[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de JBZ-Raad van 11 en 12 maart 2021 (onderdeel vreemdelingen- en asielbeleid)

JBZ-Raad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2021D09624, datum: 2021-03-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32317-679).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32317 -679 JBZ-Raad.

Onderdeel van zaak 2021Z04384:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

32 317 JBZ-Raad

Nr. 679 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 maart 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 678), over het verslag van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 677) en over de antwoorden op vragen over de geannoteerde agenda van de informele JBZ-Raad van 28–29 januari 2021 (Kamerstuk 32 317, nr. 671).

De vragen en opmerkingen zijn op 4 maart 2021 aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 10 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie,
Tielens-Tripels

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie 2
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie 5
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie 7
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie 11
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie 16
6. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie 18

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

Algemeen

De leden van de VVD-fractie willen allereerst het belang onderstrepen van de onverminderde inzet van dit demissionaire kabinet in het Europees asieldebat ten aanzien van de herziening van het Europees asielstelsel. Deze leden zijn dan ook positief dat u bij de fiches en in eerdere algemeen overleggen over de JBZ-Raden heeft benadrukt zich in te spannen voor een strenge buitengrensprocedure en de koppeling van de herziening van het Europees asielstelsel aan de terugkeerrichtlijn en zij gaan ervan uit dat u zich hier continue voor blijft inspannen.

Het kabinet blijft zich inspannen conform de eerdere inzet en binnen de kaders die zijn gesteld in de verschillende BNC-fiches inzake de Commissievoorstellen op het gebied van asiel en migratie1. De elementen die de leden van de VVD-fractie noemen maken daar deel van uit.

Geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, van 11–12 maart 2021.

2. Pact op Asiel en Migratie

Deze leden merken op dat vlak voor de informele JBZ-raad van 28–29 februari een discussiestuk is gedeeld door het voorzitterschap en dat geen nieuwe discussiestukken worden verwacht. Kunt u toelichten wat de belangrijkste punten uit het stuk waren? Op welke onderwerpen bent u tevreden over de huidige stand van de discussie en waar is volgens u nog echt verbetering nodig voordat Nederland mogelijk akkoord zou kunnen gaan? Kunt u het discussiestuk vertrouwelijk met de Kamer delen?

De VTC-bijeenkomst van 28–29 januari jl. betrof de informele JBZ-raad van het Portugese Voorzitterschap. Informele Raden worden onder de verantwoordelijkheid van het Voorzitterschap georganiseerd. Het is geen formele Raadsvergadering. Stukken voor deze informele bijeenkomsten maken dan ook geen onderdeel uit van de formele Raadsstukken. Het is niet gebruikelijk dat deze stukken worden gedeeld.

Het document richtte zich primair op drie aspecten: de samenwerking met derde landen, procedures aan de buitengrenzen en het vraagstuk van solidariteit. In het stuk werd met name de analyse van het Voorzitterschap gedeeld. Het betrof geen weergave van de discussies. Aan de hand van de analyse, werden de ministers gevraagd te reflecteren op samenwerking met derde landen, mogelijkheden om lidstaten te ondersteunen in het toepassen van grensprocedures en alternatieve vormen van solidariteit.

Wat betreft de huidige stand van zaken van de discussie, verwijst het kabinet kortheidshalve naar de verslagen van de afgelopen JBZ-raden en de Geannoteerde Agenda’s. Het spreekt voor zich dat het kabinet graag had gezien dat al verdere stappen waren gezet, zoals het bereiken van een brede consensus over de belangrijkste principes van de Commissievoorstellen. Hoewel er brede overeenstemming bestaat dat de buitengrenzen moeten worden versterkt, is het kabinet teleurgesteld dat een deel van de lidstaten zich verzet tegen de beoogde verplichte screening- en grensprocedures. Daarnaast betreurt het kabinet de weerstand van de groep lidstaten tegen verplichte solidariteit, inclusief herplaatsing. Zolang lidstaten op deze essentiële punten niet nader tot elkaar komen, is voortgang moeilijk.

Overigens wijst het kabinet op het werk op technisch niveau dat in volle gang is. Daar zullen nog vele vragen moeten worden beantwoord. Bijvoorbeeld over de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van broers en zussen, de wijze waarop migratiedruk op een lidstaat zal worden gemeten en vergeleken, het concept van terugkeersponsorschap, het solidariteitsmechanisme na ontscheping in geval van Search and Rescue en de monitoring van het uitvoeren van het asielacquis.

3. Asiel en Migratiebeleid – communicatie over versterking samenwerking op terugkeer

De leden van de VVD-fractie zijn positief over de discussie die gevoerd zal worden over de wijze waarop de migratiesamenwerking met derde landen op basis van partnerschappen verder vorm kan worden gegeven.

4. Versterking EU/Noord-Afrika samenwerking

De leden van de VVD-fractie delen de mening van het Portugese voorzitterschap als het gaat om het belang van een dialoog met de Noord-Afrikaanse landen, in navolging van bestaande dialogen met de Verenigde Staten, het Oostelijk Partnerschap en de Westelijke Balkan. De voorgenoemde leden benadrukken daarbij het belang van migratie, het voorkomen van migratiestromen naar de EU en het meewerken aan terugkeer van afgewezen onderdanen. Deze leden vragen in dat licht ook welke ontwikkelingen er zijn met betrekking tot het post-Cotonouverdrag en het opnemen van afspraken met betrekking tot migratie hierin. Zij wijzen daarbij ook op uitvoering van de aangenomen motie van het lid Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 15) die hiertoe oproept.

Op 3 december 2020 bereikten de hoofdonderhandelaars van de EU en de Organisation of African, Caribbean and Pacific States (OACP) een politiek akkoord over een nieuwe partnerschapsovereenkomst die het huidige Cotonou verdrag zal opvolgen. De tekst van de overeenkomst moet nog door de onderhandelaars worden gefinaliseerd en geparafeerd. De Commissie heeft de finale teksten nog niet met de lidstaten gedeeld. Het kabinet zal het nieuwe verdrag in zijn geheel beoordelen. Een kabinetsappreciatie van het nieuwe verdrag zal uw Kamer toekomen zodra de finale teksten beschikbaar zijn.

Verslag van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021

De leden van de VVD-fractie vinden het goed te lezen dat ook op deze informele JBZ-raad is stilgestaan bij de voorstellen van de EC op het terrein asiel en migratie. Het is goed dat er, na de mede door dit kabinet gerealiseerde Visumcode, opnieuw aandacht is geweest voor de externe dimensie. Het is van het allergrootste belang dat andere landen voorkomen dat migratiestromen onbelemmerd kunnen doorreizen naar de EU en dat afgewezen asielzoekers worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Niet voor niets heeft het kabinet ingezet op more for more, less for less. Welke stappen zijn landen bereid te zetten om een stevigere inzet op de externe dimensie te realiseren? In het rapport over medewerking aan terugkeer valt daarbij te lezen dat dat voor ruim een derde van de landen in ieder geval nog moet worden verbeterd. Welke conclusies worden daaraan verbonden? Betekent dit dat het voor deze landen c.q. hun onderdanen moeilijker of duurder gaat worden om EU-visa te krijgen? Of dat zij tenminste een waarschuwing krijgen dat dit middel wordt ingezet als verbetering niet snel wordt ingezet? Zo nee, hoezo niet?

