[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35317, eindtekst

Wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

Eindtekst

Nummer: 2021D07121, datum: 2020-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z19591:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

17 november 2020



	Wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve
beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Wet
toezicht en geschillenbeslechting auteurs- en naburige rechten wordt
gewijzigd, om de doelmatigheid van het toezicht op collectieve en
onafhankelijke beheersorganisaties te vergroten en de
bekostigingssystematiek van het toezicht te wijzigen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties
auteurs- en naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:

aA

	In artikel 1, onderdeel a, wordt “Veiligheid en Justitie” vervangen
door “Justitie en Veiligheid”.

A

In artikel 1 wordt, onder vernummering van de onderdelen c tot en met o
tot d tot en met p, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

c. algemene voorwaarden: voorwaarden als bedoeld in artikel 231,
onderdeel a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

B

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt na “de collectieve beheersorganisaties”
ingevoegd “en op onafhankelijke beheersorganisaties voor zover het de
in artikel 25d genoemde artikelen betreft”.

2. In de tweede volzin wordt de zinsnede “de artikelen 21 en 22”
vervangen door “de artikelen 18, 21 en 22”.

C

Artikel 2h, vierde lid, komt te luiden:

4. Het College van Toezicht ziet erop toe dat de beheerskosten niet
hoger zijn dan de gerechtvaardigde en gedocumenteerde kosten voor het
beheren van auteursrechten en naburige rechten.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “modelovereenkomsten”
vervangen door “algemene voorwaarden”. 

	2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na “een besluit tot”
ingevoegd “de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of
korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik of
tot” en na “de tarieven” ingevoegd “, inclusief het vervallen
van een korting,”.

3. Aan het slot van het tweede lid wordt een volzin ingevoegd, luidende:


Het College van Toezicht kan de termijn vanwege bijzondere
omstandigheden verlengen met ten hoogste vier weken. 

	4. In het vierde lid wordt na “een besluit tot” ingevoegd “de
vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een
nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik of tot”, wordt na
“indien” ingevoegd “het tarief of” en wordt aan het slot een
volzin ingevoegd, luidende: 

	Het College van Toezicht onthoudt zijn goedkeuring niet dan nadat de
geschillencommissie hieromtrent advies heeft uitgebracht.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van het
eerste lid, onderdeel b, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

c. de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor
een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik;

d. de wijziging van een door een of meer betalingsplichtigen te betalen
tarief, inclusief korting, anders dan bedoeld in artikel 3, eerste lid,
onderdeel c;

e. de vaststelling of wijziging van overeenkomsten met representatieve
organisaties van gebruikers;

f. de benoeming van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste
lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Het vijfde lid vervalt.

3. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

F

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5aa 

1. Het College van Toezicht kan vaststellen of de betrouwbaarheid en
geschiktheid van een persoon die bij een collectieve beheersorganisatie
is of wordt belast met taken als bedoeld in de artikelen 2e, eerste lid,
of 2f, eerste lid, buiten twijfel staat, op basis van diens voornemens,
handelingen en antecedenten, wanneer het geĂŻnde bedrag aan vergoedingen
van een collectieve beheersorganisatie in een bepaald kalenderjaar meer
bedraagt dan € 50.000.000.

2. Indien onderzoek benodigd is ten behoeve van de vaststelling, bedoeld
in het eerste lid, komen de kosten van het onderzoek voor rekening van
de collectieve beheersorganisatie.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften
vastgesteld over de wijze waarop de betrouwbaarheid en geschiktheid van
een persoon, als bedoeld in het eerste lid, kan worden vastgesteld.

G

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt “collectieve
beheersorganisatie” telkens vervangen door “collectieve
beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie”. 

2. Het derde lid van artikel 6 vervalt.

H

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid vervalt.

2. Het zevende lid wordt vernummerd tot zesde lid.

3. In het nieuwe zesde lid wordt de zinsnede “Het vierde en zesde
lid” vervangen door: Het vierde lid. 

I

Artikel 11 vervalt.

J

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. De kosten die het College van Toezicht maakt, worden vergoed door
Onze Minister.

