Staatsexamen Voortgezet Onderwijs (VO)
Voortgezet Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2021D06707, datum: 2021-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31289-443).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Samenvatting opzet belevingsonderzoek examinering vso-leerlingen bij de staatsexamens
- Naar een toekomstbestendig staatsexamen vo
- Staatsexamens 2020 DUO – Informatieproducten
Onderdeel van kamerstukdossier 31289 -443 Voortgezet Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2021Z03066:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-03-10 18:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-22 14:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-06-07 10:00: Onderwijs en corona Primair en voortgezet onderwijs (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-06-09 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 443 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2021
Zoals aangekondigd in mijn brief van 16 december 2020 (Kamerstuk 31 289, nr. 437) informeer ik uw Kamer middels deze brief over een aantal zaken gerelateerd aan het staatsexamen voortgezet onderwijs (hierna: staatsexamen). De (herijkte) maatregelen ten aanzien van het eindexamen 2021 (waaronder het staatsexamen) als gevolg van covid-19 worden toegelicht in een separate brief.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:
I. De staatsexamenresultaten 2020 (bijlage 1)1;
II. Het vraagstuk ten aanzien van de oplopende druk op de organisatie van het staatsexamen en de wijze waarop kan worden toegewerkt naar een toekomstbestendig staatsexamen (bijlage 2)2;
III. Het vraagstuk over een passende wijze van examineren van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso). In relatie tot het dit onderwerp licht ik ook de stand van zaken toe van de motie Westerveld3 (bijlage 3)4
IV. Als laatste licht ik ook de eerste uitkomsten van de verkenning toe die het CvTE doet naar de mogelijkheid om herkansingen te bieden aan certificaat-kandidaten.
I. Staatsexamenresultaten 2020
Op 13 oktober 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten in het regulier vo en vavo in examenjaar 2020.5 Vanwege de in 2020 extra uitgebreide herkansingsregeling voor het staatsexamen liepen de afnames door tot in december waardoor de staatsexamenresultaten toen nog niet beschikbaar waren. De resultaten zijn inmiddels door DUO verwerkt in bijgevoegde rapportage, naar analogie van de jaarlijkse examenmonitor.
Wie nemen er deel aan het staatsexamen?
Het staatsexamen is een van staatswege georganiseerde examenvoorziening die openstaat voor iedereen – jong en oud – die graag (alsnog) examen wil doen, maar niet in de gelegenheid is (geweest) om dat op een vo-school, vavo of vso-school met een examenlicentie te doen. Vanwege deze brede maatschappelijke functie die het staatsexamen heeft, is de deelnemersgroep divers.
Er wordt op hoofdlijnen onderscheid gemaakt tussen twee groepen kandidaten: kandidaten die via het vso aan het staatsexamen deelnemen, en de overige reguliere kandidaten. De groep kandidaten die deelneemt vanuit het vso doet dat omdat hun school geen examenlicentie heeft of geen samenwerking heeft met een vo-school of vavo ten aanzien van de examinering.
Voor de groep reguliere kandidaten geldt dat er leerlingen zijn wier school geen examenlicentie bezit, zoals particuliere scholen in (Caribisch) Nederland of in het buitenland. Daarnaast behoren tot deze groep ook kandidaten die om andere uiteenlopende redenen geen examens op school (meer) kunnen doen, bijvoorbeeld omdat zij door ziekte aan huis gebonden zijn, omdat ze al langer werkzaam zijn of omdat ze gedetineerd zijn. Het staatsexamen biedt aan al deze mensen een mogelijkheid om binnen een periode van tien jaar examen af te leggen in losse vakken en toe te werken naar het halen, verbeteren of her-profileren van een vo-diploma.
In de rapportage wordt naast het onderscheid tussen reguliere en vso-kandidaten ook onderscheid gemaakt tussen kandidaten die opgaan voor het diploma en kandidaten die opgaan voor één of meerdere certificaten. Onder de noemer diplomakandidaten vallen zowel kandidaten die een volledig vakkenpakket afleggen in één jaar, als kandidaten die het diploma behalen door het afleggen van een aantal vakken in combinatie met het inwisselen van eerder behaalde certificaten of andere resultaten.
