[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35170, eindtekst

Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (screening ambtenaren van politie en politie-externen)

Eindtekst

Nummer: 2021D09214, datum: 2021-02-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z05682:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

4 februari 2020



	Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in
verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen
worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor
de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of
verrichten (screening ambtenaren van politie en politie-externen)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het
onderzoek naar de betrouwbaarheid van personen die ambtenaar van politie
willen worden of zijn te wijzigen alsmede te komen tot de invoering van
een onderzoek naar de betrouwbaarheid van personen die krachtens
overeenkomst werkzaamheden gaan verrichten of verrichten voor de
politie, de rijksrecherche of de Politieacademie;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt ‘Onze Minister van Veiligheid en Justitie’
vervangen door ‘Onze Minister van Justitie en Veiligheid’.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t door een
puntkomma worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

	u. Algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679
van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en
tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening
gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);

	v. verklaring omtrent het gedrag: een verklaring omtrent het gedrag als
bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens.

B

	Artikel 47, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde en
vierde lid tot tweede en derde lid.

C

	Het opschrift ‘Afdeling 3.5. Rechtspositie’ wordt vervangen door
‘Afdeling 3.5. Rechtspositie en screening’.

D

Na artikel 48p wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.5.4. Screening

Artikel 48q

1. Het verrichten van werkzaamheden als ambtenaar van politie als
bedoeld in artikel 2, onder a, b of c, is slechts mogelijk, indien
hiertegen op grond van een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de
betrokkene geen bezwaar bestaat.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur aangewezen werkzaamheden betreft waarin
technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie
worden uitgevoerd en het tot aanstelling, schorsing of ontslag bevoegd
gezag heeft bepaald dat kan worden volstaan met een verklaring omtrent
het gedrag.

3. Het krachtens overeenkomst verrichten van werkzaamheden voor de
politie is slechts mogelijk, indien de betrokken natuurlijk persoon in
het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag.

4. In afwijking van het derde lid is het krachtens overeenkomst
verrichten van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
aangewezen werkzaamheden voor de politie die een risico kunnen vormen
voor de integriteit van deze organisatie slechts mogelijk, indien
hiertegen op grond van een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de
betrokken natuurlijke persoon geen bezwaar bestaat. 

5. Van een bezwaar als bedoeld in het eerste en vierde lid kan slechts
sprake zijn, indien naar het oordeel van het tot aanstelling, schorsing
en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef er onvoldoende
waarborgen zijn dat de betrokkene betrouwbaar kan worden geacht.

6. Van een bezwaar is in ieder geval sprake indien de betrokkene
onherroepelijk is veroordeeld ter zake een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen misdrijf, tenzij naar het oordeel van het tot
aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de
korpschef, gelet op de omstandigheden van het geval, ondanks een
dergelijke onherroepelijke veroordeling, geen sprake is van onvoldoende
waarborgen dat de betrokkene betrouwbaar kan worden geacht. Met een
veroordeling wordt gelijkgesteld een strafbeschikking en het voldoen aan
voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging als bedoeld in artikel
74, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. 

7. In plaats van de verklaring omtrent het gedrag kan de betrokkene een
met deze verklaring overeenkomend document, afgegeven door het daartoe
bevoegde gezag in de staat van herkomst, overleggen.

8. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing indien
sprake is van een vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 1, eerste
lid, onder a, van de Wet veiligheidsonderzoeken. 

Artikel 48r 

1. Aan een onderzoek naar de betrouwbaarheid wordt onderworpen de
betrokkene die werkzaamheden als bedoeld in artikel 48q, eerste of
vierde lid, wil verrichten. 

2. Het onderzoek naar de betrouwbaarheid omvat een onderzoek naar
gegevens die uit het oogpunt van de integriteit van de politie van
belang zijn voor het verrichten van deze werkzaamheden.