2. Onze Minister brengt jaarlijks vijftig procent van de kosten, bedoeld
in het eerste lid, in rekening aan de collectieve beheersorganisaties en
onafhankelijke beheersorganisaties. 

	3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
systematiek op basis waarvan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, over
de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties
wordt verdeeld en de bijdrage van een collectieve beheersorganisatie of
onafhankelijke beheersorganisatie die een deel van het kalenderjaar
onder het toezicht van het College van Toezicht valt.

4. Het College van Toezicht organiseert jaarlijks een overleg met de
collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties.
Ambtenaren kunnen het overleg bijwonen namens Onze Minister. Het College
van Toezicht maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke
termijn na het overleg openbaar.

K

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

1. Het College van Toezicht stelt jaarlijks voor 1 oktober een
jaarverslag en een toezichtsrapport op. Het jaarverslag beschrijft de
taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het jaarverslag beschrijft
voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg. 

2. Het College van Toezicht zendt het jaarverslag en het
toezichtsrapport aan Onze Minister en beide kamers der Staten-Generaal.

L

Na artikel 17 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

1. Onverminderd artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt
de bevoegdheid van het College van Toezicht tot het opleggen van een
bestuurlijke boete of last onder dwangsom aan een collectieve
beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie, indien het
College van Toezicht op aanvraag van die collectieve beheersorganisatie
of onafhankelijke beheersorganisatie besluit tot het bindend verklaren
van een door die collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie gedane toezegging.

2. Het College van Toezicht kan een besluit nemen als bedoeld in het
eerste lid, indien het: 

a. aannemelijk acht dat het naleven van de toezegging leidt tot het
beëindigen of voorkomen van een overtreding, 

b. in staat is het naleven van de toezegging te controleren, en

c. het bindend verklaren van een toezegging doelmatiger acht dan het
opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

3. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie dient de aanvraag voor het nemen van een besluit als
bedoeld in het eerste lid in, voordat het College van Toezicht een
besluit omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last
onder dwangsom heeft genomen.

4. De termijn, bedoeld in artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het College
van Toezicht de aanvraag ontvangt, tot de dag waarop het College van
Toezicht een besluit op de aanvraag heeft genomen. 

5. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie gedraagt zich overeenkomstig het besluit, bedoeld in
het eerste lid.

6. Het College van Toezicht bepaalt gedurende welke periode het besluit,
bedoeld in het eerste lid, geldt en kan deze periode telkens verlengen.

7. Het College van Toezicht kan een besluit als bedoeld in het eerste
lid of een besluit tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, wijzigen
of intrekken indien:

a. er een wezenlijke verandering is opgetreden in de feiten waarop het
besluit berust;

b. het besluit berust op door de collectieve beheersorganisatie of
onafhankelijke beheersorganisatie verstrekte onvolledige, onjuiste of
misleidende gegevens;

c. de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie in strijd met het vijfde lid handelt.

Artikel 17b

1. Een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie is op verzoek van het College van Toezicht gehouden
om onderzoek te laten uitvoeren naar de uitoefening van haar taken of om
een verbeterplan in te dienen. De kosten van dit onderzoek of
verbeterplan komen voor rekening van de collectieve beheersorganisatie
of onafhankelijke beheersorganisatie.

2. Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie of
onafhankelijke beheersorganisatie uitsluitend verzoeken een onderzoek te
laten uitvoeren of verbeterplan in te dienen wanneer het College
signalen ontvangt waaruit blijkt van gegronde redenen om te twijfelen
aan een juist beleid van of juiste gang van zaken.

3. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie dient binnen zes weken na ontvangst van het verzoek
van het College van Toezicht een onderzoeksopdracht of verbeterplan,
voorzien van de goedkeuring van het orgaan dat de interne
toezichtfunctie uitoefent, in bij het College van Toezicht.

4. De onderzoeksopdracht en het verbeterplan behoeven de schriftelijke
instemming van het College van Toezicht. Het College van Toezicht
bericht binnen vier weken na ontvangst van de onderzoeksopdracht of het
verbeterplan of het zijn instemming aan de onderzoeksopdracht of het
verbeterplan verleent.

