[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over een overzicht van budgettaire besluitvorming na Najaarsnota (Kamerstuk 35570-56)

Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2021D11317, datum: 2021-04-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35570-58).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35570 -58 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.

Onderdeel van zaak 2021Z05153:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

35 570 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 58 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 april 2021

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 27 januari 2021 overzicht budgettaire besluitvorming na Najaarsnota (Kamerstuk 35 570, nr. 56).

De vragen en opmerkingen zijn op 16 februari 2021 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 30 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Tielen

De adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Mogelijke politiek gevoelige onderwerpen

De leden van de VVD-fractie zien dat de bestuurlijke afspraken versterking Groningen zijn opgenomen. Er zijn echter ook afspraken gemaakt over de stuwmeerregeling en de gasopslag Norg. Hoe en wanneer worden deze verwerkt in het financiële beeld? Waarom zijn deze nu nog niet meegenomen, eventueel als bijvoorbeeld een p.m.-post? Er wordt gewerkt aan een update van de meerjarige raming, wanneer kan de Kamer daar nader over worden geïnformeerd?

De Kamerbrief geeft een overzicht van die dossiers met een effect op het uitgavenplafond tot eind januari waarover reeds besloten is. De stuwmeerregeling en de gasopslag Norg behoren niet tot de reikwijdte van deze brief. De stuwmeerregeling heeft door een reservering op de aanvullende post geen invloed op het uitgavenplafond en wordt in de Voorjaarsnota 2021 verwerkt. Op 9 maart jl. is uw Kamer over de ondertekening van het Norg akkoord geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 850). Conform de Overeenkomst Vergoeding Norg zal GasTerra een berekeningswijze opstellen voor de vergoeding, die door een arbitragepanel wordt vastgesteld. Na vaststelling wordt de vergoeding budgettair verwerkt. Momenteel wordt nog gewerkt aan de meerjarige ramingen. Dit is een complex traject. Het is nu nog niet te zeggen wanneer dit traject afgerond is. De Kamer wordt op een later moment hierover geïnformeerd.

Ten slotte merken de leden van de PVV-fractie op dat op 26 januari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 48, item 14) de motie van het Kamerlid Wilders (Kamerstuk 35 510, nr. 7) is aangenomen, waarin het kabinet wordt verzocht om, indien nodig, de private schulden van de slachtoffers kinderopvangtoeslag over te nemen, zodat ze de 30.000 euro kunnen behouden. De leden van de PVV-fractie willen weten op welke wijze en wanneer het kabinet deze motie gaat uitvoeren.

Het kabinet is in gesprek met verschillende partijen waaronder koepelorganisaties en belangenorganisaties (zoals de gerechtsdeurwaarders en incassobureaus) om te zoeken naar een oplossing voor het totaal. In het zoeken naar een oplossing voor de gedupeerde ouders en hun schulden betrek ik waar nodig de uitgangspunten van de motie Wilders

Bij post 10 «Uitvoeringskosten BIK» vragen de leden van de CDA-fractie waarom een p.m. is opgenomen, terwijl onder de toelichting al bedragen zijn opgenomen. Worden veel extra uitgaven verwacht?

Op het moment van versturen van de Kamerbrief waren de uitvoeringskosten voor de BIK nog onvoldoende duidelijk. Daarom is ervoor gekozen een eerste tranche beschikbaar te stellen voor de uitvoerende departementen. Inmiddels zijn de uitvoeringskosten voor RVO en de Belastingdienst wel bekend en worden de benodigde middelen bij Voorjaarsnota overgeheveld naar het Ministerie van EZK (voor RVO) en Financiën (voor de Belastingdienst).

Belastingdienst 0,6 2,9 2,9 2,6
RVO 17,1 29,3 8,9 5,0

Onderwerpen op het terrein van Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst

De leden van de VVD-fractie willen graag weten waar de «envelop aandelenopties» voor bedoeld is (geweest).

In het kader van de fiscale behandeling van aandelenopties als loon voor werknemers van onder meer start-ups en scale-ups wordt ondergezocht in hoeverre het huidige heffingsmoment voor de belasting (tijdstip van uitoefening van de opties) kan worden verlegd naar een tijdstip waarop liquide middelen voorhanden (kunnen) zijn om op dat moment ook de verschuldigde belasting te kunnen voldoen. Hiervoor was een maatregel uitgewerkt met een beoogde inwerkingstredingsdatum van 1 januari 2021. Hiervoor was 5 miljoen euro per 2021 gereserveerd. Na overleg met deskundigen op het gebied van aandelenopties is gebleken dat het niet duidelijk is of deze maatregel in genoeg gevallen het beoogde effect heeft. Het voorstel wordt daarom verder uitgewerkt. Beoogde inwerkingtreding van de maatregel wordt dan per 1 januari 2022 en de maatregel wordt naar verwachting opgenomen in het Belastingplan 2022. Dit betekent dat de envelop van 5 miljoen euro in 2021 niet gebruikt is. Bij het amendement van het Lid Lodders is de envelop aandelenopties voor het jaar 2021 gebruikt voor het dekken van een tijdelijke verhoging vrijstelling schenkbelasting met 1.000 euro. Vanaf 2022 wordt de envelop ingezet voor de aanpassing van de fiscale behandeling aandelenopties.

