[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verkenning Galan Groep 'Omwille van goed onderwijs'

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2021D05410, datum: 2021-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-899).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -899 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z02484:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 899 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2021

Met deze brief reageren wij op het bijgaande rapport «Omwille van goed onderwijs, verkenning scenario’s kennisinfrastructuur onderwijs» van de Galan Groep1. Deze verkenning hebben wij gevraagd naar aanleiding van eerdere adviezen die in november 2019 zijn verschenen «Slimme verbindingen» van de Landelijke Werkgroep Kennisinfrastructuur van de sectorraden en «Samen ten dienste van school» van de Onderwijsraad. Deze brief gaat tevens in op het TIAS-onderzoek «Zicht op sturingsdynamiek» uit 2017.2

Belang van versterking kennisinfrastructuur voor verbetering onderwijskwaliteit

Verbetering van de kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs vraagt om structurele aandacht. Een betere benutting van kennis kan een belangrijke bijdrage leveren aan onderwijs dat werkt voor alle leerlingen en studenten. De Onderwijsinspectie signaleert al geruime tijd dat beschikbare kennis nu niet optimaal wordt gebruikt voor het verbeteren van onderwijs op scholen, instellingen en opleidingen. Dit geldt voor alle onderwijssectoren, van het primair onderwijs tot het wetenschappelijk onderwijs, al is de problematiek in iedere onderwijssector net verschillend.

Ook onderwijsbeleid kan meer en beter gebaseerd worden op wat er bekend is over beleidstheorie en effect van interventies.

Er zijn verschillende redenen waarom scholen, opleidingen en instellingen nu onvoldoende gebruik maken van kennis van effectieve praktijken om hun onderwijs te verbeteren. De verkenning van de Galan Groep benoemt mede op basis van de eerdere rapporten van de Landelijke Werkgroep Kennisinfrastructuur van de sectorraden en Onderwijsraad de volgende knelpunten:

– Er is de nodige kennis, maar deze is vaak niet in overzichtelijke en bruikbare vorm voor het onderwijs (en het beleid) beschikbaar

– Weinig onderlinge deling van kennis en weinig vertaling van lokale kennisopbouw via co-creatie naar generieke kennis

– Beperkte onderzoeks- en evaluatiecultuur op scholen

– Weinig aandacht voor sectoroverstijgende vraagstukken

Ook in de coronacrisis liepen scholen, opleidingen en instellingen er tegenaan dat er, bijvoorbeeld op het gebied van digitalisering, te weinig voor scholen en opleidingen makkelijk vindbare kennis was om goed gebruik te kunnen maken van elders al beproefde methodieken.

In de verkenning worden drie scenario’s geschetst voor versterking van de kennisinfrastructuur: 1) zet in op de regio; 2) landelijk kennis bundelen en ontsluiten 3) thematisch innoveren. Volgens de Galan Groep vraagt uitvoering van een van deze scenario’s om gerichte, structurele investeringen tussen de 70 en 85 miljoen euro per jaar.

Regionale kennishubs en een landelijk kenniscentrum

Gezien de verschenen rapporten lijkt een combinatie van regionale kennishubs en een vorm van een landelijk kenniscentrum het meest verstandig voor het aanpakken van de bovengenoemde knelpunten. Ook in het advies «Slimme verbindingen» van de sectorraden wordt gepleit voor een combinatie van regionale en landelijke kennispunten.

Leraren leren het meest van elkaar. Ze vinden elkaars ervaringen belangrijk voor het verbeteren van onderwijs. Deze ervaringen kunnen nog meer worden gevoed door (wetenschappelijke) kennis. In regionale kennishubs vinden daarom kennisverspreiding, vraagarticulatie en samen onderzoeken plaats in netwerken van scholen. Dergelijke kennishubs kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van regionale kennisecosystemen. Naast het verspreiden van kennis kunnen ze ook helpen bij het ophalen van vragen bij scholen en het doen van praktijkgericht onderzoek. In het verlengde van de aanbevelingen uit het TIAS-onderzoek om een overload aan sturingsinstrumenten te vermijden is het van belang om hierbij zoveel mogelijk bij bestaande netwerkstructuren aan te sluiten. Hier is ook samenhang met de beleidsreactie op het advies van Merel van Vroonhoven en de eerdere beleidsreactie op het rapport van McKinsey «Een verstevigd fundament voor iedereen».

