[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage Digitale Toegang

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Brief regering

Nummer: 2021D10575, datum: 2021-03-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-750).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -750 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Onderdeel van zaak 2021Z04771:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 750 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2021

Met mijn brief van 28 september 20201 berichtte ik u over mijn aanpak in het domein toegang. Dit domein omvat alle voorzieningen die burgers of bedrijven nodig hebben om toegang te krijgen tot digitale interactie met de overheid en organisaties met een publieke taak. In de zorg, de sociale zekerheid, maar ook bij het aanvragen van een parkeervergunning of de oprichting van een bedrijf. Het afgelopen jaar hebben we kunnen ervaren hoeveel aspecten van ons dagelijks leven digitaal uitgevoerd kunnen en soms moeten worden, en hoeveel gegevens wij onderling uitwisselen via onze digitale infrastructuur. Dit onderstreept het belang van de doelen uit de programma’s in het domein toegang. In deze brief rapporteer ik over de tussentijdse resultaten van de aanpak.

De hoofddoelen die ik met mijn aanpak wil bereiken, zijn:

• Iedereen kan op een veilige, betrouwbare, toegankelijke, gebruiksvriendelijke, begrijpelijke en persoonlijke manier met de overheid en met elkaar interacteren/transacties aangaan;

• Steeds meer burgers en bedrijven kunnen in de almaar digitaler wordende maatschappij participeren, omdat de overheid voortdurend optimaal, intelligent en in samenwerking met burgers/bedrijven/belanghebbenden gebruik maakt van de ontwikkelingen in het digitale domein. Wij beschermen hierbij de grondrechten en de publieke waarden

In het eerste gedeelte van deze voortgangsrapportage zal ik stilstaan bij de resultaten die we in deze kabinetsperiode hebben behaald; in het tweede gedeelte kijk ik vooruit. Wat zijn de ambities voor de komende jaren? En wat is er nodig om tot het uiteindelijke doel te komen: een robuust en duurzaam stelsel voor digitale toegang.

Terugblik

Een goede elektronische toegankelijkheid van de overheid: dit was al een actielijn in het eerste Actieprogramma Elektronische Overheid.2 In 2003 leidde dat programma onder andere tot de succesvolle introductie van DigiD, het digitale inlogmiddel voor burgers, dat inmiddels een begrip is. Een aantal jaren later, in 2010, volgde er met eHerkenning ook een middel voor toegang tot de overheid voor bedrijven, onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken. In 2017 is dit stelsel onder de verantwoordelijkheid gebracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waar de verantwoordelijkheid voor DigiD al lag. Dit opende de deur voor verdere integratie van beide domeinen. BZK heeft ook de uitvoering van de eIDAS-verordening ter hand genomen, die in 2018 in werking trad en publieke organisaties en private organisaties met een publieke taak verplicht om Europees erkende inlogmiddelen te accepteren bij digitale dienstverlening.

Belangrijkste mijlpalen in burger- en bedrijvendomein

Sinds de start van deze kabinetsperiode in 2017 heeft mijn aanpak zich vooral gekenmerkt door de inzet van actielijnen, om snel maatschappelijk resultaat te kunnen boeken, naast het regelen van het noodzakelijke juridische fundament onder de digitale overheid. Belangrijke mijlpalen in deze periode zijn geweest:

Wet Digitale Overheid

De Wet Digitale Overheid (Kamerstuk 34 972) vormt het fundament waarop het stelsel voor digitale toegang wordt gebouwd, en is daarmee een van de belangrijkste elementen in mijn beleid. In 2018 heb ik het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden, met daarin de noodzakelijke uitgangspunten, verantwoordelijkheden en grondslagen om het stelsel te laten werken. Dit stelsel is het construct waarin straks naast DigiD ook private inlogmiddelen kunnen worden toegelaten. Medio 2019 volgde een nota van wijziging op het wetsvoorstel (Kamerstuk 34 972, nr. 14) en inmiddels ligt het voorstel in de Eerste Kamer. Parallel aan het parlementaire proces wordt de bijbehorende uitvoeringsregelgeving, bestaande uit meerdere AMvB’s en ministeriële regelingen, opgesteld.