Aantal staatsexamenkandidaten 2016–2020
Het totale deelnemersaantal bij het staatsexamen ligt in de afgelopen vijf jaar tussen 8.000 en 9.000 kandidaten. Grofweg de helft is een reguliere kandidaat, de andere helft een vso-kandidaat. Bij beide groepen wordt het meest gebruik gemaakt van de mogelijkheid om losse certificaten te halen, en bestaat een kleiner deel uit kandidaten die opgaan voor een diploma.
Uit de rapportage blijkt dat het totale aantal kandidaten dat in 2020 heeft deelgenomen aan het staatsexamen vrijwel gelijk is gebleven ten opzichte van het jaar ervoor (van 8.784 in 2019 naar 8.672 in 2020). Daarbinnen is het aantal diplomakandidaten zowel onder de reguliere als de vso-kandidaten gestegen is in 2020. Het aantal kandidaten dat opging voor één of meerdere certificaten is bij beide groepen gedaald.
Totaal | 8.570 | 8.730 | 8.689 | 8.213 | 7.948 |
Regulier | 4.197 | 4.113 | 4.225 | 3.907 | 3.999 |
– diplomakandidaten | 998 | 610 | 656 | 523 | 465 |
– certificaat-kandidaten | 3.123 | 3.502 | 3.657 | 3.384 | 3.534 |
Vso | 4.373 | 4.617 | 4.473 | 4.306 | 3.949 |
– diplomakandidaten | 1.653 | 1.329 | 1.334 | 1.344 | 1.169 |
– certificaat-kandidaten | 2.718 | 3.288 | 3.139 | 2.962 | 2.780 |
1 In tabel 1 (en de verdere tabellen) zijn niet de kandidaten meegenomen die door middel van volledige inwisseling een diploma behalen. Deze kandidaten leggen geen examens meer af in het betreffende jaar, maar halen enkel het diploma door eerder behaalde resultaten of certificaten in te wisselen. |
Vormgeving staatsexamen in 2020
In een regulier jaar bestaat het eindcijfer van een vak bij het staatsexamen uit het gemiddelde van het centraal examen en het college-examen. Vanwege het vervallen van het centraal examen in 2020 werd het eindcijfer voor een vak vastgesteld op basis van het resultaat voor het college-examen. Daarmee waren de resultaten voor het college-examen bepalend voor het behalen van het diploma, zoals de cijfers voor het schoolexamen dat waren in het regulier voortgezet onderwijs. Ook is in 2020 de herkansingsregeling voor diplomakandidaten uitgebreid. In een regulier examenjaar kunnen diplomakandidaten het centraal examen van een vak en het college-examen van een vak herkansen. Kandidaten die in 2020 opgingen voor een diploma konden in totaal vier herkansingen afleggen. Deze vier herkansingen zijn in drie herkansingsrondes afgenomen: twee college-examens in ronde één, één college-examen in ronde twee en één college-examen in ronde drie. Diplomakandidaten die na het afleggen van de examens waren gezakt en door deelname aan de eerste herkansingronde alsnog konden slagen voor het diploma konden deze herkansingen afleggen. Kandidaten die na deelname aan de eerste herkansingsronde nog niet geslaagd waren, maar door deelname aan de volgende herkansingsronde alsnog het diploma konden behalen, hadden recht op deelname aan de volgende ronde. Hetzelfde gold voor deelname aan ronde drie.
Slagingspercentages: stijging bij vso-kandidaten en daling bij reguliere kandidaten
Ten opzichte van de slagingspercentages in het regulier voortgezet onderwijs liggen de slagingspercentages van vso-diplomakandidaten over de jaren heen structureel lager. Het slagingspercentage fluctueert wel door de jaren heen. Een belangrijke verklaring voor de verschillen door de jaren heen kan worden gevonden in de omvang van deze groep kandidaten (tussen de 1.100 en 1.700 kandidaten per jaar die verdeeld zijn over de verschillende schoolsoorten) ten opzichte van de groep van circa 200.000 leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs. Fluctuaties in de samenstelling van de groep diplomakandidaten in het vso maakt dat er al snel grotere verschillen zichtbaar zijn in de slagingspercentages. Zo waren er bijvoorbeeld maar 40 vso-kandidaten die in 2020 opgingen voor het vwo-diploma.
