[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek en Wetenschapsbrief

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2021D10619, datum: 2021-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-904).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -904 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2021Z04791:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 904 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over hoe het hoger onderwijs, het praktijkgerichte onderzoek en de wetenschap ervoor staan en welke resultaten zijn bereikt. Dat doe ik door de prioriteiten uit de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek en de Wetenschapsbrief 1 2 kort te bespreken. Een uitgebreidere beschouwing op de stand van zaken en de geboekte resultaten per prioriteit treft u aan in de bijlage3. Daarin ga ik ook in op en geef ik uitvoering aan een aantal moties van en toezeggingen aan uw Kamer. Het slot van deze brief gebruik ik om u te melden welke knelpunten wat mij betreft zeker op de radar moeten staan van een volgend kabinet.

Toen ik op 2 december 2019 de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek presenteerde, kon ik niet voorzien voor welke uitdagingen studenten, docenten, onderzoekers en bestuurders zouden komen te staan. Een ongekende pandemie vraagt al een jaar enorm veel van de samenleving en ook van iedereen in het hoger onderwijs en onderzoek.

Tegelijkertijd laat de crisis zien hoe robuust en veerkrachtig ons Nederlandse stelsel van hoger onderwijs en onderzoek is. Hogescholen en universiteiten moesten hun deuren voor studenten grotendeels sluiten, onderzoek raakte vertraagd, maar het werk en de colleges gaan door, zo goed en zo kwaad als dat gaat. In alle bezoeken die ik heb afgelegd was het indrukwekkend om te zien hoe studenten, docenten en onderzoekers er alles aan doen om afspraken met elkaar na te komen. Ik bewonder ieders doorzettingsvermogen en flexibiliteit.

Het kabinet investeert met het Nationaal Programma Onderwijs € 8,5 miljard, dat deels naar het hoger onderwijs en onderzoek gaat.4 Tevens is vanwege de stijging van studentaantallen structureel ruim € 645 miljoen vrijgemaakt.5 Het geld wordt ingezet om vertraging en achterstanden in te halen en te voorkomen, onderzoek af te ronden, werkdruk bij docenten te verlichten, en het onderwijs te herstellen maar ook verder te ontwikkelen. Studenten krijgen financiële ondersteuning en intensievere begeleiding. Zij verdienen, ondanks de coronacrisis, alle kansen op volwaardig onderwijs en een goede toekomst.

De coronacrisis is nu op veel manieren allesbepalend. Toch zie ik gelukkig ook dat de omslag in het hoger onderwijs en de wetenschap waar we al ruim vóór de pandemie aan waren begonnen, niet naar de achtergrond is verdreven. Sinds 2017 heb ik samen met de Tweede Kamer, kennisinstellingen en studenten een aantal belangrijke wissels kunnen omzetten. Zo denken we niet langer in rendement van een studie, maar in succes van de student. We maken geen prestatieafspraken meer, maar afspraken over kwaliteit. We gaan overmatige concurrentie tegen, en kiezen voor samenwerking. En een cultuur van controle en afrekenen maakt plaats voor ruimte en vertrouwen. De huidige crisis verandert daar niets aan. Sterker nog, het is nu extra belangrijk om door te zetten, want de situatie waar we nu als collectief in verzeild zijn geraakt, maakt het belang alleen maar groter van goed, flexibel en toegankelijk hoger onderwijs en wetenschap op topniveau.

1. Meer samenwerking in onderwijs en onderzoek

Het kabinet heeft fors geïnvesteerd in wetenschap. In het regeerakkoord stond een stapsgewijze verhoging van het budget voor fundamenteel onderzoek die oploopt tot € 200 miljoen vanaf 2020. Daarnaast is er een extra budget van € 200 miljoen voor toegepast onderzoek en innovatie. Ook investeerden we incidenteel € 100 miljoen in onderzoeksinfrastructuur. We hebben actie ondernomen voor meer samenwerking tussen instellingen en voor de steeds moeilijker te realiseren verwevenheid van onderwijs en onderzoek. En we hebben stappen gezet tegen werkdruk, tegen alsmaar groeiende studentenaantallen en tegen overmatige concurrentie.

