35764 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen
Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2021D10084, datum: 2021-03-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
Onderdeel van zaak 2021Z04591:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-03-24 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-06-03 14:00: Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen (35764) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-09-29 14:30: Procedures en brieven (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-09-30 14:37: Aanvang aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-03-24 19:30: Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen (35764) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2022-03-29 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W16.20.0414/II 's-Gravenhage, 20 januari 2021
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 17 november 2020, no.2020002348, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen, met memorie van toelichting.
1. Achtergrond en inhoud van het wetsvoorstel
De Wet Bibob is een bestuursrechtelijk instrument dat tot doel heeft het ongewild faciliteren van criminele activiteiten door bestuursorganen1 te voorkomen. Als er een gevaar is dat bijvoorbeeld een vergunning2 zal worden misbruikt, dan kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren of een verleende vergunning intrekken. Op die manier kan de integriteit van de overheid worden beschermd. Om de mate van gevaar te bepalen, kan het bestuursorgaan zelf onderzoek doen of advies vragen bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB).3
Aansluitend bij eerdere uitbreidingen van de Wet Bibob,4 verruimt dit wetsvoorstel de bestaande bevoegdheden tot het uitwisselen van informatie tussen bestuursorganen onderling en tussen het LBB en bestuursorganen. Door in meer situaties informatie met elkaar te delen, krijgen bestuursorganen bij het uitvoeren van integriteitsbeoordelingen sneller en vollediger zicht op het bestaan van risico’s. Hiermee kan worden voorkomen dat ondernemers na een weigering van een aanvraag door het ene bestuursorgaan bij een ander bestuursorgaan wel een vergunning ontvangen (in de praktijk bekend als het zgn. waterbedeffect).
Het wetsvoorstel maakt het voorts mogelijk dat bestuursorganen elkaar
onderling kunnen tippen over relevante signalen over betrokkene en
derden. Ook creëert het wetsvoorstel een bevoegdheid tot het uitwisselen
van inhoudelijke informatie tussen bestuursorganen. Daarnaast is
voorzien in de mogelijkheid voor een bestuursorgaan om zicht te kunnen
krijgen op eerder door andere bestuursorganen getrokken zogenoemde
“gevaarsconclusies”. Ten slotte wordt er een specifiekere wettelijke
grondslag gecreëerd voor fiscale gegevensverstrekking.
2. Fiscale gegevensverstrekking
De voorgestelde bepaling voorziet in een wettelijke grondslag in de
Wet Bibob voor de verstrekking van fiscale gegevens door de
rijksbelastingdienst aan bestuursorganen. Dit leidt tot een doorbreking
van de geheimhoudingsplicht van de rijksbelastingdienst.5 De
rijksbelastingdienst dient volgens het voorstel namelijk desgevraagd
gegevens te verstrekken over een vergrijpboete die op grond van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is opgelegd.6
Bestuursorganen mogen deze gegevens alleen vragen ten behoeve van hun eigen onderzoek en in de gevallen waarin zij bevoegd zijn tot toepassing van de Wet Bibob. Het gaat hierbij om gegevens over een bestuurlijke boete die krachtens de AWR is opgelegd voor een vergrijp waarbij sprake is van opzet of grove schuld.7 Volgens de toelichting zijn deze gegevens relevant voor de risico-inschatting van de mate van gevaar.8 Hoewel deze gegevens thans reeds mogen worden verstrekt,9 acht de regering het wenselijk om voor de fiscale gegevensverstrekking een specifiekere wettelijke grondslag te creëren.
De Afdeling wijst erop dat er drie soorten opgelegde vergrijpboetes te onderscheiden zijn:
opgelegde vergrijpboetes die ten tijde van de gegevensverstrekking onherroepelijk vaststaan;
opgelegde vergrijpboetes waarover ten tijde van de gegevensverstrekking wordt geprocedeerd en die dus nog niet onherroepelijk vaststaan;
ten onrechte opgelegde vergrijpboetes, die niet in stand zijn gebleven.
Een dergelijk onderscheid naar soort opgelegde vergrijpboete wordt in de toelichting niet gemaakt. Het uitgangspunt in de toelichting lijkt te zijn dat het gaat om onherroepelijk vaststaande opgelegde vergrijpboetes. De Afdeling acht, zowel in het kader van de vereiste gegevensbescherming als van de doorbreking van de geheimhoudingsplicht van de rijksbelastingdienst, van belang dat duidelijk is of het alleen gaat om onherroepelijk vaststaande vergrijpboetes of dat ook over de hiervoor onder 2 en 3 genoemde opgelegde vergrijpboetes gegevens moeten worden verstrekt.
Indien dat laatste het geval is, dient per soort opgelegde vergrijpboete inzichtelijk te zijn welke gegevens daarover moeten worden verstrekt en waarom die gegevensverstrekking noodzakelijk en proportioneel is. Wat betreft de onder 3 genoemde opgelegde vergrijpboetes acht de Afdeling extra zorgvuldigheid nodig in de rechtvaardiging om deze gegevens te verstrekken nu in die gevallen de vergrijpboete niet in stand is gebleven.
De Afdeling adviseert om de toelichting en, zo nodig, het voorstel aan te passen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal
opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden
voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt
ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
De Wet Bibob spreekt over ‘bestuursorganen’ en ‘rechtspersonen met een overheidstaak’ die bevoegd zijn tot toepassing van de wet. In dit advies wordt ten behoeve van de leesbaarheid onder ‘bestuursorgaan’ ook verstaan ‘rechtspersonen met een overheidstaak’.↩︎
Hoofdstuk 2 van de Wet Bibob noemt naast vergunningen ook overheidsopdrachten, vastgoedtransacties, subsidies en ontheffingen.↩︎
Hoofdstuk 2a van de Wet Bibob ziet op de eigen onderzoeksbevoegdheden van bestuursorganen, hoofdstuk 3 bespreekt de werkwijze van het LBB.↩︎
Zie voor het advies van de Afdeling advisering over de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob Kamerstukken II 2010/11, 32676, nr. 4 en het advies van de Afdeling over de uitbreiding toepassingsmogelijkheden Wet Bibob Kamerstukken II 2018/19, 35152, nr. 4.↩︎
Zie artikel I, onderdeel E, van het wetsvoorstel. Deze doorbreking van de geheimhoudingsplicht is gebaseerd op artikel 67, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.↩︎
Voorgesteld artikel 7c, eerste lid, Wet Bibob.↩︎
Voorbeelden hiervan zijn het opzettelijk niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bij een aanslagbelasting (artikel 67d AWR) of het opzettelijk dan wel grofschuldelijk niet, gedeeltelijk niet, of niet binnen de gestelde termijn betalen van een aangiftebelasting (artikel 67f AWR).↩︎
Toelichting, paragraaf 6.2 (Fiscale gegevensdeling over betrokkene), derde alinea, en paragraaf 6.3 (Fiscale gegevensdeling over derden), tweede alinea.↩︎
Op grond van artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR jo. artikel 43c, eerste lid, onderdeel m, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.↩︎