Antwoord op vragen van het lid Van Toorenburg over het bericht 'Weigering coronatest kan asielzoeker respijt geven; ’Consequentie is dat de terugkeer geen doorgang vindt’'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D10791, datum: 2021-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-2104).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
Onderdeel van zaak 2021Z04033:
- Gericht aan: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Indiener: M.M. van Toorenburg, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2104
Vragen van het lid Van Toorenburg (CDA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Weigering coronatest kan asielzoeker respijt geven; »Consequentie is dat de terugkeer geen doorgang vindt»« (ingezonden 2 maart 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 maart 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Weigering coronatest kan asielzoeker respijt geven; »Consequentie is dat de terugkeer geen doorgang vindt»«?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers sinds het uitbreken van de coronacrisis, met vertrekplicht, geweigerd hebben een PCR-test te nemen. In hoeveel gevallen heeft dat ertoe geleid dat deze mensen niet vertrokken zijn? Wat is er met deze mensen gebeurd? Worden zij opgevangen in bijvoorbeeld een Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV)? Hoeveel van deze mensen zijn in vreemdelingenbewaring genomen?
Antwoord 2
Veel landen van herkomst en EU-lidstaten stellen – net als Nederland – verplicht dat personen die dat land inreizen een negatieve PCR-testuitslag moeten overleggen. Dit werkt uiteraard in negatieve zin door op het vertrekproces.
Voor de goede orde moet worden vermeld dat eerst moet vast komen te staan wat de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling is voordat vertrek – en het eventuele vereiste van een PCR-test – aan de orde is. Pas als het land van bestemming duidelijk is, kan immers worden vastgesteld welke aanvullende voorwaarden met betrekking tot een negatieve PCR-test dat betreffende land stelt en is een eventuele weigering daaraan mee te werken relevant. Afhankelijk van de duur van (en de medewerking aan) het identificatieproces, kan het ook zo zijn dat op het moment van vertrek andere, of geen, eisen worden gesteld. De testvereisten zijn immers een momentopname.
Hoeveel vreemdelingen op enig moment hebben geweigerd medewerking te verlenen aan de afname van een PCR-test zou op dit moment alleen te achterhalen zijn door een omvangrijk, individueel dossieronderzoek en kan redelijkerwijs niet worden gerealiseerd. Het is ook niet in algemene zin te zeggen waar vreemdelingen terecht komen als zij weigeren medewerking te verlenen aan een test. Daarop wordt niet geregistreerd, en is ook afhankelijk van de stand van de procedure. Het is mogelijk dat enkele van de personen die niet konden worden uitgezet of overgedragen vanwege het ontbreken van een negatieve PCR-test, in de LVV-voorziening onderdak hebben gekregen, dit is echter niet een standaard werkwijze. Als de vreemdeling alsnog meewerkt aan vertrek, kan hij of zij ook tijdelijk onderdak krijgen in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Ook kunnen vreemdelingen bij vrienden of familie onderdak hebben gevonden of mogelijk hebben zij op eigen gelegenheid Nederland alsnog verlaten. Dublinclaimanten hebben recht op opvang zolang de overdracht nog niet is geëffectueerd. Als de uiterste datum voor overdracht verstrijkt voordat overdracht kan worden gerealiseerd zal Nederland zelf de asielaanvraag inhoudelijk behandelen. Zoals gezegd kan op dit moment niet uit de systemen worden achterhaald of een vreemdeling geweigerd heeft mee te werken. Het is dus niet bekend hoe vaak de voorgaande situaties of een samenloop daarvan aan de orde was. Hoewel aantallen niet beschikbaar zijn, kan ik met betrekking tot de mogelijkheden om bewaring toe te passen, verwijzen naar het antwoord op vraag 3 en 4.
Vraag 3 en 4
Welke mogelijkheden heeft Nederland om uitgeprocedeerde asielzoekers met een vertrekplicht in vreemdelingenbewaring te nemen, indien deze personen weigeren mee te werken aan een PCR-test en daarmee hun uitzetting frustreren?
Wat gaat u eraan doen om zoveel mogelijk uitgeprocedeerde asielzoekers met een vertrekplicht daadwerkelijk te laten vertrekken? Hoe beweegt u uitgeprocedeerde asielzoekers om toch een vrijwillige PCR-test te doen?
Antwoord 3 en 4
De belemmeringen volgend uit de maatregelen ter voorkoming van de bestrijding van het COVID-19 virus, zoals het vereiste van een negatieve PCR-test, zetten aanvullende druk op het terugkeerproces, zoals ook eerder bericht.2 Het weigeren om medewerking te verlenen aan de afname van een test blijft echter niet zonder gevolgen. Als voor het vertrek van de vreemdeling een negatieve PCR-test als vereiste wordt gesteld door het land van bestemming, mag daaraan de medewerking van de vreemdeling worden gevraagd. Van de vreemdeling mag immers worden verwacht dat hij meewerkt aan zijn vertrek. Weigert de vreemdeling zonder gegronde redenen een PCR-test, dan belemmert hij het vertrek, dan wel de overdracht. Dat is een omstandigheid die kan worden betrokken bij de afweging om een maatregel van bewaring op te leggen, of te laten voortduren. Zodra de vreemdeling alsnog een test ondergaat, kan het (gedwongen) vertrek immers geëffectueerd worden. Het opleggen of laten voortduren van een bewaringsmaatregel kan uiteraard alleen voor zover individuele belangen of de wet zich daar niet tegen verzetten. Bij overdrachten op basis van de Dublinverordening geldt een fatale termijn van zes weken waarbinnen de overdracht vanuit bewaring moet plaatsvinden. Lukt overdracht binnen die tijd niet, dan moet de bewaring worden opgeheven. De eerder genoemde beperking van zes weken geldt niet voor bewaring met het oog op terugkeer naar het land van herkomst. Daarvoor is de maximale termijn in beginsel zes maanden, die kan worden verlengd met maximaal 12 maanden. Voortduring van de maatregelen is uiteraard steeds een individuele afweging. Ook daar zal, als er geen verandering optreedt in de gestelde eisen of de houding van de vreemdeling, een belangenafweging uiteindelijk in het voordeel van de vreemdeling uitvallen, wat in dat geval leidt tot zijn invrijheidstelling.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat het strafbaar zou moeten zijn indien uitgeprocedeerde asielzoekers hun uitzetting moedwillig frustreren? Zou dat volgens u een oplossing kunnen zijn voor het thans voorliggende probleem?
Antwoord 5
Nederland kent geen algemene strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf. Het demissionaire kabinet kiest ervoor dit ongewijzigd te laten. Zoals hiervoor aangegeven, is het wel mogelijk om bij het moedwillig frustreren van het vertrek bestuursrechtelijke vreemdelingenbewaring toe te passen om zeker te stellen dat de vreemdeling beschikbaar blijft voor het vertrek. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat strafrechtelijke detentie na afloop van het terugkeertraject voor vreemdelingen die weigeren terug te keren, niet in strijd zou zijn met de Terugkeerrichtlijn en Europese jurisprudentie. Met betrekking tot de mogelijkheden tot een strafrechtelijke toepassing te komen, wijs ik u in dit verband ook op mijn brief van 16 december 2020 met betrekking tot de aanpak van illegaliteit.3