Het kabinet onderstreept de noodzaak van brede, op maat gemaakte partnerschappen met belangrijke herkomst-, transit- en opvanglanden om migratiesamenwerking te versterken. Het verbeteren van de terugkeersamenwerking is hiervan een essentieel onderdeel. In dat kader is uw Kamer ook bekend dat het kabinet er al langere tijd voor pleit dat in de relatie van de EU met belangrijke herkomst- en transitlanden, alle relevante instrumenten, waar opportuun, ingezet kunnen worden om de brede migratiesamenwerking te versterken. In algemene zin bestaat er onder de EU-lidstaten brede steun om voortgang te behalen op deze aanpak. Het proces met betrekking tot artikel 25bis van de Visumcode wordt door de EU-lidstaten en de Commissie de komende tijd in gezamenlijkheid nader uitgewerkt. Aan de hand van de analyse in het rapport kan de Commissie voorstellen doen aan de Raad om Europese visummaatregelen te treffen ten aanzien van derde landen naargelang de mate van medewerking aan het terugnemen van eigen onderdanen die irregulier op EU-grondgebied verblijven. Zo kan bij onvoldoende samenwerking bijvoorbeeld worden besloten om de beslistermijn voor visumafgifte te verlengen, de geldigheidsduur van meervoudige inreisvisa te verkorten, of visumleges te verhogen, terwijl bij goede samenwerking, de visumleges juist kunnen worden verminderd, de beslistermijn ingekort en de geldigheidsduur van meervoudige inreisvisa verlengd.2 Daarbij is het kabinet voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de partnerschappen en de bredere externe betrekkingen in acht worden genomen.

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat Eurocommissaris Johansson constateert dat de externe dimensie en de interne dimensie nauw op elkaar moeten aansluiten. Deze leden vinden het positief dat hier meer aandacht voor komt omdat een sterkere externe dimensie met een strenge buitengrensprocedure, opvang in de regio en de mogelijkheden om terugkeer te realiseren de sleutel zijn tot een houdbaar asielsysteem. Is in dat kader al voortgang geboekt op het verhogen van het percentage kansrijke asielzoekers of niet, voor de inzet van de buitengrensprocedure? Wordt op dit moment in kaart gebracht wat lidstaten praktisch nodig hebben van de EU om de buitengrensprocedure effectief te kunnen realiseren?

Binnen de Raad zijn de lidstaten onderling en met de Commissie in gesprek over de Commissievoorstellen. Dit proces is nog in volle gang. De inzet van Nederland is dat niet of weinig kansrijke aanvragen in een grensprocedure worden behandeld. Het is van belang te onderkennen dat de formulering met betrekking tot de percentages waaraan de leden van de VVD refereren in het voorgestelde artikel 40 van de Procedureverordening, de minimale inzet betreft waaraan lidstaten zich committeren. Lidstaten mogen ook andere weinig kansrijke zaken in de grensprocedure behandelen. Hiervoor worden criteria voorgesteld die vergelijkbaar zijn met de criteria die Nederland momenteel hanteert.

Tot slot lezen deze leden dat bij de discussie over de toekomst van het Schengengebied logischerwijs veel aandacht is geweest voor de huidige problematiek met betrekking tot vrij reizen in de pandemie. Wel vragen zij u of ook voldoende aandacht is voor het belang van veilige buitengrenzen, bijvoorbeeld om het risico van terrorisme of het terugkeren van Syriëgangers aan de buitengrens te beperken. Indien dit niet zo is, vragen deze leden of u dit namens Nederland prominent op de agenda kunt zetten bij de discussies over Schengen.

Het versterken van de buitengrenzen is nodig om verschillende redenen. Om meer grip te krijgen op irreguliere migratie naar de EU, maar ook om de veiligheid van het Schengengebied te verbeteren. Nederland, en vele andere lidstaten, brengen deze punten zeer geregeld op. Kortheidshalve verwijst het kabinet u naar de voorgaande Schriftelijke Overleggen ter voorbereiding op de JBZ-raad van 14 december 2020 en de informele JBZ-raad van 28-29 januari jl.3

2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken geagendeerd voor het schriftelijk overleg over de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken d.d. 11 en 12 maart 2021 (onderdeel vreemdelingen- en asielbeleid). Zij hebben nog enkele vragen.

Geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 11–12 maart 2021

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat tijdens de aankomende JBZ-raad gesproken zal worden over sancties tegen herkomstlanden die niet meewerken aan terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Deze leden brengen bij u graag de interparlementaire conferentie van 8 en 9 september 2019 over asiel- en migratiezaken te Helsinki in herinnering. De afdronk daarvan was dat eigenlijk alle aanwezige landen stevigere sancties willen omdat het draagvlak ondermijnd wordt. Deze leden moeten echter constateren dat thans nog geen serieuze sancties ingesteld zijn. Kunt u aangeven wat uw inzet bij deze JBZ-raad op dit vlak zal worden? Voornoemde leden begrijpen dat u de verwachte effectiviteit en de impact op andere Nederlandse buitenlanddoelstellingen vooropstelt, dat vinden de leden van de CDA-fractie echter iets te vaag. Kunt u aangeven wat concreet de inzet zal worden van Nederland over het al dan niet inzetten van sancties tegen herkomstlanden die niet meewerken aan terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers?

De leden van de CDA-fractie vragen welke herkomstlanden volgens u als eerste met de dreiging van sancties geconfronteerd dienen te worden. Waarom deze landen? Hoe verhouden de belangen van de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers zich ten opzichte van andere buitenlanddoelstellingen?

De leden van de CDA-fractie vragen of u een inschatting kunt geven of een meerderheid van de lidstaten voorstander is van het inzetten van sancties of de dreiging daarvan tegen herkomstlanden. Deze leden vragen aan te geven om welke herkomstlanden dit dan zou gaan. Overwegen lidstaten, naast de sancties die kunnen volgen uit het visumbeleid, nog andere maatregelen? Zo ja, welke?

Uw Kamer is bekend dat het kabinet er al langere tijd voor pleit dat in de relatie van de EU met belangrijke herkomst- en transitlanden, alle relevante instrumenten, waar opportuun, ingezet kunnen worden om de brede migratiesamenwerking te versterken. In algemene zin bestaat er onder de EU-lidstaten brede steun om voortgang te behalen op deze aanpak. Artikel 25bis van de Visumcode is een belangrijk instrument om de terugkeersamenwerking met landen van herkomst te verbeteren. Het rapport biedt hiervoor aanknopingspunten. Het kabinet wenst vaart te maken met verbetering van de terugkeersamenwerking en zal zich dan ook inzetten voor concrete vervolgstappen in relatie tot het visuminstrument. Daarbij is het kabinet voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de partnerschappen en de bredere externe betrekkingen in acht wordt genomen, inclusief de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s.4. Verwachte effectiviteit dient als criterium voorop te staan. Het proces met betrekking tot artikel 25bis van de Visumcode wordt door de EU-lidstaten en de Commissie de komende tijd in gezamenlijkheid nader uitgewerkt. Uw Kamer is bekend dat Nederland met een aantal landen in de regio Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika en het Midden-Oosten, geen goede terugkeersamenwerking heeft. Het besluit tegen welke landen uiteindelijk maatregelen getroffen zullen worden – zowel in positieve als in negatieve zin – is echter een gezamenlijk besluit van de Raad. Dit laat onverlet dat Nederland zich maximaal zal inzetten voor een toepassing van het artikel – zowel in positieve als negatieve zin – die aansluit bij de Nederlandse prioriteiten. De gezamenlijkheid van dit nieuwe instrument acht Nederland van groot belang. Juist door samen te werken kunnen EU-lidstaten een krachtiger signaal afgeven dan een enkele lidstaat.