Vorig jaar is de onderwijsbekostiging in het hbo en wo stabieler gemaakt om de concurrentie tussen instellingen om de studentenaantallen te matigen. Ook is € 60 miljoen overgeheveld van NWO naar de universiteiten voor een stabielere onderzoeksbekostiging. Daarnaast hebben NWO en VSNU samen maatregelen genomen om de werk- en aanvraagdruk voor onderzoekers terug te dringen.6

Recent ontving u enkele bekostigingsonderzoeken, waaronder het onderzoek van Pricewaterhouse Coopers (PwC) naar de toereikendheid van het macrobudget, doelmatigheid van de besteding en kosten(toerekening) in het middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en onderzoek.7 Met de uitkomsten van deze onderzoeken wordt duidelijk wat er nodig is om de bekostiging van het mbo, hoger onderwijs en onderzoek toekomstbestendig te maken. In het wo is volgens PwC een investering nodig van structureel € 600 miljoen en incidenteel € 300 miljoen voor het toereikend maken van het macrobudget voor de huidige kosten. Daarnaast is in het wo structureel € 200 miljoen nodig om de ambities voor kleinschaliger onderwijs te realiseren. In het hbo is het macrobudget volgens PwC toereikend voor de huidige kosten. Om de ambities op het gebied van praktijkgericht onderzoek te realiseren is structureel € 120 tot 270 miljoen nodig.

Via het sectorplan bèta en techniek worden met 340 vaste wetenschappelijke posities zowel onderzoek als onderwijs versterkt, waardoor er meer studenten een bèta-of technische opleiding kunnen volgen. Met het geld voor digitale sociale-en geesteswetenschappen (SSH) zijn inmiddels 12 initiatieven gestart. Het gaat voornamelijk om interdisciplinaire consortia die digitale infrastructuren en databases creëren, voor het analyseren van berichten op sociale media, bevolkingsvraagstukken, de ontwikkeling van de Nederlandse financiële markt en van historische teksten in verschillende talen.

Het veld heeft samen met OCW actie ondernomen voor het breder erkennen en waarderen van onderzoekers. Er is bijvoorbeeld een landelijk raamwerk voor beoordeling en bevordering in ontwikkeling en het Strategisch Evaluatieprotocol (SEP) is gemoderniseerd. Ook wordt gewerkt aan de implementatie van het breder erkennen en waarderen in de NWO-procedures en -criteria. Naast erkenning en waardering voor wetenschappelijk onderzoek met de NWO-Spinozapremie, NWO-Stevinpremie voor kennisbenutting en de Deltapremie voor praktijkgericht onderzoek, heb ik op 1 maart 2021 voor de eerste keer de Nederlandse Hogeronderwijspremie uitgereikt aan onderwijsteams uit het hbo en wo die een grote of bijzondere prestatie hebben geleverd voor vernieuwing of verbetering van hoger onderwijs.

2. Toegankelijkheid, kwaliteit, inclusie en talent

Één van mijn belangrijkste ambities voor deze kabinetsperiode was het vergroten van de toegankelijkheid en het studentsucces voor alle studenten. Er is nu meer aandacht voor studentsucces in plaats van voor rendement. In de landelijke werkgroep studentenwelzijn komen o.a. ISO, LSVb, VSNU, Vereniging Hogescholen en OCW samen om de ondersteuning van studenten met een functiebeperking of ondersteuningsbehoefte te verbeteren, juist ook in coronatijd. De toegankelijkheid van opleidingen met numerus fixus wordt verbeterd door loting in te voeren als één van de instrumenten voor decentrale selectie. Verder zal ik met nieuwe maatregelen belemmeringen wegnemen voor groepen studenten die vaker uitvallen of switchen. Om te bevorderen dat instellingen gebruik maken van wetenschappelijke en praktische kennis is de Expertgroep Toegankelijkheid Hoger Onderwijs (ETHO) ingesteld. Meer hierover kunt u lezen in de bijlage. Via «wisselstroom» trajecten kunnen studenten soepel switchen tussen hogescholen en universiteiten en komen studenten sneller en beter op de juiste plek terecht. Om deze ontwikkeling te stimuleren, worden vanaf 2021 middelen beschikbaar gesteld.