3. Bij het onderzoek worden geraadpleegd de op de betrokkene betrekking
hebbende:

a. justitiële gegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet
justitiële en strafvorderlijke gegevens;

b. politiegegevens als bedoeld in artikelen 8, 9, 10 en 13 van de Wet
politiegegevens;

c. gegevens over gezondheid, voor zover verstrekt door de betrokkene dan
wel personen of instanties als bedoeld in artikel 48t, eerste lid, onder
b, en die betrekking hebben op signalen wijzend op verslaving of een
andersoortige afhankelijkheid, en

d. andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen
gegevens, waaronder gegevens uit open bronnen, betreffende overige
persoonlijke gedragingen en omstandigheden.

4. Over diens betrouwbaarheid wordt de betrokkene in persoon gehoord. 

5. De betrokkene verleent medewerking aan het onderzoek. 

Artikel 48s 

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden werkzaamheden
aangewezen die een verhoogd risico kunnen vormen voor de integriteit van
de politie.

2. Indien de betrokkene, bedoeld in artikel 48r, eerste lid,
werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid gaat verrichten, worden bij
het onderzoek naar de betrouwbaarheid tevens justitiële gegevens als
bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens, politiegegevens als bedoeld in artikelen 8,
9, 10 en 13 van de Wet politiegegevens, en gegevens uit open bronnen
geraadpleegd die betrekking hebben op:

a. diens partner, diens eerstegraads bloedverwant in neergaande lijn,
voor zover twaalf jaar of ouder, of diens inwonende eerstegraads
bloedverwant in opgaande lijn;

b. een andere persoon, dan bedoeld onder a, voor zover twaalf jaar of
ouder.

3. Raadplegen van de gegevens van een persoon als bedoeld in het tweede
lid, onder b, geschiedt uitsluitend, indien er aanwijzingen zijn dat
omtrent deze persoon gegevens als bedoeld in het tweede lid bestaan die
vanwege de bijzondere aard van de relatie tussen deze persoon en de
betrokkene relevant zijn voor de beoordeling of er geen bezwaar als
bedoeld in artikel 48q, eerste of vierde lid, bestaat.

4. De aanwijzingen, bedoeld in het derde lid, kunnen uitsluitend worden
verkregen op basis van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de
betrokkene, waaronder het onderzoek naar gegevens die betrekking hebben
op de personen, bedoeld in het tweede lid, onder a.

5. In het tweede lid, onder a, wordt onder partner verstaan: degene met
wie de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap voert of een
notarieel samenlevingscontract heeft, strekkende tot de wederzijdse
verplichting een bijdrage te leveren aan een gezamenlijke huishouding of
een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten
Nederland dan wel een andere levensgezel van de betrokkene.

6. Met de personen, bedoeld in het tweede lid, kan een gesprek worden
gevoerd over de geraadpleegde gegevens, bedoeld in dat lid. 

Artikel 48t

1. Voor zover dat voor een goede oordeelsvorming in het kader van het
onderzoek naar de betrouwbaarheid noodzakelijk is, kan het bevoegd gezag
onderscheidenlijk de korpschef bij de toepassing van artikel 48r of
artikel 48s inlichtingen inwinnen omtrent:

a. de betrokkene en de personen, bedoeld in de artikelen 48s, tweede
lid, bij het openbaar ministerie en bij instellingen die op grond van
artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995 bevoegd zijn om
reclasseringswerkzaamheden te verrichten, voor zover het betreft de op
hen betrekking hebbende justitiële gegevens;

b. de betrokkene bij personen en instanties die inzicht hebben in diens
betrouwbaarheid, voor zover het betreft gegevens als bedoeld in artikel
48r, derde lid, onder b, c en d.

2. Het inwinnen van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, onder b,
vindt slechts plaats onder opgave van redenen aan de betrokkene en nadat
hem is bericht bij welke persoon of instantie en in welke fase van het
onderzoek dat geschiedt.