5. De termijn, bedoeld in het vierde lid, wordt opgeschort: 

a. met ingang van de dag na die waarop het College van Toezicht de
collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie
uitnodigt de onderzoeksopdracht of het verbeterplan aan te vullen, tot
de dag waarop de onderzoeksopdracht of het verbeterplan is aangevuld of
de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken,

b. gedurende de termijn waarvoor de collectieve beheersorganisatie of
onafhankelijke beheersorganisatie schriftelijk met uitstel heeft
ingestemd,

c. zolang de vertraging aan de collectieve beheersorganisatie of
onafhankelijke beheersorganisatie kan worden toegerekend, of

d. zolang het College van Toezicht door overmacht niet in staat is
instemming te verlenen.

6. Het College van Toezicht bepaalt bij zijn instemming met het
verbeterplan voor welke termijn het verbeterplan geldt. De termijn
bedraagt ten hoogste zes maanden. Het College van Toezicht kan de
termijn met ten hoogste zes maanden verlengen.

7. Het College van Toezicht vermeldt zijn instemming met een
onderzoeksopdracht of verbeterplan op zijn website. 

8. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie is op verzoek van het College van Toezicht gehouden
om de uitvoering van het verbeterplan te bespreken met het College van
Toezicht.

9. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie brengt op verzoek van het College van Toezicht
verslag uit over de uitvoering van het verbeterplan na het verstrijken
van de termijn, bedoeld in het zesde lid.

M

	Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “collectieve
beheersorganisatie” telkens vervangen door “collectieve
beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie”.

	2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. van ten hoogste € 225.000 per overtreding, of, indien dat meer is,
5% van het totaal van de door een collectieve beheersorganisatie of
onafhankelijke beheersorganisatie in het aan de beschikking voorafgaande
boekjaar geĂŻnde of voor verdeling beschikbare vergoedingen

	1˚. bij niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6,
tweede lid,

	2˚. wegens het niet of niet behoorlijk naleven van de voor de
collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie
geldende verplichtingen op grond van deze wet, indien binnen een tijdvak
van vijf jaren voorafgaand aan de dag van overtreding een bestuurlijke
boete is opgelegd en onherroepelijk geworden wegens niet-naleving van
een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die betrekking had
op een zelfde gedraging, of

	3˚. bij overtreding van artikel 17a, vijfde lid;

	3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “Algemene wet
bestuursrecht,” ingevoegd “in afwijking van artikel 184 van het
Wetboek van Strafrecht”.

	4. In het derde lid wordt na “onderdeel a,” ingevoegd “onder 1˚.
en 3˚.,”.

N 

	Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het eerste lid wordt na «niet-naleving» ingevoegd “van een
advies als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en”. 

	2. In het tweede lid wordt “collectieve beheersorganisatie”
vervangen door “collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke
beheersorganisatie”.

Na

	In artikel 20 wordt “te ’s-Gravenhage” vervangen door “Den
Haag”.

O

Aan het slot van artikel 23, derde lid, wordt een volzin ingevoegd,
luidende:

De leden van de geschillencommissie zijn onafhankelijk en deskundig op
het gebied van het tot stand komen, toepassen en de billijkheid van door
collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen voor
gebruik van werken van letterkunde, wetenschap of kunst en ander
materiaal.

P

In artikel 25a, eerste lid, wordt de zinsnede “de artikelen 7.3, leden
1, 3, 5, 6, 7, 8 en 9, en 7.5 van de Wet normering bezoldiging
topfunctionarissen publieke en semipublieke sector” vervangen door
“de artikelen 7.3, eerste, derde en vijfde tot en met tiende lid,
7.3a, 7.3b en 7.5 van de Wet normering topinkomens”.

Artikel IA

	Na de zinsnede “(Trb. 1998, 248)” in artikel IIIa van de Wet van 6
juli 2004 tot aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige
rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/29/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei
2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het
auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG L
167) (Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de
informatiemaatschappij) (Stb. 2004, 336) wordt ingevoegd “door de
vervulling van de op hen toegesneden toepassingscriteria uit dat
verdrag”.

ARTIKEL II

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven,

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1