[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidsreactie Dadermonitor mensenhandel 2015-2019

Mensenhandel

Brief regering

Nummer: 2021D07686, datum: 2021-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28638-188).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28638 -188 Mensenhandel .

Onderdeel van zaak 2021Z03475:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

28 638 Mensenhandel

Nr. 188 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2021

Op 21 januari 2021 heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: Nationaal Rapporteur) zijn rapport Dadermonitor mensenhandel 2015–2019 gepubliceerd1. Op basis van de bevindingen uit de monitor doet de Nationaal Rapporteur verschillende aanbevelingen.

Ik dank de Nationaal Rapporteur en zijn onderzoekers voor hun inzichten in de aard en omvang van dit zeer ernstige delict. De aanpak van daders is onlosmakelijk verbonden met de bescherming van slachtoffers. Ieder mens heeft recht op lichamelijke integriteit, recht op persoonlijke vrijheid en recht op menselijke waardigheid. Als hen onrecht wordt aangedaan moeten zij kunnen vertrouwen op een rechtstelsel dat hen beschermt, door daders en relevante betrokkenen stevig aan te pakken, door te voorkomen dat zij opnieuw het foute pad op gaan en door de uitbuitingssituatie duurzaam te doorbreken; dit kan alleen met een integrale aanpak van mensenhandel.

Deze aanpak is tijdens deze kabinetsperiode vormgegeven door middel van het programma Samen tegen Mensenhandel. De Nationaal Rapporteur schrijft in zijn slotwoord dat wanneer hij terugkijkt op de afgelopen jaren, hij ziet dat flinke stappen zijn gezet door alle maatschappelijke partners. Tegelijkertijd stelt hij dat verder verdiepen en concretiseren van deze gezamenlijke aanpak cruciaal is. Het kabinet onderschrijft deze oproep van de Nationaal Rapporteur en blijft doorlopend in gesprek over de wijze waarop de aanpak van mensenhandel kan worden verstevigd.

Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeer ik uw Kamer met deze brief over de wijze waarop het kabinet omgaat met de aanbevelingen die door de Nationaal Rapporteur gedaan worden. De drie verschillende aanbevelingen komen afzonderlijk aan bod. Daarna ga ik in op de recente rapportage van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (hierna: CKM) die aandacht vraagt voor mogelijke uitbuiting achter de webcam. Hiermee kom ik tegemoet aan het verzoek van de Vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid van 13 januari jl. om te reageren op het rapport.

In de bijlage ga ik in op de ontwikkelingen binnen de strafrechtketen en de persoonskenmerken van daders van mensenhandel, die in de dadermonitor aan bod komen. De bijlage kan dienen als een aanvullende duiding op de conclusies die de Nationaal Rapporteur in de dadermonitor trekt.

Aanbeveling 1: Zet gericht in op het voorkomen van daderschap van mensenhandel, specifiek onder jongeren.

Het kabinet neemt deze aanbeveling over. De Nationaal Rapporteur vraagt terecht aandacht voor deze kwetsbare groep, die in complexe criminele netwerken van mensenhandelaren gevangen kan raken.

Mensenhandel gaat soms gepaard met verschillende andere online en offline criminaliteitsfenomenen, zoals seksueel geweld (denk aan grooming en sextortion) en drugscriminaliteit. Om die reden moet de inzet op het voorkomen van daderschap breder worden bezien. Daarom wordt in deze beleidsreactie ook verwezen naar bredere, reeds ingezette trajecten, die zich richten op het voorkomen van crimineel gedrag onder jongeren.

Betrokkenheid van jongeren bij dergelijke zware criminaliteit kan bovendien duiden op de aanwezigheid van achterliggende problematiek, zoals de Nationaal Rapporteur ook stelt in de Dadermonitor en het casuïstiekonderzoek Vertrouwen in Veerkracht.2 Vroegtijdig interveniëren en het weerbaar maken van jonge mensen is daarom cruciaal.

