Antwoord op vragen van de leden Amhaouch en Palland over het bericht ‘Nauwelijks coronasteun voor startende ondernemers: 'Ik hou het nog drie maanden vol'’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D07083, datum: 2021-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-1714).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z25619:
- Gericht aan: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Gericht aan: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Indiener: M. Amhaouch, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H.M. Palland, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1714
Vragen van de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Nauwelijks coronasteun voor startende ondernemers: «Ik hou het nog drie maanden vol»» (ingezonden 21 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 15 februari 2021), Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1341.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nauwelijks coronasteun voor startende ondernemers: «Ik hou het nog drie maanden vol»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 4a, b en c
Kunt u nog eens voor zowel de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) als de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) uiteenzetten waarom het niet mogelijk is in 2020 gestarte bedrijven tot deze steunmaatregelen toe te laten? Kunt u hierbij onderscheid maken tussen (juridisch-)technische en organisatorische aspecten?
Klopt het dat wanneer er sprake is van een omzethistorie er tot een (meer of minder representatieve) referentieomzet kan worden gekomen waarop compensatie voor omzetverlies kan worden gebaseerd?
Zou het derde kwartaal van 2020, waarin (horeca)bedrijven open waren en omzet hebben kunnen draaien, een basis kunnen bieden voor een vorm van compensatie aan startende bedrijven (waarbij altijd sprake zal zijn van over- dan wel ondercompensatie)?
Zouden op grond van het gelijkheidsbeginsel (gelijke gevallen worden gelijk behandelen) in 2020 gestarte bedrijven met aantoonbaar omzetverlies vanwege COVID-19 vanaf het vierde kwartaal van 2020 moeten worden toegelaten tot reguliere steunmaatregelen?
Antwoord 2, 4a, b en c
Om ondernemingen die zijn gestart in de periode vanaf 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 te kunnen ondersteunen, zal het kabinet een separate regeling voor starters ontwikkelen, zoals is vermeld in de Kamerbrief «Uitbreiding steun- en herstelpakket» van 21 januari jl. De doelgroep van de regeling is uitgebreid, waardoor ook starters tussen 30 september 2019 en 1 januari 2020 in aanmerking komen, conform de aangenomen motie Aartsen c.s.2. Met deze regeling, de Tegemoetkoming Starters, wil het kabinet tegemoetkomen aan de groep starters die op dit moment geen of zeer beperkt aanspraak maken op het steunpakket. Voor de genoemde groep ondernemingen is het mogelijk een volledig kwartaal (het derde kwartaal van 2020) aan referentieomzet vast te stellen en daarmee de regeling uitvoerbaar te houden. Zo kan alsnog een omzetverlies worden vastgesteld en kunnen ondernemers worden ondersteund bij het betalen van hun vaste lasten. Dit zal ook voor doorstarters in die periode een oplossing zijn. Voor de regeling wordt een budget beschikbaar gesteld van 180 miljoen euro voor het eerste en tweede kwartaal van 2021.
Het kabinet heeft een aantal alternatieven onderzocht voor situaties waarin de referentieomzet van een startende onderneming onbekend is. Belangrijk uitgangspunt voor het kabinet was daarbij om de steun zo goed mogelijk te laten aansluiten op de situatie van de individuele ondernemer. De regeling moet echter ook uitvoerbaar blijven en zal dus een generiek karakter moeten hebben.
Vraag 3a
Hoeveel ondernemers zijn in 2020 een bedrijf gestart?
Antwoord 3a
In 2020 zijn er 236.589 bedrijven gestart, hiervan zijn 138.568 bedrijven zzp’ers. In 2020 zijn er 236.589 bedrijven gestart, hiervan zijn 138.568 bedrijven zzp’ers.
Vraag 3b
Van hoeveel van deze bedrijven kan worden aangenomen dat zij een omzetverlies hebben geleden vanwege COVID-19, omdat zij op enig moment van overheidswege tijdelijk moesten sluiten (zoals horecaondernemingen)?