De leden van de VVD-fractie vragen een nadere uitleg van punt 7 «herijking Sofina-arrest inclusief tegenmaatregel». Wat wordt hier precies bedoeld? Wat staat hier nu eigenlijk precies?

Onderstaand antwoord is een korte versie van de eerdere uitleg die is gegeven in de Kamerbrief lastenontwikkeling inkomstenkant van 15 december 2020 (Kamerstuk 35 570, nr. 55).

Door een eerdere uitspraak van het Hof van Justitie EU in de Franse Zaak Sofina wordt teruggave van dividend en kansspelbelasting aan buitenlandse portfolio aandeelhouders deels goedgekeurd. In deze zaak is ten opzichte van de eerdere raming nu sprake van een budgettaire meevaller van 460 miljoen euro in 2021 en 180 miljoen euro cumulatief in latere jaren. Het arrest in de Sofina-zaak heeft consequenties voor de huidige wet waarbij in Nederland gevestigde lichamen de dividendbelasting en kansspelbelasting volledig kunnen verrekenen met het bedrag aan verschuldigde vpb, ook als zij verlieslijdend zijn. In het buitenland gevestigde lichamen die verder in dezelfde positie zitten als Nederlands gevestigde lichamen hebben deze verrekening mogelijkheid niet. Dit verschil is hoogstwaarschijnlijk niet toegestaan gelet op het oordeel van het Hof van Justitie EU in de Franse zaak Sofina. Om bovengenoemde reden wordt vanaf 2021 teruggave van dividend en kansspelbelasting aan buitenlande portfolio aandeelhouders goedgekeurd.

Tijdens de augustusbesluitvorming leidde de zaak Sofina tot een derving van 910 miljoen euro in 2021 zoals ook gemeld in de lastenkader bijlage bij de Miljoenennota (Bijlage bij Kamerstuk 35 570, nr. 2). Eerder is afgesproken dat de derving in 2021 van 910 miljoen euro met een kadercorrectie weg wordt gestreept tegenover de opbrengst door de tegenmaatregel in latere jaren. Nu blijkt echter dat door het opnemen in het beleidsbesluit van een terughaaloptie wanneer de buitenlandse portfolio aandeelhouder in een jaar later toch winstgevend wordt, de derving beperkt wordt (zie tabel 1). Zoals weergegeven in tabel 1 geeft dit een meevaller van 460 miljoen euro in 2021 en 180 miljoen euro cumulatief tot en met 2026 t.o.v. het pad dat in de augustusbesluitvorming is afgesproken. Ten opzichte van deze afspraak in de Miljoenennota is de huidige meevaller van 460 miljoen euro + 180 miljoen euro lastenrelevant voor het inkomstenkader.

Oude raming Sofina-arrest – 910 240 190 160 130 110 80 20
Nieuwe raming Sofina-arrest – 450 310 240 190 150 120 80 20
Budgettaire opbrengst door verschil 460 70 50 30 20 10 0 0

Abusievelijk is in tabel 2 in de Kamerbrief van 27 januari (Kamerstuk 35 570, nr. 56) de nieuwe raming die is ingeboekt op EMU-basis aan de inkomstenkant van de begroting, weergegeven. Daar had eigenlijk het verschil tussen de oude raming en de nieuwe raming van het Sofina rest (vetgedrukte rij 3 in tabel 1 hierboven) weergegeven moeten worden. Deze is, zoals hierboven omschreven, gebruikt voor het dekken van de tegenvallers in de zorgpremie. Op deze wijze sluit het inkomstenkader weer in 2021.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of het doortrekken van de mogelijkheid van een fiscale coronareserve in 2021 niet een nuttige maatregel zou zijn. Wat zou dat kunnen opleveren? In tabel 3 staat bij een aantal maatregelen dat het «exclusief gedragseffecten» is. Om wat voor gedragseffecten kan het gaan?

Door de fiscale coronareserve kunnen bedrijven die een «coronagerelateerd verlies» over 2020 verwachten, dit verlies aftrekken van de belastbare winst over 2019. Deze maatregel heeft als doel om bedrijven in een zware verliessituatie op korte termijn van extra liquiditeit te voorzien. Op basis van het verrekende verlies, kunnen zij de over 2019 betaalde belasting (deels) terugkrijgen.