In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de slagingspercentages van vso-kandidaten, uitgesplitst per schoolsoort. Hieruit blijkt dat het gemiddelde slagingspercentage onder vso-kandidaten in 2020 met 5,9 procentpunt is gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Een dergelijke stijging ligt in lijn met de stijging van het gemiddelde slagingspercentage dat zich in 2020 voordeed in het regulier onderwijs.
Deze stijging kan niet worden verklaard door een hoger dan normaal aantal teruggetrokken vso-kandidaten, want in 2020 trokken zich na inschrijving slechts twee diplomakandidaten terug van deelname aan het staatsexamen. Ook het effect van de extra herkansingen op de stijging van het slagingspercentage lijkt gering te zijn geweest. Uit de rapportage blijkt dat slechts een klein deel van het totaal aantal vso-diplomakandidaten gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot herkansing in 2020. Van de 1.653 vso-diplomakandidaten hebben er 212 één of meerdere herkansingen afgelegd. Wel is het aantal herkansingen (het aantal examens) dat in totaal is afgelegd hoger dan in voorgaande jaren. Dit is het gevolg van de in 2020 uitgebreide herkansingsregeling waardoor niet twee maar vier herkansingen per kandidaat gemaakt konden worden. Van de 212 vso-kandidaten die hebben deelgenomen aan de herkansingen waren 98 kandidaten na de eerste ronde herkansingen geslaagd. Van de in 2020 toegevoegde tweede en derde herkansingsronde (de derde en vierde herkansing) hebben slechts 58 kandidaten gebruik gemaakt. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal kandidaten dat heeft deelgenomen aan de verschillende herkansingsrondes en hoeveel kandidaten er na elke ronde alsnog zijn geslaagd. Gezien het geringe aantal diplomakandidaten dat heeft deelgenomen aan de herkansingen, en specifiek aan de derde en vierde herkansing lijkt de uitgebreide herkansingsregeling van 2020 een beperkt effect te hebben gehad op de slagingspercentages van de vso-diplomakandidaten in 2020.
Totaal | 85,1% | 79,2% | 74,1% | 77,1% | 86,7% |
Vmbo-bb | 89,7% | 98,5% | 45,5% | 97,8% | 84,0% |
Vmbo-kb | 94,3% | 85,9% | 21,6% | 90,6% | 79,2% |
Vmbo-gt | 85,2% | 77,4% | 77,6% | 75,1% | 87,4% |
Havo | 80,6% | 76,2% | 73,8% | 77,7% | 86,3% |
Vwo | 85,0% | 89,7% | 81,0% | 82,2% | 80,0% |
1e ronde: 2 college-examens | 154 | 98 |
2e ronde: 1 college-examen | 43 | 37 |
3e ronde: 1 college-examen | 15 | 8 |
Totaal | 212 | 143 |
Bij het slagingspercentage van de groep reguliere diplomakandidaten in 2020 is een ander type beweging zichtbaar. Daar is het slagingspercentage met meer dan 10 procentpunt gedaald ten opzichte van eerdere jaren. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van het slagingspercentage per schoolsoort. De groep reguliere diplomakandidaten in 2020 bestond in totaal uit 998 kandidaten; een nog kleinere groep dan de vso-kandidaten. Dat maakt dat de prestaties van deze kandidaten nog meer impact hebben op het gemiddelde. Er ging bijvoorbeeld maar één kandidaat op voor een vmbo-kb diploma in 2020. Deze kandidaat is niet geslaagd waardoor het slagingspercentage voor vmbo-kb in 2020 op 0,0 procentpunt uitkomt. Door de jaren heen is er sprake van een lager slagingspercentage onder reguliere kandidaten dan vso-kandidaten. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een deel van deze kandidaten zich individueel voorbereidt op het examen en dus geen begeleiding krijgt van een school. Omdat de samenstelling van deze groep reguliere kandidaten (sterk) kan verschillen, is niet goed te zeggen hoe groot deze invloed is.