In het kader van het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit zet de Minister van Justitie en Veiligheid, samen met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in op preventie van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Relevant in dit verband zijn interventies die door gemeenten en scholen kunnen worden gedaan zoals «PIT», «Basta!» en «alles Kidzzz». Deze interventies zijn gericht op het verminderen van agressief en ander grensoverschrijdend gedrag bij 12-minners en het bevorderen van pro-sociaal gedrag. Een ander voorbeeld voor kwetsbare jongeren tussen de 12 en 16 jaar oud is Alleen jij bepaalt wie je bent (AJB), waarmee wordt gewerkt aan het voorkomen en verminderen van overlastgevend en delinquent gedrag.3

De Nationaal Rapporteur vraagt ook om in kaart te brengen wie kwetsbaar zijn om dader te worden van mensenhandel. Er is reeds een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de specifieke achtergrond van daders van mensenhandel; zowel op nationaal als meer lokaal niveau en vaak met focus op een specifieke vorm van uitbuiting. Ten eerste heeft de gemeente Amsterdam onderzoek gedaan naar criminele uitbuiting onder meiden in Nieuw-West.4

Ten tweede voert het CKM, met subsidie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, onderzoek uit naar de aard en omvang van criminele uitbuiting in relatie tot de drugscriminaliteit in verschillende gemeenten. De uitkomsten van dit onderzoek bieden mogelijke aanknopingspunten voor beleidsmaatregelen om criminele uitbuiting van jongeren aan te pakken en te voorkomen. Het onderzoek zal eind 2021 gereed zijn.

Ten derde heeft het CKM, in opdracht van de politie, een ander onderzoek gedaan naar daders van binnenlandse seksuele uitbuiting. Dit onderzoek wordt naar verwachting in maart 2021 gepubliceerd. Het doel van het onderzoek was om meer kennis te vergaren over de achtergrond van daders, de gehanteerde modus operandi en over de samenwerkingsverbanden van daders.5

Tot slot wordt vanuit het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit op dit moment een meerjarig, multidisciplinair onderzoeksprogramma opgesteld. In het kader van de Kennisagenda Ondermijning is «de betrokkenheid van jongeren bij zware en georganiseerde criminaliteit» als thema aangedragen bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor plaatsing op de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). De onderzoeksvraag in welke mate uitbuiting of dwang of andere vormen van slachtofferschap een rol spelen is hierin meegenomen. Over de voortgang van dit onderzoek wordt uw Kamer nader geïnformeerd.6

De inzichten van bovenstaande onderzoeken zullen betrokken worden bij beleidsontwikkeling, met name op het terrein van preventie ten aanzien van kwetsbare jongeren. Vooruitlopend op de onderzoeksresultaten, ga ik binnenkort met de Nationaal Rapporteur in gesprek over de bescherming van kwetsbare jongeren tegen daderschap en slachtofferschap van mensenhandel.

Aanbeveling 2: Onderzoek of de aanpak van resocialisatie aansluit bij de daders van mensenhandel om herhaald daderschap te voorkomen.

Het kabinet neemt deze aanbeveling over. De Nationaal Rapporteur agendeert met deze aanbeveling een belangrijk punt, namelijk de resocialisatie van daders van mensenhandel en het voorkomen van herhaald daderschap. Relevant hierbij is dat de rechter bepaalt welke strafrechtelijke interventie gepast is en, in die hoedanigheid, beslist over of reclasseringstoezicht nodig is. Als de rechter vervolgens een toezicht gelast, moet de dader zich houden aan de hieraan verbonden voorwaarden. Bijvoorbeeld, een contactverbod of een locatiegebod. De naleving hiervan wordt gecontroleerd door de reclassering.

Goede begeleiding van een dader, door een organisatie als de reclassering, speelt een belangrijke rol in een re-integratietraject, om bijvoorbeeld sociaaleconomische problemen aan te pakken. Van belang hierbij is de vraag of binnen de bestaande en voorziene mogelijkheden voor resocialisatie voldoende aansluiting kan worden gevonden met de belevingswereld van (ontkennende) daders van mensenhandel.7

Zoals toegezegd tijdens het mondelinge vragenuur van 26 januari jl. zal mijn departement over de gedane aanbeveling in gesprek gaan met de bij de resocialisatie van daders betrokken organisaties, waaronder het OM en de reclassering. Mijn departement heeft hierover ook contact gehad met het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LdH) en hen gevraagd ook aan te sluiten bij dit gesprek. Over de uitkomsten van dit gesprek zal ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, informeren.