Artikel 48u

1. Het onderzoek naar de betrouwbaarheid wordt pas ingesteld nadat het
tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de
korpschef de betrokkene overigens bekwaam en geschikt acht. De
betrokkene wordt schriftelijk in kennis gesteld van de aanvang van het
onderzoek naar de betrouwbaarheid.

2. Een beslissing omtrent de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 48q,
eerste en vierde lid, wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld
in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef beslist omtrent de
betrouwbaarheid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken na
toezending of uitreiking van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid,
tweede volzin. 

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de te volgen procedure voor, tijdens en na het onderzoek naar de
betrouwbaarheid.

5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het vragen naar
een verklaring omtrent het gedrag en het instellen van een
veiligheidsonderzoek.

Artikel 48v 

1. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef oefent een continue
controle uit op:

a. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, b en c;

b. personen die werkzaamheden als bedoeld in artikel 48q, vierde lid,
verrichten. 

2. De continue controle bestaat uit een doorlopende controle op
veranderingen in de justitiële documentatie, bedoeld in artikel 1,
onder g, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, van deze
personen, teneinde na te gaan of ten aanzien van hen geen bezwaar
bestaat tegen het blijven verrichten van werkzaamheden als ambtenaar van
politie als bedoeld in artikel 2, onder a, b of c, onderscheidenlijk
werkzaamheden als bedoeld in artikel 48q, vierde lid.

3. Ten behoeve van de continue controle worden door het bevoegd gezag
onderscheidenlijk de korpschef de naam en het burgerservicenummer,
bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen
burgerservicenummer, van deze personen periodiek verstrekt aan Onze
Minister.

4. Justitiële gegevens van personen als bedoeld in het eerste lid
worden door Onze Minister ambtshalve verstrekt aan het bevoegd gezag
onderscheidenlijk de korpschef met het oog op toepassing van het tweede
lid.

5. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een
vertrouwensfunctie of een functie waarvan is bepaald dat een verklaring
omtrent het gedrag is vereist, betreft.

Artikel 48w

1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 48v, eerste lid, onder a, meldt aan
het bevoegd gezag een wijziging van feiten of omstandigheden waarvan hem
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die uit het oogpunt van de
integriteit van de politie relevant is voor het verrichten van
werkzaamheden als ambtenaar van politie.

2. De persoon, bedoeld in artikel 48v, eerste lid, onder b, meldt aan de
korpschef een wijziging van feiten of omstandigheden waarvan hem
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die uit het oogpunt van de
integriteit van de politie relevant is voor het blijven verrichten van
deze werkzaamheden.

3. Onder een wijziging van feiten of omstandigheden als bedoeld in het
eerste en tweede lid, wordt verstaan een wijziging die betrekking heeft
op de gegevens, bedoeld in de artikelen 48r, derde lid, onder a tot en
met d, en 48s, tweede lid.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld omtrent de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid.

5. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een
vertrouwensfunctie of een functie waarvan is bepaald dat een verklaring
omtrent het gedrag is vereist, betreft.

Artikel 48x

1. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef kan, indien hem
blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd onderzoek naar de
betrouwbaarheid rechtvaardigen, een onderzoek naar de betrouwbaarheid
instellen naar de persoon, bedoeld in artikel 48v, eerste lid, onder a
of b. 

2. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef stelt periodiek een
hernieuwd onderzoek naar de betrouwbaarheid in naar een persoon als
bedoeld in artikel 48v, eerste lid, onder a en b.

3. Op het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de
artikelen 48q, 48r, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, 48s, 48t
en 48u, tweede en vierde lid, van overeenkomstige toepassing. Op het
onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is tevens artikel 48u, eerste lid,
tweede volzin, en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
omtrent de feiten of omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, en de
periode, bedoeld in het tweede lid, waarbij de periode voor
verschillende werkzaamheden anders kan worden vastgesteld. 

5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het een
vertrouwensfunctie of een functie waarvan is bepaald dat een verklaring
omtrent het gedrag is vereist, betreft.