De leden van de CDA-fractie vragen of u een terugkoppeling kunt geven over de onderzoeken naar Frontex? Wat is de huidige stand van zaken van deze onderzoeken?

Er lopen op dit moment nog diverse onderzoeken naar Frontex. De Frontex Management Board, waarin zowel de lidstaten als de Europese Commissie vertegenwoordigd zijn, heeft zelf een onderzoek ingesteld naar de vermeende pushbacks. De Europese Ombudsman onderzoekt hoe het agentschap klachten over schendingen van fundamentele rechten behandelt. Het Europees parlement en OLAF -het Europees Bureau voor Fraudebestrijding – doen beiden onderzoek naar vermeend wangedrag binnen Frontex en de eventuele betrokkenheid van Frontex bij vermeende schendingen van fundamentele rechten aan de EU buitengrenzen.

Het kabinet vindt het belangrijk dat de berichten over incidenten serieus worden onderzocht, de Commissie en de lidstaten hierover volledig worden geïnformeerd en zo nodig gepaste maatregelen worden genomen.

Het finale rapport van het onderzoek dat door de werkgroep van de Fontex Management Board is uitgevoerd, is op 5 maart jl. gepresenteerd in de Management Board. De Management Board heeft hierna conclusies gepubliceerd5. De werkgroep heeft geconstateerd dat in acht van de dertien incidenten er geen sprake is geweest van schending van de grondrechten en het principe van non-refoulement. Voor de overige vijf incidenten is het voor de werkgroep op basis van de voorliggende informatie niet mogelijk geweest om dezelfde conclusie te kunnen trekken. Nederland heeft tijdens de vergadering aangegeven de verschillende aanbevelingen van de werkgroep te ondersteunen en tegelijkertijd zijn zorgen uitgesproken over de gebleken onmogelijkheid voor de werkgroep om over alle incidenten een finaal oordeel te geven. De Frontex Management Board heeft afgesproken de vervolgstappen naar aanleiding van het rapport verder te monitoren.

De andere onderzoeken – door het EP, OLAF en de Europese Ombudsman – zijn nog niet afgerond. De publicatiedata van de uitkomsten van deze onderzoeken zijn bij het kabinet niet bekend.

3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie

Algemeen

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de toegezonden stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Verslag van de informele JBZ-raad van 28–29 januari 2021

Externe dimensie

De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de laatste JBZ-raad van 28 en 29 januari 2021 dat veel lidstaten een stevigere inzet op de externe dimensie steunen en dat meerdere lidstaten, waaronder Nederland, van mening zijn dat de inzet richting derde landen beter vormgegeven moet worden. Deze leden zijn het met Eurocommissaris Johansson eens dat het noodzakelijk is dat de Unie, inclusief de lidstaten, een eenduidige boodschap richting de partners afgeven. Het is positief om te lezen dat in de aankomende JBZ-raad verdere discussie zal plaatsvinden over de wijze waarop migratiesamenwerking met derde landen op basis van partnerschappen verbeterd kan worden. Hoe zal u zich hier positioneren? Welke elementen ziet u in de inzet richting derde landen graag terug? Deelt u de mening dat legale migratie onderdeel moet zijn van de migratiesamenwerking met derde landen? Deelt u voorts de mening dat afspraken met derde landen gaan om geven en nemen, en dat Nederland dus ook realistisch moet zijn en dus iets te bieden moeten hebben als we een goede samenwerking nastreven? Zo nee, waarom niet? Wat kan Nederland volgens u leren van landen zoals Spanje en België die bijvoorbeeld al wel goede terugkeerafspraken hebben met Marokko?

De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de lidstaten in de aankomende JBZ-raad overleg zullen hebben over hoe om te gaan met de lage vertrekpercentages onder uitgeprocedeerde migranten als gevolg van het onvoldoende meewerken van herkomstlanden aan het terugnemen van eigen onderdanen. Deze leden lezen dat u voorstander bent om beperkingen op het visumbeleid in te zetten als prikkel om herkomstlanden beter mee te laten werken. Kunt u toelichten welke maatregelen nog meer overwogen zijn en waarom uw voorkeur ligt bij het beperken van het visumbeleid? Deze leden lezen dat lage vertrekpercentages ook aan andere factoren kunnen liggen, zoals de hoge vraag naar goedkope arbeid. Hoe kijkt u naar de verschillende oorzaken van lage vertrekpercentages en de rol van goedkope arbeid specifiek? Hoe beoordeelt u in bredere zin de analyse over de terugkeerproblematiek van de EC over terugkeer?

Zoals uw Kamer bekend pleit het kabinet al langere tijd voor brede Europese partnerschappen met landen van herkomst, transit en opvang. Over de gewenste inhoud en opzet is uw Kamer o.a. geïnformeerd in het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact. Het kabinet onderstreept de noodzaak van brede, op maat gemaakte partnerschappen met belangrijke herkomst-, transit- en opvanglanden, die voor beide partijen meerwaarde hebben. In lijn met de Integrale Migratieagenda zouden de partnerschappen samenwerking omvatten op het gebied van het adresseren van grondoorzaken van irreguliere migratie, de aanpak van mensenhandel en -smokkel, inzet op grensbeheer, het verbeteren van de terugkeersamenwerking, ondersteuning aan opvanglanden en asielzoekers en vluchtelingen in nood, en ook het bevorderen van legale migratieroutes. De Staatssecretaris zal tijdens de Raad aandringen op een concrete uitwerking van de partnerschappen, waarbij maatwerk per land en regio, en een stapsgewijze uitvoering van deze aanpak essentieel zijn om resultaten te boeken.

Om terugkeersamenwerking met derde landen te bevorderen, wil de Europese Commissie effectief gebruik maken van nieuwe en bestaande instrumenten. Daarbij kunnen alle instrumenten, inclusief visa-maatregelen en handel en ontwikkelingssamenwerking, worden ingezet om samenwerking te bevorderen. De EU-visumcode biedt de mogelijkheid om meer dan wel minder strikte voorwaarden voor de behandeling van visumaanvragen vast te stellen. De visumcode heeft als specifiek voordeel dat het binnen het domein van het vreemdelingenverkeer valt en daarmee als instrument direct gerelateerd is aan de te adresseren problematiek van illegaal verblijf.

Nederland werkt nauw samen met andere EU-lidstaten, de Europese Commissie en haar agentschappen en overlegt in diverse Europese gremia die zich toeleggen op de terugkeersamenwerking om zodoende te leren van de diversiteit in aanpak van verschillende lidstaten richting derde landen. Uit deze wisselwerking worden lessen getrokken om de terugkeersamenwerking en -afspraken met derde landen in EU-verband en vanuit individuele EU-lidstaten te verbeteren.

Het rapport over de terugkeersamenwerking conform artikel 25bis van de Visumcode biedt aanknopingspunten om verdere stappen te zetten om de terugkeersamenwerking met derde landen te versterken. Daarbij is het kabinet voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de partnerschappen en de bredere externe betrekkingen in acht worden genomen. Het kabinet wenst vaart te maken met deze aanpak en Nederland zal zich in de vervolgbesprekingen in de Raad dan ook inzetten voor concrete vervolgstappen in relatie tot het visuminstrument. Effectiviteit dient daarbij als criterium voorop te staan.