Aanbeveling 3: Inventariseer kwetsbare sectoren en werknemers op lokaal niveau om aanpak arbeidsuitbuiting te sturen

De Minister van SZW en ik nemen deze aanbeveling over. Mensenhandel, en dus ook arbeidsuitbuiting, kan in elke gemeente voorkomen. Het is daarom van belang dat er ook op lokaal niveau zicht is op en kennis is van kwetsbare sectoren en werknemers. Daarom is ingezet op de volgende drie ontwikkelingen.

Op 1 februari jl. heb ik het kader mensenhandel aan uw Kamer aangeboden.8 Het kader helpt gemeenten te bepalen wat ze moeten doen om verder invulling te geven aan hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de aanpak van mensenhandel. In het kader is opgenomen dat de gemeente inzicht genereert in de situatie in de regio, door een omgevingsscan of risicoanalyse uit te voeren van de sectoren die kwetsbaar zijn voor mensenhandel. Hiermee wordt bovendien inzicht verkregen welke risicogroepen er zijn binnen de gemeente. Na vaststelling van het kader door het VNG-bestuur in maart, zullen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de VNG samen met de gemeenten werken aan de implementatie van het kader.

Een tweede, relevante ontwikkeling is de volgende: eind 2020 hebben de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezamenlijk een bijdrage verstrekt aan drie regio’s om regionale pilots in de aanpak van mensenhandel vorm te geven. Relevant in het kader van deze aanbeveling is de regionale pilot van Oost-Brabant. De pilot betreft het ontwikkelen en het in gebruik nemen van een regionale monitor slachtoffers van arbeidsuitbuiting. Deze monitor geeft allereerst beeld van sectoren waar mogelijke slachtoffers van arbeidsuitbuiting werkzaam zijn en de locaties hiervan. Tegelijkertijd heeft het ook als doel om inzicht te geven in concrete aantallen van de slachtofferpopulatie en hun achtergrond.

Een belangrijk aandachtspunt van de pilot is dat de geleerde lessen en ontwikkelde producten actief gedeeld worden met de rest van het land. Een onderdeel van deze pilot bestaat daarom uit het trainen van de betrokken professionals, zodat zij voorlichting over het gebruik van de monitor kunnen geven aan andere regio’s. Op 15 maart aanstaande presenteren de pilot-regio’s in dit kader hun plannen bij het bestuurlijk netwerk mensenhandel. Aan dit netwerk nemen tien burgermeesters deel die optreden als regionale portefeuillehouders mensenhandel.

Ten slotte voert Regioplan, in opdracht van de VNG, CoMensha, de gemeente Ede en de gemeente Utrecht, een onderzoek uit naar aard en omvang van mensenhandel op lokaal niveau. Regioplan heeft daarbij oog voor de verschillende vormen van uitbuiting, met bijzondere aandacht daarbinnen voor vakantieparken en bouwplaatsen en voor criminele uitbuiting in relatie tot drugscriminaliteit. Dit onderzoek is medio 2021 gereed. Tevens levert dit onderzoek van Regioplan, naar verwachting, ook aanknopingspunten op voor andere gemeenten om meer zicht te krijgen op slachtoffers.

Reactie op Rapport CKM «Voorbij de Pixels»

Op 12 januari jl. heeft het CKM een verkenning naar gedwongen webcamseks in Nederland uitgebracht, genaamd Voorbij de Pixels. Deze verkenning is gestoeld op een analyse van de webcamindustrie in het algemeen, een analyse van dertien uitspraken van rechtspraak.nl en zes interviews met opsporingsambtenaren van de Afdeling Vreemdelingen Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de politie.9 In het rapport wordt een drietal aanbevelingen gedaan.

Allereerst wil ik het CKM bedanken voor hun rapportage. De onderzoekers van het CKM agenderen met hun onderzoek een relevant thema: de rol van technologie bij mensenhandel en die van webcamseks in het bijzonder. Het rapport agendeert de problematiek terecht, er is nog onvoldoende inzicht in de webcamseksindustrie en de mate van verwevenheid met seksuele uitbuiting. Ik wil daarom deze problematiek betrekken bij de reeds aangekondigde verkenning naar de rol van technologie en online platforms bij uitbuiting.

