[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden

Toekomst veehouderij

Brief regering

Nummer: 2021D09586, datum: 2021-03-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28973-241).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28973 -241 Toekomst veehouderij.

Onderdeel van zaak 2021Z04369:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 241 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2021

Met deze brief informeren wij u over de voortgang van de vervolgonderzoeken in het kader van het onderzoeksprogramma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) III. Daarmee doen wij de toezegging uit het Algemeen Overleg dierziekten en antibioticabeleid (d.d. 15 februari 2018) gestand om uw Kamer te informeren over het vervolgonderzoek en de voortgang daarvan (Kamerstuk 29 683, nr. 242).

VGO-III vervolgonderzoeken

Het VGO-III-programma bestaat uit een serie onderzoeken, waaronder twee epidemiologische analyses van huisartsengegevens, een retrospectieve en prospectieve patiëntenstudie, een onderzoek bij geitenhouders en een onderzoek op geitenhouderijen.

Het meest recente deelrapport, «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht», is op 24 april 2020 naar uw Kamer verstuurd (Kamerstuk 28 973, nr. 237). Daarbij is aangegeven dat de planning van de vervolgonderzoeken enige maanden vertraging op zou lopen wegens de COVID-19-crisis en dat het totale VGO-III-onderzoek medio 2022 zou worden afgerond.

Vertraging vervolgonderzoeken

De voortdurende COVID-19-crisis heeft meer invloed op de planning van de vervolgonderzoeken dan in april 2020 werd verwacht. De pandemie zorgt voor een niet-stabiele onderzoeksomgeving waardoor sommige onderzoeken nu geen doorgang kunnen vinden. De onderzoekers hebben geprobeerd hiervoor creatieve oplossingen te vinden, maar, naast het feit dat ook zij zich moeten houden aan de coronamaatregelen, is de belangrijkste reden voor vertraging dat er veel meer tijd nodig is om genoeg patiënten te vinden voor het onderzoek naar longontsteking rondom geitenbedrijven. In algemene zin geldt dat er momenteel in heel Nederland veel minder patiënten met longontsteking worden gezien door huisartsen dan in voorgaande jaren in dezelfde periode. Dit heeft vermoedelijk te maken met de COVID-19-maatregelen. Vanwege het lage aantal patiënten verloopt de inclusie in de prospectieve patiëntenstudie een stuk langzamer dan verwacht. Om aan voldoende data te komen, moeten circa 800 patiënten deelnemen aan bovengenoemde studie, en er zijn nu pas 15 patiënten geïncludeerd. Normaliter vinden de meeste longontstekingen in het najaar en de winter plaats. Het is de verwachting dat de incidentie bij de huisartsen in het najaar 2021 weer zal toenemen. Het zal vermoedelijk tot eind 2022 duren om voldoende patiënten te includeren.

Eind 2020 is begonnen met de deelstudie bij geitenhouders en werknemers van geitenhouderijen. Momenteel kan het veldwerk geen doorgang vinden in verband met de aangescherpte COVID-19-maatregelen. Zodra de COVID-19-maatregelen versoepeld worden, kan deze deelstudie (en bijbehorende controlestudie) weer starten. Naar verwachting zal de monstername medio 2022 zijn afgerond.

De andere deelstudie op geitenhouderijen kan op dit moment ook geen doorgang vinden; enerzijds door de COVID-19-maatregelen en anderzijds door vertraging in de resultaten van eerdere monsters, die nodig zijn voor het vervolg. Deze deelstudie zal in de zomer volledig worden hervat. De bemonstering zal naar verwachting eind 2021 of begin 2022 worden afgerond.

Ook bij de laboratorium werkzaamheden treden vertragingen op. COVID-19-werkzaamheden hebben voorrang en dat gaat ten koste van capaciteit en materialen voor andere studies. Daarnaast kunnen deze werkzaamheden pas starten als een substantieel deel van de monsters is verzameld. Naar verwachting zijn alle laboratoriumwerkzaamheden medio 2023 afgerond.

Door de vertragingen bij de bemonstering en laboratoriumwerk schuiven vervolgwerkzaamheden op in de planning. Zo treedt een keten van vertragingen op door het gehele onderzoeksproces. Gezien de complexiteit van het onderzoek zal het analyseren, interpreteren en rapporteren van de laboratoriumresultaten niet voor eind 2024 zijn afgerond. Het is mogelijk dat bepaalde onderdelen eerder bekend zijn; deze zullen dan ook als deelrapportages worden gecommuniceerd, maar de realistische inschatting is dat het totale VGO-III-onderzoek eind 2024 afgerond.

De reeds uitgevoerde onderzoeken binnen het VGO-programma benadrukken het belang van inzicht in de oorzaak van het verhoogde risico op het oplopen van een longontsteking voor mensen die in de nabijheid van een geitenhouderij wonen (Kamerstuk 28 973, nr. 240). Met de vervolgonderzoeken binnen VGO-III laat het kabinet onderzoek uitvoeren naar die oorzaak, om uiteindelijk risicoreducerende maatregelen te kunnen nemen. De afgelopen jaren hebben diverse provincies vanuit het voorzorgsprincipe een moratorium ingesteld om uitbreidingen en/of nieuwvesting van geitenhouderijen tijdelijk tegen te gaan. De bevoegdheid hiervoor ligt bij de provincies. Het kabinet heeft eerder aangegeven dit door de provincies ingezette beleid te ondersteunen (Kamerstuk 28 973, nr. 237). Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) doet zijn uiterste best om de onderzoeken zo snel mogelijk af te ronden, zonder daarbij de kwaliteit van het onderzoek uit het oog te verliezen.

Zodra deelonderzoeken afgerond zijn, zal uw Kamer, zoals toegezegd, geïnformeerd worden. Op basis van de (tussen)resultaten wordt gekeken of er aanknopingspunten zijn voor het nemen van risicoreducerende maatregelen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten

De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark