[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. mijnbouw/Groningen

Waddenzeebeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D07720, datum: 2021-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D07720).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z25331:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D07720 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken over de volgende kabinetsbrieven inzake Mijnbouw/Groningen:

• Antwoord op vragen van het lid Van Raan, gesteld tijdens het notaoverleg van 28 mei 2020, over zandsuppleties in relatie tot de delfstoffenwinning onder de Waddenzee (Kamerstuk 29 684, nr. 205),

• Reactie op het rapport Voortgang en voetangels in het gaswinningsdossier (Kamerstuk 33 529, nr. 839),

• Antwoord op vragen van het lid Van Raan, gesteld tijdens het notaoverleg van 28 mei 2020, over zandsuppleties in relatie tot de delfstoffenwinning onder de Waddenzee (Kamerstuk 39 684, nr. 205),

• EITI(Extractive Industries Transparency Initiative)-rapport 2018 over inwinning van aardolie, aardgas en minerale delfstoffen door bedrijven aan de Staat,

• Stand van zaken diverse onderwerpen Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 837),

• Convenant investeringsaftrek gaswinning kleine velden (Kamerstuk 33 529, nr. 836),

• Diverse ontwikkelingen rond de mijnbouw in het Waddengebied (Kamerstuk 29 684, nr. 213)

• Herbeoordeling signalen waardedaling en Commissie Bijzondere Situaties op afstand van NAM (Kamerstuk 33 529, nr. 832),

• Voortgang overeenkomsten Norg om de gaswinning versneld te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 840),

• Advies van het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) over de typologieaanpak (Kamerstuk 33 529, nr. 841),

• Rapport Professionals over de versterkingsoperatie (Kamerstuk 33 529, nr. 835),

• Voortgang van de versterkingsoperatie in Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 844),

• Toekomstagenda Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 843),

• Overeenkomst met NAM over de betaling van de stuwmeerregeling (Kamerstuk 33 529, nr. 842).

De voorzitter van de commissie,
Renkema

De adjunct-griffier van de commissie,
Reinders

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord/Reactie van de Ministers 18

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken die voor het oorspronkelijke notaoverleg mijnbouw Groningen waren geagendeerd. De leden hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.

Rapporten Gronings Perspectief

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de rapporten nog steeds een ontluisterend beeld geven. De Ministers geven aan dat met de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 en de wet versterken de meeste problemen (deels) opgelost kunnen worden. Kan nogmaals worden uiteengezet hoe de afspraken en de wet daaraan bijdragen en welke knelpunten er dan eventueel nog resteren?

Versterking

De leden van de VVD-fractie hebben al meerdere malen uitgesproken dat de versterking te langzaam gaat. De cijfers voor de versterking zijn weliswaar toegenomen, maar nog steeds is het te weinig. Kan de Minister al een totaal meerjarenoverzicht of planning van de versterking geven, zodat de Groningers duidelijkheid krijgen? Begin 2020 is een versnellingspakket gepresenteerd. Kan de Minister per maatregel aangeven wat dat nu concreet qua versnelling heeft opgeleverd, dan wel welke versnelling en welke aantallen er in 2021 concreet kunnen worden gerealiseerd of versterkt? Heeft de Minister ook een beeld van welke versnellingsmaatregelen er nog extra genomen zouden kunnen worden dan wel nodig zijn?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de typologie-aanpak kan helpen de versterking in Groningen te versnellen. In de brief van 17 december 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 841) wordt ook aangegeven dat er nog te veel tijd en middelen worden besteed aan het doorrekenen van huizen en dat hier door de typologie-aanpak eindelijk verandering in kan worden gebracht. Hoe wordt dit bijgehouden of dit daadwerkelijk ook het resultaat is? Daarnaast lezen deze leden dat de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) verwacht dat in 2021 circa 1500 adressen versterkt kunnen worden opgeleverd, mits de typologie-aanpak breed kan worden toegepast. Kan de Minister aangeven waar het breed toepassen van de typologie-aanpak nog van afhangt na de positieve evaluatie eind december?

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de rol van de Onafhankelijk Raadsman over gaat naar de Nationale ombudsman. Veel Groningers zijn tevreden over de Onafhankelijk Raadsman en hebben het gevoel dat nu de Onafhankelijk Raadsman er mee stopt ze steeds minder mogelijkheden hebben om ergens onafhankelijk terecht te kunnen met hun klachten, problemen en vragen. Kan een totaaloverzicht worden gegeven van de onafhankelijke instanties waar de Groningers straks nog terecht kunnen met hun klachten en vragen?

De leden van de VVD-fractie vinden opname op verzoek belangrijk. Er zijn echter voorbeelden waar men hier al een jaar druk mee is en niets is opgeschoten. Een voorbeeld is ook dat er pas na acht maanden een expert langs komt. Waarom duurt het zo lang? Er zijn mensen die al een jaar bezig, maar nog geen rapport hebben gezien. Dit terwijl deze versnellingsmaatregel toch al in 2019 is aangekondigd. Kan worden aangegeven op basis waarvan de opname op verzoek beoordeeld wordt?

Toekomst

De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er samen met de regio een toekomstagenda is opgesteld. Deze leden vinden dat het geen bestuurdersfeestje moet zijn of worden, dus hoe zijn de inwoners van Groningen concreet betrokken? Hoe gaan zij concreet iets merken van deze toekomstagenda? Wat zijn concrete doelen en mijlpalen die bereikt moeten worden? Hoe is er een balans gevonden tussen de korte termijn en de (middel-)lange termijn voor de investering in toekomstperspectief voor de regio? Hoe wordt voorkomen dat het geld te versnipperd ingezet gaat worden?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de planning in Groningen precies gaat zijn met de JTF-gelden (Just Transition Fund), dan wel wanneer daarover duidelijkheid kan komen.

Midden- en kleinbedrijf (mkb)

De leden van de VVD-fractie zijn teleurgesteld dat het oorspronkelijke voornemen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) om de waardedalingsregeling voor het mkb nog voor 1 januari 2021 bekend te maken niet is gehaald. Het IMG heeft aangegeven voor het eind van het eerste kwartaal 2021 te communiceren over de vormgeving van de waardedalingsregeling bedrijfspanden. Wat is de actuele stand van zaken? Wat betekent «communiceren over»? De leden van de VVD-fractie vinden dat dit proces te traag verloopt.

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 is afgesproken dat er 50 miljoen euro extra komt voor integrale programma’s voor agrariërs, voor mkb’ers voor erfgoed en voor sociaal-emotionele ondersteuning van de inwoners van Groningen. Hoe wordt dit geld precies verdeeld? Hoeveel geld is er beschikbaar voor de mkb’ers en waar wordt dit precies voor ingezet?

Agrariërs en mestkelders

De leden van de VVD-fractie hebben uit antwoorden van een voorgaand schriftelijk overleg begrepen dat de regio meer tijd nodig heeft voor het agro-programma, primair gericht op de meer complexe gevallen. Dit wordt nu ook einde eerste kwartaal 2021. Ook dit loopt dus weer vertraging op, en deze leden vinden dat zorgelijk. Wat is de actuele stand van zaken? Voor de problematiek van de mestkelders geldt hetzelfde. Want dit wordt zelfs pas het eerste of tweede kwartaal van 2021. Waarom kan dit niet sneller? In de beantwoording van het vorige schriftelijke overleg wordt gezegd dat het IMG in gesprek gaat met de sector. Kan hieruit worden afgeleid dat er nog geen gesprekken zijn geweest? Zo ja, hoe kan dat? Zo nee, wat is hier dan de stand van zaken? Waarom duurt dit zo lang?