Het kabinet deelt de analyse dat de mogelijkheid voor het vinden van werk in de EU zonder over de vereiste wettelijke status te beschikken een stimulus vormt voor illegaal verblijf en niet-medewerking/onttrekking aan terugkeer. Het kabinet verwelkomt dat de Commissie i.h.k.v. het Migratiepact heeft aangekondigd na te gaan hoe de doeltreffendheid van de richtlijn inzake sancties tegen werkgevers kan worden versterkt en of verdere maatregelen nodig zijn. De Commissie zal ook samenwerken met de Europese Arbeidsautoriteit om de inspanningen van de nationale autoriteiten te coördineren en te zorgen voor een efficiënte uitvoering van de richtlijn, wat onontbeerlijk is om irreguliere migratie tegen te gaan door te zorgen voor een effectief verbod op de tewerkstelling van irregulier verblijvende onderdanen van derde landen.

Buitengrenzen

De leden van de D66-fractie zijn nog altijd bezorgd over de situatie aan de Europese buitengrenzen. Ook recente berichten over de situatie in het tijdelijke kamp Kara Tepe op het Griekse eiland Lesbos is zorgwekkend. Vluchtelingen uit het kamp wonen al weken lang op onveilige met lood vervuilde grond terwijl ze wachten op overplaatsing. Kunt u aangeven wat u, in samenwerking met uw Europese collega’s, de afgelopen periode concreet heeft gedaan om de situatie op verschillende plekken aan de Europese grenzen waar het niet goed gaat, zoals de Griekse eilanden, te verbeteren? Hoe gaat het met de Taskforce op Lesbos? Kunt u tevens een update geven over de migratiesituatie in Bosnië en zijn de vluchtelingen uit het oude kamp Lipa inmiddels overgeplaatst naar het nieuwe kamp?

Zoals bekend zetten de EU en lidstaten zich doorlopend in om de situatie aan de EU-buitengrenzen, zoals de situatie in Griekenland te verbeteren. Specifiek met betrekking tot het doorvoeren van structurele verbeteringen in Griekenland is de EU-taskforce opgericht. De EU Taskforce brengt alle onderdelen van de Europese Commissie en Europese agentschappen samen die een rol hebben bij opvang, asiel en terugkeer van asielzoekers en irreguliere migranten op Lesbos. Daarnaast werkt deze Taskforce intensief samen met internationale organisaties als IOM en UNHCR, maar ook (lokale) ngo´s om te zorgen dat de inzet zo goed als mogelijk wordt gecoördineerd met het doel om de opvang op Lesbos structureel te verbeteren. Het kabinet levert experts aan deze Taskforce om dit verder te bevorderen. Zoals aangegeven door de Europese Commissie bij oprichting van de Taskforce6 wordt prioriteit gegeven aan het bouwen van nieuwe Multi Purpose Reception and Identification Centres (MPRICs) op de vijf hotspoteilanden. Voor de bouw van deze MPRICs op Leros, Kos en Samos is al circa EUR 121 miljoen toegekend. Voor de MPRICs op Lesbos en Chios is circa EUR 155 miljoen gereserveerd.

Overigens blijkt uit onderzoek van de Griekse autoriteiten dat het loodgehalte in de woonzones van de opvang binnen de aanvaardbare limieten ligt. Een monster dat is genomen buiten de woonzone had een loodgehalte dat de acceptabele limiet overschreed. Naar aanleiding van de bevindingen worden momenteel extra maatregelen genomen, zoals het verhogen van de grond en de bouw van een cementbasis in openbare ruimtes. De Griekse autoriteiten zullen na voltooiing van deze aanvullende maatregelen verdere inspecties uitvoeren, en het kabinet vertrouwt erop dat zo nodig additionele stappen worden genomen.

Bosnië is recent bezocht door Europees Commissaris Johansson. Tijdens het werkbezoek benadrukte zij enerzijds de solidariteit met Bosnië en anderzijds onderstreepte zij de noodzaak om een duurzaam asiel- en migratiesysteem op te bouwen, inclusief humane en waardige opvangvoorzieningen. Johansson stelde dat Bosnië collectief (beide entiteiten) verantwoordelijkheid moet nemen voor implementatie van de 14 kernprioriteiten uit het avis over de lidmaatschapsaanvraag van Bosnië, inclusief migratiemanagement. Zoals bekend is dat momenteel niet het geval. Kenmerkend was dat de huidige voorzitter van het driekoppige presidium verstek liet gaan bij het bezoek.

Op de plek van het afgebrande opvangkamp te Lipa is door het Bosnische leger een tentenkamp opgebouwd. Veel van de vluchtelingen en migranten die na de sluiting van het kamp in Bihac en na de brand in het kamp te Lipa zonder onderdak kwamen te zitten worden daar nu opgevangen. Desalniettemin blijven leefomstandigheden ondermaats en moeten Bosnische autoriteiten hun verantwoordelijkheid nemen om de vluchtelingen en migranten adequaat op te vangen.

Pushbacks en Frontex

Ten slotte hebben de leden van de D66-fractie met grote zorgen gelezen over een Afghaans gezin dat na aankomst in een Grieks vluchtelingenkamp in elkaar zou zijn geslagen en op een boot terug de zee op zou zijn gezet. Deze leden constateren dat er inmiddels een patroon is van berichten over pushbacks door de Griekse autoriteiten. Dit zou het eerste geval zijn waarbij een pushback heeft plaatsgevonden van vluchtelingen die al in een kamp zijn aangekomen. Deze leden vinden dit onacceptabel en vragen of u, uw Griekse collega tijdens de JBZ-raad om opheldering wilt vragen. Deze leden hebben kennisgenomen van het feit dat er verschillende onderzoeken gaande zijn naar de mogelijke betrokkenheid van Frontex bij illegale pushbacks van migranten aan de Grieks-Turkse grens. Kunt u een update geven over deze onderzoeken? Kunt u voorts aangeven hoe u de verschillen duidt in de opvattingen van Eurocommissaris Johansson en Eurocommissaris Schinas in hun uitspraken over Frontex en directeur Leggeri? Kunt u verzekeren dat wanneer blijkt dat Frontex internationale verdragen heeft geschonden zij daarop worden aangesproken?

Voor het kabinet staat voorop, dat iedere Europese lidstaat de geldende internationale en Europese wet- en regelgeving dient na te leven en de fundamentele rechten dient te respecteren bij het uitvoeren van zijn taken. Dit geldt ook voor Griekenland. Het gaat om serieuze aantijgingen die wat het kabinet betreft op serieuze wijze moeten worden onderzocht. Zoals de leden van de D66-fractie terecht opmerken lopen er diverse onderzoeken naar vermeende pushbacks in Griekenland. Het kabinet wacht de uitkomsten van deze onderzoeken af, en vertrouwt erop dat wanneer er misstanden worden geconstateerd daar, volgens geëigende procedures en – in geval van mogelijke betrokkenheid van Frontex – via de Management Board, gepaste opvolging aan wordt gegeven.

Voor het antwoord op de vraag om een update over de lopende onderzoeken naar Frontex verwijst het kabinet u graag naar het antwoord op de gelijkluidende vraag van de leden van de CDA-fractie.

Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken van Eurocommissarissen Johansson en Schinas aangaande de onderzoeken naar Frontex. Vanzelfsprekend volgt de Commissie de verschillende onderzoeken nauwgezet en nemen ze deel in de Frontex Management Board. Uitspraken door de Eurocommissarissen in dit verband komen voor hun rekening.

Algemeen

De leden van de GroenLinks-fractie danken u voor het tijdig toezenden van de geannoteerde agenda. Deze leden behaagt het hierover de nodige vragen te stellen.