De investeringen van de kwaliteitsafspraken, die in 2019 en 2020 opliepen naar € 425 miljoen, vormen een grote impuls voor de onderwijskwaliteit. In de komende jaren stijgen de extra investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs nog met de volgende bedragen: € 396 miljoen in 2021, € 495 miljoen in 2022, € 522 miljoen in 2023 en € 590 miljoen extra in 2024. Voor de kwaliteitsafspraken maakten alle instellingen met de medezeggenschap plannen voor de periode van 2019 tot en met 2024. In alle plannen staan de belangen van de student centraal. Dat is grote winst. De komende periode wordt gebruikt om eerste gesprekken te voeren over het vervolg van de kwaliteitsafspraken na 2024. Het volgende kabinet zal daar een besluit over nemen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring die is opgedaan met het huidige proces rondom de kwaliteitsafspraken en de voorafgaande prestatieafspraken.

De effecten van de coronacrisis op studentsucces zijn groot. Naarmate meer afstandsonderwijs wordt aangeboden, nemen motivatieproblemen toe. De oplopende onderwijsvertragingen en de verslechterde omstandigheden leiden tevens tot mentale problemen. Deze problemen hebben vervolgens weer een negatief effect op de studievoortgang en brengen ook risico’s voor extra uitval met zich mee. Duidelijk is wel dat flexibilisering en digitalisering van het hoger onderwijs alleen maar belangrijker worden. Binnen de kwaliteitsafspraken is daarom ruimte gecreëerd voor ondersteuning van online onderwijs.

Het welzijn van studenten heeft nu nog meer dan voor de pandemie mijn aandacht. Veel studenten geven aan elkaar vaker fysiek te willen zien, behoefte te hebben aan een luisterend oor en extra begeleiding. Hoewel verminderd welzijn in brede zin nog niet lijkt te leiden tot (meer) studievertraging, heb ik hogescholen en universiteiten gevraagd om er met zorg mee om te gaan als dat toch het geval blijkt te zijn. De vraag aan studenten en instellingen is om ambitieus te zijn, maar ook met realisme en mildheid naar elkaar te kijken, en om verwachtingen aan te passen aan de huidige omstandigheden. Via het NPO komen er middelen beschikbaar voor hogescholen en universiteiten om extra aandacht te geven aan studiekeuze, studie- en studentenbegeleiding. In juli 2020 is de Handreiking studentenwelzijn in coronatijd gepubliceerd.8 Verder heb ik al voor de pandemie opdracht gegeven voor onderzoek onder studenten door het RIVM. De resultaten daarvan komen halverwege 2021 beschikbaar.

De coronacrisis zorgt ook voor vertraging in onderzoek. Dat betekent een forse financiële klap voor de wetenschap. Over de volle breedte van het wetenschapsveld zijn daar in 2020 uit eigen middelen oplossingen voor gezocht. Zo hebben de universiteiten € 20 miljoen vrijgemaakt als solidariteitsafspraken in de cao-universiteiten. SIA heeft voor het hogeschoolonderzoek € 10 miljoen beschikbaar gesteld. NWO heeft € 6 miljoen NWO voor vertraging binnen de NWO-instituten vrijgemaakt en OCW heeft NWO middels een algemene aanwijzing in de vorm van een beleidsregel verzocht om € 20 miljoen uit de bestaande middelen vrij te maken voor vertraagd onderzoek in het algemeen. Daarnaast heb ik dit voorjaar binnen het Nationaal Programma Onderwijs € 162 miljoen beschikbaar gesteld, waarmee onderzoekers ook in 2021 en 2022 hun onderzoek kunnen afronden en onderwijs kunnen blijven geven.

