[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tegemoetkoming Vaste Lasten

Noodpakket banen en economie

Brief regering

Nummer: 2021D08071, datum: 2021-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35420-247).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35420 -247 Noodpakket banen en economie.

Onderdeel van zaak 2021Z03644:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 247 BRIEF VAN DE MINISTER EN VAN DE STAATSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2021

Op 21 januari jl. heeft het kabinet u geïnformeerd over de intensiveringen in het steunpakket, waaronder de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)1. Deze brief informeert u over aanvullende wijzigingen gelet op de recente verruiming van de Europese Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (2021/C 34/06) (hierna: het tijdelijk steunkader). Hiermee geven wij ook invulling aan het verzoek van de Vaste Commissie voor Economische Zaken en Klimaat, om een reactie te geven op een brief van Nederlandse filiaalbedrijven waarin zij een oproep doen om meer steun aan filiaalbedrijven te verlenen op basis van het verruimde Europese staatssteunkader.

Verruiming van het Europees tijdelijk steunkader

Bij de besluitvorming van het kabinet op 21 januari jl. hebben we rekening gehouden met de maximale subsidiebedragen die in de TVL toegekend kunnen worden op basis van het toen geldende tijdelijk steunkader. Dat betekent dat het kabinet voor ondernemers in het mkb het maximum te ontvangen subsidiebedrag per kwartaal op 21 januari heeft verhoogd naar 330.000 euro en voor grotere bedrijven naar 400.000 euro. Dit ten opzichte van het eerder gehanteerde maximum in de TVL van 90.000 euro in het vierde kwartaal van 2020.

Op 28 januari jl. heeft de Europese Commissie bekendgemaakt dat de duur van het tijdelijk steunkader wordt verlengd tot 31 december 2021 en dat de maximale steunbedragen voor een aantal onderdelen in het steunkader worden verhoogd. Dit houdt onder andere in dat het maximale steunbedrag dat per onderneming kan worden verleend op grond van paragraaf 3.1 van het Europese tijdelijk steunkader, waarop de TVL is gebaseerd, 1,8 miljoen euro bedraagt. Dit bedrag geldt voor de gehele duur van het tijdelijk steunkader, te weten van maart 2020 tot en met 31 december 2021. Dit bedrag was 800.000 euro, voor de periode maart 2020 tot en met 30 juni 2021. Voor land- en tuinbouwbedrijven bedraagt dit maximumbedrag 225.000 euro en voor visserijbedrijven 270.000 euro.

Verruiming TVL ten gunste van het grotere MKB en middenbedrijven

Het kabinet heeft besloten om een deel van die extra ruimte te gaan benutten in de TVL voor het eerste en voor het tweede kwartaal van 2021. Daarbij heeft het kabinet de volgende afweging gemaakt. Het kabinet ziet dat door de huidige, strenge lockdown meer bedrijven en sectoren in de problemen raken en de omzetverliezen in het eerste kwartaal in de getroffen sectoren oplopen. In de verruiming van het pakket zoals bekendgemaakt op 21 januari jl., hebben we het pakket daarom uitgebreid door de maximale subsidiebedragen te verhogen en ook niet-mkb bedrijven toe te laten tot de TVL. Met dat laatste richt het kabinet zich vooral op de middenbedrijven, zoals grote horecaondernemingen en winkelketens met circa 50 filialen. Deze middenbedrijven zijn minder dan de grote bedrijven in staat de liquiditeits- en solvabiliteitspositie te verbeteren. Dit bijvoorbeeld omdat ze een minder sterke positie hebben in verhouding tot andere ketenpartijen zoals verhuurders. Deze overweging geldt ook ten aanzien van het nu verruimde steunkader.

Het kabinet is daarbij van mening dat rekening moet worden gehouden dat onverhoopt later dit jaar ook contactbeperkende maatregelen nodig kunnen zijn. Heb kabinet acht het daarom verstandig binnen het staatssteunkader ruimte te behouden om later nog steun te kunnen verlenen.

Op basis hiervan heeft het kabinet besloten om het maximale steunbedrag per onderneming per kwartaal te verhogen volgens de onderstaande tabel. Daarin is naast een algemene verhoging van het maximale steunbedrag per onderneming ook een verhoging van de Voorraadsubsidie Gesloten Detailhandel (VGD) opgenomen van 200.000 euro naar 300.000 euro voor zowel mkb als grotere bedrijven uit de gesloten detailhandel. Deze voorraadsubsidie geldt alleen voor het eerste kwartaal van 2021. Voor de land- en tuinbouwsector geldt dat de TVL-subsidie (TVL Q4, TVL Q1 en TVL Q2) gemaximeerd is op 225.000 euro. Dit is het maximum bedrag aan steun dat aan deze sector verleend kan worden onder het steunkader waar de TVL onder valt voor de duur van het tijdelijk steunkader (maart 2020 t/m 31 december 2021). De kosten van deze verruimingen worden geraamd op ca. 375 miljoen euro voor twee kwartalen.