Sancties niet meewerkende herkomstlanden

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de EC een (zwarte) lijst heeft opgesteld van landen van herkomst die onvoldoende meewerken aan de uitvoering van terugkeerbesluiten, maar dat deze lijst geheim wordt gehouden. Deze leden vragen waarom de EC er niet voor kiest deze lijst openbaar te publiceren, in het kader van naming en shaming. Deelt u het standpunt van de EC dat de lijst geheim moet blijven, en zo nee, bent u bereid op de JBZ-raad aan te dringen op openbaarmaking?

Met het vertrouwelijke rapport met de beoordeling van de EU-brede terugkeersamenwerking met 39 visumplichtige derde landen geeft de Commissie voor de eerste keer uitvoering aan haar jaarlijkse beoordeling conform artikel 25bis van de vernieuwde Visumcode. De vertrouwelijkheid betreft de mate van samenwerking van de landen van herkomst en de mogelijke consequenties voor de toepassing van de visumcode en niet de onderliggende informatie inzake terugkeerbesluiten en gerealiseerde terugkeer. Deze laatste is publiekelijk kenbaar, onder meer via Eurostat. Door vertrouwelijkheid in dit stadium kunnen de diverse belangen van de EU en haar lidstaten worden afgewogen in een op maat gemaakte aanpak en kunnen EU-lidstaten niet onderling worden uitgespeeld door een derde land.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat bij het al dan niet instellen van maatregelen tegen niet meewerkende landen van herkomst de effectiviteit van de maatregelen leidend is. Deelt u dit standpunt? Zijn straffende maatregelen tegen landen bewezen effectief, of zijn positieve prikkels om tot medewerking aan te moedigen effectiever? Heeft u beschikking over onderzoek dat hiernaar is gedaan?Deze leden vragen of u bereid bent bij de komende JBZ-raad de wens in te brengen om expliciet te kijken naar positieve prikkels voor de landen van herkomst, zoals bijvoorbeeld verruimde toegang tot arbeidsmigratie, ondersteuning in de opvang van vluchtelingen in eigen land of visumliberalisatie.

Het kabinet is het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat bij de inzet van instrumenten in de relatie met belangrijke landen van herkomst en transit rekening moet worden gehouden met andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s.7 Effectiviteit als criterium staat voorop. Er is geen sluitend onderzoek in het voordeel van positieve dan wel negatieve maatregelen. Het is maatwerk per land welke maatregel effectief kan zijn en of deze in positieve of negatieve zin wordt ingezet om de terugkeersamenwerking te verbeteren. Met de toepassing van maatregelen onder de herziene visumcode is nog geen ervaring, aangezien het een nieuw instrument betreft. Wel zijn er ervaringen in de contacten tussen de EU en derde landen dat derde landen gevoelig kunnen zijn voor inzet van visummaatregelen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat Nederland voornemens is in te brengen ten aanzien van de conclusie van de EC dat bilaterale terugkeerafspraken van EU-lidstaten het voor andere EU-lidstaten moeilijker maakt óók afspraken te maken. Ziet u kansen tot harmonisatie/centralisering van bilaterale afspraken te komen, zoals bijvoorbeeld de terugkeerafspraken tussen Spanje en Marokko?

Het kabinet ziet een meerwaarde in Europese terugkeerafspraken met belangrijke herkomst- en transitlanden en acht de Europese gezamenlijkheid van groot belang. Juist door samen te werken kunnen EU-lidstaten een krachtiger signaal afgeven dan een enkele lidstaat. Het kabinet zal zich dan ook blijven inzetten voor gezamenlijk optreden in EU-verband. Dit geldt ook voor de samenwerking met Marokko. Zo heeft Commissaris Johansson eind 2020 Marokko bezocht en is uitgebreid gesproken over de migratiesamenwerking, waaronder op terugkeer, tussen de EU en Marokko.

Frontex onderzoek

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat het EP het initiatief heeft genomen de misstanden bij EU-grensdienst Frontex te onderzoeken. Deze leden vragen wat de inbreng van de Nederlandse afvaardiging in het Frontex Management Board van 21 januari jl. is geweest.

De voorgenoemde leden begrijpen dat bij de bijeenkomst van het Frontex Management Board van 21 jl een Working Group Fundamental Right and Legal and Operational Aspects of Operations is opgericht, maar dat Nederland hier geen zitting in heeft genomen. Deze leden vragen waarom niet. Deze leden vragen ook of het klopt dat Griekenland zitting heeft in deze werkgroep, en zo ja, of de betrokkenheid van Griekenland bij de vermeende pushbacks niet tot tegenstrijdige belangen, en mogelijk een gekleurd rapport, kunnen leiden. Deze leden vragen of hier discussie over is geweest in het Frontex Management Board.

Op 10 november 2020 is de Management Board (MB) van Frontex overeengekomen een «Working Group on fundamental rights and legal en operational aspects of operations» op te richten. Het mandaat van de werkgroep is om de berichten over pushbacks in de Egeïsche zee te onderzoeken. Deze werkgroep bestaat uit speciaal aangestelde leden en plaatsvervangende leden van de Management Board (MB) en nationale experts uit Noorwegen, Roemenië, Zwitserland, Zweden, Frankrijk, Griekenland, Hongarije en de Europese Commissie. Deze samenstelling is openbaar gemaakt.

De brede samenstelling van de werkgroep zorgt er volgens het kabinet voor dat er een gedegen onderzoek kan worden uitgevoerd. Het kabinet heeft ervoor gekozen om geen zitting te nemen in de werkgroep, vanwege onder andere aanvankelijke onduidelijkheid over het precieze mandaat van de werkgroep. Daarbij blijft het de rol van de Management Board, waar Nederland lid van is, om uiteindelijke conclusies te trekken en maatregelen te nemen.

Tijdens de vergadering van de MB van 21 januari jl. zijn de voorlopige bevindingen van deze Working Group gepresenteerd. Daarover zijn conclusies aangenomen, die te vinden zijn op de webstek van Frontex.8

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat het Frontex Management Board 5 maart aanstaande weer bij elkaar komt, en dat de conclusies van bovengenoemde werkgroep zullen worden besproken. Deze leden vragen of u bereid bent de conclusies van de werkgroep met de Kamer te delen, en wat de inzet van de Nederlandse vertegenwoordiging ten aanzien van de bespreking zal zijn. Deze leden vragen of Nederland voornemens is akkoord te gaan met eventuele conclusies van de werkgroep dat voor het aantonen van misstanden onvoldoende bewijs is gevonden.

Voor het antwoord op de vraag over de bijeenkomst van de Frontex Management Board van 5 maart jl. verwijst het kabinet u graag naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hieromtrent. De conclusies die aangenomen zijn door de MB van Frontex zijn te vinden op de webstek van Frontex.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het ook wat u betreft niet voor de hand ligt om het onderzoek door het EP als leidend te zien, aangezien dit onderzoek niet direct kan worden beïnvloed door de Griekse autoriteiten.