Antwoord 3b
Het is niet vast te stellen hoeveel startende bedrijven, gestart na 15 maart, omzetverlies hebben geleden vanwege COVID-19. Doordat er voor deze bedrijven geen referentieomzet beschikbaar is in voorgaande jaren, kan niet worden vastgesteld worden hoeveel omzetverlies er geleden is. Bij de nieuwe regeling Tegemoetkoming Starters zal het derde kwartaal van 2020, toen er slechts beperkte gedragsmaatregelen van kracht waren, als referentieomzet gebruikt worden. We gaan ervan uit dat rond de 6.000 bedrijven gebruik gaan maken van deze regeling. Dit is een grove schatting, omdat naast de groep starters die hard getroffen wordt er namelijk ook veel starters zijn die juist een onderneming hebben opgericht die inspeelt op de huidige situatie, zoals webshops en afhaalrestaurants.
Vraag 3c
Hoeveel van deze (horeca)bedrijven hebben naar schatting in het derde kwartaal van 2020, toen zij open waren, omzet gedraaid?
Antwoord 3c
Omdat in de zomer (horeca)bedrijven veelal geopend waren, is het realistisch dat veel bedrijven omzet hebben behaald. Dit geldt ook voor bedrijven die zijn gestart in 2019 en in het eerste dan wel in het tweede kwartaal van 2020. Het is echter lastig vast te stellen om hoeveel bedrijven het precies gaat.
Vraag 5a en b
Zou een oplossing als onder vraag 4b binnen de huidige NOW of TVL kunnen worden gevonden, of juist daarbuiten in de vorm van een aparte regeling (zoals een TVL speciaal voor starters)?
Welke andere oplossingen, zowel binnen als buiten de NOW of TVL, zijn door u met uitvoeringsorganisaties en sociale partners verkend, refererend aan uw brief van 9 december jl. waarin u schrijft dat «het kabinet hier in overleg met de uitvoeringsorganisaties en sociale partners serieus naar heeft gekeken» maar «het uiteindelijk niet is gelukt om binnen de NOW-regeling en de TVL-regeling tot een uitvoerbare oplossing te komen»?3
Antwoord 5a en b
De Tegemoetkoming Starters zal een aparte regeling zijn. Het is niet mogelijk de tegemoetkoming voor starters binnen de bestaande regelingen uit te voeren zonder dat dit gevolgen met zich meebrengt voor de uitbetaling van tijdige steun aan andere ondernemers.
Er zijn naast het gebruiken van het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode, nog twee alternatieven onderzocht.
Het eerste alternatief was om de referentieomzet te construeren op basis van de gemiddelde referentieomzet van vergelijkbare ondernemingen. Door het omzetverlies te construeren ontstaan er situaties van onder- en oversubsidiëring. Er kan immers niet gerekend worden met het werkelijke omzetverlies van de onderneming. Daarmee komt de doelmatigheid van de regelingen en gelijke behandeling van aanvragers in het geding.
Het tweede alternatief was het uitkeren van een forfaitair bedrag aan startende ondernemingen. Dit zou betekenen dat alle startende ondernemingen, eventueel tot een bepaalde peildatum, een vast bedrag zouden ontvangen. Dit is een zeer ongerichte maatregel, waarmee enerzijds ondernemingen zouden worden gesubsidieerd die geen significante negatieve gevolgen van de coronamaatregelen ondervinden en anderzijds ondernemingen te weinig subsidie zouden ontvangen ten opzichte van hun omzetverlies en vaste lasten.
Vraag 5c
Kunt u de dilemma’s onder vraag 5b schetsen zodat wij inzicht krijgen in de afweging die u heeft gemaakt?