De leden van de VVD-fractie willen verder weten waarom de schriftelijke vragen over het bericht «Ik wil niet meer alleen maar over de NAM praten» nog niet zijn beantwoord (Vragen van de leden Aukje de Vries en Lodders, gesteld op 12 januari 2021). Een agrariër wacht maar liefst anderhalf jaar op een vergunning van de provincie voor het herstel van de mestkelder. De leden van de VVD-fractie hebben altijd aandacht gevraagd voor het versnellen en vereenvoudigen van de procedures. Bij de behandeling van de Wet Versterken zijn zij daarop uitgebreid ingegaan. De vragen daarover worden schriftelijk gedaan. Deze leden gaan ervan uit dat dit uitgebreid en oplossingsgericht gebeurt, en zal daarom de vragen hier niet nogmaals herhalen.

Woltersum

De leden van de VVD-fractie zijn blij dat er een integrale oplossing is gekomen voor Woltersum en in het bijzonder de «4-op-een-rij». Kunnen de Ministers de Tweede Kamer op de hoogte houden van de voortgang van dit project? Kan er al iets van een tijdplanning worden gegeven?

Commissie Bijzondere Situaties (CBS)

De leden van de VVD-fractie vinden het teleurstellend dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) niet meer verantwoordelijkheid neemt voor de kosten van de CBS. Het is goed dat dit is overgenomen door het Rijk. De financiering is nu geregeld voor de periode januari 2021 tot en met mei 2022. Waarom is gekozen voor deze periode? Hoe wordt een en ander daarna geregeld? Heeft de CBS voldoende mogelijkheden om zaken op te lossen? De leden van de VVD-fractie krijgen namelijk signalen dat dit onvoldoende het geval is. Hoe is de onafhankelijkheid van de commissie geborgd? Waarom loopt het geld via de provincie en niet rechtstreeks?

Gaswinning naar nul terugbrengen

De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe enkele trajecten voor het verminderen van de gaswinning in Groningen lopen. Allereerst het verminderen van de export. Door de Coronacrisis lag de ombouw van installaties in het buitenland achter op schema. Is dit inmiddels weer ingelopen? Wat is de stand van zaken? Hoe loopt het met de implementatie van de wet om de negen grootste afnemers te verbieden om per 1 oktober 2022 gebruik te maken van laagcalorisch gas?

Gasopslag Norg

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de gasopslag Norg van cruciaal belang is voor het naar nul terugbrengen van de gaswinning in Groningen. Kan de Minister aangeven wanneer het traject rondom de gasopslag Norg definitief geregeld kan zijn?

Stuwmeerregeling

De leden van de VVD-fractie vinden het met betrekking tot de stuwmeerregeling ook weer jammer dat de NAM niet alle kosten voor haar rekening wil nemen. Het had de NAM gesierd als ze wel het volledige bedrag voor haar rekening zou hebben genomen. Het is goed dat het Rijk ervoor heeft gekozen om de stuwmeerregeling sneller op te lossen. Hoe wordt voorkomen dat er in de toekomst weer een dergelijk stuwmeer kan ontstaan?

Convenant investeringsaftrek gaswinning kleine velden

De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke partijen nu allemaal wel en welke niet het convenant hebben ondertekend.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor het schriftelijke overleg Mijnbouw/Groningen en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Agrarische Tafel Groningen in samenwerking met de Groninger Bodem Beweging (GBB) en het Groninger Gasberaad een reactie heeft opgesteld op het paneladvies van Prof. Mr. Koeman ten aanzien van de mestkelderproblematiek. In deze reactie wordt gesteld dat het paneladvies zich eenzijdig richt op het deels vergoeden van gevolgschade/bedrijfseconomische schade van gescheurde mestkelders, maar dat de werkelijke fysieke schade wordt genegeerd. Het vergoeden van de gevolgschade beperkt zich in dat geval slechts tot de kosten van het extra afvoeren van mest uit een kelder. De fysieke schade zoals scheuren in de vloeren en muren van de mestkelder, die zelf vaak ook nog het fundament vormt voor een stal waardoor ook deze schade op kan lopen, wordt echter niet vergoed. In de reactie wordt door de Agrarische Tafel terecht aangegeven dat ongeacht het type schade, deze waar het mijnbouw betreft en er niet evident een andere oorzaak wordt bewezen in alle gevallen volledig vergoed zou moeten worden en dat dit niet beperkt zou moeten zijn tot alleen de gevolgschade. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om te reageren op deze kritiek van de Agrarische Tafel. Is het volgens de Minister te rechtvaardigen dat alleen vervolgschade wordt vergoed bij de mestkelderproblematiek, maar dat vergoeding van de fysieke schade (vooralsnog) achterwege blijft? Deze leden vragen aandacht voor het feit dat de agrarische ondernemers in het gebied vaak al jaren in een ongewisse situatie verkeren. In veel gevallen hebben deze ondernemers investering aan hun bedrijf en onderhoud aan hun bedrijfspanden en woningen uitgesteld, omdat het voor hen onduidelijk is wat er gaat gebeuren met het oplossen van de schade en de versterking. Voor deze ondernemers is daarom snel perspectief voor de toekomst nodig. Deelt de Minister in het licht voor het voorgaande de mening dat deze problematiek netjes opgelost moet worden en dat ook hier de geleden schade op praktische wijze ruimhartig en rechtvaardig vergoed zou moeten worden? Welke stappen gaat de Minister zetten om ervoor te zorgen dat dit gebeurt? Kan de Minister tevens aangeven op in hoeverre het Agroprogramma voor deze problematiek een oplossingen zal bieden? Ook door de stikstofproblematiek zullen er mestkelders/stallen moeten worden omgebouwd, dit wordt door de Agrarische Tafel als koppelkans voorgesteld. Is de Minister bereid om naar deze mogelijkheid te kijken, en in gezamenlijkheid met het Agroprogramma deze kans te benutten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat in november 2020 een nader advies over schade door zettingen (verzakkingen) van ir. P.C. van Staalduinen en ing. H.J. Everts is gepubliceerd.1 Deze vorm van schade is een veel voorkomend en tegelijk technisch complex vraagstuk. In het advies wordt gesteld dat als het niet harder dan 10 mm/s heeft getrild, een gebouw niet kan zetten (verzakken) door veranderingen in de ondergrond door die trillingen. De deskundigen geven daarbij aan dat hun advies alleen is te gebruiken voor gebouwen die op staal zijn gefundeerd en niet voor gebouwen die op palen zijn gefundeerd. Het IMG stelt op haar website dat voor een volledige invoering van dit advies nog diverse voorbereidingen nodig zijn en dat het IMG bij zijn ook de inbreng van maatschappelijke organisaties zoals het Groninger Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging zal betrekken. Voorts stelt het IMG dat het advies vooralsnog vooral ondersteuning biedt van de huidige motivering van adviezen en daarvan niet de basis vormt. Vanuit de regio horen deze leden echter andere geluiden. Daar wordt gezegd het advies handvatten geeft aan schade-experts om onder het bewijsvermoeden uit te komen en dat de uitkomst is dat schadeopnemers zullen oordelen dat alles wat op gewone funderingen is gebouwd sowieso geen mijnbouwschade is. Alleen gebouwen die wel op heipalen zijn gebouwd hoeven dan nog worden beoordeeld. De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat vanaf december toch door het IMG al zou worden beoordeeld op basis van dit advies en dat dit tot veel boosheid bij bewoners leidt. Zij vragen de Minister te reageren op deze situatie. Kan de Minister aangeven wat de opdracht is geweest bij dit rapport? Hoe zou volgens de Minister om moeten worden gegaan met de conclusies en aanbevelingen die in het advies worden gedaan? Is het juist dat ondanks wat het IMG op haar website meldt, er toch vanaf december wordt beoordeeld op basis van dit advies? Wat is de reactie van de Minister op de stelling dat schadeopnemers op basis van dit advies zullen oordelen dat er bij alle gebouwen die op gewone funderingen zijn gebouwd sowieso geen sprake van mijnbouwschade is?

