[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59) (Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen)

Eindtekst

Nummer: 2021D06495, datum: 2021-02-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z22333:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

11 februari 2021







Regels strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het
Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke
handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en
voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59) (Wet oneerlijke
handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te
stellen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees
Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke
handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en
voedselvoorzieningsketen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

afnemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een
consument, ongeacht de plaats van vestiging van die persoon, of een
overheidsinstantie in de Unie, die landbouw- en voedingsproducten koopt,
of een groepering van dergelijke natuurlijke personen of rechtspersonen;

Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd
in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en
Markt;

bederfelijke landbouw- en voedingsproducten: landbouw- en
voedingsproducten die vanwege de aard ervan of in het stadium van
verwerking ervan binnen dertig dagen na de oogst, productie of
verwerking ongeschikt voor verkoop kunnen worden;

landbouw- en voedingsproducten: de producten die zijn vermeld in bijlage
I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede
producten die niet in die bijlage zijn vermeld, maar op basis van in die
bijlage vermelde producten zijn verwerkt voor gebruik als levensmiddel;

leverancier: een landbouwproducent of een natuurlijke persoon of
rechtspersoon, ongeacht de plaats van vestiging van die persoon, die
landbouw- en voedingsproducten verkoopt, of een groepering van
dergelijke landbouwproducenten, natuurlijke personen en rechtspersonen,
zoals producentenorganisaties, leveranciersorganisaties en verenigingen
van dergelijke organisaties;

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

overheidsinstantie: nationale, regionale of lokale overheidsinstanties,
publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit
een of meer van dergelijke overheidsinstanties of een of meer van
dergelijke publiekrechtelijke instellingen;

Richtlijn 2011/7/EU: Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van
betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU 2011, L 48/1);

Richtlijn (EU) 2019/633: Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees
Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke
handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de
voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59);

Verordening 1308/2013: Verordening 1308/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een
gemeenschappelijk ordening van de markten voor landbouwproducten en tot
intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 92/72, (EEG) nr. 234/79, (EG)
nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347/671).

Artikel 2

1. Een afnemer handelt onrechtmatig jegens een leverancier indien hij
een van de volgende handelspraktijken verricht:

a. de afnemer betaalt de leverancier,

1°. indien in de leveringsovereenkomst wordt bepaald dat de producten
op regelmatige basis worden geleverd:

- voor bederfelijke landbouw- en voedingsproducten, later dan dertig
dagen na het einde van een overeengekomen leveringstermijn waarbinnen
leveringen zijn verricht of later dan dertig dagen na de datum waarop
het te betalen bedrag voor die leveringstermijn is vastgesteld,
naargelang welke datum later valt;

- voor andere landbouw- en voedingsproducten, later dan zestig dagen na
het einde van een overeengekomen leveringstermijn waarbinnen leveringen
zijn verricht of later dan zestig dagen na de datum waarop het te
betalen bedrag voor die leveringstermijn is vastgesteld, naargelang
welke datum later valt;

voor de toepassing van de in dit onderdeel bedoelde betalingstermijnen
worden de overeengekomen leveringstermijnen in elk geval niet geacht
langer dan één maand te zijn;

2°. indien in de leveringsovereenkomst niet wordt bepaald dat de
producten op regelmatige basis worden geleverd:

- voor bederfelijke landbouw- en voedingsproducten, later dan dertig
dagen na de leveringsdatum of later dan dertig dagen na de datum waarop
het te betalen bedrag is vastgesteld, naargelang welke datum later valt;

- voor andere landbouw- en voedingsproducten, later dan zestig dagen na
de leveringsdatum of later dan zestig dagen na de datum waarop het te
betalen bedrag is vastgesteld, naargelang welke datum later valt;