Totaal | 58,8% | 69,3% | 62,8% | 70,9% | 76,3% |
Vmbo-bb | nvt1 | nvt | 100% | nvt | nvt |
Vmbo-kb | 0,0% | 66,7% | 60,0% | 50,0% | 75,0% |
Vmbo-gt | 66,3% | 70,4% | 78,7% | 67,7% | 89,4% |
Havo | 59,1% | 70,0% | 53,0% | 71,3% | 79,4% |
Vwo | 55,5% | 68,0% | 70,5% | 72,9% | 66,3% |
1 nvt: geen diplomakandidaten in dat jaar in die schoolsoort |
1e ronde: 2 college-examens | 103 | 46 |
2e ronde: 1 college-examen | 31 | 25 |
3e ronde: 1 college-examen | 25 | 9 |
Totaal | 159 | 80 |
Gemiddelde cijfers college-examen (deel van de) kernvakken
In de rapportage zijn tevens de gemiddelde cijfers voor het college-examen per schoolsoort opgenomen voor de vakken Nederlands en Engels. Hierbij zijn zowel de resultaten van diplomakandidaten als certificaat-kandidaten betrokken. Dit is alleen mogelijk voor deze twee vakken omdat er relatief veel kandidaten examen in dit vak afleggen. Vanwege het kleine aantal kandidaten per vak per schoolsoort is het voor de meeste vakken niet mogelijk om een significant gemiddeld cijfer te berekenen door de jaren heen. In sommige vakken leggen tussen de 10 en 20 kandidaten in een jaar examen in een bepaalde schoolsoort af.
Uit tabel 6 en 7 blijkt dat het gemiddelde cijfer voor Engels en Nederlands door de jaren heen stabiel is. Het gemiddelde cijfer ligt voor de vso-kandidaten iets hoger dan voor de reguliere kandidaten, maar de verschillen zijn minimaal. In 2020 zijn er geen grote verschillen zichtbaar ten opzichte van eerder jaren.
Vmbo-bb | 6,4 | 6,6 | 6,4 | 7,3 | 7,3 | 7,1 | |
Vmbo-kb | 6,6 | 6,3 | 6,4 | 7,6 | 7,6 | 7,3 | |
Vmbo-gt | 6,5 | 6,4 | 6,7 | 7,3 | 7,0 | 7,0 | |
Havo | 6,2 | 5,9 | 5,9 | 6,6 | 6,7 | 6,6 | |
Vwo | 6,6 | 6,6 | 6,4 | 6,7 | 6,9 | 6,5 |
Vmbo-bb | nvt | nvt | nvt | nvt | nvt | nvt | |
Vmbo-kb | nvt | nvt | nvt | nvt | nvt | nvt | |
Vmbo-gt | 6,3 | 6,5 | 6,6 | 7,3 | 6,9 | 7,0 | |
Havo | 5,6 | 5,4 | 5,5 | 6,4 | 6,3 | 6,3 | |
Vwo | 6,1 | 5,7 | 5,8 | 6,7 | 6,4 | 6,3 | |
*nvt: nauwelijks of geen kandidaten in dat jaar |
II. Een toekomstbestendig staatsexamen
In het afgelopen jaar heb ik meermaals met uw Kamer gesproken over de belastbaarheid van het staatsexamen als examenvoorziening. In die context heeft het CvTE, als verantwoordelijke partij voor de uitvoering van het staatsexamen, bij mij aangegeven dat de grens van wat er mogelijk is, bereikt is. Niet alleen in deze examenjaren waarin aanvullende maatregelen als gevolg van covid-19 moeten worden uitgevoerd, maar ook in voorgaande reguliere examenjaren staat de voorziening van het staatsexamen onder druk. Dat komt omdat de organisatie nooit is ingericht op de hoge – en nog steeds stijgende – deelnemersaantallen, de sterk gedifferentieerde doelgroep en de toenemende behoefte aan maatwerk bij de examenafnames.