De leden van de CDA-fractie merken op dat in afwachting van advies van de Technische Universiteit Delft en Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) er voorlopig door het IMG geen besluiten worden genomen over circa 1250 schademeldingen in Oost-Groningen en het gebied rondom Norg. Dit nadat het aantal afwijzingen van dossiers in dit gebied fors toenam, hetgeen tot veel vragen en onrust leidde. Deze leden vragen de Minister wanneer het advies van de Technische Universiteit Delft en TNO opgeleverd zal worden en wanneer er vervolgens duidelijkheid wordt verwacht over deze schademeldingen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in dit kader tevens dieper in te gaan op de situatie rondom de gasopslag in Norg. Zij constateren dat er in dit gebied zorgen bestaan over het feit dat in hetzelfde gebied gaswinning en gasopslag plaatsvinden en dat ook de Onafhankelijk Raadsman oproept tot duidelijkheid over schadeafhandeling voor inwoners rond de gasopslag Norg. Bewoners vragen zich af of het wenselijk om dat te combineren terwijl de risico’s niet duidelijk genoeg in beeld zijn, mede omdat de gebruikte modellen vanuit gaswinningsgebied niet een-op-een toepasbaar zijn op het gebied rondom de gasopslag. Kan de Minister hierop reageren? Zijn de risico’s van gaswinning en gasopslag in hetzelfde gebied duidelijk genoeg in beeld? Hoe reageert de Minister op de oproep vanuit de regio om vanwege mogelijke onvoorspelbare effecten bij de besluitvorming rondom de inzet van Underground Gas Storage (UGS) Norg rekening te houden met het voorzorgsbeginsel?

De leden van de CDA-fractie zien dat bewoners in het gebied rond Norg zich ook afvragen of de druk niet beter verdeeld zou kunnen worden tussen meerdere gasopslagen. Er is door hen daarom voorgesteld om de lasten te verdelen door UGS Grijpskerk open te houden en daarmee het risico voor het gebied rond Norg te reduceren, doordat een deel van de capaciteitsuitbreiding van UGS Norg daarmee overbodig zou kunnen worden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om hierop te reageren. Zij merken daarbij op dat de Minister in zijn brief van 11 februari 2021 (met als onderwerp Raming Gaswinning Groningen 2021/2022) aangeeft dat omzetting van de gasopslag Grijpskerk kan bijdragen aan de versnelde sluiting van het Groningerveld en dat Gasunie Transport Services (GTS) en NAM onderzoeken of de inzet van Grijpskerk als gasopslag voor laagcalorisch gas technisch mogelijk is. Kan de Minister aangeven wat dit zou kunnen betekenen voor de capaciteit die nodig is in de gasopslag Norg? In hoeverre maakt omzetting van de gasopslag Grijpskerk het verdelen van de lasten zoals dat door bewoners rondom Norg wordt gewenst mogelijk?

De leden van de CDA-fractie horen verder vanuit de regio dat er inmiddels een groot aantal schadegevallen rondom de gasopslag is. Bij ongeveer 20 procent van het woningbestand in de gemeente Noordenveld is schade gemeld bij het IMG. Als daarbij de schademeldingen uit gemeente Westerkwartier op worden geteld gaat het om meer dan 8000 meldingen rondom de gasopslag Norg. Kan de Minister dit hoge aantal schademeldingen rondom de gasopslag bevestigen? Wat zegt dit aantal schademeldingen volgens de Minister over de verwachting van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) uit 2018 dat er geen directe schade aan gebouwen of infrastructuur te verwachten is? Wat is de reactie van de Minister op de stelling vanuit de regio dat de praktijk laat zien dat de verwachtingen uit het verleden en de onderliggende theoretische modellen inmiddels niet meer overeenkomen met de werkelijke situatie? In hoeverre ziet de Minister de noodzaak en de mogelijkheden om, bijvoorbeeld door de situatie rondom Norg beter te monitoren, de gebruikte modellen te verbeteren en deze meer in lijn te brengen met de werkelijke situatie?

De leden van de CDA-fractie merken als laatste punt bij dit onderwerp op dat de landsadvocaat tijdens de Raad van State-zitting omtrent capaciteitsuitbreiding UGS Norg stelde dat «een risico voor een groot gebied wordt teruggebracht naar een risico voor een klein gebied». Dat nieuwe risicogebied is echter ook woongebied. De bewoners van het gebied hebben zorgen dat de ellende vanuit Groningen wordt verplaatst naar het gebied rondom de gasopslag Norg. Deze leden horen dat er tijdens gesprekken tussen bewoners, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en Staatstoezicht op de Mijnen richting de bewoners is gezegd dat «als de Minister vooraf zou hebben geweten dat door de gasopslag verruiming er meer dan 1 op 7 gebouwen schade heeft, met causaal verband op mijnbouw, dat de Minister dan wellicht tot een ander besluit zou zijn gekomen». Deze leden vragen de Minister hierop te reflecteren en te reageren op zowel de uitspraak van de landsadvocaat als de bewering dat de Minister wellicht een ander besluit zou hebben genomen als vooraf was geweten dat er bij meer dan 1 op 7 gebouwen schade zou optreden. Ook vragen deze leden in hoeverre het risico voor een groot gebied in Groningen nu inderdaad wordt verplaatst naar een klein gebied in Drenthe en wat betekent dat voor hoe er zou moeten worden omgegaan met mogelijke schade en andere gevolgen in dit gebied.

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd om in de brief van de Minister over de voortgang van de versterkingsoperatie in Groningen te lezen dat zij conform de motie Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 818) samen met de NCG werkt aan een monitor naar de tevredenheid van bewoners in de versterkingsoperatie. Zij vragen de Minister om te verduidelijken hoe dit tevredenheidsonderzoek verder zal worden uitgewerkt. Zullen alle bewoners in de versterkingsoperatie gevraagd worden naar hun ervaringen? Over welke zaken en op welke momenten zal de tevredenheid van bewoners worden gemonitord? Kan de Minister bevestigen dat het daarbij niet alleen gaat om de kwaliteit van de communicatie, zoals de zinsnede uit haar brief waarschijnlijk onterecht doet vermoeden?

De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te lezen goed dat ook de Commissie Bijzondere Situaties op afstand komt te staan van de NAM. Kan de Minister bevestigen dat de rekening ook in toekomst zal worden voldaan door de NAM zonder dat zij er dus nog tussen zitten? Of krijgen we daar dezelfde situatie als bij de stuwmeerregeling? Deze leden ontvangen hierover graag een toelichting van de Minister.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de schriftelijke vragen over de Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG) (vragen van het lid Mulder, Aanhangsel Handelingen 2020/21, nr. 1582) tot op heden nog niet zijn beantwoord. Kan de Minister die beantwoording zo spoedig mogelijk naar de Kamer sturen en een praktische oplossing bieden voor de vele huishoudens die hierdoor geraakt worden?