Niettegenstaande de onderdelen 1° en 2° gaan, indien de afnemer het te
betalen bedrag vaststelt, de in onderdeel 1° bedoelde
betalingstermijnen in vanaf het einde van een overeengekomen
leveringstermijn waarbinnen leveringen zijn verricht, en gaan de in
onderdeel 2° bedoelde betalingstermijnen in vanaf de leveringsdatum;

b. de afnemer annuleert een bestelling van bederfelijke landbouw- en
voedingsproducten op zodanig korte termijn dat niet redelijkerwijs kan
worden verwacht dat de leverancier een alternatief kan vinden voor het
verhandelen of het gebruik van die producten; een termijn van minder dan
dertig dagen wordt altijd als een korte termijn beschouwd;

c. de afnemer wijzigt eenzijdig de voorwaarden van een
leveringsovereenkomst voor landbouw- en voedingsproducten die verband
houden met de frequentie, de methode, de plaats, de timing of het volume
van de levering van de landbouw- en voedingsproducten, de
kwaliteitsnormen, de betalingsvoorwaarden of de prijzen, of met de
verlening van diensten, voor zover die uitdrukkelijk worden vermeld in
artikel 3;

d. de afnemer verlangt van de leverancier dat hij betalingen doet die
geen verband houden met de verkoop van de landbouw- en voedingsproducten
van de leverancier;

e. de afnemer verlangt van de leverancier dat hij betaalt voor het
bederf of verlies, of beide, van landbouw- en voedingsproducten, dat
zich voordoet bij de afnemer of nadat de eigendom is overgedragen aan de
afnemer, en dat niet aan nalatigheid of verzuim van de leverancier is
toe te schrijven;

f. de afnemer weigert de voorwaarden van een leveringsovereenkomst
tussen de afnemer en de leverancier schriftelijk te bevestigen, ondanks
een verzoek daartoe van de leverancier; dat geldt niet wanneer de
leveringsovereenkomst betrekking heeft op producten die door een lid van
een productenorganisatie, met inbegrip van een coöperatie, moeten
worden geleverd aan de productenorganisatie waarbij de leverancier is
aangesloten, op voorwaarde dat in de statuten van die
producentenorganisatie of in de bij deze statuten vastgestelde of
daaruit voortvloeiende voorschriften en besluiten bepalingen zijn
opgenomen van vergelijkbare strekking als de voorwaarden van de
leveringsovereenkomst;

g. de afnemer verkrijgt bedrijfsgeheimen van de leverancier
onrechtmatig, gebruikt deze onrechtmatig of maakt deze onrechtmatig
openbaar, in de zin van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen;

h. de afnemer dreigt met of gaat over tot commerciële
vergeldingsmaatregelen tegen de leverancier indien de leverancier zijn
contractuele of wettelijke rechten uitoefent, met inbegrip van de
indiening van een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt of een
andere handhavingsautoriteit of de samenwerking met
handhavingsautoriteiten tijdens een onderzoek;

i. de afnemer verlangt van de leverancier een vergoeding voor de kosten
die gepaard gaan met het onderzoeken van klachten van klanten in verband
met de verkoop van de producten van de leverancier, ondanks het
ontbreken van nalatigheid of schuld van de leverancier.

2. Het eerste lid, onderdeel a, doet geen afbreuk aan:

a. de in Richtlijn 2011/7/EU bedoelde gevolgen van
betalingsachterstanden en rechtsmiddelen, die, zo nodig in afwijking van
de bepalingen waarmee die richtlijn in de Nederlandse rechtsorde is
omgezet, van toepassing zijn met dien verstande dat de in deze wet
vastgestelde betalingstermijnen gelden;

b. de mogelijkheid voor een afnemer en een leverancier om een clausule
betreffende waardeverdeling in de zin van artikel 172bis van Verordening
1308/2013 overeen te komen.

3. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op betalingen:

a. van een afnemer aan een leverancier, indien dergelijke betalingen
worden gedaan in het kader van de schoolregeling op grond van artikel 23
van Verordening 1308/2013;

b. van overheidsorganisaties die gezondheidszorg verstrekken in de zin
van artikel 4, vierde lid, onderdeel b, van Richtlijn 2011/7/EU;

c. krachtens leveringsovereenkomsten tussen leveranciers van druiven of
most voor wijnbereiding en hun directe afnemers, op voorwaarde:

1°. dat de specifieke betalingsvoorwaarden voor de verkooptransacties
worden opgenomen in standaardcontracten die met toepassing van artikel
164 van Verordening 1308/2013 vóór 1 januari 2019 verbindend zijn
verklaard, en dat die uitbreiding van de standaardcontracten vanaf die
datum is verlengd zonder significante wijzigingen van de
betalingsvoorwaarden ten nadele van leveranciers van druiven of most; en

2°. dat de leveringsovereenkomsten tussen leveranciers van druiven of
most voor wijnbereiding en hun directe afnemers meerjarig zijn of
meerjarig worden.