Iedere organisatie moet internationale en Europese wet- en regelgeving respecteren. Dat geldt dus ook voor Frontex en de lidstaten die deelnemen aan Frontex operaties. Er lopen, zoals de leden van de Groenlinks-fractie benoemen, inmiddels verschillende onderzoeken naar mogelijke misstanden bij Frontex. Het kabinet verwelkomt deze onderzoeken, en acht het van belang dat de recente aantijgingen serieus worden onderzocht en de resultaten daarvan onder andere besproken worden in de Management Board van Frontex. Waar nodig dienen gepaste maatregelen te worden getroffen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat uw reactie is op de recentelijke stroom aan berichtgeving over andere misstanden binnen Frontex, waaronder het in februari gestarte onderzoek van het Europees anti-fraude agentschap OLAF naar wangedrag en intimidatie, veelvuldige afspraken met ongeregistreerde lobbyisten van wapenproducenten en het opstappen van migrantenrechtenorganisatie PICUM uit het consultatieve forum vanwege de werkmethodes van Frontex.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of Nederland de positie van de Frontex-directeur houdbaar acht indien het EP vaststelt dat Frontex buiten de EU-regelgeving en/of in strijd met de grondrechten heeft gehandeld. Zo ja, dan vragen deze leden wat er onder het gezag van een Frontex-directeur nog allemaal meer mis moet gaan voordat Nederland het standpunt inneemt dat de directeur dient af te treden.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen ook op de rol van de Griekse autoriteiten bij de vermeende pushbacks waar Frontex bij betrokken zou zijn geweest. Deze leden vragen bij welke mate van bewijs van illegale pushbacks door Griekenland u disciplinaire maatregelen tegen Griekenland zal voorstellen c.q. steunen.

Zoals hierboven aangegeven, wenst het kabinet de uitkomten van de onderzoeken af te wachten alvorens in te gaan op eventuele vervolgstappen.

Gebrek aan voortgang migratiepact

De leden van de GroenLinks-fractie lezen met aan frustratie grenzende treurnis dat wederom geen voortgang is te verwachten ten aanzien van het migratiepact. Deze leden wijzen erop dat de voortdurende impasse in de discussie over het Europese migratiebeleid, waar het migratiepact helaas geen einde aan lijkt te hebben gemaakt, betekent dat de humanitaire crisis aan de Europese grenzen blijft voortbestaan. Deze leden vinden dat onacceptabel. Zij vragen ook of u eindelijk bereid bent samen met welwillende landen naar een oplossing buiten de consensusstructuur te kijken, of dat u ook in de laatste fase van uw ambtstermijn voornemens bent met berusting de inactie van de EU gade te slaan als een toeschouwer.

Het kabinet had graag gezien dat over de belangrijkste elementen inmiddels meer overeenstemming zou bestaan. Dat is helaas niet het geval. Daarbij wijst het kabinet er wel op dat het niet ongebruikelijk is dat de behandeling van Europese wetgevingsvoorstellen – want daar gaat het in dit geval met name over – enige tijd in beslag neemt. Daar heeft het kabinet ook in het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling op gewezen.9 Het kabinet is dan ook niet verrast dat in de afgelopen vijf maanden sinds publicatie nog geen overeenstemming is bereikt tussen de lidstaten op deze gevoelige thema’s. Gelet op het krachtenveld, waarover uw Kamer ook met regelmaat wordt geïnformeerd, ziet het kabinet evenmin ruimte om – zoals de leden van de GroenLinks-fractie voorstellen – buiten de consensusstructuur oplossingen te vinden. De standpunten van de verschillende groepen lidstaten liggen daarvoor nog te ver uiteen.

Verder verwijst het kabinet naar de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie over de voortgang van de behandeling van de voorstellen alsook naar de beantwoording van een vergelijkbare vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over vermeende inactie van de zijde van de lidstaten of de Europese Commissie tijdens het Schriftelijke Overleg met uw Kamer ter voorbereiding van de informele JBZ-raad van 28–29 januari jl.10 Tevens zij gewezen op de uitgebreide correspondentie met uw Kamer over de Nederlandse ondersteuning aan Griekenland, inclusief de verschillende vormen van humanitaire hulp en de inzet van Nederlandse experts. Dit belangrijke werk wordt parallel verricht aan de inspanningen die Nederland in met name Brussel pleegt om het nieuwe Migratiepact te realiseren.

Situatie Griekse eilanden

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u kunt bevestigen dat de Griekse autoriteiten voornemens zijn horrorkamp Kara Tepe binnen enkele weken te sluiten. Zo ja, weet u waar de inwoners van dit kamp naartoe worden verhuisd, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u bereid bent bij de JBZ-raad Griekenland aan te spreken op het op straat zetten van duizenden van de Griekse eilanden naar het vaste land overgebrachte vluchtelingen, onder wie veel vrouwen en kinderen. Deze leden vragen of u desgevraagd wilt aanbieden extra kinderen die nu op het vaste land van Griekenland op straat verblijven, in Nederland op te vangen, liefst in een groter verband van landen die herplaatsing aanbiedt. Deze leden vragen wat u, indien u hiertoe niet bereid bent, voornemens bent te ondernemen om te voorkomen dat deze vluchtelingen aanhoudend op straat moeten verblijven.

De Griekse autoriteiten zijn voornemens om Kara Tepe binnen enkele weken te sluiten. De circa 1.000 vluchtelingen en migranten die hier worden opgevangen, zullen worden herplaatst naar andere lidstaten, overgebracht naar andere opvanglocaties op Lesbos of het vasteland.

Er is geen sprake van het op straat zetten van duizenden vluchtelingen of het «plotselinge» einde aan de opvang in hotels, zoals in sommige media werd gesuggereerd. Volgens de Griekse wetgeving zijn erkende vluchtelingen verplicht om opvanglocaties te verlaten binnen een maand na het verkrijgen van hun asielstatus. Ook om ruimte te bieden aan nieuwe aankomsten. Desondanks verblijven velen van hen langer in de faciliteiten, waaronder tot voor kort circa 1.000 in tijdelijke hotels. Kwetsbaren als amv, zwangere vrouwen of mensen met een ernstige medische aandoening kunnen verlenging krijgen. Om de uitstroom uit deze hotels (net als uit andere opvangfaciliteiten) zo soepel mogelijk te laten verlopen heeft IOM een aantal maatregelen genomen zoals informatiesessies, instroom in het integratieprogramma «Helios» en ondersteuning bij het vinden van een eigen woning.

Het IOM-programma voor opvang in hotels werd gefinancierd door de Europese Commissie en was altijd bedoeld als tijdelijke oplossing. Dit programma liep – na meerdere malen verlengd te zijn – definitief af in februari jl. Erkende kwetsbare vluchtelingen die in aanmerking komen voor een verlenging zullen worden overgebracht naar andere faciliteiten. Het kabinet acht het wenselijk dat erkende vluchtelingen de opvangfaciliteiten verlaten en een bestaan opbouwen in Griekenland. Daartoe is adequate ondersteuning bij integratie echter wel van cruciaal belang. Die wordt momenteel vooral geboden door het IOM-programma Helios, gefinancierd door de Europese Commissie. Ook de Griekse autoriteiten zijn zich in toenemende mate bewust van het belang van integratie. De recente benoeming van een viceminister voor Integratie, is een stap in de goede richting.

Het kabinet zet zich in voor het creëren van extra opvangplekken voor amv op het vasteland in Griekenland in het kader van het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband. Recent is de derde en laatste shelter geopend in de nabijheid van Athene en hebben 16 mannelijke amv hun intrek genomen. Daarmee biedt Nederland doorlopend 48 opvangplekken voor amv in Griekenland en helpt het om de situatie voor deze amv te verbeteren en te voorkomen dat zij op straat belanden.

In lijn met de motie van het lid Voordewind c.s.11 heeft het kabinet zich ingespannen om invulling te geven aan het herplaatsingsaanbod n.a.v. de humanitaire noodsituatie als gevolg van de branden in Moria. Over de herplaatsingsinzet van dit kabinet is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd, als ook over de wijze waarop het herplaatsingsaanbod tot stand is gekomen en later is ingevuld. Het kabinet is niet voornemens om een additioneel herplaatsingsaanbod te doen.