De leden van de CDA-fractie merken op dat zij eerder aandacht hebben gevraagd voor de verschillen tussen de vergoedingen voor waardedaling door de NAM en het IMG. Zij lezen dat externe partij hiernaar onderzoek zal doen op basis van een steekproef. Deze leden vragen de Minister hoe deze steekproef tot stand zal komen en hoeveel gevallen er door de externe partij zullen worden onderzocht. Ook vragen zij de Minister om alvast een doorkijkje te geven naar wat er zal gebeuren met de resultaten van dit onderzoek als deze volgens planning in maart bekend zijn. Is de verwachting van deze leden reëel dat er een bedrag op tafel komt te liggen waar dan bij de formatie een besluit over kan worden genomen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat onlangs bleek dat er bij 166 adressen sprake was van een onterechte vergoeding voor waardedaling door het IMG bij nieuwgebouwde huizen. De leden van de CDA-fractie zijn tevreden met het feit dat de vergoeding in deze gevallen niet zal worden teruggevorderd. Wel hebben zij nog vragen over hoe het kan dat gegevens die het IMG had over de versterkingsoperatie niet volledig bleken te zijn. Kan de Minister uitleggen hoe dat mogelijk was? Welke gegevens ontbraken er bij het IMG en waarom was dat het geval? Is deze situatie inmiddels verholpen of is het mogelijk dat een dergelijke situatie in de toekomst weer voor zal komen? Deze leden lezen in de brief van de Minister tevens dat betrokken bewoners er rekening mee moeten houden dat zij, ondanks het feit dat de vergoeding niet wordt teruggevorderd, nog wel schenkbelasting van 30 procent verschuldigd zijn over het onterecht ontvangen bedrag minus de vrijstelling van 2.208 euro. Afhankelijk van de ontvangen bedragen kan ook dit bedrag behoorlijk oplopen voor bewoners die hiermee te maken krijgen door een vergissing die niet bij henzelf maar bij het IMG ontstond. Deze leden vragen de Minister in hoeverre het mogelijk is om hier coulant mee om te gaan richting de betrokken bewoners. Welke mogelijkheden ziet hij daarvoor?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister een overeenkomst heeft gesloten met de NAM over de kosten van de stuwmeerregeling. Daarbij is afgesproken dat de NAM 40,4 miljoen euro van de in totaal 55,6 miljoen euro aan kosten voor de stuwmeerregeling zal betalen. Deze leden merken op dat de NAM daarmee iets minder dan driekwart van de kosten op zich neemt, maar dus ook aan meer dan een kwart van de kosten geen bijdrage levert. Zij vragen de Minister welke argumenten er door de NAM naar voren zijn gebracht om deze keuze te rechtvaardigen. Wat zijn de belangrijkste redenen geweest waardoor de kosten van de stuwmeerregeling niet in zijn geheel of voor een groter deel dan nu het geval is in rekening konden worden gebracht bij de NAM? Wilde de NAM geen versnelling van de afhandeling van de schade? Vond de NAM het allemaal wel goed gaan wilde ze dit daarom niet vergoeden? De leden van de CDA-fractie begrijpen dit niet en vragen of de NAM alsnog bereid is om over te gaan tot vergoeding van deze kosten.

De leden van de CDA-fractie hebben de brief van de Minister over het gebruik van de gasopslag bij Norg gelezen en de kostenposten die worden opgevoerd. Deze leden willen graag aan de hand van de onderbouwing van deze kostenposten kunnen beoordelen of het reële kosten betreffen of niet. Zij zijn van mening dat die onderbouwing transparant en gebaseerd op historische kosten moet zijn en vragen of die onderbouwing beschikbaar zal worden gemaakt. Deze leden denken dat het ook wel bijzonder is dat de NAM tot en met 30 september 2027 zekerheid wordt gegeven aan een partij, dat is toch ook wat waard zo menen zij. Hoe kijkt de Minister daarnaar?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) aangeeft dat de typologieaanpak van TNO goed is opgezet en heeft geadviseerd om in januari te starten met de implementatie van deze typologieaanpak. Het ACVG benoemt volgens deze leden in haar advies terecht dat draagvlak en acceptatie voor de typologieaanpak essentieel is. Deze leden vinden het net als het ACVG van belang dat er aandacht is voor de ommezwaai die bewoners en ook bestuurders moeten maken in hun verwachtingen van de versterkingsoperatie en vragen de Ministers om uiteen te zetten hoe zij hiermee om zullen gaan. Op welke wijze zal er worden gewerkt aan draagvlak en acceptatie voor de typologieaanpak? Kunnen de Ministers tevens duidelijk maken hoe zij invulling zullen geven aan de communicatie over de typologieaanpak richting bewoners? Welke stappen worden er genomen om opvolging te geven aan het advies van het ACVG om een publieksvriendelijke versie van de TNO-rapporten te ontwikkelen en een vragenloket in te richten voor bewoners?

De leden van de CDA-fractie merken op dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de regeling tegemoetkoming huurders. Er is ondanks het feit dat deze regeling vanaf 1 november 2020 is gestart bij de huurders nog steeds geen duidelijkheid over hoe de compensatie eruit komt te zien en wanneer deze wordt uitgevoerd. Sommigen van hen vrezen daarom dat het nog weleens heel lang kan duren, voordat er duidelijkheid voor hen is. Deze leden vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om de regeling tegemoetkoming huurders versneld uit te voeren en hiermee duidelijkheid te scheppen aan de huurders. Op welke, liefst zo kort mogelijke, termijn is dit mogelijk?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de reactie van de Minister op de rapporten van Gronings Perspectief gelezen en zijn van mening dat deze reactie geen recht doet aan de fundamentele misstanden die door de onderzoekers wordt gesignaleerd. Het rapport «Voortgang en voetangels in het gaswinningdossier» heeft één aanbeveling, te weten licht samen het systeem door. Is de Minister van mening dat dit voldoende zal worden gedaan gezien de beperkte mate van urgentie die de kabinetsreactie uitstraalt? Hoe lost de Minister de problemen op die worden veroorzaakt door het steeds veranderen van de beleidskaders? Wanneer de Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen wordt aangenomen, hoe goedbedoeld ook, zal er wéér sprake zijn van een nieuw beleidskader. Wat is de stand van zaken rondom de psychische hulp aan gedupeerden?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de verwachting van GTS dat er meer Gronings gas zal moeten worden gewonnen dan eerst werd voorzien. Wat zijn hiervan de gevolgen met betrekking tot de seismiciteit? Waaruit bestaat de verhoogde marktvraag naar Gronings aardgas? Wat zijn mogelijke tegenvallers waardoor de stikstoffabriek niet in april 2022 kan worden opgeleverd?

