Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Sjoerdsma over het bericht dat strafrechtdeskundigen het rapport van de commissie Machielse kraken
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D10777, datum: 2021-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-2100).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2021Z03919:
- Gericht aan: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: S.W. Sjoerdsma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2100
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Sjoerdsma (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat strafrechtdeskundigen het rapport van de commissie Machielse kraken (ingezonden 26 februari 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 maart 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin vooraanstaande strafrechtdeskundigen de conclusie van de commissie-Machielse kraken dat Nederland niets te verwijten valt in de zaak-Poch?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de conclusies van deze strafrechtdeskundigen zo anders zijn dan die van de commissie-Machielse?
Antwoord 2
Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer van 1 februari jl. heb gemeld2, geeft het rapport van de Commissie Dossier J.A. Poch er blijk van dat de Commissie een grondig onderzoek heeft verricht langs verschillende sporen, teneinde haar opdracht zo compleet mogelijk te vervullen. Zoals te lezen is in het door u aangehaalde artikel, heeft de Commissie zelf inmiddels inhoudelijk gereageerd op de in de vraag aangehaalde conclusies. Ik zie op dit moment geen aanleiding daar iets aan toe te voegen.
Vraag 3
Wat is uw inhoudelijke reactie op de argumenten die in bovengenoemd artikel worden aangedragen door de deskundigen?
Antwoord 3
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u bereid, nu u kennis heeft kunnen nemen van de argumenten uit bovengenoemd artikel, te erkennen dat Nederland niet verplicht was tot samenwerking met de Argentijnse instanties in de zaak-Poch? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, gelet op het bovenstaande zie ik daartoe geen aanleiding.
Vraag 5
Bent u bereid alsnog zo spoedig mogelijk de stukken waar de Commissie-Machielse haar oordeel op heeft gebaseerd aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 1 maart jl., bestaat het archief van de Commissie uit tienduizenden brondocumenten. Als gezegd ben ik op dit moment met de Commissie in gesprek om tot een ordentelijke overdracht van het archief van de Commissie te komen. Zodra het archief is overgedragen aan mijn departement, zullen deze documenten worden doorgenomen om te beoordelen welke documenten op grond van artikel 68 Grondwet aan uw Kamer kunnen worden verstrekt. Mijn uitgangspunt daarbij is dat deze verstrekking zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.