Zoals aangekondigd in de Beleidsreactie op de Slachtoffermonitor 2015–2019, zal in samenwerking met het CKM een verkenning worden uitgevoerd naar de rol van technologie en online platforms bij seksuele uitbuiting.10 Dit zal plaatsvinden door met ervaringsdeskundigen en slachtoffers van seksuele uitbuiting in gesprek te gaan over hun slachtofferschap. Daarnaast zal het Ministerie van Justitie en Veiligheid, samen met het CKM, verschillende expertmeetings organiseren over de rol van technologie bij mensenhandel. De Nationaal Rapporteur zal een rol als onafhankelijke voorzitter op zich nemen tijdens de expertmeetings. De bijeenkomsten zullen gaan over de rol van technologie in verschillende fases die voorafgaan aan of voortvloeien in uitbuitingssituaties; denk daarbij aan de werving en selectie van kwetsbare personen en het gebruiken of dreigen met exposure als dwangmiddel. Ook zal gekeken worden naar de rol van technologie als instrument voor de daadwerkelijke uitbuitingsituatie, waaronder gedwongen webcamseks. Bij deze expertsessies zal expliciet in gesprek gegaan worden met online platforms, waaronder platforms die seksuele diensten achter de webcam faciliteren.

Deze expertsessies dragen bij aan het realiseren van een veilige en toekomstbestendige sector. Over de voortgang van deze expertsessies zal uw Kamer voor september 2021 geïnformeerd worden.

Slot

De Nationaal Rapporteur doet in de dadermonitor de eerdergenoemde drie aanbevelingen omtrent de aanpak van mensenhandel. Dat een betrouwbaar rechtsstelsel, dat opkomt voor onze fundamentele rechten als lichamelijke integriteit, persoonlijke vrijheid en menselijke waardigheid nooit af is, komt tot uitdrukking in deze en de twee andere rapportages die de Nationaal Rapporteur het afgelopen jaar heeft uitgebracht.11

In de Dadermonitor vat de Nationaal Rapporteur op basis van dit drieluik van onderzoeken een aantal zorgwekkende ontwikkelingen samen: de leeftijd van daders en slachtoffers is en blijft laag, uitbuiting vindt steeds meer online plaats, dader- en slachtofferschap lopen steeds meer door elkaar heen en er is een groeiende zorg over arbeidsuitbuiting.

De Nationaal Rapporteur benadrukt daarom dat politieke aandacht en prioriteit voor mensenhandel ook na 2021 nodig is. De aanpak van mensenhandel is gebaat bij een duurzame en gecoördineerde integrale, en dus ook interdepartementale, aanpak. In afwachting van een nieuw kabinet blijf ik mij, samen met mijn collega’s van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzetten om deze vreselijke vorm van criminaliteit aan te pakken.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol

Bijlage

Ontwikkelingen binnen de strafrechtketen

In de Dadermonitor Mensenhandel 2015–2019 (hierna: dadermonitor) beschrijft de Nationaal Rapporteur de ontwikkelingen in de strafrechtketen met betrekking tot daders van mensenhandel. Hieronder worden een drietal ontwikkelingen binnen de strafrechtketen uitgelicht.

1. Stijging in gesignaleerde incidenten, maar minder verdachten

De Nationaal Rapporteur beschrijft dat het jaarlijks aantal incidenten, dat de politie over deze periode signaleert, stijgt. In totaal signaleerde de politie 3.420 incidenten van mensenhandel, met gemiddeld 200 verdachten per jaar. In 2019 is tevens een stijgende lijn te zien in het aantal mogelijke slachtoffers dat bij CoMensha werd geregistreerd (1.372 in 2019 t.o.v. 780 in 2018)12. Dit kan als positief bestempeld worden, omdat meer slachtoffers gesignaleerd worden en daardoor de hulp kunnen krijgen die zij behoeven. Tegelijkertijd neemt het aantal verdachten af: van 285 geregistreerde verdachten van mensenhandel in 2016 naar 170 in 2019.13