Nederland wil niet alleen een kweekvijver voor nieuw talent zijn, maar ook een haven. Het is van belang dat iedereen zich thuis voelt, dat helpt ook bij het aantrekken van buitenlands talent. Om ervoor te zorgen dat iedereen zich kan ontplooien in een inclusieve, diverse en veilige leer- en werkomgeving, heb ik met de onderwijsinstellingen een nationaal actieplan opgesteld waarin vijf ambities voor de toekomst staan beschreven.9 Ook zal op iedere universiteit een ombudsfunctionaris worden aangesteld.10

3. Mondiale impact, internationale samenwerking en regionale verankering

Geen enkel land kan mondiale uitdagingen, zoals de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), alleen aanpakken. Nederland wil bovendien meetellen aan de top van onderwijs en wetenschap. De samenwerking met toponderzoekers, kennis en faciliteiten uit andere landen is voor onze instellingen onmisbaar. Daarom heeft het kabinet zich ingezet om de Europese samenwerking te versterken, onder andere via Horizon Europe. Het nieuwe programma is groter dan ooit: € 95,5 miljard.11 Excellentie en impact zijn de leidende criteria, en er is veel ruimte voor ongebonden en fundamenteel onderzoek.

Ook heeft het kabinet geïnvesteerd in internationale onderzoeksfaciliteiten en digitale onderzoeksinfrastructuur. In het Regeerakkoord van 2017 is hiervoor € 100 miljoen aan incidentele middelen opgenomen. Nederland neemt bijvoorbeeld met € 39 miljoen in 10 jaar deel aan ’s werelds grootste radiotelescoop, de Square Kilometer Array (SKA). Ook is via de Nationale Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur al € 231 miljoen geïnvesteerd. Daarnaast wordt per jaar € 20 miljoen geïnvesteerd in digitale infrastructuur, daarmee wordt onder andere een nieuwe nationale supercomputer gebouwd en wordt de data-infrastructuur versterkt om aan te sluiten bij de ambities voor open science.

Dit kabinet heeft ook de eerste stappen gezet naar een meer strategisch kennisbeleid. Daarbij is voortdurend oog voor de balans tussen de kansen en de risico’s, zoals ongewenste kennisoverdracht. Het kabinet heeft u op 27 november jl. Kamer geïnformeerd over de maatregelen om de kennisveiligheid te vergroten.12

Internationale uitwisselingen zijn voor studenten, onderzoekers en docenten in het hbo en wo een verrijking. Nederlandse universiteiten en hogescholen participeren actief in Europese universiteitsallianties. Gezamenlijk werken de allianties aan nieuwe modellen voor Europese samenwerking. Tegelijkertijd denkt men in Europa na over overkoepelende onderwerpen als kwaliteitszorg en microcredentials. De versnelde digitalisering van het onderwijs, mede door de pandemie, biedt nieuwe kansen op het gebied van internationalisering. Samenwerkingsprojecten blijven zowel fysiek als virtueel mogelijk, ook na de coronacrisis. In dat licht vind ik het betreurenswaardig dat het VK er in de Brexit-deal voor heeft gekozen om niet langer deel te nemen aan Erasmus+.

Voor het meedoen in de wereldtop is een sterke basis nodig. Samenwerking tussen instellingen en in regionale ecosystemen is daarbij van groot belang. Universiteiten en hogescholen vervullen een sleutelrol in deze ecosystemen. Dit kabinet heeft met de regio envelop (€ 950 miljoen. tot en met 2022) met de regio’s opgaven aangepakt. Er zijn inmiddels 18 regiodeals gerealiseerd, ter grootte van € 697 miljoen. OCW heeft de helft daarvan mede ondertekend.