Betrouwbaarheidsniveaus

In lijn met de Europese regelgeving en aanzeggingen van de Autoriteit Persoonsgegevens heb ik de afgelopen jaren verder ingezet op het verhogen van de betrouwbaarheidsniveaus van de digitale toegangsmiddelen en het bredere gebruik van hogere niveaus. Daarin zijn belangrijke stappen gezet met onder andere het aansluiten van UWV en Belastingdienst op eH3. Afgelopen jaar is ook succesvol een start gemaakt met het aansluiten van de zorg op inlogmiddelen, te beginnen met DigiD. Daarmee kunnen meer zorgverleners overstappen naar DigiD 2-factor en niveau substantieel voor de toegang tot de eigen digitale dienstverlening. Hiermee is de uitwisseling van gevoelige gegevens in deze sector nu beter beveiligd. De aansluiting van de zorg op Machtigen is nu voorzien voor februari 2021.

e-Rijbewijs

Sinds eind 2014 zijn door de RDW bijna 5 miljoen van deze rijbewijzen uitgegeven. Deze maken het mogelijk om op het hoogste beveiligingsniveau (Hoog) toegang te krijgen tot de digitale dienstverlening bij de overheid. Vanwege het ontbreken van een juridische basis, zolang de Wet digitale overheid nog niet in werking is getreden, kunnen deze rijbewijzen hiervoor echter niet gebruikt worden.

e-NIK

De wijziging van de Paspoortwet met bijbehorende uitvoeringsregelgeving is wel in werking getreden, waarmee de uitgifte van de e-NIK (DigiD hoog) vanaf 1 januari 2021 mogelijk is geworden. Met de uitgifte van de e-NIK wordt gestart met DigiD Hoog, waarmee dienstverleners op termijn kunnen voldoen aan richtlijnen voor toegang tot digitale dienstverlening met gevoelige gegevens. Hierop wordt ook door de Autoriteit Persoonsgegevens, onder meer voor het zorgdomein, stelselmatig aangedrongen.

Na de introductie van de eNIK is echter gebleken dat er een onregelmatigheid optreedt in de werking van de chip van de identiteitskaart zodra de inlogfunctie wordt geactiveerd. De mogelijkheid tot activeren is daarom op 28 januari jl. tijdelijk stopgezet. Door deze onregelmatigheid kunnen de 385 burgers die op dat moment de eNIK-functie al geactiveerd hadden, bij controle van de identiteitskaart via een documentscanner een foutmelding krijgen (bijv. bij een bank of ziekenhuis). Dit betekent echter niet dat hun identiteitskaart ongeldig is; die kan gewoon gebruikt worden voor identificatie. Door de leverancier is gewerkt aan een aanpassing in het productieproces, waardoor de onregelmatigheid is verholpen. Sinds 17 maart jl. worden de aangepaste kaarten uitgegeven. De eNIK-functionaliteit op deze aangepaste identiteitskaart kan dus ook weer geactiveerd worden. De burgers die in de periode van 4 januari tot en met 16 maart 2021 een identiteitskaart hebben ontvangen, krijgen een brief waarin hen de mogelijkheid wordt geboden om hun kaart kosteloos om te ruilen. Deze brief gaat naar ongeveer 75.000 burgers. De burger hoeft zijn kaart niet om te ruilen, omdat de kaart gewoon bruikbaar is en blijft om zich mee te identificeren. Alleen kan de eNIK-functie nu niet geactiveerd worden, maar dat is tijdelijk en de burger ondervindt daarvan geen ongemak. Voor het einde van het jaar is duidelijk op welke datum het activeren met deze kaarten alsnog kan.

Uitbreiding DigiD.

De kring van rechthebbenden op DigiD is uitgebreid met EU/EER-burgers die in het buitenland wonen, waardoor meer mensen gebruik kunnen maken van DigiD.

eHerkenning

Begin 2019 is eHerkenning niveau substantieel (eH3) bij het UWV gestart en begin 2020 is de invoering bij de Belastingdienst gestart.

