Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake fiche: Mededeling - Actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027 (Kamerstuk 22112-3011)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D06867, datum: 2021-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.M. van Toorenburg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z00766:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-01-26 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-26 16:30: Extra-procedurevergadering (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-02-03 13:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-02-12 10:00: Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 20-23 februari 2021 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-09-08 14:35: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 9 februari 2021 ontvangen Geannoteerde Agenda Informele Raad WSBVC 22 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 596), het verslag Informele VTC Raad WSBVC 3 december (Kamerstuk 21 501-31, nr. 592) en het fiche: Mededeling - Actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 3011). De voorzitter van de commissie, Van Toorenburg Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie II Antwoord/Reactie van de minister I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden steunen de minister in het blijven benoemen van het belang van de interne Europese markt ten behoeve van het benodigde herstel en ook steunen zij de inzet van de minister dat de nationale bevoegdheden voor het sociale zekerheidssysteem onverminderd van kracht zijn. Zij hebben nog enkele vragen hierbij. De leden van de VVD-fractie vinden het verstandig dat de minister erop aangedrongen heeft eerst de opinie van de Juridische Dienst van de Raad te ontvangen. Klopt het dat het Portugees voorzitterschap desondanks toch met de onderhandelingen is gestart? Kan de minister nader toelichten wat nu de status van onderhandelingen is? Wanneer verwacht de minister dat de Juridische Dienst van de Raad met haar opinie komt? Kan de minister deze opinie ook met de Kamer delen zodra deze beschikbaar is? Laat de minister ook een eigen juridische analyse uitvoeren? De leden van de VVD-fractie vragen de minister nader te duiden wat de gevolgen zijn van het verlagen van de drempel in het Europees Globaliseringsfonds (EGF). Wat betekent deze verlaging voor de verdeling van middelen uit dit fonds tussen lidstaten? Begrijpen de leden van de VVD-fractie goed dat Nederland zelf mag blijven beslissen hoeveel middelen uit het Europees Sociaal Fonds+ worden gealloceerd voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid en kinderarmoede? Zo nee, waartoe is Nederland verplicht? Tot slot, op 3 maart aanstaande wordt het Actieplan implementatie Europese Pijler van Sociale Rechten verwacht. Wat zijn de verwachtingen van de minister van dit actieplan, voorziet hij dat nieuwe (wetgevende) EU-voorstellen worden aangekondigd? Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik een inbreng te leveren naar aanleiding van de agenda stukken voor het schriftelijk overleg Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 20-23 februari 2021. Op 3 maart 2021 wordt het Actieplan implementatie Europese Pijler van Sociale Rechten verwacht. Welke verwachtingen heeft de minister van dit plan? Verwacht de minister de aankondiging van nieuwe (wetgevende) EU-voorstellen anders dan die reeds in het Commissiewerkprogramma voor 2021 zijn aangekondigd? Kan de minister inzicht geven op welke punten/doelstellingen hij inzet om invloed te hebben op het Actieplan? Is hiervoor een lobby opgezet en wordt hierin met gelijkgezinde lidstaten opgetrokken om invloed te hebben op de inhoud van het Actieplan? Kan de minister ook aangeven hoe de andere lidstaten tegen het Actieplan aankijken en wat hun inzet is of zal worden? De Sociale Pijler heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot âlanceerplatformâ van (wel en niet-wetgevende) EU-voorstellen. Zijn er (al-dan-niet) wetgevende EU-voorstellen die de minister de komende jaren op basis van de Sociale Pijler wel of juist niet graag geĂŻntroduceerd zou willen zien? Kan hierbij beargumenteerd worden of hij deze juist wel of niet graag geĂŻntroduceerd zou willen zien? De leden van de CDA-fractie vragen welke verwachtingen de minister heeft van de door het Portugees voorzitterschap op 8 mei 2021 te organiseren Sociale Top van regeringsleiders. Kan al inzicht gegeven worden in de mogelijk te bespreken themaâs en inzet van de minister hierop? De leden van de CDA-fractie lezen met betrekking tot de herziening van Verordening 883/2004 dat verwacht wordt dat onder het Portugese voorzitterschap in de eerste helft van februari een eerste triloog georganiseerd zal worden. Heeft deze triloog al plaats gevonden? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten? Kan de minister onderbouwen waarom hij wel of niet verwacht dat hier op voorstel van het Europees Parlement wetgeving over wordt aangenomen? Hoe groot is de kans dat de blokkerende minderheid standhoudt hierin? Naar aanleiding van de Voortgangsreportage ten aanzien van het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU (COM, 2020, 682) geeft de minister aan dat Nederland, tezamen met verschillende andere lidstaten, kenbaar heeft gemaakt graag eerst de opinie van de Juridische Dienst van de Raad te bespreken, voordat de onderhandelingen aanvangen. Wordt dit verzoek ingewilligd? Wanneer verwacht de minister dat de Juridische Dienst van de Raad met haar opinie komt? Nederland heeft samen met drie andere lidstaten tegen de uitkomsten van de laatste triloog over het Europees Globaliseringsfonds (EGF) 2021-2027 gestemd. Kan de minister aangeven wat het vervolgtraject hierop is? Onder het Portugese voorzitterschap is er een akkoord gekomen op het punt van het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) 2021-2027. Aangegeven wordt dat Nederland onder dit EU-gemiddelde zit bij zowel jeugdwerkloosheid en kinderarmoede. Kan aangegeven worden hoe groot het verschil is met het EU-gemiddelde? Landen met een percentage onder het EU-gemiddelde worden verplicht een âgepast bedragâ in te zetten. Wat wordt verstaan onder een âgepast bedragâ? Kan de minister dit ook aangeven voor de steun aan sociale partners? In Nederland wordt het integratiedebat al enige decennia gevoerd. Welke elementen in het Actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027 ervaart de minister als vernieuwend? Ziet de minister elementen die aanleiding zouden kunnen zijn tot bijstelling van of andere accenten in het Nederlandse beleid? Hoe staan de andere landen tegenover het Actieplan? Welke uitdagingen ziet de minister voor Nederland en Europa op vlak van integratie en inclusie? Waar zitten de verschillen tussen de landen op integratie en inclusie en dan met name met onze buurlanden? Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en hebben daarover nog enkele vragen. Deze leden vragen of er op dit moment al meer bekend is over de agenda van de informele Raad van 22 februari 2021. De leden van de D66-fractie vragen of bij de informele Raad ook zal worden gesproken over de verschillende manier waarop landen de economische en sociale crisis van COVID bestrijden. Deze leden vragen daarnaast of er wordt gewisseld hoe op termijn de noodpakket weer kunnen opgaan in regulier beleid en hoe daar in andere lidstaten naar wordt gekeken. De leden van de D66-fractie vragen wat de verwachting is van de inhoud van de opinie van de Juridische Dienst van de Raad op het richtlijnvoorstel toereikende minimumlonen. Deze leden vragen of de lidstaten waarmee Nederland heeft verzocht om openbaarmaking van deze opinie positief staan tegenover Europese wetgeving op dit gebied of juist niet. Daarnaast vragen zij of het gebruikelijk is om van meer juridische instanties advies in te winnen voor een dergelijk voorstel, aangezien in de Nederlandse appreciatie ervan werd getwijfeld aan de juridische houdbaarheid. De leden van de D66-fractie vragen of de minister verwacht dat Nederland gebruik zal maken van het Actieplan voor integratie en inclusie en de bijbehorende middelen. Deze leden vragen of in het Actieplan ook nieuwe elementen zitten ten opzichte van het Nederlandse beleid. De leden van de D66-fractie vragen wanneer het wetgevende voorstel gericht op loontransparantie kan worden verwacht, aangezien de Europese Commissie eigenlijk had aangekondigd dit voorstel nog in 2020 te willen publiceren. Deze leden vragen daarnaast wat er naar verwachting zal worden besproken op het middagprogramma van de informele Raad op het gebied van gendergelijkheid. De leden van de D66-fractie vragen wat de reden is van de oproep van verschillende lidstaten om juist met wetgevende instrumenten te komen op het gebied van platformwerk. Deze leden onderschrijven het doel ten zeerste, maar vragen hoe het komt dat al deze lidstaten kennelijk niet uitkomen met nationale wetgeving. Zij vragen of dat komt doordat het Europese werknemersbegrip geen ruimte laat voor dergelijke wetgeving, en het daarom op Europees niveau zou moeten worden aangepast, en of dat eigenlijk een wenselijke situatie of niet. De leden van de D66-fractie vragen in dat kader ook of er na het niet doorgaan van de ALT-maatregel uit het regeerakkoord wel nog nadere gesprekken zijn gevoerd over Europeesrechtelijke ruimte voor een minimumtarief voor zelfstandigen. Deze leden vragen ook of er een manier is om de juridische houdbaarheid formeel te toetsen, bijvoorbeeld bij het Europees hof. Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat de verwachting is rondom het initiatiefvoorstel van het Europees Parlement âright to disconnectâ. Deze leden vragen daarnaast of de minister verwacht dat er nieuwe wetgevende EU-voorstellen zullen komen anders dan die in het Commissiewerkprogramma zijn aangekondigd. Zij vragen op welke manier lidstaten hier invloed op proberen uit te oefenen. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de toegestuurde agenda en de inzet van het kabinet. Deze leden hebben wel een aantal vragen. De leden van de SP-fractie vragen hoe Nederland samen met andere lidstaten optrekt in hun verzet tegen het EU-actieplan. Wat zijn de overeenkomstige kritiekpunten van de lidstaten met een tegenstem? Hoe probeert de minister de kritiekpunten breder uit te onderhandelen zodat er wel een akkoord bereikt kan worden? Op welke manier wordt de inspraak van bewoners van verschillende lidstaten meegenomen in dit uitwerking van het actieplan en op welke manier neemt de minister deze input van bewoners van de verschillende lidstaten mee in hun kritiek? De leden van de SP-fractie willen weten welke verwachtingen de minister heeft van het op 3 maart te verwachten Actieplan implementatie Europese Pijler van Sociale Rechten. Verwacht de minister de aankondiging van nieuwe (wetgevende) EU-voorstellen anders dan die reeds in het Commissiewerkprogramma voor 2021 zijn aangekondigd? De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd wat de minister verwacht over de supranationaliteit van de in de Pijler opgestelde richtlijnen. Mogen wij als Nederland nog wel onze eigen keuzes maken en beleid maken op nationaal niveau? De leden van de SP-fractie vinden het beschermen van de rechten van arbeidsmigranten binnen de hele EU heel belangrijk. In de Tweede Kamer zijn op donderdag 11 februari 2021 meerdere voorstellen aangenomen die een grote stap betekenen in het nationaal beschermen van de rechten van arbeidsmigranten. De minister heeft zich meermaals positief uitgesproken over het beschermen van deze rechten. Zal hij binnen de EU uitdragen welke stappen in Nederland gezet gaan worden en andere lidstaten aansporen de aanbevelingen van het aanjaagteam-Roemer te bestuderen en waar mogelijk over te nemen? De leden van de SP-fractie merken op dat het integratiedebat in Nederland al enige decennia wordt gevoerd. Welke elementen in het Actieplan ervaart de minister als vernieuwend? Zijn er naast de stappen die in Nederland al worden gezet wat betreft integratie en inclusie ook punten die het Nederlandse beleid kunnen versterken? Zal de minister bijvoorbeeld ideeĂ«n ophalen over het verkleinen van segregatie in wijken en scholen? Van welke landen kan Nederland op dat gebied iets leren? Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie De leden van de SGP-fractie vinden het terecht dat wordt ingezet op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van de werkloosheidsuitkeringen. Ook het tegengaan van premieshoppen vinden deze leden een goede zaak. Zet de minister onder de nieuwe Europese Commissie in op de mogelijkheid bij de export van uitkeringen de hoogte ervan neerwaarts te corrigeren naar het prijspeil in het land van bestemming, in lijn met de toezeggingen die eerder richting het Verenigd Koninkrijk zijn gedaan en die voor alle lidstaten zouden gaan gelden? Zo nee, waarom niet? De leden van de SGP-fractie vragen wat de stand van zaken is ten aanzien van het EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU. Deze leden lezen dat het Portugees Raadsvoorzitterschap onder andere door de Nederlandse regering is verzocht de opinie van de Juridische Dienst van de Raad openbaar te maken, ter verduidelijking van de juridische basis van het voorstel. Gaat de minister hier tijdens deze Informele Raad verder op aandringen? Deze leden zijn hier voorstander van, mede gelet op het feit dat de Kamer in meerderheid de motie-Stoffer heeft gesteund, die zegt dat de EU geen richtlijnen uit dient te vaardigen op terreinen waar de EU niet bevoegd is, omdat dit in strijd is met het beginsel van subsidiariteit (Kamerstuk 21501-31, nr. 588). Deelt de minister de mening dat een stevige juridische basis voor dit richtlijnvoorstel van belang is, en dat de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en lidstaten voor wat betreft het minimumloon gerespecteerd dient te worden? Kan de minister aangeven welke stappen hij zet als blijkt dat de EU hiertoe inderdaad niet bevoegd is op het punt van het minimumloon? De leden van de SGP-fractie constateren dat de minister bereid is voedselbanken te ondersteunen met de minimaal twee procent van de voor Nederland beschikbare ESF+ middelen. Deze leden vragen aan de minister of hij daarbij ook de ondersteuningsbehoefte van de zogeheten kledingbanken betrekt. Komen zij hiermee ook in aanmerking voor een bijdrage? Zij vervullen, naast de voedselbanken, immers ook een belangrijke rol in het ondersteunen van de meest behoeftigendoelgroep. De leden van de SGP-fractie vragen of de minister kan bevestigen dat het gelet op de demissionaire status geen steun kan uitspreken aan een nieuwe gendergelijkheidsstrategie die door de Europese Commissie is ontwikkeld en dat het oordeel hierover aan een nieuw kabinet hoort te zijn. II. Antwoord/Reactie van de minister