In een landelijk kenniscentrum wordt wetenschappelijke kennis (ook over de sectoren heen) gebundeld en geordend zodat deze bruikbaar is voor de leraren(teams), scholen en instellingen die hier in hun eigen praktijk mee aan de slag gaan. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor «boundary crossers» tussen onderwijs en onderzoek zoals ook de Onderwijsraad bepleit.

Een dergelijke ordeningsslag maakt het kenniscentrum ook voor beleids-vraagstukken. Daarmee wordt inzichtelijker wat wij weten over effectieve (beleids)interventies. Daarbij gaat het niet zozeer om het doen van meer onderzoek, maar om het opstellen en verzamelen van bruikbare inzichten en overzichten voor de beleidspraktijk.

Bij een landelijk kenniscentrum gaan de gedachten uit naar een gezaghebbende, onafhankelijke autoriteit voor het hele onderwijs waar ook aandacht is voor bijvoorbeeld doorlopende leerlijnen en overgangen tussen sectoren. Zo kunnen scholen, instellingen en opleidingen ook over sectoren heen van elkaar leren. Daarbij is uiteraard oog voor verschillen in bijvoorbeeld schaal en cultuur.

Een kenniscentrum kan handreikingen bieden voor vragen vanuit de praktijk. Leraren die aanlopen tegen specifieke vragen op het gebied van bijvoorbeeld leesonderwijs of manieren om studiesucces te vergroten kunnen bij het kenniscentrum terecht voor tips op wetenschappelijke basis. Daarbij is nadrukkelijk ruimte voor verschillende methodes en perspectieven.

Voor het beleid is het van belang om een goed overzicht te hebben van wat er bekend is over de effectiviteit van verschillende beleidsopties. Een voorbeeld is de vraag op welke manier digitale middelen het best kunnen worden ingezet om de kwaliteit van het onderwijs voor verschillende groepen leerlingen en studenten te verbeteren. Een kenniscentrum kan beleid voorzien van een systematisch overzicht van de voors en tegens van verschillende beleidsopties, zonder hier een gericht advies aan te koppelen (zoals bijvoorbeeld een adviesorgaan als de Onderwijsraad wel als nadrukkelijke taak heeft).

Ook de toenemende beschikbaarheid van data biedt nieuwe mogelijkheden voor onderzoek en kennisbenutting (zie bijvoorbeeld de activiteiten van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs, NCO). Tegelijkertijd vraagt dit ook aandacht voor een goede borging van privacy en andere risico’s.

De uitwerking van een landelijk kenniscentrum en de verhouding tussen landelijk en regionaal vragen nog verdere doordenking, ook in relatie tot bestaande partijen zoals NRO.

Ruimte voor scholen en instellingen om met inzichten aan de slag te gaan is randvoorwaarde

Kennisbenutting kan uiteindelijk alleen tot stand komen op scholen en onderwijsinstellingen zelf. Dit vraagt dat er op scholen, opleidingen en instellingen voldoende expertise en tijd is om hiermee aan de slag te gaan. Randvoorwaarden binnen de school/opleiding/instelling zijn cruciaal om tot geslaagde benutting van kennis te komen. Daaronder vallen een op structurele verbetering gerichte schoolcultuur, ruimte, tijd en aandacht voor professionele ontwikkeling van onderwijsprofessionals en voldoende middelen om met verbeteringen aan de slag te gaan. Dit vereist een goede verankering in het onderwijssysteem om ervoor te zorgen dat het gebruik van kennis niet vrijblijvend blijft. Daarbij is het van belang dat er ruimte is voor verschillende aanpakken per sector.

De voorgestelde versterking van de kennisinfrastructuur draagt bij aan een onderwijssysteem van hogere kwaliteit waarin meer evidence-informed gewerkt wordt. Een eventuele intensivering in de kennisinfrastructuur kan een nieuw kabinet integraal wegen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩

  2. Naar aanleiding van een toezegging aan uw Kamer om dit onderzoek mee te nemen in deze beleidsreactie samen met de reactie op het advies van de Onderwijsraad.↩