Communicatieonderzoek DigiD

In de voortgangsrapportage september 2019 (Kamerstuk 26 643, nr. 636) heb ik u een communicatieonderzoek toegezegd naar DigiD: hoe kunnen we van het merk Digid profiteren in het domein toegang? Dit onderzoek is inmiddels opgeleverd en zit als bijlage bij deze brief3. Onderzoekers komen tot de volgende centrale en stevige conclusie: door private inlogmiddelen als een net zo veilig en betrouwbaar alternatief te presenteren naast DigiD, worden deze nieuwe private inlogmiddelen ook als veilig en betrouwbaar ervaren. De conclusie en aanbevelingen zullen meegenomen worden in de communicatiestrategie binnen het programma digitale toegang.

Organisaties zonder registratie in het Handelsregister

Conform de motie van het lid Van der Molen4 zullen organisaties zonder registratie in het Handelsregister vooralsnog niet worden verplicht om met eHerkenning zaken te doen met de overheid. De reden hiervoor is dat voor deze organisaties een gezaghebbende bron ontbreekt op basis waarvan de identiteit en de bevoegdheid kan worden geverifieerd. Om deze problematiek op te lossen, zijn wel weer verdere stappen gezet:

○ Voor kerkgenootschappen is een oplossing gerealiseerd.

○ Voor buitenlandse bedrijven zonder omzet en zonder fysieke aanwezigheid in Nederland, en voor de samenwerkingsverbanden met economische activiteiten is de Belastingdienst gestart met de ontwikkeling van een authentiek register; dit zal voor deze groep uitkomst bieden.

○ Samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken zijn we een verkenning gestart naar de mogelijkheden om voor ambassades, consulaten en internationale organisaties de Protocollaire Basisregistratie te gebruiken in plaats van het Handelsregister.

○ De aanpassing van het Handelsregisterbesluit, die noodzakelijk is voor de Raad van State, het Kabinet van de Koning en de Hoge Colleges van Staat, is gepland voor het tweede kwartaal van dit jaar.

○ De overige organisaties die nog geen gebruik kunnen maken van eHerkenning, zijn allen organisatievormen die alleen relevant zijn voor de Belastingdienst; deze kunnen ook binnen de eigen Belastingdienst systemen worden opgevangen.

Compensatie kosten aangifte Belastingdienst

Voor ondernemers die eHerkenning alleen nodig hebben voor aangifte bij de Belastingdienst is een oplossing gerealiseerd voor compensatie voor aanschaf van het eH3/BD-middel, mogelijk via een compensatieregeling. Deze wordt uitgevoerd door de RVO en is operationeel vanaf december 2020.

Motie Van der Molen

Naar aanleiding van het overleg met uw Kamer en de aangenomen motie van het lid Van der Molen5 heb ik een onderzoek uitgezet naar de vraag op welke wijze een publiek middel voor bedrijven kan worden verschaft, dan wel hoe de eID-ontwikkeling aangegrepen kan worden om een geïntegreerd burger- en bedrijfs- en organisatiemiddel tot stand te brengen. Dit onderzoek is inmiddels opgeleverd, en zal ik voorzien van een waardering aan uw Kamer aanbieden, naar verwachting in het eerste kwartaal van dit jaar.

Persoonsverificatie eHerkenningsmiddelen

In het kader van een mogelijk toegankelijkere en goedkopere persoonsverificatie voor de uitgifte van eHerkenningsmiddelen zijn tests gedaan met een app die geverifieerde persoonsgegevens met toestemming van de burger vanuit het paspoort op afgeleide identiteitsmiddelen kan zetten. De bevindingen met deze proeven worden meegenomen in de verdere uitwerking van het concept van de digitale bronidentiteit. Hier zijn wij samen met een groep gemeenten reeds mee gestart. Ik heb uw Kamer op 11 februari jl. geïnformeerd over mijn visie op het onderwerp digitale identiteit.6

eIDAS

In 2018 trad de eIDAS-verordening in werking. Publieke organisaties en private organisaties met een publieke taak moeten voortaan Europees erkende inlogmiddelen accepteren bij digitale dienstverlening. Om dit mogelijk te maken is het eIDAS-koppelvlak succesvol geïmplementeerd, waardoor op dit moment met inlogmiddelen uit 11 Europese landen ingelogd kan worden bij ruim 250 Nederlandse dienstverleners.

