[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Motie van het lid Van Otterloo over het recht van instemming voor Eerste en Tweede Kamer bij komende ingrijpende maatregelen

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

Motie

Nummer: 2021D07559, datum: 2021-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35732-13).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35732 -13 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19).

Onderdeel van zaak 2021Z03406:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 732 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

Nr. 13 MOTIE VAN HET LID VAN OTTERLOO

Voorgesteld 18 februari 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat maatregelen in het kader van de bestrijding van de coronapandemie soms een ingrijpend karakter dragen;

overwegende dat inschattingsfouten zijn gemaakt rondom de juridische vastlegging van de avondklok;

verzoekt de regering, te borgen dat bij komende ingrijpende maatregelen in het kader van de aanpak van de coronapandemie altijd de Tweede en Eerste Kamer beide het recht van instemming hebben, zeer uitzonderlijke situaties daargelaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Otterloo