De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de taak van de Onafhankelijke Raadsman goed wordt overgenomen door de Nationale ombudsman. Deze leden hechten er sterk aan dat er een lokaal steunpunt komt waar gedupeerden hun klachten kwijt kunnen. Gezien de crisissituatie zou dit meer dan terecht zijn. Het is uitermate belangrijk dat de steun van de Ombudsman laagdrempelig blijft. Is de Minister hiertoe bereid?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen tot hun verbazing in het convenant tussen de mijnbouwbedrijven en de Staat dat de Staat zich zal inspannen voor vergroting van het draagvlak voor gaswinning in regio’s waar gaswinning uit kleine velden plaatsvindt. Hier valt immers ook de gaswinning onder de Waddenzee onder. Niet alleen de leden van de GroenLinks-fractie zijn tegen deze gaswinning, maar ook veel gemeentes, provincies en maatschappelijke organisaties hebben zich uitgesproken tegen deze gaswinning. Waarom heeft de Minister deze betrokken partijen niet betrokken bij het convenant? Hoe serieus worden gemeentes en provincies genomen rondom dit dossier? Deze leden zijn van mening dat alle betrokken medeoverheden veel beter betrokken zouden moeten worden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van de motie-Van der Lee/Nijboer (Kamerstuk 32 849, nr. 198) en de motie-Dik-Faber/Sienot (Kamerstuk 33 529, nr. 735). Wanneer worden de resultaten van de onderzoeken naar mijnbouw met de «hand aan de kraan» naar de Kamer gestuurd? Is dit onderzoek nog niet klaar? Wat is de stand van zaken rondom het onderzoek naar zeespiegelstijgingsscenario’s? Deze leden lezen dat er ook een onderzoek komt naar de cumulatieve effecten van projecten voor klimaatadaptatie, duurzaam medegebruik en natuurversterkende maatregelen in het Waddengebied. Erkent de Minister dat er onwetendheid is over deze effecten en dat mijnbouw een rol kan spelen bij de achteruitgang van de Waddenzee? Is de Minister bereid om geen winningsplan of gewijzigd winningsplan goed te keuren totdat deze onderzoeken met de Kamer zijn besproken?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de lage mate van innovatie bij hoe de oliewinning in Schoonebeek omgaat met haar olie-afval. Grote hoeveelheden olie-afvalwater afkomstig van het Schoonebekerveld worden nu exact tien jaar geïnjecteerd in de bodem van Twente. Er is helemaal geen zicht op dat het olie-afval binnenkort op een normalere manier gaat worden verwerkt. De NAM heeft zelfs de procedure opgestart om ook in de Drentse bodem het afval te injecteren. Ziet de Minister een nadrukkelijkere rol weggelegd voor SodM in het traject om af te komen van de injecties? Wat zijn de mogelijkheden om het ogenschijnlijk al jaren stilstaande innovatietraject vlot te trekken om in ieder geval de risico’s voor de bodem te minimaliseren? Ziet de Minister mogelijkheden om de NAM extra te motiveren werk te maken van zuiveringsopties, door bijvoorbeeld een vervroegde einddatum te formuleren voor de injecties?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister verder kan duiden in welke mate de oliewinning en de injecties voldoen aan het BBT-principe (Beste Beschikbare Technieken) en de REACH-richtlijn (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen). Zij vragen de Minister om in te gaan op welke wijze de oliewinning op zichzelf minder energie zal gaan verbruiken. Deze leden constateren dat de huidige manier, waarop het hele olieveld wordt opgewarmd met stoom, een hele grote energieverbruiker is.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van het het schriftelijke overleg Mijnbouw/Groningen van 18 december 2020 dat een nader onafhankelijk onderzoek naar injectieput ROW-2 en haar cement niet nodig is, omdat in 2012 de cement van die put nog is onderzocht (Kamerstuk 33 529, nr. 847). Inmiddels is het binnenbuisinspectierapport van 2019 openbaar gemaakt en daarin staat dat de meetapparatuur niet verder de put in kon, vanwege een vernauwing/verbuiging in die put. De oorzaak van die vervorming is onbekend. Is dat niet juist aanleiding om wanneer de put eruit is gehaald, een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren hoe die verbuiging heeft kunnen plaatsvinden, en welke risico’s die oorzaak voor het injectieproces heeft?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP hebben kennisgenomen van alle stukken die op de agenda staan voor dit schriftelijk overleg. Over een aantal zaken hebben zij vragen.

Kleine velden

De leden van de SP-fractie brengen in herinnering dat in het wetgevingsoverleg over de Wijziging van de Mijnbouwwet op 15 december 2020 (Kamerstuk 35 462, nr. 17) de Minister zei dat in ruil voor het geen gebruik maken van verhoogde investeringsaftrek door mijnbouwbedrijven, het kabinet het draagvlak voor gaswinning gaat vergroten. Dit staat ook in het convenant dat diezelfde dag werd getekend. Hoe gaat het kabinet het draagvlak vergroten? Hoe profiteren omwonenden mee in de lusten?

De leden van de SP-fractie vragen wat de staat is van het wetenschappelijk advies betreffende het «hand aan de kraan»-principe de Waddenzee. Klopt het dat het advies klaar is, maar dat dat nog niet met de Kamer is gedeeld? Zo ja, kan uitgelegd worden waarom dat zo is? Verder vragen deze leden zich af hoe de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee zich zal ontwikkelen in de periode tot er een nieuw kabinet aantreedt. Zij zouden graag zien dat er geen nieuwe vergunningen verleend worden voor mijnbouwactiviteiten in dit natuurgebied door het demissionaire kabinet. Welke vergunningaanvragen er liggen nu en hoe ziet de tijdlijn van deze aanvragen eruit?

De leden van de SP-fractie ondersteunen van harte het manifest dat ook ondertekend is door 35 gemeenteraads-, staten- en waterschapfracties uit de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland, kortom de Waddenprovincies. In dat manifest wordt het volgende geëist:

1. Per direct te stoppen met de bestaande winning van zout, gas en overige delfstoffen in het Waddengebied.

2. Onder geen enkel beding nieuwe winning van gas, zout of overige delfstoffen toe te staan in het Waddengebied.

Wat is de reactie van de Minister hierop? Hoe gaat de Minister hier mee om?

De leden van de SP-fractie hebben, hoewel er op de agenda geen stukken staan over de zoutwinning, daar toch enkele vragen over. Zij vragen wat de reactie van de Minister is op het verlengen van het verscherpte toezicht van Nouryon door SodM. Het blijkt dat Nouryon nog steeds winst boven mensen stelt. Wat gaat de Minister doen om Nouryon te dwingen oude cavernes veilig af te sluiten in Heiligerlee en Zuidwending en om ervoor te zorgen dat cavernes in Twente gestabiliseerd worden zodat ze veilig zijn? Is de Minister bereid dwangsommen op te gaan leggen zodat binnen afzienbare tijd de veiligheid gewaarborgd is?

Groningen

De leden van de SP-fractie wijzen de regering al jaren op het pijnlijke verschil tussen de Haagse werkelijkheid en de Groninger realiteit. Zij vragen hoe het mogelijk is dat de Minister deze haaks op elkaar staande situatie stelselmatig blijft ontkennen. Van allerlei kanten wordt de Minister gewaarschuwd en op de vingers getikt, maar van een fundamentele andere aanpak, een crisisaanpak, wil de Minister niets weten. Hij blijft vasthouden aan zijn waarheid.

Schade

De leden van de SP-fractie constateren dat de ongelijkheid die in Groningen gevoeld wordt, verdiept wordt door de maatregelen die erbij komen. Zo draagt de waardedalingsregeling bij aan grotere ongelijkheid. Mensen die eerder, vaak onder druk, van de NAM compensatie krijgen, krijgen nu niet alsnog compensatie voor het te lage bedrag. In straten krijgt de een wel compensatie, maar de ander niet. De Minister kreeg binnen een week zo’n 115 verhalen van mensen die ontevreden waren met waardedalingsregeling en toch wil de Minister weer onderzoek doen. De leden van de SP-fractie betreuren dat. Waarom kiest de Minister niet gewoon voor het uitkeren van compensatie aan iedereen wiens huis in waarde is gedaald? Waarom moeten eigenaren ook hier weer zelf in actie komen?