Artikel 3

Een afnemer handelt onrechtmatig jegens een leverancier indien hij een
van de volgende handelspraktijken verricht, tenzij de betreffende
handelspraktijk voorafgaand helder en ondubbelzinnig schriftelijk is
overeengekomen tussen de leverancier en de afnemer:

a. de afnemer retourneert onverkochte landbouw- en voedingsproducten aan
de leverancier zonder betaling voor die onverkochte producten of zonder
betaling voor de verwijdering van die producten, of beide;

b. van de leverancier wordt een vergoeding verlangd voor de opslag, de
uitstalling of de opname in het assortiment van zijn landbouw- en
voedingsproducten, of voor het op de markt aanbieden van dergelijke
producten;

c. de afnemer verlangt van de leverancier dat hij alle of een deel van
de kosten draagt van kortingen voor landbouw- en voedingsproducten die
in het kader van een promotieactie door de afnemer zijn verkocht, tenzij
de afnemer vóór een promotieactie op initiatief van de afnemer, de
periode waarin de promotie plaatsvindt en de verwachte hoeveelheid
landbouw- en voedingsproducten die zal worden besteld tegen de na aftrek
van de korting verkregen prijs, specificeert;

d. de afnemer verlangt van de leverancier dat hij betaalt voor het maken
van reclame voor landbouw- en voedingsproducten door de afnemer;

e. de afnemer verlangt van de leverancier dat hij betaalt voor de
marketing van landbouw- en voedingsproducten door de afnemer;

f. de afnemer verlangt van de leverancier dat hij personeel betaalt voor
de inrichting van de ruimten die voor de verkoop van de producten van de
leverancier worden gebruikt.

Artikel 4

Indien door de afnemer een vergoeding voor de in artikel 3, onderdelen
b, c, d, e en f, bedoelde situaties wordt verlangd, verstrekt de afnemer
de leverancier desgevraagd een schriftelijke raming van het te betalen
bedrag, per stuk of in totaal naargelang wat passend is alsmede, voor
zover het gaat om de situaties als bedoeld in artikel 3, onderdelen b,
d, e en f, een schriftelijke raming van de kosten voor de leverancier en
van de elementen waarop die raming is gebaseerd.

Artikel 5

1. De artikelen 2 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing tussen de
volgende partijen:

a. een leverancier met een jaarlijkse omzet van ten hoogste €
2.000.000,- en een afnemer met een jaarlijkse omzet van meer dan €
2.000.000,-;

b. een leverancier met een jaarlijkse omzet van meer dan € 2.000.000,-
en ten hoogste € 10.000.000,- en een afnemer met een jaarlijkse omzet
van meer dan € 10.000.000,-;

c. een leverancier met een jaarlijkse omzet van meer dan €
10.000.000,- en ten hoogste € 50.000.000,- en een afnemer met een
jaarlijkse omzet van meer dan € 50.000.000,-;

d. een leverancier met een jaarlijkse omzet van meer dan €
50.000.000,- en ten hoogste € 150.000.000,- en een afnemer met een
jaarlijkse omzet van meer dan € 150.000.000,-;

e. een leverancier met een jaarlijkse omzet van meer dan € 150.000.000
en ten hoogste € 350.000.000,- en een afnemer met een jaarlijkse omzet
van meer dan € 350.000.000,-;

f. een leverancier met een jaarlijkse omzet van ten hoogste €
350.000.000,- en een afnemer die een overheidsinstantie is.

2. De in het eerste lid bedoelde omzet wordt begrepen overeenkomstig de
bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003
betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen
(PB L 124).

3. De artikelen 2 tot en met 4 zijn bepalingen van bijzonder dwingend
recht als bedoeld in artikel 9 van verordening (EG) nr. 593/2008 van het
Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van
toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (PbEU 2008, L 177).

Artikel 6

1. Onze Minister kan een commissie aanwijzen die belast is met het
beslechten van geschillen tussen afnemers en leveranciers inzake de
toepassing van de artikelen 2 tot en met 4.