Dit heeft geresulteerd in een zeer organisatie-intensieve praktijk waarin de examens op talloze locaties door examinatoren worden afgenomen in zowel Europees als Caribisch Nederland. Zo worden onder andere de examens voor de vso-kandidaten op de eigen school afgenomen, kunnen reguliere kandidaten naar een aantal afnamelocaties in het land of Bonaire komen, en zijn er thuisafnames voor reguliere kandidaten die vanwege een ziekte of beperking niet naar een afnamelocatie kunnen komen. Om ieder jaar alle kandidaten te kunnen bedienen, is de organisatie afhankelijk van de inzet van een groot aantal examenbetrokkenen. Dit zijn examinatoren en correctoren van wie de meesten deze werkzaamheden verrichten naast hun reguliere baan in het onderwijs. Een examenbetrokkenen krijgt hier een reiskosten- en vrijwilligersvergoeding voor. Ook is de registratie- en informatiehuishouding van het staatsexamen verouderd en toe aan vernieuwing. Na jaren van organische groei leggen de ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar de kwetsbaarheden bij het staatsexamen bloot.
Onderzoek organisatie van het staatsexamen
Het gesprek met het CvTE over de robuustheid van de manier waarop het staatsexamen nu georganiseerd is, is al eerder gestart. In de aanloop naar de versteviging van de organisatie van het staatsexamen is in het afgelopen jaar een onderzoek uitgevoerd om beter inzicht te krijgen in de oorzaken en knelpunten in de uitvoeringsorganisatie van het staatsexamen. De eindrapportage van onderzoeksbureau Oberon is als bijlage toegevoegd aan deze brief. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een samenspel van verschillende factoren die de druk op de organisatie van het staatsexamen veroorzaakt.
1. De belangrijkste oorzaak van de toegenomen druk is de sterke groei van het jaarlijkse aantal kandidaten. Met name het aantal vso-kandidaten neemt significant toe.
2. Het aantal locaties waar het staatsexamen wordt afgenomen is flink toegenomen. Met name de toename in het aantal kleine locaties (bij kandidaten thuis of vso-scholen met weinig kandidaten) veroorzaakt veel druk op de uitvoering.
3. Naarmate het aantal kandidaten toeneemt, neemt het aantal benodigde examenbetrokkenen per vak, niveau en regio toe om alle kandidaten te kunnen bedienen. Het aantal beschikbare examenbetrokkenen vormt een belangrijk knelpunt in de organisatie. Voor een aantal vakken is het lastig om geschikte examinatoren te vinden; niet iedereen is overal inzetbaar.
4. De relatief korte periode waarin de staatsexamens worden afgenomen, tussen het centraal examen en de eerste weken van de zomervakantie (m.u.v. de herkansingen), maakt dat er weinig ruimte in de planning is om het groeiend aantal kandidaten op te vangen.
Conclusies en vervolgacties
Uit het rapport blijkt dat de grootste drukverlichting voor de organisatie van het staatsexamen kan worden bereikt door het aantal kandidaten terug te dringen. De onderzoekers concluderen dat vooral het snel gestegen aantal vso-kandidaten in de afgelopen jaren bijdraagt aan de druk op de organisatie. Dit komt onder meer door het grote aantal vso-locaties waar relatief weinig examens worden afgenomen waardoor er veel capaciteit van examenbetrokkenen nodig is om een relatief klein aantal kandidaten te bedienen. De onderzoekers bevelen dan ook aan om in te zetten op een vermindering van het aantal vso-kandidaten. De reden hiervoor is enerzijds de bijdrage van deze groep aan de druk op het staatsexamen en anderzijds het feit dat er alternatieve examenroutes voor deze groep beschikbaar zijn. De onderzoekers raden aan de andere examenroutes in het vso te optimaliseren zodat hier meer gebruik van gemaakt wordt in de toekomst in plaats van het staatsexamen. Hierbij is het perspectief van de leerling van groot belang omdat het gebruik van de verschillende examenroutes gevolgen heeft voor de leerling. In aanvulling hierop bevelen de onderzoekers aan om maatregelen te treffen om de organisatie van het staatsexamen te optimaliseren door het huidige systeem van het staatsexamen te verbeteren of aan te passen, maar hier wordt in mindere mate effect van verwacht door de onderzoekers dan het terugdringen van het aantal kandidaten.