Gezien de stijging van het aantal incidenten en de daarbij betrokken slachtoffers, is het opmerkelijk dat het aantal verdachten in 2018 en 2019 afneemt. Tijdens het vragenuurtje van 25 januari jl. heb ik reeds laten weten dat een groot deel van de stijging van het aantal incidenten veroorzaakt wordt door de stijging van het aantal vreemdelingen met een Dublinstatus. Het gaat hierbij specifiek om vreemdelingen die in Nederland aangifte doen van een uitbuitingssituatie, die in het buitenland heeft plaatstgevonden. Bij deze mogelijke slachtoffers zijn vaak geen opsporingsindicaties in Nederland aanwezig en zijn er dus vaak geen verdachten in beeld. De Nationaal Rapporteur wijst in dit kader ook op een zogenaamd na-ijleffect: slachtoffers – en daarmee incidenten – komen namelijk vaak als eerste in beeld, daarna pas eventuele verdachten.

Dat laatste zou kunnen samenhangen met de meest recente stijging van OM-verdachten over 2020 ten opzichte van 2019. Zoals aangegeven in de brief over de opsporing en vervolging van mensenhandel van 18 november 2020 is voor het eerst sinds jaren sprake van een toename van het aantal geregistreerde OM-verdachten. Een mogelijke verklaring voor de stijging kan zijn dat de maatregelen die afgelopen jaren in gang zijn gezet, een eerste effect sorteren.14 De definitieve jaarcijfers van de Veiligheidsagenda worden dit voorjaar middels het jaarverslag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het gepresenteerd. Het is zaak om deze stijgende lijn ook in de komende jaren vast te houden.

2. Meer en hogere straffen, aantal reclasseringtoezichten relatief laag

Uit de dadermonitor komt voorts ook naar voren dat de rechtspraak steeds meer straffen oplegt in mensenhandelzaken. Deze straffen zijn bovendien steeds hoger.15 Bij de daders van mensenhandel is meestal sprake van een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De gemiddelde duur van de straf was in 2015 nog 553 dagen, terwijl dit in 2019 gemiddeld 652 dagen was. Deze ontwikkeling gaat (evenwel) niet gepaard met een stijging in het aantal opleggingen van (reclassering)toezicht door de rechter.16

Het kabinet erkent het belang van een geslaagde resocialisatie en staat positief tegenover de aandacht die de nationaal rapporteur hierop vestigt; de kans op herhaald daderschap dient zoveel als mogelijk te worden verkleind. Zeker onder jonge daders, die zich nog ontwikkelen, kan vroegtijdig ingrijpen een groot verschil maken. Het is daarom van belang om meer inzicht te krijgen waarom bij daders van mensenhandel relatief weinig sprake lijkt van opleggingen van reclasseringstoezicht door de rechter. Op de specifieke aanbeveling die de Nationaal Rapporteur in dit kader doet, is in de brief nader ingegaan.

3. Speciale aandacht voor arbeidsuitbuiting nodig

Met de dadermonitor vraagt de Nationaal Rapporteur ook nadrukkelijk aandacht voor de aanpak van arbeidsuitbuiting. Hij legt daarbij een dwarsverband met de misstanden, die door het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten worden geconstateerd. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten, maakt het kabinet werk van het verbeteren van de aanpak van deze misstanden.17

Zo wordt er onder andere gewerkt aan een betere registratie van arbeidsmigranten en aan de regulering van uitzendbureaus. Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsmigratie van 3 februari jl. (Kamerstuk 29 861, nr. 68), zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 1 april 2021 de Kamer informeren over het beoogde tijdspad, waarop de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten worden uitgewerkt.

De Nationaal Rapporteur constateert tevens dat de gegevens over daders van arbeidsuitbuiting beperkt zijn, vooral in de fasen van de signalering en opsporing. Daders van arbeidsuitbuiting worden minder vaak veroordeeld en krijgen relatief minder vaak een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, dan daders van andere vormen van mensenhandel. Verder blijkt dat de doorlooptijd van zaken van arbeidsuitbuiting langer is dan bij andere vormen van mensenhandel.18 De Nationaal Rapporteur wijst hierbij op de complexiteit van de berechting van dergelijke zaken.