2. Een afnemer wordt geacht aangesloten te zijn bij een op grond van het
eerste lid aangewezen commissie.

3. Uitspraken van een op grond van het eerste lid aangewezen commissie
zijn voor partijen bindend, tenzij een van beide partijen het geschil
waarop de uitspraak betrekking heeft binnen drie maanden na vaststelling
van de uitspraak aan de civiele rechter voorlegt.

Artikel 7

1. Een afnemer onthoudt zich van het verrichten van een onrechtmatige
handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 2 en 3.

2. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de
naleving van het eerste lid en artikel 4.

3. De Autoriteit Consument en Markt werkt samen met aangewezen
handhavingsautoriteiten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van
Richtlijn (EU) 2019/633 van andere lidstaten om elkaar wederzijdse
bijstand te verlenen bij het verrichten van onderzoeken met een
grensoverschrijdende dimensie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van
die richtlijn.

Artikel 8

1. Een leverancier, een organisatie waar een leverancier lid van is of
een vereniging van dergelijke organisaties, wordt als belanghebbende
aangemerkt indien deze leverancier, organisatie of vereniging de
Autoriteit Consument en Markt verzoekt om handhaving van artikel 4 of
artikel 7, eerste lid, in verband met een vermeende verboden
handelspraktijk jegens de betrokken leverancier.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een andere
organisatie die rechtmatig belang heeft bij de vertegenwoordiging van
leveranciers, indien het een onafhankelijke rechtspersoon zonder
winstoogmerk betreft.

3. De Autoriteit Consument en Markt stelt degene die om handhaving van
het in artikel 4 of artikel 7, eerste lid, verzoekt binnen redelijke
termijn na ontvangst van het verzoek in kennis van de manier waarop zij
voornemens is daaraan gevolg te geven.

4. Indien de Autoriteit Consument en markt van oordeel is dat er
onvoldoende grond is om gevolg te geven aan een verzoek tot handhaving
van artikel 4 of artikel 7, eerste lid, stelt zij de verzoeker binnen
redelijke termijn na ontvangst van het verzoek in kennis van de redenen
daarvoor.

5. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat er
voldoende grond is om gevolg te geven aan een verzoek tot handhaving van
artikel 4 of artikel 7, eerste lid, start, voert en voltooit zij haar
onderzoek naar aanleiding van dit verzoek binnen redelijke termijn.

6. Indien degene die om handhaving van artikel 4 of artikel 7, eerste
lid, verzoekt daarom verzoekt, treft de Autoriteit Consument en Markt de
noodzakelijke maatregelen met het oog op de passende bescherming van
diens identiteit en die van leden van een organisatie als bedoeld in het
eerste lid, alsmede van andere informatie waarvan de openbaarmaking
volgens de verzoeker schadelijk zou zijn voor zijn belangen. De
verzoeker vermeldt alle informatie ten aanzien waarvan hij
vertrouwelijkheid verlangt.

Artikel 9

1. In geval van overtreding van artikel 4 of artikel 7, eerste lid, kan
de Autoriteit Consument en Markt:

a. een besluit nemen tot vaststelling van die overtreding;

b. de overtreder een bestuurlijke boete opleggen;

c. de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2. De Autoriteit Consument en Markt kan een zelfstandige last als
bedoeld in artikel 1 van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
opleggen ter bevordering van de naleving van artikel 7, eerste lid.

Artikel 10

1. De bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b,
bedraagt ten hoogste € 900.000 of, indien dat meer is, 10% van de
omzet van de overtreder.

2. De bestuurlijke boete die ingevolge het eerste lid ten hoogste kan
worden opgelegd wordt verhoogd met 100%, indien binnen een tijdvak van
vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het van de overtreding
opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere overtreding
van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde
bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

Artikel 11

De Autoriteit Consument en Markt neemt bij het opstellen van haar
jaarverslag als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen artikel 10, eerste lid, van Richtlijn (EU)
2019/633 in acht.

Artikel 12

Deze wet is niet van toepassing op overeenkomsten die zijn gesloten voor
het tijdstip van haar inwerkingtreding en handelingen ter uitvoering
daarvan, met dien verstande dat de niet-toepasselijkheid voor die
overeenkomsten eindigt met ingang van twaalf maanden na de dag van
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Artikel 13

In de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht
wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen:
artikel 9

Artikel 14

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 15

Deze wet wordt aangehaald als: Wet oneerlijke handelspraktijken
landbouw- en voedselvoorzieningsketen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1