5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

Algemeen

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad en het verslag van de JBZ-raad van 28 en 29 januari. Zij hebben nog enkele vragen.

Sancties derdelanden

Deze leden lezen in het verslag over de lijst van derde landen die niet meewerken aan terugkeer. De voorgenoemde leden hebben regelmatig gevraagd welke diplomatieke middelen u kunt inzetten om met derde landen afspraken te maken over het terugnemen van staatsburgers. Zij onderschrijven dat sancties bij deze middelen horen, maar vragen ook welke andere middelen er door de EC worden voorgesteld. Welke landen zouden in Nederlands opzicht gesanctioneerd moeten worden?

Zoals uw Kamer bekend, heeft de Commissie in de mededeling van het Pact veel aandacht besteed aan de externe dimensie van het EU migratie- en asielbeleid. De Commissie benadrukt de verbinding tussen de externe en interne dimensie, en het belang van veelomvattende, gebalanceerde en op maat gemaakte partnerschappen. Deze partnerschappen zijn op basis van wederzijdse belangen, waarbij migratie centraal staat in de relatie van de EU met belangrijke herkomst- en transitlanden, en alle relevante instrumenten, waar opportuun, ingezet kunnen worden om de brede migratiesamenwerking te versterken. Het verbeteren van de terugkeersamenwerking is hiervan een essentieel onderdeel. Artikel 25bis van de Visumcode is een belangrijk instrument om de terugkeersamenwerking met landen van herkomst te verbeteren.

Het kabinet sluit zich aan bij deze aanpak. Het kabinet wenst vaart te maken met verbetering van de terugkeersamenwerking en zal zich dan ook inzetten voor concrete vervolgstappen in relatie tot het visuminstrument. Daarbij is het kabinet voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land, waarbij ook de samenhang met de partnerschappen en de bredere externe betrekkingen in acht wordt genomen, inclusief de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen, zoals uiteengezet in de Kamerbrief in reactie op de motie van het lid Becker c.s.12 Effectiviteit dient als criterium voorop te staan. Het proces met betrekking tot artikel 25bis van de Visumcode wordt door de EU-lidstaten en de Commissie de komende tijd in gezamenlijkheid nader uitgewerkt. Uw Kamer is bekend dat Nederland met een aantal landen in de regio Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika en het Midden-Oosten, geen goede terugkeersamenwerking heeft. Het besluit tegen welke landen uiteindelijk maatregelen getroffen zullen worden – zowel in positieve als in negatieve zin – is echter een gezamenlijk besluit van de Raad. Dit laat onverlet dat Nederland zich maximaal zal inzetten voor een toepassing van het artikel – zowel in positieve als negatieve zin – die aansluit bij de Nederlandse prioriteiten. De gezamenlijkheid van dit nieuwe instrument acht Nederland van groot belang. Juist door samen te werken kunnen EU-lidstaten een krachtiger signaal afgeven dan een enkele lidstaat.

Migratiepact

De onderhandelingen rond het migratiepact staan al maanden stil. Ondertussen wachten mensen in kampen als Moria tevergeefs op een oplossing. Wat doet u om een oplossing te bewerkstelligen? Welke stappen zijn nodig om een doorbraak te forceren? Wordt overwogen – indien consensus uitblijft – om afspraken te maken met de lidstaten die wel open staan voor een asiel- en migratiepact, bijvoorbeeld als het gaat om een solidariteitsclausule?

Kortheidshalve wordt verwezen naar de beantwoording van vergelijkbare vragen van de leden van de VVD en GroenLinks fracties.

Situatie Griekse eilanden

De leden van de SP-fractie vragen of het een Europees doel is om vluchtelingen op Europees grondgebied in veiligheid te brengen. Dat past naadloos in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tegelijk constateren deze leden met talloze organisaties dat de hoogdravende idealen in dit verdrag (veiligheid, bescherming, menselijke waardigheid) volstrekt afwezig zijn op de Griekse eilanden. Daar is immers al jaren sprake van een humanitaire ramp. Wat is het stappenplan om vluchtelingen in veiligheid te brengen? Hoeveel vluchtelingen verkeren nog altijd in erbarmelijke omstandigheden? Hoeveel vluchtelingen hebben de verschillende lidstaten opgenomen sinds de brand in kamp Moria september vorig jaar? Wat onderneemt Nederland om een eind te maken aan de ellende op de Griekse eilanden en het vasteland? Wanneer rekent de EU eindelijk af met deze schandvlek op Europees grondgebied?

Veiligheid en menselijke waardigheid zijn kernwaarden uit het EVRM waaraan dit kabinet en de EU zich hebben gecommitteerd. De huidige Griekse regering heeft zich sinds aantreden ingezet voor betere opvangomstandigheden. De EU heeft daarbij een ondersteunende rol. Het is de Griekse autoriteiten gelukt om de druk op de eilanden het afgelopen jaar te verlichten. Zo verblijven er momenteel circa 15.250 vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden, vergeleken met ca. 40.000 personen vorig jaar. De Griekse autoriteiten hebben in 2020 31.754 vluchtelingen en migranten naar het vasteland overgebracht. Daar komt bij dat de instroom laag is, met tot nu toe 574 aankomsten in 2021. Daarnaast hebben een tiental EU-lidstaten, waaronder Nederland, en drie geassocieerde landen zich bereid verklaard om kwetsbare groepen vanuit Griekenland te herplaatsen. Volgens recente cijfers zijn momenteel ruim 3.000 personen, waaronder circa 630 amv, herplaatst vanuit Griekenland naar deze Europese landen.13 Dit neemt niet weg dat de omstandigheden in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden veelal ondermaats zijn en dat verdere structurele verbeteringen nodig zijn, zeker gezien de soms slechte weersomstandigheden.

Voor verbetering van de omstandigheden op de Griekse eilanden zetten de Griekse autoriteiten en de Commissie in op de aanleg van nieuwe, verbeterde opvangfaciliteiten. Hiertoe is ook de EU-taskforce opgericht. Voor meer informatie over de EU-taskforce verwijst het kabinet naar de beantwoording van vergelijkbare vragen van de D66-fractieleden.

6. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie

Algemeen

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken en van het verslag van de vorige Raadsvergadering. Zij hebben ten aanzien van de onderwerpen die te maken hebben met asiel en migratie enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden lezen met interesse dat sprake is van brede overeenstemming over het belang van meer inzet op de externe dimensie. Zij vragen u naar aanleiding hiervan welke beslissingen op dit punt binnenkort te verwachten zijn en welke rol het vertrouwelijke rapport van de EC inzake het verbeteren van samenwerking op terugkeer hierbij speelt. Wanneer wordt dit rapport overigens openbaar?

Tijdens de informele vergaderingen van de JBZ-Raad van 12 maart en van de gecombineerde RBZ/JBZ-Raad van 15 maart, wordt de bewindspersonen gevraagd hun visie te geven op de manier waarop de brede, op maat gemaakte partnerschappen met derde landen zoals uiteengezet in het EU migratie- en asielpact verder kunnen worden gebracht. Het proces met betrekking tot het rapport over de terugkeersamenwerking met 39 derde landen van artikel 25bis van de Visumcode wordt door de EU-lidstaten en de Commissie de komende tijd in gezamenlijkheid nader uitgewerkt. Voor de vraag over de vertrouwelijkheid van het rapport, verwijst het kabinet kortheidshalve naar de beantwoording van de vragen van de leden van GroenLinks-fractie over dit onderwerp.