In 2019 is eHerkenning en in 2020 DigiD erkend als eIDAS-inlogmiddel (Kamerstukken 32 851 en 26 643, nr. 68). Zoals ik in het Algemeen Overleg Digitalisering van 10 december 2020 (Kamerstuk 26 643, nr. 734) heb mede-gedeeld, is de aansluiting op het eIDAS-koppelvlak van deze middelen vertraagd. De aansluiting wordt in 2021 gerealiseerd, in het voorjaar voor eHerkenning en in het najaar voor DigiD. Daarna zal met deze Nederlandse middelen ingelogd kunnen worden bij dienstverleners in andere Europese landen die de verbinding met het Nederlandse koppelvlak hebben.

Assurance-onderzoeken

In de vorige voortgangsrapportage heb ik u geïnformeerd over de aanbevelingen uit de assurance-onderzoeken die begin 2020 zijn uitgevoerd in het domein toegang. De opvolging van de aanbevelingen is nog in volle gang. In lijn met de aanbevelingen wordt de scope voor het programma eID beter afgestemd op de complexiteit van het domein Toegang. Rond de zomer dit jaar verwacht ik de uitkomsten van vervolgonderzoek door PwC om te bezien in welke mate de opvolging van de aanbevelingen een positieve bijdrage heeft gehad op de resultaten en welke verdere bijsturing nodig is om de maatschappelijke doelen te bereiken. Over de uitkomsten verwacht ik u in de volgende voortgangsrapportage te kunnen berichten.

Voortgang programma Machtigen

In december 2020 zijn de voorbereidingen afgerond voor de grootschalige aansluiting van de zorg op vrijwillig machtigen, zodat vanaf april 2021 de eerste aansluitingen hierop gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast zijn we de grootschalige aansluiting van andere sectoren op vrijwillig machtigen aan het voorbereiden. Omdat het aansluiten van de zorg prioriteit heeft en de aansluitcapaciteit beperkt is, wordt onderzocht wanneer daarmee gestart kan worden. De ervaringen met het lopende aansluitproces worden daarin verwerkt.

Op de doelen van wettelijke vertegenwoordiging wordt tegelijkertijd gewerkt aan de gewenste structurele oplossingen als aan kortetermijnoplossingen met zogenaamde gerede partijen:

○ Rond bewindvoering wordt de ontsluiting eind dit jaar voorbereid van het bewindvoeringsregister bij de Raad voor de Rechtspraak ten behoeve van de Belastingdienst en het CJIB. Het CJIB is gestart met de voorbereidingen voor het aanpassen van systemen en processen om de gegevensuitwisseling tussen CJIB en IVO Rechtspraak te kunnen uitvoeren en te kunnen verwerken. IVO Rechtspraak en het CJIB hebben inhoudelijke afstemming over het zogenaamde berichtenboek, waarin expliciet staat beschreven welke gegevens de partijen uitwisselen. Deze afstemming bevindt zich in de eindfase.

○ Ten aanzien van de nabestaandenmachtiging wordt een kortetermijnoplossing voorbereid voor de urgente behoeften van de Belastingdienst. De verwachting is dat deze rond de zomer dit jaar opgeleverd kan worden. Parallel hieraan is een (vervolg)onderzoek gestart naar de opzet en haalbaarheid van een structurele, overheidsbrede oplossing. Een gebruikersonderzoek onder nabestaanden is afgerond. Volgens planning wordt het ontwerp voor een structurele oplossing voor nabestaandenmachtigen in het tweede kwartaal van 2021 opgeleverd. Op basis van de resultaten kan een opdracht worden verstrekt voor (stapsgewijze) realisatie.

○ Realisatie van een structurele totaaloplossing voor ouderlijk gezag is in 2021 niet haalbaar, onder meer door de complexe beslisregels die nodig zijn om de verschillende soorten van ouderlijk gezag vast te stellen. Wel wordt het komend halfjaar een pilot voorbereid die (mede) voortbouwt op de leerervaringen uit een eerdere proof-of-concept (ziekenhuis Tjongerschans). Parallel daaraan wordt de structurele oplossing voorbereid (analyse klantreis, opstellen rekenregels, voorbereiding wetgeving e.d.).

