[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Van den Berge over het bericht "Geneeskundestudent met migratieachtergrond voelt zich gediscrimineerd door opleiding en patiënt"

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2021D06776, datum: 2021-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-1684).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z00843:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1684

Vragen van de leden Westerveld en Van den Berge (beiden GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Geneeskundestudent met migratieachtergrond voelt zich gediscrimineerd door opleiding en patiënt» (ingezonden 18 januari 2021).

Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 12 februari 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Geneeskundestudent met migratieachtergrond voelt zich gediscrimineerd door opleiding en patiënt»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Deelt u de mening dat discriminatie en stigmatisering van geneeskundestudenten met een migratieachtergrond onacceptabel is?

Antwoord 2

Ja

Vraag 3

Herkent u het beeld – op basis van ervaringen van studenten aan andere onderwijsinstellingen – dat discriminatie en stigmatisering tot slechtere prestaties van studenten met een migratieachtergrond leidt?

Antwoord 3

Ik kan mij goed voorstellen wanneer een student last heeft van discriminatie en stigmatisering dit van invloed kan zijn op de studieresultaten. Door de VU is voor het eerst in Nederland onderzoek gedaan naar de relatie tussen thuisgevoel, uitsluiting en studiesucces («I Belong@VU»). Daarin wordt de relatie tussen discriminatie ervaringen en de behaalde ECTS weergegeven. Het blijkt dat studenten met ervaringen met discriminatie minder ECTS's behalen. Wie negatieve ervaringen heeft, haalt ook slechtere resultaten. Uit dit onderzoek komt ook naar voren dat dit ook geldt voor lhbtq+-studenten zonder migratieachtergrond en studenten met een beperking zonder migratieachtergrond. Daarom is het van groot belang in te zetten op een inclusieve en veilige leeromgeving, zoals ook in het Nationale Actieplan Diversiteit is beschreven.

Vraag 4

Zijn er soortgelijke onderzoeken bekend van andere onderwijsinstellingen en andere opleidingen? Geeft het onderzoek aanleiding tot het uitvoeren van een breder onderzoek naar discriminatie bij andere onderwijsinstellingen voor een completer beeld? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Voor zover mij bekend is het “I belong@VU-onderzoek” het eerste grootschalige, systematische onderzoek naar uitsluiting en discriminatie op een universiteit. Vanaf 2019 loopt (landelijk) het NRO-onderzoek ‘Onbedoelde effecten van selectie op de diversiteit van de geneeskundestudentenpopulatie en de kandidatenpool: Wat kunnen we er aan doen? Zoals ik recent heb aangegeven in het antwoord op Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA)2 wordt er door instellingen hard gewerkt aan de informatievoorziening en meldingsstructuren rond discriminatie en sociale veiligheid in bredere zin. Door de toename in aandacht voor het onderwerp stijgt volgens de VH en de VSNU ook het aantal meldingen. Daardoor komt er steeds meer inzicht in de problematiek, die vervolgens beter aangepakt kan worden. Daarom acht ik een breder onderzoek – in aanvulling op wat er al gedaan wordt – op dit moment niet noodzakelijk.

Vraag 5

Heeft u nog vertrouwen in de daadkracht van het Nationaal Actieplan Diversiteit en Inclusie in het Hoger Onderwijs, gezien de moties die tijdens de behandeling van het actieplan zijn aangenomen en aandringen op afzwakking van de plannen? Zo nee, neemt u aanvullende maatregelen?3

Antwoord 5

De betrokken veldpartijen hebben aangegeven dat zij onverminderd doorgaan met hun ambities meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek te bewerkstelligen. Uiteindelijk hebben zij zelf de grootste rol in de cultuurverandering, daarom heb ik alle vertrouwen in de daadkracht van het Nationaal Actieplan. Uiteraard zal ik waar mogelijk de Kamer vroegtijdig consulteren voordat verdere stappen worden genomen. Aanvullende maatregelen zijn wat mij betreft op dit moment niet aan de orde.

Vraag 6

In hoeverre is onderzoek gedaan naar de subjectiviteit van stage- en tentamenbeoordelingen en het effect hiervan op studenten met een migratieachtergrond?

Antwoord 6

Er is mij geen landelijk onderzoek bekend naar dit onderwerp.

Vraag 7

Is bekend wat de effecten zijn van maatregelen zoals het bindend studieadvies op studenten met een migratieachtergrond?

Antwoord 7

Het effect van het bindend studieadvies op studenten met een migratieachtergrond is niet eenduidig. Uit onderzoek aan de Universiteit van Leiden naar de uitbreiding van het bindend studieadvies in 2013 bleek dat studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker een negatief bindend studieadvies kregen dan studenten zonder of met een westerse migratieachtergrond4. Tegelijkertijd blijkt uit de landelijke Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs van vorig jaar dat er geen significant verschil is tussen studenten met en zonder migratieachtergrond die aangeven te zijn gestopt of gewisseld van studie vanwege een negatief bindend studieadvies5. In meerdere onderzoeken komt naar voren dat de onderwijscontext en het flankerende beleid een bepalende rol hebben op het effect van het BSA6. Ook de hoogte van de bsa-norm (i.e. 40 of 60 ects) kan een bepalende rol spelen in het effect op verschillende doelgroepen7.