De afgelopen twee decennia is het praktijkgericht onderzoek een onmisbare schakel in de Nederlandse kennisinfrastructuur geworden. Het praktijkgerichte onderzoek is versterkt met € 25 miljoen uit de regeerakkoordmiddelen, via de eerste geldstroom en het Regiorgaan SIA. Ook heeft de Vereniging Hogescholen de notitie «Stand van zaken lectoraten» opgesteld. Op basis daarvan is een eenduidige visie opgesteld op wat een lectoraat is, wat lectoraten doen en hoe de kwaliteit ervan geborgd wordt.13 Het plan van aanpak voor professional doctorates, dat recent door de Vereniging Hogescholen is opgeleverd, is een belangrijke stap naar invoering van een derde cyclus in het hbo. Ook dit zal een impuls geven aan de doorontwikkeling en professionalisering van praktijkgericht onderzoek.

4. Verbindingen met de samenleving

Volgens de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) sluit het onderwijs over het algemeen goed aan op de behoeften van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap.14 Alle partijen zetten zich in om die aansluiting verder te versterken. Zo richten de Vereniging Hogescholen en het georganiseerde bedrijfsleven een landelijke overlegtafel op. Ze onderzoeken ook voor welke sectoren een sectorale overlegtafel meerwaarde heeft. Daarnaast werken hogescholen met het bedrijfsleven aan een mkb-route op het hbo. Ook is de Vereniging Hogescholen een nieuwe reeks sectorale verkenningen gestart, tevens met nauwe betrokkenheid van het werkveld. De VSNU is een inventarisatie gestart om helder te maken wat het proces van reflectie op de macrodoelmatigheid is.

Daarnaast neemt het kabinet belangrijke stappen op het terrein van Leven Lang Ontwikkelen door een flexibel onderwijsaanbod mogelijk te maken. De ruimte voor flexibilisering in het experiment Leeruitkomsten wordt verankerd in wet- en regelgeving. In dit experiment staan de leeruitkomsten centraal zonder een vaste inrichting van de opleiding. De NVAO heeft het experiment positief beoordeeld. Binnenkort wordt de eindevaluatie verwacht. Na de aanpassing in de wet in de volgende kabinetsperiode kunnen alle instellingen, naast hun vaste onderwijsprogramma ook een flexibele versie aanbieden. Verder zal – eveneens in de volgende kabinetsperiode- in de wet verduidelijkt worden dat het verzorgen van onderwijs aan volwassenen een onderdeel is van de taak en maatschappelijke opdracht van hogescholen en universiteiten.

De lerarenopleidingen in het hbo en wo zetten met de afspraken uit het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen belangrijke stappen in het verder flexibiliseren van de opleidingen.15 Dit is essentieel voor goed onderwijs. Iedereen die leraar wil en kan worden, moet een gepersonaliseerd opleidingstraject kunnen volgen.

Met de investeringen van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is een onderzoeksprogramma tot stand gekomen dat wetenschap en maatschappij verbindt. Het kabinet investeert jaarlijks structureel € 130 miljoen in de agenda. De NWA heeft geleid tot vernieuwende en maatschappelijke relevante onderzoeksprojecten. Interdisciplinaire consortia leggen nieuwe verbindingen binnen en buiten de kennisketen, waarbij de maatschappij intensief betrokken wordt. Ook in coronatijd is dit van groot belang gebleken. Wetenschappers zijn bijvoorbeeld zeer zichtbaar in het maatschappelijke debat rond het virus, de verspreiding ervan en de vaccinaties. Op het gebied van open science zijn belangrijke ontwikkelingen in gang gezet die ook al tot concrete resultaten hebben geleid. Zo is Nederland wereldwijd koploper op het gebied van open access; 62% van de wetenschappelijke artikelen van de Nederlandse universiteiten over 2019 is open access beschikbaar.16 De inzet op wetenschapscommunicatie en open science maakt dat iedereen de vruchten van wetenschappelijk onderzoek kan plukken, wat het vertrouwen in de wetenschap vergroot.