Deze leden vragen of u de zorgen van die lidstaten begrijpt die vrezen voor de belasting van hun systemen als er een verplichte grensprocedure zou komen. Deelt u de mening dat het slagen van zo’n grensprocedure afhankelijk is van de bereidheid tot solidariteit door de andere lidstaten? Welke solidariteit bent u zelf bereid te bieden?

Het kabinet deelt de analyse van de leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. Dat is ook waarom het kabinet inzet op een verplicht en flexibel mechanisme dat zorgt voor voorspelbare en realistische solidariteit. Dat kan o.a. via herplaatsing, zoals ook toegelicht in de relevante BNC-fiches.14 Daartegenover verwacht het kabinet wel dat lidstaten verantwoordelijkheid nemen voor het implementeren en uitvoeren van het asielacquis. Daarbij dienen zij te worden ondersteund door de Europese Commissie, de Europese agentschappen en de andere lidstaten.

In het verslag van de laatste Raadsvergadering lezen deze leden dat Nederland heeft opgeroepen tot «een duidelijk mechanisme om de inzet richting derde landen beter vorm te geven»? Kunt u toelichten wat dit betekent en wat u hierbij zelf voor ogen heeft?

Zoals uw Kamer bekend pleit het kabinet al langere tijd voor brede Europese partnerschappen met landen van herkomst, transit en opvang. Over de gewenste inhoud en opzet is uw Kamer o.a. geïnformeerd in het BNC-fiche inzake de overkoepelende mededeling van de Commissie over het asiel- en migratiepact. Het kabinet is van mening dat in de relatie van de EU met belangrijke herkomst- en transitlanden, alle relevante instrumenten, waar opportuun, ingezet kunnen worden om de brede migratiesamenwerking te versterken. Hierbij is maatwerk per land en regio, verbeterde coördinatie en een stapsgewijze uitvoering van deze aanpak essentieel om resultaten te boeken.

Naar aanleiding van de zorgelijke situatie van migranten in Bosnië vragen deze leden of u bekend bent met het rapport van de Deense vluchtelingenorganisatie DRO over pushbacks vanuit Kroatië. Acht u de berichten over pushbacks met geweld door Kroatische grensbewakers en politie geloofwaardig en zo ja, bent u bereid uw Kroatische collega tijdens de komende raad opheldering over te vragen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat dergelijke pushbacks onacceptabel zijn? Bent u ook bereid om binnen de Raad aan te dringen op een onderzoek door de EC hiernaar, zoals er ook onderzoek gedaan wordt naar de pushbacks door Frontex? Zo nee, waarom niet? Bent u het met deze leden eens dat er in elk geval geen sprake van kan zijn dat Kroatië voldoet aan de voorwaarden om aan de Schengenzone deel te nemen, zolang dit niet opgehelderd is?

Op 23 februari jl. heeft het kabinet de schriftelijke Kamervragen over dit onderwerp ontvangen die mede waren ingediend door de leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. De beantwoording volgt binnen de daarvoor geldende termijnen of zo snel als mogelijk. Wat betreft de mogelijke toetreding van Kroatië tot het Schengengebied is het van belang dat een lidstaat aan alle voorwaarden voor Schengentoetreding voldoet en dat het volledige proces van het Schengenevaluatiemechanisme wordt gevolgd, voordat toetreding aan de orde is. Volgens het kabinet is vooralsnog niet aan deze voorwaarden voldaan.

Deze leden zouden verder graag weten wanneer de onderzoeken naar de pushbacks door Frontex afgerond zullen zijn?

Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet u kortheidshalve naar de beantwoording van gelijkluidende vragen van onder andere de leden van de CDA- en GroenLinks fracties.

Ten aanzien van de situatie van migranten in Bosnië vragen deze leden wat de politieke redenen zijn om de transfer naar het winterklare kamp tegen te houden. Kunt u daar een toelichting op geven?

Volgens beschikbare informatie zouden de regionale autoriteiten, mede naar aanleiding van verzet van de lokale bevolking, een betere spreiding van opvang van vluchtelingen en migranten over andere delen van het land willen. Door gebrek aan medewerking van de centrale autoriteiten heeft deze spreiding tot op heden niet plaatsgevonden. De Europese Commissie heeft hier herhaaldelijk bij de centrale Bosnische autoriteiten op aangedrongen, in welk verband kortheidshalve zij verwezen naar de beantwoording van vergelijkbare vragen van de leden van D66.

In het verslag staat opgemerkt dat er door de migranten in Bosnië weinig asiel wordt aangevraagd. Deze leden vragen of zij daartoe wel in de gelegenheid worden gesteld door de Bosnische autoriteiten. Ook vragen zij of procedure en opvang in Bosnië voldoen aan de normen van het VN Vluchtelingenverdrag.

In Bosnië is het mogelijk om asiel aan te vragen.15 Sinds 2007 heeft de EU Bosnië middels verschillende programma’s gesteund bij het versterken van het Bosnische asiel- en migratiemanagement systeem.16 Uit achtereenvolgende rapportages van UNHCR blijkt dat maar een beperkt aantal asielaanvragen wordt ingediend in Bosnië.17 Zover het kabinet bekend, is de asielprocedure in Bosnië en de rechten die asielzoekers en erkende vluchtelingen worden toegekend, in lijn met de minimale standaarden van het VN Vluchtelingenverdrag. Dat neemt niet weg dat verbeteringen nodig zijn. De Bosnische autoriteiten worden daarbij behalve door de EU tevens ondersteund door IOM en UNHCR.


  1. Kamerstuk 22 112, nrs. 2955, 2956, 2957, 2958, 2959, 2960, 2961, 2962, 2963 en 2964↩︎

  2. Verordening (EU) 2019/1155 van het Europees parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode.↩︎

  3. Kamerstuk 32 317 nrs. 666 en 670.↩︎

  4. Kamerstuk 19 637, nr. 2675.↩︎

  5. https://frontex.europa.eu/media-centre/management-board-updates/conclusions-of-the-management-board-s-meeting-on-5-march-2021-on-the-report-of-its-working-group-on-fundamental-rights-and-legal-operational-aspects-of-operations-in-the-aegean-sea-aFewSI↩︎

  6. https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_20_1728↩︎

  7. Kamerstuk 19 637, nr. 2675.↩︎

  8. https://frontex.europa.eu/media-centre/management-board-updates/conclusions-of-the-management-board-s-meeting-on-20–21-january-2021-on-the-preliminary-report-of-its-working-group-on-fundamental-rights-and-legal-operational-aspects-of-operations-in-the-aegean-sea-GnFaIc↩︎

  9. Kamerstuk 22 112, nr. 2955.↩︎

  10. Kamerstuk 32 317, nr. 670.↩︎

  11. Kamerstuk 35 570 VI, nr. 65↩︎

  12. Kamerstuk 19 637, nr. 2675.↩︎

  13. https://greece.iom.int/sites/default/files/210304_0.pdf↩︎

  14. Kamerstuk 22 112, nrs. 2955 en 2956.↩︎

  15. https://help.unhcr.org/bosniaandherzegovina/applying-for-asylum↩︎

  16. https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/news_corner/news/eu-supports-bosnia-and-herzegovina-managing-migration-additional-%E2%82%AC25-million_en↩︎

  17. Zie bijvoorbeeld: https://data2.unhcr.org/en/documents/details/85001↩︎