Mkb € 330.000 € 330.000 € 550.000 € 550.000
Niet-mkb € 400.000 € 400.000 € 600.000 € 600.000
Gesloten detailhandel mkb (inclusief VGD) € 530.000 € 330.000 € 850.000 € 550.000
Gesloten detailhandel niet mkb (inclusief VGD) € 600.000 € 400.000 € 900.000 € 600.000

Het kabinet werkt aan een aparte regeling voor grote land- en tuinbouwbedrijven waarbij dezelfde plafonds worden gehanteerd als voor de reguliere TVL, dus 550.000 euro voor het MKB en 600.000 euro voor een niet-MKB onderneming. Streven blijft om deze regeling in april of mei van dit jaar te openen, eveneens met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.

Zowel bij het besluit op 21 januari jl. als het besluit dat nu genomen is, is het doel van het kabinet dat zo snel mogelijk kan worden voorzien in de liquiditeitsbehoefte van bedrijven. De snelste en meest effectieve route daarvoor is een aanpassing van de maximum steunbedragen binnen de TVL. Dit is goed uitvoerbaar, omdat gebruik wordt gemaakt van de bestaande TVL-regeling. Het opzetten van een aparte regeling onder paragraaf 3.12 van het tijdelijke steunkader, waarvoor onder meer is gepleit in de brief van de filiaalbedrijven, heeft twee belangrijke nadelen. Op de eerste plaats zal het minimaal enkele maanden duren om deze regeling op te zetten op zodanige wijze dat die voor een grote groep bedrijven ook uitvoerbaar zal zijn. Daarbij stelt paragraaf 3.12 veel stringentere voorwaarden ten aanzien van de steunverlening, wat tot veel hogere uitvoeringslasten zal leiden en een veel te grote druk op RVO legt in de uitvoering. Ook is het maximale subsidiepercentage bij slechts 70%2, terwijl via de TVL 85% subsidie wordt verleend. Middenbedrijven, zoals een winkelketen met 500 medewerkers, zouden hier financieel dus op achteruit kunnen gaan ten opzichte van de verhoging van de maximumvergoeding binnen de TVL waartoe het kabinet met deze brief heeft besloten.

Gezien de noodzaak om vooral de middenbedrijven te ondersteunen, de ruimere mogelijkheden die grote bedrijven hebben om de liquiditeits- en solvabiliteitspositie te versterken en de grote uitvoeringslasten die een nieuwe regeling met zich mee zou brengen, kiest het kabinet ervoor de maximumvergoeding binnen de TVL te verhogen en geen aparte regeling op te zetten.

Deze wijzigingen in de TVL zullen worden meegenomen in de notificatie naar de Europese Commissie voor de wijzigingsregeling TVL Q1. Wij hopen dat deze wijzigingen medio maart zijn goedgekeurd, waarna deze in de regeling worden verwerkt en de eventuele extra tegemoetkoming door RVO wordt uitgekeerd aan de betreffende ondernemers.

Dat de verhoging van de maximumvergoeding vooral ten bate komt van het grotere mkb en het middenbedrijf laat onverlet dat het kabinet zich ook voor alle andere ondernemers blijft inzetten middels de bredere en omvangrijke steun- en herstelpakketten.

Zo is de NOW voor grote bedrijven ruimhartig. Ook ligt er een stevig pakket op kredietverlening. Bijvoorbeeld met de GO-C, welke grote bedrijven ondersteunen in de kredietverlening. Hierbij staat EZK voor 80% garant (90% voor MKB-ondernemingen) voor kredieten die door banken onder deze garantieregeling worden verschaft. Tot op heden wordt hier al gebruik van gemaakt door diverse grote, middelgrote en kleine winkelketens. Ook staat de overheid garant voor 12 miljard euro aan leverancierskredieten om ervoor te zorgen dat er nieuwe voorraden ingekocht kunnen worden voor als de winkels weer opengaan. Verder biedt het uitstel van belastingbetaling tot eind juni 2021 ruimte bij ondernemers.

Tot slot wijst het kabinet voor de grotere bedrijven graag naar de mogelijkheden voor maatwerksteun die het Afwegingskader steun individuele bedrijven reeds biedt3. Steun aan grote bedrijven vergt maatwerk en het afwegingskader biedt reeds de mogelijkheid om impact op het straatbeeld/winkelaanbod en werkgelegenheidseffecten mee te wegen bij eventuele steunverlening. Een team van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zal in de komende weken proactief spreken met een deel van het grootwinkelbedrijf om de precieze problematiek en hun solvabiliteitspositie in kaart te brengen.

Incidentele suppletoire begrotingen

Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende maatregelen die in het belang van het Rijk zijn, niet kunnen wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen eerder starten. In dat geval worden incidentele suppletoire begrotingswetten aan u voorgelegd. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
B. van ’t Wout

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer


  1. Kamerstuk 35 420, nr. 217↩︎

  2. Alleen voor kleine en micro ondernemingen is het percentage hoger↩︎

  3. Kamerstuk 35 420, nr. 36↩︎