Vooruitblik

De voortgang van het beleid uit deze voortgangsrapportage zal zorgvuldig gemonitord worden. Uiteraard zal ook de voortgang van het Nationaal Programma Onderwijs nauwgezet gevolgd en zo nodig bijgestuurd worden. Medio 2021 wordt de voortgang voor de belangrijkste doelen in kaart gebracht op www.ocwincijfers.nl. Daarnaast worden de langetermijndoelen periodiek geëvalueerd, in lijn met de operatie Inzicht in Kwaliteit.17 Een voorstel voor de evaluatie van het wetenschapsbeleid volgt, na afronding van de beleidsdoorlichting in 2021.

Er is permanent onderhoud nodig om de internationale toppositie van ons onderwijs, onderzoek en wetenschap te behouden. Het kabinet heeft daarvoor talloze acties in gang gezet. Maar het oplossen van de problemen die in deze brief zijn geschetst, vergt echter een lange adem. Dat is ook de conclusie van de Kenniscoalitie, die in december 2020 haar Investeringsagenda voor de wetenschap presenteerde. Daarin schetst de coalitie hoe de investeringen in O&I in de komende tien jaar naar 3% moeten groeien.18 Tegen deze achtergrond dienen zich voor de komende jaren belangrijke opgaven en vragen aan.

De grote diversiteit van de studentenpopulatie in het hbo en de naar verwachting forse groei van de studenteninstroom in het wo stellen het spanningsveld tussen kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid aan de orde. Hoe lang kan een onbeperkte instroom gecombineerd worden met hoge kwaliteit en studentsucces? Recent heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de toereikendheid van het macrobudget door PwC en enkele andere onderzoeken.19

Daarnaast blijft het van belang om na te denken hoe we zorgen voor meer samenwerking en minder concurrentie. Landelijk afgestemde zwaartepuntvorming in het aanbod van onderwijs en onderzoek is cruciaal. Het is van groot belang dat hogescholen en universiteiten zoveel mogelijk gezamenlijk bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen, samen optrekken in de regio en op het internationale speelveld. Mooie voorbeelden hiervan zijn de Centres of Expertise in het hbo, nationale allianties tussen verschillende universiteiten en de samenwerking in EU-verband met het Europese Universiteiten-initiatief. De nationale wetenschapsagenda blijft zorgen voor vernieuwende samenwerking, op maatschappelijk relevante onderzoekthema’s binnen en buiten de kennisketen.

Een sterk Nederlands stelsel stelt onderzoekers in staat tot internationale samenwerking. Het biedt ruimte voor vrij en ongebonden onderzoek, toegang tot wetenschappelijke faciliteiten en de verdere ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek. Daardoor kunnen onderzoekers zich blijven meten met de internationale top. Horizon Europe is het grootste Europese onderzoeksprogramma ooit, maar vraagt wel om voldoende matching van Nederlandse partijen. Internationale samenwerking vraagt ook zorgvuldigheid. Kennis is in het internationale krachtenveld een cruciale factor geworden. Onderzoek en innovatie bepalen steeds meer de concurrentiekracht van landen en in toenemende mate ook de veiligheid; ongewenste kennisoverdracht brengt grote risico’s met zich mee. Strategisch kennisbeleid, veiligheid en cybersecurity zullen hoog op de agenda blijven staan.

Het afgelopen jaar heeft het kabinet de plannen voor het hoger onderwijs en de wetenschap flink moeten bijstellen door het coronavirus. En dat is nog niet voorbij. Na het herstellen van de opgelopen schade, moet er gewerkt worden aan een nieuwe toekomst voor het onderwijs en het onderzoek. De positieve ervaringen van de afgelopen periode, want die zijn er ook, zullen benut worden voor structurele verbeteringen van het hoger onderwijs en onderzoek.

Eén ding staat voor mij – en hopelijk ook voor u als Kamer – buiten kijf. Het tijdvak waarin u en ik zich inzetten voor het hoger onderwijs en de wetenschap, zal de boeken ingaan als een periode waarin de wetenschap ons door een crisis heeft geloodst. Vrijwel elke beslisser in ons land zal blijven leunen op de wetenschap. En komend voorjaar en zomer luisteren we ongetwijfeld nog altijd met grote belangstelling naar onderzoekers, zoals dat al sinds februari vorig jaar met miljoenen tegelijk wordt gedaan.

Eén van onze grootste vaderlandse denkers, Benedictus de Spinoza, maakte het nog mee dat zijn denkwerk verboden werd. Wij zien in 2021 dat het vertrouwen van de samenleving in de wetenschap stabiel en groot is. Alle Nederlanders zien hopelijk dat kennis weliswaar met horten en stoten groeit, maar dat het ons steeds een stapje verder brengt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven


  1. Kamerstukken 31 288 en 31 511, nr. 797 en Kamerstuk 29 338, nr. 186↩︎

  2. De Wetenschapsbrief «Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap» is op 28 januari 2019 gepresenteerd, met daarin de visie, ambities en het beleid voor de komende vier jaar op het gebied van wetenschap weergegeven.↩︎

  3. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  4. Ministerie OCW. Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief. Brief MBVOM en MOCW aan Tweede Kamer. OCW Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 185↩︎

  5. In totaal wordt circa € 2,7 miljard in mbo, ho en studenten geïnvesteerd. Er is circa € 0,6 miljard voor mbo, circa € 1 miljard voor het hoger onderwijs en circa 1,1 miljard voor maatregelen op gebied van studenten in mbo en ho. Structureel is het saldo voor po, vo, mbo en ho van de wijzigingen in leerlingen- en studentenraming € 645 miljoen. Voor het ho gaat het om een stijging van structureel ruim € 780 miljoen. De reeksen per onderwijssector zijn opgenomen in de zesde incidentele suppletoire begroting van OCW.↩︎

  6. VSNU, NWO (2019). Integraal plan verlagen druk op het systeem. Zie ook beleidsreactie: Kamerstuk 31 288, nr. 834↩︎

  7. Kamerstukken 31 288 en 31 524, nr. 903↩︎

  8. De handreiking is opgesteld door de Landelijke Werkgroep Studentenwelzijn. Doel is het delen van manieren om de stress voor studenten met een ondersteuningsvraag te verminderen. Kamerstuk 35 497, nr. 12↩︎

  9. Kamerstukken 29 338 en 29 240, nr. 220↩︎

  10. Kamerstuk 29 338, nr. 222↩︎

  11. In 2018-prijzen is het budget voor Horizon Europe € 84,9 miljard↩︎

  12. Kamerstuk 31 288 nr. 894↩︎

  13. Kamerstuk 31 288, nr. 892↩︎

  14. CHDO(2020). Macrodoelmatigheid van bestaand opleidingsaanbod in het hoger onderwijs: Een eerste analyse. En CHDO(2020). Macrodoelmatigheid van bestaand opleidingsaanbod in het hoger onderwijs: Een technisch rapport. ↩︎

  15. Kamerstuk 27 923, nr. 412↩︎

  16. Kamerstuk 31 288, nr. 793↩︎

  17. Kamerstuk 31 865, nr. 168↩︎

  18. Zie ook: https://www.nwo.nl/investeringsagenda-kenniscoalitiepartners↩︎

  19. Kamerstukken 31 288 en 31 524, nr. 903↩︎