De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over de verhuiskostenvergoeding. Zij waren het zeer eens met de het besluit om vergoedingen voor huurders en particuliere eigenaren in de versterkingsoperatie gelijk te trekken. Dit om onuitlegbare verschillen te voorkomen. Toch krijgen deze leden nog signalen dat het niet goed gaat. Zo zijn er particuliere huurders die de verhuiskostenvergoeding niet kunnen declareren. Zijn de bewindspersonen ervan op de hoogte dat particuliere huurders, die tijdelijk hun huis uit moeten vanwege schadeherstel of versterking, geen verhuiskostenvergoeding kunnen aanvragen via de website van de NCG, omdat particuliere verhuurder als categorie geen optie is op het digitale aanvraagformulier? Welke maatregelen gaat de Minister treffen om ervoor te zorgen dat ook deze huurders gelijk als eigenaren en sociale huurders worden gecompenseerd? Is bekend hoe veel particuliere huurders ook tijdelijk hun woning uit omdat er schade hersteld of versterkt moet worden? Hoe gaat de Minister particuliere huurders op de hoogte brengen van de mogelijkheid deze verhuiskostenvergoeding te krijgen?

Versterking

De leden van de SP-fractie krijgen signalen van gedupeerden die in tijdelijke huisvesting zitten. Soms loopt een versterking of sloop/nieuwbouwtraject vast en duurt het langer voordat de bewoners weer naar huis kunnen. Klopt het dat de NCG mensen uit het tijdelijke woonverblijf kan zetten omdat er iemand anders in moet? Kan het zijn dat wanneer een contract tot bijvoorbeeld 1 oktober loopt, de NCG dat eenzijdig kan opzeggen? Hoeveel mensen zitten er via de NCG in tijdelijke huisvesting? Welke voorwaarden zijn daaraan verbonden? Welke rechten en plichten hebben de mensen die gebruik maken van een tijdelijk woonverblijf?

Gezondheidsrisco’s

De leden van de SP-fractie lezen in de reactie op het rapport «Voortgang en voetangels in het gaswinningsdossier; Professionals over een complex systeem» (Kamerstuk 33 529, nr. 839) dat de gesprekken met deze professionals hebben plaatsgevonden voordat de bestuurlijke afspraken er waren en dat daar de oplossing in zit. De leden van de SP-fractie vragen zich dat ten zeerste af. Is de Minister bereid onafhankelijk, grootschaliger onderzoek te laten doen bij werknemers bij de instanties IMG en NCG, ambtenaren, experts en iedereen die er bij betrokken is? Kan het antwoord toegelicht worden? Ook zegt de Minister dat het positief is dat er meer aandacht is voor de psychosociale impact van de versterking. Deze leden vragen zich af waar dat uit blijkt, want wanneer zij hiernaar vragen, krijgen zij steevast het antwoord dat er geld is vrijgemaakt en dat er aardbevingscoaches zijn aangesteld. De leden vinden het ook goed dat er aandacht voor is en dat er geld wordt vrijgemaakt, maar waaruit blijkt dat het met de 10.000 mensen met gezondheidsproblemen beter gaat? Is de Minister ook bereid onderzoek te laten doen naar hoeveel en welke psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen er in het gebied voorkomen en hoe deze mensen de nodige zorg krijgen? Blijkt bijvoorbeeld dat er in het gaswinningsgebied meer mensen met aan-stress-gerelateerde klachten voorkomen? Deze leden zouden graag weten hoe het met de gezondheid in het gebied gesteld is en wat de overheid verder van plan is om de gezondheidsgevolgen op te lossen en te beperken. De Commissie Bijzondere Situaties wordt overgedragen aan de provincie. Gaat er iets veranderen aan de organisatie van de Commissie? Hoeveel mensen worden op dit moment bijgestaan door de Commissie? Hoeveel waren dat er in het verleden? Is iedereen naar tevredenheid geholpen? Kan dit antwoord toegelicht worden?

Gaswinning minder snel omlaag?

De leden van de SP-fractie lezen in de brief over de stand van zaken diverse onderwerpen Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 837) dat het dichtdraaien van de gaskraan een cruciale stap in het verlagen van de seismiciteit in Groningen is. De Minister zegt ook dat dat de enige maatregel is om de aardbevingen de verminderen.

De leden van de SP-fractie vragen waarom er in het nieuwe gaswinningsbesluit staat dat er meer gewonnen gaat worden dan aanvankelijk begroot was. Wanneer het om een grotere vraag ging, waar kwam die vraag vandaan? Zijn het de huishoudens die zorgen voor een grotere vraag of is het de industrie die daar debet aan is? Waarom is er dan gekozen om dat gas uit het Groningerveld te halen? Welke overwegingen zijn er geweest? Welke factoren hebben de doorslag gegeven?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe lang de wachttijd na melding van schade nu is. Hoe lang duurt het gemiddeld voordat schade wordt opgenomen? Welk percentage van de meldingen wordt positief beoordeeld? Hoe lang duurt het gemiddeld voordat schade is vergoed en dat mensen daadwerkelijk vergoeding op hun rekening hebben ontvangen?

De leden van de PvdA-fractie vragen of er inmiddels meer inzicht is in de specifieke problematiek van boeren. Schades aan funderingen en mestkelders zijn weliswaar lastiger te ontdekken, maar dienen net zo goed gecompenseerd te worden.

De leden van de PvdA-fractie blijven zorgen houden over het Waddengebied. Hoeveel zand is er nodig in het Waddengebied om bodemdaling op te vangen? Wordt dit op natuurlijke wijze aangevoerd? Zo nee, op welke wijze wordt dit nog meer aangevoerd? In hoeverre verandert de bodemsamenstelling hierdoor, en welke invloed heeft dit op de flora en fauna?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat mensen moeten doen die door bodembeweging een minder grote waardestijging van hun huis zien maar geen waardedaling, ook dit is schade. Waar kunnen zij terecht?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Zandsuppletie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden over zandsuppleties in de Waddenzee. Deze leden blijven zich zorgen maken over de ecologische effecten van deze praktijk. Is bij de toetsing van de natuurvergunning in voldoende mate gekeken naar alle gevolgen voor de natuur, en dan in het bijzonder wat de gevolgen zijn van het opvullen van gaten in slikkige, voedselrijke bodem met zand uit een compleet ander gebied voor bodemleven en alle daarvan afhankelijke ecosystemen van de Waddenzee? De Waddenzee is immers een natuurgebied met unieke kenmerken. Moeten dit soort suppleties, voor het opvullen van gaten die ontstaan zijn door mijnbouw, überhaupt wel doorgaan? Wanneer is dit project ten einde? Hoeveel zand gaat er nog gesuppleerd worden, voor de huidige en toekomstige winningsprojecten in de Waddenzee? Tot slot, is de Minister bereid om de contracten tussen Rijkswaterstaat en de mijnbouwbedrijven over hoeveelheden zand en prijzen voor deze suppleties te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?

Convenant investeringsaftrek kleine velden

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant investeringsaftrek kleine velden. Zij hebben hierover nog enkele vragen. Zo lezen deze leden dat de Staat heeft afgesproken met mijnbouwinvesteerders dat deze zich zal inspannen om het draagvlak voor gaswinning in de regio’s te vergroten. Dient de Staat niet een onafhankelijke, volledige belangenafweging te maken alvorens over te gaan op vergunningverlening, waarbij rekening gehouden wordt met maatschappelijke impact op alle gebieden en bij alle belanghebbenden? Hoe ziet de Minister zijn belofte om draagvlak te vergroten in dit licht? Zullen de decentrale bestuurders ook «draagvlak moeten vergroten» in hun regio naar aanleiding van dit convenant? De leden vragen hoe het zit met de betrokkenheid bij het opstellen van dit convenant. Zijn regionale overheden dan wel hun vertegenwoordigende organisaties betrokken geweest bij de opstelling?