Artikel 48y

1. De korpschef vraagt de ambtenaar van politie die beschikt over een
verklaring omtrent het gedrag ter voldoening van artikel 48q, tweede
lid, en de persoon die krachtens overeenkomst werkzaamheden verricht
voor de politie en beschikt over een verklaring omtrent het gedrag ter
voldoening van artikel 48q, derde lid, na het verstrijken van een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn opnieuw een verklaring
omtrent het gedrag over te leggen. 

2. De korpschef kan, indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die
het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag rechtvaardigen, de
in het eerste lid bedoelde persoon vragen opnieuw een verklaring omtrent
het gedrag over te leggen.

3. Indien de persoon, bedoeld in het eerste of tweede lid, niet binnen
een redelijke termijn een verklaring omtrent het gedrag overlegt, wordt
niet langer voldaan aan het vereiste voor het verrichten van
werkzaamheden als bedoeld in artikel 48q, tweede of derde lid.

4. Artikel 48q, zevende lid, is van toepassing.

Artikel 48z

1. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef is de
verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4, onder 7, van de
Algemene verordening gegevensbescherming, ten aanzien van de
maatregelen, bedoeld in de artikelen 48q tot en met 48y. 

2. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef is bevoegd:

a. de gegevens, bedoeld in de artikelen 48r, derde lid, 48s, tweede lid,
48t en 48x te verwerken, voor zover dit noodzakelijk is voor de
uitvoering van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de betrokkene;

b. de gegevens, bedoeld in artikel 48v, vierde lid, te verwerken, voor
zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van artikel 48v, tweede
lid;

c. de gegevens, bedoeld in artikel 48w, eerste en tweede lid, te
verwerken, voor zover dit noodzakelijk is om na te gaan of ten aanzien
van de betrokkene geen bezwaar bestaat tegen het blijven verrichten van
werkzaamheden als ambtenaar van politie onderscheidenlijk werkzaamheden
als bedoeld in artikel 48q, derde of vierde lid.

3. De gegevens, bedoeld in de artikelen 48r, derde lid, 48s, tweede lid,
48t, 48v, vierde lid, 48x en 48y worden niet voor een ander doel
verwerkt dan waarvoor zij zijn verzameld. Zij worden niet langer dan
vijf jaren bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te
identificeren voor het doel waarvoor de gegevens worden verwerkt.

E

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De artikelen 44a, 47, 47a, 47b, 47c en 48 en de paragrafen 3.5.2.,
3.5.3. en 3.5.4 zijn van overeenkomstige toepassing op de
rijksrecherche.

2. Het vierde lid vervalt.

F

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘artikel 47, tweede en derde lid,’
vervangen door‘ artikel 47, tweede lid,’ en ‘artikel 47, vierde
lid,’ door ‘artikel 47, derde lid,’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘de paragrafen 3.5.2 en 3.5.3 van deze wet’
vervangen door ‘de paragrafen 3.5.2, 3.5.3. en 3.5.4. van deze wet'.

b. Onder vervanging van “, en” aan het slot van onderdeel a door een
puntkomma en onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c wordt
een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. voor de toepassing van paragraaf 3.5.4 onder bevoegd gezag wordt
verstaan:

1°. Onze Minister, voor zover het betreft de directeur van de
Politieacademie en zijn plaatsvervanger;

2°. de directeur van Politieacademie, voor zover het betreft personen
die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de Politieacademie gaan
verrichten of verrichten;.

ARTIKEL II

	In artikel 4, tweede lid, van de Wet op de medische keuringen wordt
‘politie-ambtenaar’ vervangen door ‘ambtenaar van politie’ en
wordt ‘antecedentenonderzoek’ vervangen door ‘onderzoek naar de
betrouwbaarheid’.

ARTIKEL IIA 

Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie en Veiligheid,

De Minister van Justitie en Veiligheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   8