Vraag 8

Is bekend in hoeverre studenten met een migratieachtergrond actief zijn in studentenorganisaties en de medezeggenschap en of dit een afspiegeling vormt van de studentenpopulatie op hogescholen en universiteiten?

Antwoord 8

De VU, de instelling waar het onderzoek bij 11 vrouwen en 7 mannen met een migratieachtergrond heeft plaatsgevonden, heeft mij bericht dat studenten met een migratieachtergrond een meerderheid vormen in de VU-opleidingscommissie van geneeskunde en in de Facultaire studentenraad. In het eerder genoemde rapport «I belong@VU» is de deelname aan studentenverenigingen aangegeven. Hier wijken de studenten met een niet westerse migratie achtergrond niet af van studenten zonder migratie achtergrond. Studenten met een migratieachtergrond en internationale studenten zijn bij de VU zeer betrokken bij de medezeggenschap, zowel centraal als facultair. Ik heb geen gegevens over de vertegenwoordiging van studenten met een migratieachtergrond bij andere instellingen.

Vraag 9

Hoe wordt op hoger onderwijsinstellingen gezorgd voor het vergroten van bewustzijn over diversiteit en inclusie?

Antwoord 9

Het vergroten van het bewustzijn over diversiteit en inclusie vind ik van groot belang. De Student4Studentprojecten (ECHO) in het hoger onderwijs dragen hier voor een belangrijk deel aan bij. Verder heb ik het Actieplan Diversiteit en inclusie uitgebracht, waarin ik verschillende maatregelen heb aangekondigd voor het vergroten van het bewustzijn over diversiteit en inclusie.

Vraag 10

Welke maatregelen worden genomen om het gebrek aan vertegenwoordiging van etnische minderheden en rolmodellen in bepaalde opleidingen en beroepsgroepen te verbeteren?

Antwoord 10

Om de vertegenwoordiging van etnische minderheden in de wetenschap te vergroten wordt specifiek gewerkt aan een inclusieve werkcultuur, waarin iedereen zich optimaal kan ontplooien. Daarvoor staan verschillende acties in het Nationale Actieplan, waaronder een tijdelijk impulsprogramma van NWO voor jonge onderzoekers met een migratieachtergrond. Zij kunnen vervolgens ook rolmodellen zijn voor de volgende generaties.

Vraag 11

Welke maatregelen worden door aanbieders van stages genomen om discriminatie van stagiaires door patiënten tegen te gaan en aan te pakken? Bent u bereid om in kaart te brengen of stageaanbieders en stagebegeleiders op dit moment voldoende handelingsperspectief hebben om tegen discriminatie en stigmatisering op te treden?

Antwoord 11

Zoals aangegeven in de Kamerbrief over aanbod stages en leerbanen8 vraagt het aanpakken van stagediscriminatie inzet van de instellingen, studenten en werkgevers. Daar horen stageaanbieders en -begeleiders bij. Ik ben in gesprek met de betrokken stakeholders met als inzet te komen tot een gezamenlijke aanpak voor het hoger onderwijs. Over de voortgang zal ik de Kamer informeren.


  1. ScienceGuide, d.d. 13 januari 2021, «Geneeskundestudent met migratieachtergrond voelt zich gediscrimineerd door opleiding en patiënt», https://www.scienceguide.nl/2021/01/geneeskundestudent-met-migratieachtergrond-voelt-zich-gediscrimineerd-door-opleiding-en-patient/↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020-2021, nr. 1390↩︎

  3. VSO Nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek d.d. 25 november 2020↩︎

  4. Vooijs, M., Van de Ven, M. & Buitendijk, S. (2015). Strengheid werkt; eerste resultaten van het aangescherpt bindend studieadvies in Leiden. In: Thema (2–15, 35–38).↩︎

  5. Researchned (2020) Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs 2019–2020.↩︎

  6. O.a. Panteia-SEOR (2019) Rapportage: Het bindend studieadvies in het hoger onderwijs. En:

    Sneijers, E. en K. de Witte (2016) Interventions in Higher Education and their effect on student succes: a meta-analysis. Tier Working Paper series 17/04, UvA, MU en RUG.↩︎

  7. Stegers-Jager, K.M., M. Savas, J. Van der Waal, E.C. Van Rossum en A.M. Woltman (2020) »Gender specific effects of raing year-1 standards on medical students academic performance and stress levels». in: Medical Education, 54 (6), pp.↩︎

  8. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/10/02/aanbod-stages-en-leerbanen-en-gelijke-kansen-op-stages Kamerbrief over aanbod stages en leerbanen en gelijke kansen op stages; Kamerstuk 31 524, nr. 477↩︎