Antwoord 5c
Het uitgangspunt voor een tegemoetkoming voor starters is dat de regeling voldoende recht moet doen aan de situatie van de individuele ondernemer, maar ook generiek uitvoerbaar moet zijn. Met de nieuwe regeling Tegemoetkoming Starters vindt het kabinet dat aan deze voorwaarde wordt voldaan, waar dat bij de alternatieven niet het geval was. Daarnaast wordt met het gebruik van derde kwartaal van 2020 voor de bepaling van de referentieomzet de kans op over- of ondersubsidiëring voor een groot aantal ondernemers verkleind.
Vraag 6
In hoeverre zouden risico’s op misbruik of oneigenlijk gebruik kunnen worden gemitigeerd door een verklaring van een accountant, overheid of andere partij?
Antwoord 6
Risico’s op misbruik of oneigenlijk gebruik kunnen ten dele worden gemitigeerd door een derden-verklaring. Deze is nu al voor specifieke aanvragen van de NOW en TVL vereist. Het kabinet acht echter in deze situatie een derden-verklaring niet wenselijk.
De verklaring moet zien op gegevens die (financiële) informatie van het bedrijf bevestigen. Bij starters is echter zeer de vraag op basis van welke gegevens zo’n verklaring dan zou moeten worden opgesteld. Daarnaast moeten duidelijke richtlijnen worden meegegeven aan de verstrekkers van zo’n verklaring, anders zullen deze zo’n verklaring niet kunnen of willen afgeven. Het probleem is juist dat dergelijke richtlijnen, over hoe een referentieomzet vast te stellen van een startende ondernemers, niet goed zijn op te stellen.
Naast de inhoudelijke dilemma’s, zijn er ook bezwaren in het kader van de uitvoerbaarheid van de regeling. Een verklaring van een derde is een verklaring die (al dan niet steekproefsgewijs) handmatig gecontroleerd moet worden en waar voor aanvragers hoge kosten aan verbonden kunnen zijn. Dit betekent een extra uitvoeringslast voor UWV en RVO en een extra last voor aanvragers, met name voor het mkb. Deze lasten en de kosten voor de ondernemer staan qua administratieve lasten en bedrag niet in verhouding tot het te verwachten gemiddelde subsidiebedrag per ondernemer.
Vraag 7
Hoezeer zouden provincies of gemeenten, die voor wat betreft dienstverlening het dichtst bij ondernemers staan, bij de uitvoering van een startersregeling een rol kunnen spelen, zoals zij dat ook doen bij de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemer (Tozo) en de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)?
Antwoord 7
Het optuigen van een nieuwe regeling bij gemeenten of provincies vergt een nieuwe infrastructuur. Door de tegemoetkoming voor starters door de RVO te laten uitvoeren, kan gebruik worden gemaakt van de daar al aanwezige kennis en systemen. De regeling zal immers veel gelijkenissen hebben met de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).
Vraag 8
Kunt u, met de opgedane kennis uit de NOW en TVL, een ruwe schatting geven van het budget en de uitvoeringscapaciteit die nodig zouden zijn om voor startende ondernemers een voorziening zoals de NOW of TVL te treffen?
Antwoord 8
Gegeven de huidige capaciteitsvraag zal de Tegemoetkoming Starters pas in april of mei kunnen worden opengesteld. Dit komt onder meer door de stapeling van de uitbreiding van de TVL met de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingskosten (HVA), de opslag Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD), de evenementenmodule, wijzigingen door het aangepaste steun- en herstelpakket, de vaststelling van TVL 1 (juni – september 2020) en kwartaal 4 (2020) en het inregelen van de «basis» TVL voor kwartaal 1 en kwartaal 2 (2021).
De kosten voor de Tegemoetkoming Starters zijn geraamd op 90 miljoen euro per kwartaal.
Vraag 9
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Antwoord 9
Ja. De beantwoording heeft op zich laten wachten om zo de overwegingen van het kabinet bij het aanpassen van het steun- en herstelpakket mee te kunnen nemen in de beantwoording.