○ Voor wat betreft het Digitaal Stelsel Omgevingswet is een tijdelijke oplossing voor zaakmachtigen ontwikkeld (zoals vergunningaanvragen door aannemers t.b.v. hun klant). Doel is om deze oplossing in het eerste kwartaal van 2021 gereed te hebben, zodat het nieuwe stelsel in 2021 kan proefdraaien.

○ Om dienstverleners toegang te verlenen tot de verschillende achterliggende bronregisters van machtiging en vertegenwoordiging wordt gewerkt aan een gemeenschappelijk toegangspunt voor al deze bronregisters.

Belangrijkste ambities voor komende jaren

Alle 14.000 dienstverleners aangesloten en middelen voldoende beschikbaar

Het is mijn streven dat eind 2022 alle circa 14.000 dienstverleners zijn aangesloten op de – tot het stelsel toegang toegelaten – digitale inlogmiddelen en op de machtigingsvoorziening. Het ontsluiten van een grote sector als de zorg, met 12.000 dienstverleners, vraagt om een aanpak waarbij er snel meters gemaakt kunnen worden. Hierop hebben we o.a. geanticipeerd met de routeringsvoorzieningen in combinatie met clusteraansluitingen.

Een volgende stap betreft het optimaliseren van de routeringsdiensten, ook wel ontsluitende diensten genoemd, in het burger- en bedrijvendomein. De verwachting is dat daarbij het tempo van aansluiten omhoog zou kunnen. Dit zullen we verder onderzoeken.

Wanneer er een beweging ingezet moet worden naar een nieuw inlogmiddel, of een hoger beveiligingsniveau van een bestaand inlogmiddel, is het belangrijk dat de dienstverlenende organisaties binnen de overheid zich daaraan committeren.

Bij de omschakeling naar de hogere betrouwbaarheidsniveaus van DigiD en eHerkenning zijn het de Belastingdienst, het UWV en het zorgdomein geweest die zich als eerste hebben ingespannen om ook de rest van de overheidsorganisaties te faciliteren. Zonder de hulp van deze drie was het niet gelukt om goede progressie te boeken. Dit onderstreept het belang van een wettelijke basis onder het systeem, met verplichtingen voor alle organisaties om mee te doen met een ontwikkeling zoals het ophogen van dienstverlening naar een hoger betrouwbaarheidsniveau, die uiteindelijk profijt oplevert voor de gehele maatschappij. De Wet digitale overheid is hiertoe hard nodig.

Aandacht voor digitale inclusie

Het is mijn streven om het gebruik door burgers van DigiD 2-factor met sms-authenticatie zoveel mogelijk te gaan uitfaseren. Op termijn zal het minimaal vereiste niveau de DigiD 2-factor met app zijn, of een vergelijkbare private oplossing. Dit moet echter wel verantwoord gebeuren; het mag niet zo zijn dat een ontwikkeling naar een hoger veiligheidsniveau leidt tot uitsluiting van een groep mensen. Daarnaast streef ik ernaar om de beschikbaarheid van inlogmiddelen in het burgerdomein met kleine stappen te verhogen richting 100%: alle burgers kunnen dan de beschikking hebben over een digitaal inlogmiddel of een vertrouwenspersoon of ondersteunende dienst aan wie zij hun digitale zaken met de overheid durven en kunnen toevertrouwen.

Voor veel burgers is het geen probleem om mee te gaan in deze overstap naar een hoger veiligheidsniveau en met een ander digitaal inlogmiddel hun zaken met de overheid te regelen. Deze groep zullen we informeren over de veranderingen en stimuleren om deze overstap te maken. Maar er zijn altijd mensen voor wie dergelijke veranderingen wel lastig zijn. Belangrijk bij al deze ontwikkelingen is dus speciale aandacht voor die groep van mensen in Nederland, naar schatting 2,5 miljoen7, die niet over voldoende digitale vaardigheden beschikt om dit gemakkelijk te regelen. Vaak zijn dit mensen die toch al kwetsbaar zijn en problemen ervaren in hun communicatie met de overheid. Daarom brengen we in kaart wie er niet mee kunnen en mee willen doen en hoe we hiervoor oplossingen kunnen inzetten, bijvoorbeeld met een machtigingsvoorziening.