De leden van de ChristenUnie-fractie willen ook terugkomen op de opvatting van de Minister dat de Waddenzee onder dit convenant zou vallen. Zij delen het standpunt dat er geen investeringsaftrek zou moeten gelden voor het Waddengebied, echter zou volgens hen voor het Waddengebied helemaal geen nieuwe mijnbouwactiviteiten moeten worden toegestaan. In vrijwel alle andere opzichten wordt de Waddenzee gezien als zee en uniek natuurgebied, en daar hoort een ander afwegingskader bij dan op land. Is de Minister bereid de Waddenzee uit te zonderen van dit convenant, met als intentie dat er geen nieuwe mijnbouwactiviteiten worden vergund? Is de Minister bovendien bereid om, zolang de Waddenzee nog wel onder dit convenant valt, alle verdere gaswinning zoals aangekondigd in het Winningsplan, niet uit te voeren totdat alle onderzoeken naar effecten van mijnbouw onder de Waddenzee met de Kamer besproken zijn?

Diverse ontwikkelingen rond mijnbouw in het Waddengebied

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over diverse ontwikkelingen rond mijnbouw in het Waddengebied. Zij constateren dat er tot op heden diverse hiaten in kennis zijn rondom de precieze, cumulatieve effecten van de diverse winningsactiviteiten in de Waddenzee. Ook lezen zij dat het advies over de evaluatie van het «hand aan de kraan-principe», zoals verzocht in de motie-Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 739) nog verwacht wordt. Wanneer zal de Kamer dit advies ontvangen? De leden zijn van mening dat zolang geen duidelijkheid is over het feit of het «hand aan de kraan-principe» voldoende bescherming biedt aan de natuur in de Waddenzee, en zolang geen duidelijkheid is over de cumulatieve effecten van winning in de Waddenzee, er geen verantwoord besluit genomen kan worden om gaswinning in de Waddenzee toe te staan. Is de Minister bereid om, in afwachting van dit advies, geen winningsplannen te vergunnen zolang dit advies en de resultaten van de onderzoeken omtrent de cumulatieve effecten van winning in de Waddenzee, niet met de Kamer besproken zijn? De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat het Waddengebied een uniek ecosysteem en UNESCO Werelderfgoed is. Nieuwe mijnbouwactiviteiten zouden niet moeten worden toegestaan en bestaande mijnbouwactiviteiten voortvarend worden afgebouwd. Is de Minister bereid om een afbouwplan op te stellen en naar de Kamer te sturen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Zandsuppletie om bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden op de vragen over zandsuppletie, om bodemdaling door gas- en zoutwinning te compenseren. Zij hebben hierover enkele vragen. De Minister geeft aan dat er tien miljoen kuub extra zand wordt gesuppleerd, geleverd door het Rijk, om de veroorzaakte bodemdaling door het winnen van gas en zout te compenseren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 988). Hierbij merken de leden op dat er jaarlijks gemiddeld twaalf miljoen kuub zand nodig is om de zogeheten basiskustlijn te behouden, aldus de Milieueffectrapportage (MER) over zandwinning.2 Kortom, in plaats van bodemdaling te voorkomen, levert het Rijk zand om de gevolgen van de gas- en zoutwinning op te vangen. Beschouwt de Minister het opvullen van »mijnbouwgaten» als een nuttige toepassing, wanneer er ook kust mee beschermd had kunnen worden? Kan de Minister aangeven over welke periode de tien miljoen kuub extra zand gesuppleerd zal worden? Beaamt de Minister dat zo de economie boven de ecologie wordt gesteld, nu bodemdaling door kan gaan dankzij zandsuppletie in plaats van deze te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Bovendien lijkt de Minister te suggereren dat het compenseren van bodemdaling met zandsuppletie gelijk is aan kustsuppletie en ophoogzand, zaken die van nationaal belang zijn. Beaamt de Minister dat zandsuppletie om bodemdaling door het winnen van gas en zout te compenseren vermijdbaar is en dus niet van nationaal belang is, in tegenstelling tot die voor kustbescherming? Wordt zand, dat dient voor suppletie bij bodemdaling door gas- en zoutwinning, juridisch beschouwd als ophoogzand en valt het daarmee onder zaken van nationaal belang? Zo ja, kan de Minister aangeven waar dit staat?

De leden van de PvdD-fractie constateren dat uit de antwoorden van de Minister ook blijkt dat door de bodemdaling ten gevolge van de gas- en zoutwinning de erosie van de kust wordt versneld, waardoor nog eens extra zandsuppletie nodig is. Hierbij merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat zelfs bij het stoppen met gas- en zoutwinning (een dichte kraan) de bodemdaling nog decennia doorgaat. Zand dat in principe gewonnen wordt om ten goede te komen aan kustbescherming, wordt nu ingezet om mijnbouwgaten te vullen. Dat verdoezelt hoe erg de bodemdaling door gas- en zoutwinning is, en gaat in tegen het «hand aan de kraan»-principe», dat stelt dat de kraan dicht gaat wanneer de bodemdaling sneller verloopt dan het natuurlijke herstelvermogen minus de zeespiegelstijging (Kamerstuk 29 684, nr. 204). Beaamt de Minister dat het suppleren van zand in strijd is met het «hand aan de kraan»-principe? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat het rapport over mijnbouw en het «hand aan de kraan»-principe af is? Zo ja, kan de Minister dit met de Kamer delen? Zo nee, wanneer zal dit rapport naar de Kamer gestuurd worden?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat uit de MER Zandwinning blijkt dat Rijkswaterstaat zand wint voor derden, bijvoorbeeld voor waterschappen ten behoeve van kustonderhoud. In de ogen van de leden van de PvdD-fractie staat kustonderhoud niet gelijk aan het vullen van gaten in de bodem ten gevolge van gas- en zoutwinning. Bovendien stelt het Rijk dat er vanaf 2022/2023 tot 2028 in totaal twintig miljoen kuub extra zand voor derden wordt gewonnen. Klopt het dat de helft van de twintig miljoen kuub bedoeld is voor gas- en zoutwinning en niet voor waterschappen? Beaamt de Minister dat dit disproportioneel veel is, voor een grondstof die ingezet zou moeten worden voor kustbescherming? Zo nee, waarom niet? Hoeveel betalen de gas- en zoutbedrijven voor deze commerciële suppleties, hoeveel betalen de waterschappen en hoeveel kost het de overheid om dit zand te winnen?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat in het algemeen gesteld kan worden dat alle methoden van zandwinning impact hebben op het milieu, bijvoorbeeld op de kustmorfologie en het functioneren van ecosystemen. Daarnaast blijkt dat de milieueffecten voor de winning, het transport en het gebruik van zand niet volledig bekend zijn. Zo blijkt uit de MER Zandwinning dat nader onderzoek gewenst is voor de gevolgen van bijvoorbeeld vertroebeling op vogels, zoals de scholekster. Nader onderzoek is ook gewenst op het gebied van schelpdieren, op het gebied van de zee-eend, de eider, de kanoet en de topper. Kortom, meer onderzoek is nodig. Kan de Minister toezeggen dat dit onderzoek er komt? Zo ja, wanneer zal dit onderzoek afgerond worden?