Samenvattend omschrijft het rapport drie oplossingsrichtingen waarmee toegewerkt kan worden naar een toekomstbestendig staatsexamen.
1. Het aantal vso-kandidaten verminderen door gebruikmaking van de andere examenroutes (naast het staatsexamen) voor vso-leerlingen te stimuleren en optimaliseren.
2. Het verbeteren van de huidige uitvoeringspraktijk van het staatsexamen. Dit betreft onder meer het gerichter of efficiënter inzetten van examinatoren en het verkennen van een ruimere (financiële en randvoorwaardelijke) compensatie om examinatoren te werven en aan de organisatie te binden.
3. Het aanpassen van het huidige kader van het staatsexamen. Er zou bijvoorbeeld verkend kunnen worden of er meer schriftelijke of digitale examens kunnen worden ingezet, de planning van de afnameperiode ruimer kan worden of gebruik gemaakt kan worden van meer centrale locaties in plaats van afnames op kleine (vso-)locaties.
Met de uitkomsten van dit onderzoek ga ik op twee manieren aan de slag. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen de korte en middellange termijn en de lange termijn. Op de korte en middellange termijn verkent het CvTE hoe de organisatie van het staatsexamen kan worden verbeterd (oplossingsrichting 2 en 3). Daarbij wordt onder meer gekeken naar het verbreden van de draagkracht onder examinatoren en het vergroten van de aantrekkingskracht voor de uitvoering van de werkzaamheden van examenbetrokkenen. Het verbreden van het profiel, het optimaliseren van secundaire voorwaarden (naast betaling) en het gericht opleiden van examenbetrokkenen kunnen van deze verkenning onderdeel uitmaken. Het CvTE rapporteert hier voor het einde van het jaar over. Dit zal ik met uw Kamer delen.
Gericht op de lange termijn ga ik in gesprek met vertegenwoordigers van de vso-sector over de manier van examinering in het vso (oplossingsrichting 1). Centraal daarbij staat de vraag waarom er zoveel gebruik wordt gemaakt van het staatsexamen en in hoeverre er belemmeringen worden ervaren om gebruik te maken van de andere examenvoorzieningen in het vso. Daarbij zijn het perspectief en de behoeften van de vso-leerling van groot belang. Onderstaand ga ik hier verder op in.
III. Examinering vso-leerlingen
In de meer dan 150-jarige geschiedenis van het staatsexamen is de examinering van vso-leerlingen een vrij jonge loot aan de stam. De inzet van het staatsexamen binnen het vso is ingegeven door de invoering van de Wet kwaliteit (v)so in 2014, waarmee onder meer drie uitstroomprofielen binnen het vso zijn onderscheiden.6 Zoals de cijfers laten zien, werken steeds meer vso-leerlingen toe naar een diploma binnen het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Deze stijging laat zien dat het ingezette beleid om meer vso-leerlingen de mogelijkheid te bieden om een diploma te behalen zijn vruchten meer dan afwerpt.
Deze positieve ontwikkeling brengt voor de organisatie van het staatsexamen een keerzijde met zich mee. Zoals ook het rapport van Oberon laat zien is het aantal vso-leerlingen dat deelneemt aan het staatsexamen snel opgelopen. Er wordt weinig gebruik gemaakt van de andere examenvoorzieningen die voor het vso inzetbaar zijn.7 Het grote gebruik van het staatsexamen door vso-leerlingen is in de loop van de tijd organisch gegroeid, onder andere vanwege het maatwerk in examinering dat door het staatsexamen wordt geboden.