Persoonskenmerken van daders

In de dadermonitor uit de Nationaal Rapporteur met name zijn zorgen over een hoog aantal jonge daders dat is betrokken bij uitbuiting. Ongeveer één op de vijf gesignaleerde daders is jonger dan 23 jaar (incidenteel minderjarig, veelal adolescent). Het gaat hierbij vooral om daders die betrokken zijn bij seksuele en criminele uitbuiting. De Nationaal rapporteur ziet dat adolescenten steeds vaker onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen krijgen opgelegd. Het gaat hier dus lang niet altijd om «lichte vergrijpen», waar jongeren verantwoordelijk voor zijn.

Deze bevindingen en de waargebeurde verhalen van jonge daders, zoals Amir (20), Dennis (20) en Michel (16) die in de dadermonitor worden aangehaald, zijn schrijnend en verontrustend. Daar komt nog bij dat daderschap en slachtofferschap veelal door elkaar heen lopen, bijvoorbeeld wanneer een uitgebuit slachtoffer wordt ingezet om nieuwe potentiële slachtoffers te ronselen. Wanneer een jongere eenmaal verzeild raakt in een uitbuitingssituatie, dan is dit vaak funest voor zijn of haar toekomst.


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎

  2. Nationaal Rapporteur (2020). Vertrouwen in Veerkracht.↩︎

  3. Kamerstuk 29 911, nr. 281.↩︎

  4. Gemeente Amsterdam (2020). Gedwongen crimineel. In gesprek over criminele uitbuiting onder meiden in Nieuw-West.↩︎

  5. De onderzoeksmethode bestaat eruit om 25 opsporingsonderzoeken te analyseren waarbij de dader veroordeeld is voor seksuele uitbuiting van een of meerdere Nederlandse slachtoffers tot en met 23 jaar. Hierdoor brengt het onderzoek naar jonge slachtoffers ook indirect relatief jonge daders in beeld.↩︎

  6. Kamerstuk 29 911, nr. 281.↩︎

  7. Een relevant aspect hierbij is mogelijk dat veel daders van mensenhandel (een deel van) de tenlastelegging ontkent.↩︎

  8. Kamerstuk 28 638, nr. 167.↩︎

  9. Uit het onderzoek komt niet naar voren in hoeverre zij een representatieve afspiegeling vormen van de AVIM, behalve dat de zes respondenten uit zes verschillende regio´s komen. Het is onbekend hoeveel respondenten in totaal benaderd zijn.↩︎

  10. Kamerstuk 31 015, nr. 186.↩︎

  11. Nationaal Rapporteur (2020). Vertrouwen in Veerkracht.

    Nationaal Rapporteur (2020). Slachtoffermonitor 2015–2019. Bijlage bij Kamerstuk 31 015, nr. 21.↩︎

  12. Nationaal Rapporteur (2020). Slachtoffermonitor Mensenhandel 2015–2019.↩︎

  13. Bron: CBS-databestanden.↩︎

  14. Kamerstuk 28 638, nr. 184.↩︎

  15. De Nationaal Rapporteur geeft in zijn dadermonitor aan dat in het geval van arbeidsuitbuiting, afgeweken wordt van deze trend. Bij arbeidsuitbuiting wordt het minst vaak een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd. Als deze wordt opgelegd, is de duur bovendien vaker relatief kort.↩︎

  16. Daarbij zij overigens opgemerkt dat ook tijdens de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aan resocialisatie en re-integratie wordt gewerkt. Voor een gedetineerde wordt een persoonlijk detentie- en re-integratieplan opgesteld. Gaandeweg kunnen externe vrijheden worden toegekend, met als sluitstuk de voorwaardelijke invrijheidstelling. Hieraan kan het OM voorwaarden verbinden, waaronder een behandelverlichting, waarop de reclassering toezicht houdt. Binnen zo’n toezicht wordt ook begeleiding en ondersteuning geboden.↩︎

  17. Kamerstuk 29 861, nr. 55.↩︎

  18. Tussen de jaren onderling zijn geen grote verschillen in doorlooptijden waarneembaar voor mensenhandelzaken in het algemeen, schrijft de Nationaal Rapporteur.↩︎