De leden van de PvdD-fractie wijzen op het feit dat de effecten van zandsuppletie niet zijn meegenomen in de MER zandwinning. Deze leden wijzen erop dat de oorspronkelijke bodem van de Waddenzee slikkig is en rijk aan voedsel voor onder andere vogels. Het zand dat gebruikt wordt om de gaten te vullen is van een andere samenstelling. Daarmee wordt de facto de samenstelling van bodem en fauna veranderd. Deze leden menen dat hiermee de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee worden aangetast, hetgeen in strijd is met het «hand aan de kraan»-principe. De Minister stelt dat extra zandsuppletie niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Kan de Minister aangeven welke voorwaarden dit zijn en hoe gecontroleerd wordt dat men zich aan deze voorwaarden houdt (Kamerstuk 29 684, nr. 205)? Kan de Minister garanderen dat de beschermde bodem van de Waddenzee niet zal veranderen van samenstelling door bodemdaling en invoer van zand? Kan de Minister toezeggen dat de effecten van zandsuppletie meegenomen zullen worden in de volgende MER? Kan de Minister ook aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de aangekondigde herziening van de vergunningverlening voor mijnbouw onder de Waddenzee? Wanneer zal de Kamer hierover worden geïnformeerd? Klopt het dat momenteel in de vergunning is opgenomen dat natuurschade door mijnbouw gecompenseerd mag worden door aanvoer van zand vanaf de Noordzee? Zo ja, kunnen deze stukken gedeeld worden met de Kamer? Kan de Minister aangeven op welke juridische gronden dit opgenomen kan worden in de vergunningen en hoe zich dit verhoudt tot het «hand aan de kraan»-principe? Want het is, volgens de leden van de Partij voor de Dierenfractie, hiermee in strijd. Zo nee, waarom niet? Wat is de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek en monitoring over de stapeling van cumulatieve effecten van projecten voor klimaatadaptatie, duurzaam medegebruik en natuurversterkende maatregen in relatie tot alle economische activiteiten in het Waddengebied dat uitgevoerd wordt via het Deltaprogramma (Kennisprogramma Zeespiegelstijging), het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW), en het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021–2026 (Uitvoeringsagenda)? Wanneer is het af en zal het naar de Kamer worden gestuurd? Is de Minister bereid te wachten met het vergunnen van nieuwe, of gewijzigde, winningsplannen totdat het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven hoe zeespiegelstijging door klimaatverandering in deze analyse is meegenomen? Van klimaatverandering is immers al volop sprake in het Waddengebied. Vanwege het unieke karakter van dit intergetijdengebied zullen de gevolgen in het Waddengebied van gebied tot gebied verschillen. Sommige plekken zullen dalen, andere stijgen. Een tekort aan sediment leidt bijvoorbeeld tot erosie, wat weer leidt tot sterkere golfkracht op andere plekken. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat extra golfkracht aan de kusten leidt tot verplaatsing van zand van het ene Waddeneiland naar het andere, met als gevolg dat versterkte erosie zal plaatsvinden van de dichter bevolkte eilanden. Kortom, klimaatverandering heeft grote, nog onbekende gevolgen voor erosie en daarmee zal er een onbekende behoefte aan zandsuppletie zijn voor het beschermen van onze kustlijn. Daarom willen deze leden weten hoe de Minister extra bodemdaling door gas- en zoutwinningsuppletie, gevolgd door extra zandsuppletie, in een gebied, dat zo uniek en gevoelig is voor verandering, kan toestaan. Kan de Minister laten onderzoeken hoeveel sediment nodig is om het intergetijdengebied van de Waddenzee mee te laten groeien met zeespiegelstijging? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) mede-opgestelde scenario voor zeespiegelstijging om de «gebruiksruimte» voor mijnbouw onder de Waddenzee te kunnen vaststellen? Is het scenario af en wanneer zal het scenario met de Kamer worden gedeeld?

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het gebruik van zand in lijn zal moeten komen met het beleid aangaande circulaire economie. Voor de circulaire economie moet onderzocht worden hoeveel zand Nederland gebruikt en hoe we dit circulair kunnen maken, aangezien het zand dat nu gesuppleerd wordt ten behoeve van kustbescherming decennialang in gebruik is en hiermee niet circulair. Kan de Minister aangeven hoeveel bruikbaar zand er beschikbaar is, hoeveel zand er nodig zal zijn in de toekomst en hoeveel zand onttrokken en gesuppleerd kan worden zonder het milieu te beschadigen? Deelt de Minister de mening dat we het zand waarover we nu beschikken moeten koesteren en dat we dit niet kunnen inzetten voor praktijken die niet duurzaam zijn, zoals gaswinning?

Convenant investeringsaftrek kleine velden op land

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het convenant Investeringsaftrek kleine velden op land. Deze leden staan niet achter dit convenant, dat is opgesteld als onderdeel van het verhogen van de investeringsaftrek voor de winning van aardgas op zee. Hiermee wordt namelijk het winnen van aardgas op zee goedkoper gemaakt met belastinggeld. In de ogen van de leden van de PvdD-fractie is de investeringsaftrek en zeker het verhogen ervan een fossiele subsidie. Mede daarom hebben deze leden vorig jaar tegen de investeringsaftrek gestemd. Beaamt de Minister dat de investeringsaftrek een belastingvoordeel is en daarmee een fossiele subsidie volgens de definitie van de World Trade Organization (WTO)?3 Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat Nederland in 2013 had afgesproken om vóór 2020 alle fossiele subsidies af te bouwen?4 Hoe gaat de Minister zich aan deze afspraak houden?

De leden van de PvdD-fractie hebben verder nog enkele vragen over het convenant. Op welke juridische gronden wordt de Waddenzee als land gedefinieerd, gezien de Minister stelt dat de Waddenzee hoort bij kleine gasvelden op land? Betekent dit dat er niet meer gevist kan worden, omdat het land is? Hoe verhoudt het convenant zich tot de afspraken in het regeerakkoord dat er geen opsporingsvergunningen worden afgegeven voor nieuwe gasvelden op land, inclusief de Waddenzee (Kamerstuk 29 684, nr. 213)? Zijn er afgelopen vier jaar (gedurende de looptijd van het regeerakkoord) exploitatievergunningen afgegeven? Zo ja, hoeveel en waar?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat veel inwoners, evenals sommige gemeenten en waterschappen in Friesland, zich verzetten tegen de winning van gas uit kleine gasvelden. Beaamt de Minister dat er verzet is tegen het winnen van gas uit kleine velden? Wanneer is er volgens de Minister te weinig draagvlak om gaswinning door te zetten? Of is de Minister van plan gaswinning zonder lokaal draagvlak doorgang te laten vinden?

II Antwoord/Reactie van de Ministers


  1. Staalduinen, van en Everts, «Over de invloed van trillingen door bevingen op zettingen van gebouwen», 23 oktober 2020, in opdracht van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.↩︎

  2. Duin, van, e.a., «Winning suppletiezand Noordzee 2018 t/m 2027», Milieueffectrapportage. (te raadplegen via: 00003198.pdf (commissiemer.nl))↩︎

  3. UNEP, OECD and IISD (2019). Measuring Fossil Fuel Subsidies in the Context of the Sustainable Development Goals. UN Environment, Nairobi, Kenya. (te raadplegen via: https://wedocs.unep.org/bitstream/handle/20.500.11822/28111/FossilFuel.pdf)↩︎

  4. NRC, 9 oktober 2019, «Twee keer zoveel subsidie voor fossiele brandstoffen als voor duurzame energie». (https://www.nrc.nl/nieuws/2019/09/10/onderzoek-twee-keer-zoveel-subsidies-voor-fossiele-brandstoffen-als-voor-duurzame-energie-a3972776)↩︎