Voor burgers die niet bij machte zijn om digitaal te participeren, of die dat uit principiële overwegingen niet wensen, blijft de analoge wijze openstaan.

Toekomst eHerkenning

Sinds de verantwoordelijkheid voor het eHerkenningsstelsel bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ondergebracht, wordt er gewerkt aan verdere integratie van het burger- en bedrijvendomein. Wanneer de Wet Digitale Overheid van kracht wordt, kunnen deze daadwerkelijk gelijk getrokken worden. Voorts is het van belang om de opzet van de publiek-private samenwerking te beschouwen bij de integratie.

Stelsel in ontwikkeling

Ik streef ernaar de basis van het stelsel vanaf 1 juli 2021 neer te zetten en daar de komende jaren op verder te bouwen. Randvoorwaardelijk hiervoor is dat de Wet digitale overheid dan van kracht is, waarbij de volgende karakteristieken voor het kader zorgen waarbinnen we vernieuwing kunnen adopteren en ontwikkelen:

• Een publiekrechtelijk stelsel, met een kaderwet als basis en nadere regelgeving in algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen.

• De verantwoordelijkheid voor de veilige toegang bij de Minister van BZK; met name taken en bevoegdheden inzake de toelating en intrekking van privaat uitgegeven identificatiemiddelen. Het toezicht op de naleving van de hiertoe geldende eisen ligt bij het Agentschap Telecom.

• Er worden eisen gesteld aan de volgende functionaliteiten:

1. Identiteit/bevoegdheid: uitgifte decentraal en/of centraal

2. Ontsluitende diensten:

3. Inlogmiddelen: privaat en publiek

4. Machtiging/vertegenwoordiging: attributen en mandatering die bij het inloggen toegevoegd worden.

Omdat de ontwikkelingen in het domein van digitale toegang snel gaan, wordt op dit moment al gewerkt aan de voorbereiding van de tweede tranche van de Wdo, die vooral ziet op gegevens(deling). Mensen krijgen zelf de regie in handen voor wat betreft het delen van hun gegevens met overheids- en andere organisaties. Ook zal in de tweede tranche het burger- en bedrijvendomein verder geïntegreerd worden. Vanzelfsprekend houd ik Uw Kamer op de hoogte van de voortgang.

Stip op de horizon

Alle bovengeschetste ontwikkelingen komen uiteindelijk samen in een overkoepelend stelsel van toegang waarin leveranciers van inlogmiddelen, machtigingsvoorzieningen en ontsluitende diensten samenwerken. Dat stelsel moet borgen dat met respect voor onze publieke waarden, iedereen in Nederland op een veilige, betrouwbare, toegankelijke, gebruiksvriendelijke, begrijpelijke en persoonlijke manier met de overheid en met elkaar kan interacteren en transacties kan aangaan en steeds meer burgers en bedrijven kunnen participeren in de almaar digitaler wordende maatschappij.

Als er één les is die ik daarbij in de ontwikkeling van de digitale overheid geleerd heb, dan is het dat we niet moeten wachten tot er een kant-en-klaar en allesomvattend model beschikbaar is, maar moeten blijven ontwikkelen. De digitale overheid is nooit af. Daarom kies ik nadrukkelijk voor een groeimodel, waarbij ik vernieuwing snel kan adopteren, en kan leren van de obstakels die we tegenkomen in de ontwikkeling van het stelsel; zodat deze opgelost kunnen worden. Waarbij we er wel voor moeten waken om in de dynamiek van de ontwikkelingen, het einddoel en daarmee de koers niet uit het oog te verliezen. Daardoor kan ik in dit model sturen op de maatschappelijke doelen, met oog voor de rechten van burgers en bedrijven en de uitvoerbaarheid door medeoverheden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops


  1. Kamerstuk 26 643, nr. 711↩︎

  2. Kamerstuk 26 387, nr. 1↩︎

  3. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  4. Kamerstuk 35 570 VII, nr. 16.↩︎

  5. Kamerstuk 34 972, nr. 32↩︎

  6. Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 743↩︎

  7. https://www.lezenenschrijven.nl/informatie-over-laaggeletterdheid-nederland↩︎