Echter, van oorsprong is de voorziening van het staatsexamen niet ingericht op de examinering van vso-leerlingen op vso-scholen. Met de toename van het aantal vso-kandidaten bij het staatsexamen ontstaat enerzijds druk op de voorziening van het staatsexamen, maar wordt anderzijds ook de vraag opgeroepen in hoeverre het staatsexamen de meest passende voorziening is voor deze doelgroep. In de gesprekken met uw Kamer kwam dit vraagstuk meermaals boven naar aanleiding van de verschillen die er zijn tussen de manier waarop het onderwijs en examinering in het regulier vo en het vso georganiseerd is. Zo ook in de motie Westerveld die mij verzoekt om onderzoek uit te voeren naar de aansluiting tussen het staatsexamen en de capaciteiten en behoeften van vso-leerlingen waar ik in het volgende blok op in zal gaan.
Ik heb de stap gezet om op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Oberon het gesprek aan te gaan met de vso-sector om in kaart te brengen hoe vso-scholen omgaan met examinering, met welke reden zij kiezen voor een bepaalde examenvoorziening, en welke voor- en nadelen zij ervaren in het gebruik van de verschillende examenvoorzieningen. Bij deze gespreksronde zal ik ook het perspectief van de vso-leerlingen betrekken. Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de uitkomsten van deze gesprekken.
Stand van zaken motie Westerveld
Ten aanzien van de examinering van vso-leerlingen heeft uw Kamer mij verzocht een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de aansluiting tussen het staatsexamen en de capaciteiten en belevingswereld van vso-kandidaten (Kamerstuk 31 289, nr. 430). Dit onderzoek wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het CvTE, dat wettelijke verantwoordelijke is voor de organisatie van het staatsexamen. De onderzoeksvraag uit de motie sluit aan bij een reeds gepland onderzoek van het CvTE naar de kwaliteit van het staatsexamen en specifiek het mondelinge college-examen. De oorspronkelijke onderzoeksopzet van dit onderzoek is uitgebreid om nog nadrukkelijker aandacht te kunnen besteden aan vso-kandidaten. In de bijlage bij deze brief vindt u de onderzoeksopzet van het onderzoeksbureau CINOP ten behoeve van de uitvoering van dit onderzoek8.
De onderzoekers richten zich in het onderzoek op de kwaliteit van de afname het college-examen en hoe de verschillende aspecten van het examen door kandidaten ervaren wordt. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan de ervaring van vso-kandidaten met de manier van afname, de inhoud van het examen en het proces om de afname heen. Zo kan op basis van het onderzoek een conclusie worden getrokken over de aansluiting tussen het staatsexamen en vso-leerlingen. Het onderzoek zal worden uitgevoerd voorafgaand aan en gedurende de afnameperiode van het staatsexamen 2021. Naar verwachting zijn de uitkomsten in het najaar beschikbaar en kunnen deze voor het einde van het jaar met uw Kamer worden gedeeld. Ik zal de uitkomsten schetsen binnen het kader van de gesprekken met de vso-sector over examinering in het vso.
