de liberale democratie op het wereldtoneel te verdedigen. Vanuit dat oogpunt is een nog sterkere focus op versterking van het Europees veiligheids- en defensiebeleid noodzakelijk, inclusief de daarbij horende financiële middelen.

Daarna was het de beurt aan de heer Charles Fries namens de European External Action Service. De heer Fries ging in zijn introductie in op de ontwikkelingen rondom het Europees Defensiefonds, het financieringsinstrument van de Europese Commissie dat is opgericht om onderzoek en ontwikkeling op het gebied van defensietechnologie te bevorderen. Ook ging hij in op PESCO, waarbij nu 25 EU-lidstaten samenwerken aan verschillende projecten op defensiegebied. Tenslotte benoemde de heer Fries de Europese Vredesfaciliteit: doelstelling van dit initiatief is het opzetten van een financieel instrument dat de gemeenschappelijke kosten van EU-missies en vredesoperaties kan financieren. Het Duits EU-voorzitterschap mikt op een akkoord over de Vredesfaciliteit in de komende maanden en implementatie in januari 2021.

In de discussie die volgde benadrukte mevrouw Belhaj het belang van nauwe betrokkenheid van het Nederlandse parlement en andere nationale parlementen bij de ontwikkelingen op het Europese niveau. Belangrijke uitdaging hierbij is het organiseren van publieke steun voor Europese defensiesamenwerking. Er zou moeten worden gezocht naar manieren om de afstand te overbruggen tussen degenen die geloven in het belang van Europese samenwerking, en degenen die die dit zien als een ondermijning van de nationale soevereiniteit.

De heer Van Apeldoorn benadrukte dat er in de EU-lidstaten verschillende opvattingen bestaan over het nastreven van nauwere Europese defensiesamenwerking. Hij wees er hierbij op dat in veel landen, waaronder Nederland, geen politieke meerderheid is voor de creatie van een Europees leger, hetgeen de Nederlandse regering tot nu toe ook altijd heeft afgewezen. Grote lidstaten zoals Frankrijk, waar het idee van een Europees leger van regeringszijde wel is ondersteund, zouden hiermee rekening moeten houden.

Afsluiting

De sessie werd afgesloten met dankwoorden van de heer Dietmar Nietan en de heer David McAllister. Aangekondigd werd dat de volgende Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid plaats zal vinden op 3 en 4 maart onder Portugees voorzitterschap. De gezamenlijke verklaring naar aanleiding van de Conferentie namens beide voorzitters is hier te vinden.

De delegatieleider,

Pia Dijkstra

De griffiers van de delegatie,

Fonck

Hartman

Van Toor