IV. Herkansingen voor staatsexamenkandidaten die opgaan voor certificaten
Gerelateerd aan het vraagstuk over de druk op het staatsexamen en wat er binnen de voorziening wel en niet mogelijk is, speelt de vraag bij uw Kamer en andere partijen of het mogelijk is om een herkansing te bieden aan de kandidaten die opgaan voor één of meerdere certificaten. Het CvTE heeft een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden. Op basis van deze verkenning heeft het CvTE bij mij aangegeven dat het bieden van een herkansingsmogelijkheid aan alle 4.500 certificaat-kandidaten (reguliere en vso-kandidaten) niet uitvoerbaar is. Dit heeft te maken met de omvang van de groep en het feit dat het staatsexamen als organisatie niet is ingericht op het bieden van herkansingen aan certificaat-kandidaten. De huidige herkansingsregeling van het staatsexamen vindt zijn oorsprong in de mogelijkheid om een diploma over meerdere jaren te «sprokkelen». In tegenstelling tot het regulier vo kan bij een tegenvallend resultaat het vak opnieuw worden afgelegd in het volgende jaar zonder dat de resultaten van andere vakken vervallen. Het bieden van een herkansing aan certificaat-kandidaat is een extra taak die zou worden toegevoegd aan de voorziening. Dit zou leiden tot een veelvoud van 4.500 aan extra afnames op vele locaties. Er is gewoonweg onvoldoende capaciteit beschikbaar om dit mogelijk te maken. Het schort met name aan het benodigd aantal examenbetrokkenen om dit uit te voeren. Dit maakt ook dat het capaciteitsprobleem niet zomaar oplosbaar is.
Het CvTE ziet wel mogelijkheid om in 2021 van de groep certificaat-kandidaten in kaart te brengen waarom zij deelnemen aan het staatsexamen, bijvoorbeeld kandidaten die ten behoeve van de doorstroom naar een vervolgopleiding een certificaat nodig hebben. Zo kan worden bezien of er op termijn een herkansingsmogelijkheid kan worden geboden aan een deel van deze groep kandidaten. Doordat kandidaten tot nu toe niet verplicht zijn om bij de aanmelding aan te geven met welke reden zij deelnemen aan het staatsexamen kan er nu geen onderscheid worden gemaakt binnen de brede groep certificaat-kandidaten. Door de beweegredenen in kaart te brengen kan er onderscheid worden gemaakt tussen subgroepen en kan er gekeken worden of het wenselijk en haalbaar is om aan bepaalde subgroepen, die beperkt in omvang zijn, wel een herkansingsmogelijkheid te bieden en op welke termijn. Ik informeer uw Kamer na de zomer hierover.
Tot slot
Het staatsexamen vervult een belangrijke functie binnen ons examenstelsel door een alternatieve route te bieden naar een diploma. Ik vind het van groot belang om ervoor te zorgen dat deze voorziening ook in de toekomst toegankelijk blijft voor ieder die een diploma wil behalen en dat niet via een andere examenvoorziening kan bewerkstelligen. Daarbij heb ik bijzondere aandacht voor de examinering van vso-leerlingen en de vragen en behoeften die leven onder deze groep, zonder daarbij de overige staatsexamenkandidaten uit het oog te verliezen. Zoals bovenstaand is toegelicht, worden er verschillende acties in gang gezet ten behoeve hiervan:
▪ Ik ga in gesprek met vertegenwoordigers van de vso-sector over de manier van examinering in het vso. Uw kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken.
▪ Naar aanleiding van het onderzoek van Oberon verkent het CvTE hoe de organisatie van het staatsexamen op de korte en middellange termijn kan worden geoptimaliseerd. Voor het einde van jaar wordt hierover gerapporteerd.
▪ Het CvTE laat een onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de aansluiting tussen het staatsexamen en de capaciteiten en belevingswereld van vso-leerlingen. Uw Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over de uitkomsten.
▪ Het CvTE brengt in 2021van de groep certificaat-kandidaten in beeld waarom zij deelnemen aan het staatsexamen. Op basis hiervan kan een uitspraak worden gedaan over de mogelijkheid om herkansingen te bieden aan bepaalde subgroepen binnen de brede groep van certificaat-kandidaten. Ik informeer uw Kamer na de zomer over de uitkomsten hiervan.
Ik blijf graag met uw Kamer in gesprek over deze vraagstukken om zo toe te werken naar een toekomstbestendig staatsexamen en een passende vorm van examinering van leerlingen in het vso.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 430↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
Kamerstuk 31 289, nr. 432↩︎
Het profiel dagbesteding, het arbeidsmarktgerichte profiel en het profiel vervolgonderwijs.↩︎
Het examen afleggen als extraneus op een vo-school of vavo en het examen afleggen op de eigen school als deze in het bezit is van een examenlicentie.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