De mogelijkheid om een fiscale coronareserve te treffen bestaat niet voor belastingjaar 2021. Voor de meest getroffen bedrijven geldt immers dat over belastingjaar 2020 geen belastbare winst is behaald, waardoor het treffen van een fiscale coronareserve voor verwachte coronagerelateerde verliezen over 2021 niet leidt tot extra liquiditeit. Inmiddels is het steun- en herstelpakket diverse malen aangepast en uitgebreid. Bedrijven ontvangen liquiditeitssteun vanuit onder meer de NOW, de TVL en belastinguitstel. Aan dit pakket voegt een fiscale coronareserve over 2021 naar verwachting weinig toe.

Het is mogelijk dat door verruiming van de regelingen er gedragseffecten ontstaan. Denk hierbij dat door verruiming meer ondernemers de regeling zullen aanvragen omdat deze aantrekkelijker is geworden voor grotere bedrijven. Ook kan door verruiming van de regelingen het voor ondernemers minder aantrekkelijk zijn om omzet te draaien. Beide effecten leiden tot hogere aanspraak op de regeling. Met de budgettaire ramingen van de coronaregelingen houden wij geen rekening met deze mogelijke effecten, omdat dit lastig te kwantificeren is.

Onderwerpen op het terrein van Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat nog niet alles inzichtelijk is voor het toeslagendossier. Welke onderdelen zijn nog niet inzichtelijk? Wanneer kan de Kamer nader wordt geïnformeerd over de financiële consequenties?

Onder punt 3 zien de leden van de CDA-fractie een post «kwijtschelden schulden (POK)», waarbij wordt aangegeven dat de budgettaire omvang op dit moment in beeld wordt gebracht. De Kamer zal op een later moment nader worden geïnformeerd. Kan de Minister aangeven wanneer dit latere moment naar verwachting is? Wordt dit in ieder geval in de Voorjaarsnota meegenomen? Ook vragen deze leden of de Minister reeds een grove inschatting kan geven van de bedragen onder deze post.

De budgettaire gevolgen voor het kwijtschelden schulden worden op dit moment inzichtelijk gemaakt. De Kamer wordt zo spoedig mogelijk daarover geïnformeerd zodra er meer duidelijkheid is over de aanpak. Voor publieke schulden zal dit uiterlijk 1 mei zijn. Over de oplossing voor de private en overige schulden wordt u geïnformeerd zodra er meer bekend is. Ook moet nog nader worden uitgewerkt hoe een regeling voor ex-partners eruit ziet. Op basis daarvan kan een inschatting van de hiermee gepaard gaande kosten worden gemaakt. Zowel voor het kwijtschelden van schulden als de regeling voor ex-partners kunnen de uitvoeringskosten worden berekend zodra er een nadere uitwerking is.

De leden van de SP-fractie zien dat voor het kwijtschelden van schulden voor gedupeerden van de toeslagenaffaire nog geen schatting is gemaakt. Deze leden vragen naar het totaal aan uitstaande schulden van deze gedupeerden bij de Belastingdienst zelf. Tevens lezen zij in de brief waarnaar de Minister verwijst (Kamerstuk 31 066, nr. 773) dat andere overheidsinstellingen tot kwijtschelding zullen overgaan tenzij sprake is van ernstig misbruik. Deze leden vragen de Minister naar de criteria die voor ernstig misbruik worden gehanteerd. Hoe gaat worden getoetst of hier sprake van is en hoe wordt het recht van verzet voor deze gedupeerden vormgegeven? Zij vragen de Minister hoe het overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten verloopt over de gedupeerden die bij gemeenten in de schuldhulpverlening terecht zijn gekomen. De leden van de SP-fractie zien ook dat het aanpakken van de schuldenproblematiek enkel voorzien is voor 2021 en niet in verdere jaren. Zij vragen de Minister naar de mate waarin zij ervan uit kunnen gaan dat dit ook daadwerkelijk in 2021 gaat worden afgerond, gezien het talrijke aantal overleggen dat nog plaatsvindt.

Momenteel wordt rijksbreed bij de betrokken ministeries gewerkt aan het inzichtelijk maken van de publieke schulden van gedupeerden en het concreet uitwerken van de maatregelen om de schulden kwijt te schelden. U wordt hier uiterlijk 1 mei over geïnformeerd.

Schulden die voortvloeien uit ernstig misbruik of nalatigheid zijn uitgezonderd van kwijtschelding. Hierbij is bijvoorbeeld sprake wanneer het ontstaan van een schuld aantoonbaar verwijtbaar is aan de ouder of diens partner. De exacte uitwerking wat onder het begrip «ernstig misbruik» valt, verschilt per overheidsinstelling.

De Staatssecretaris werkt intensief samen met de betrokken departementen en de VNG op het schuldendossier. We werken gezamenlijk aan een oplossing voor de schuldenproblematiek, waarbij we aandacht hebben voor verschillende doelgroepen. Zo spreken we ook over ouders die al in de schuldhulpverlening zitten. De Staatssecretaris is zich ervan bewust dat ouders gebaat zijn bij een snelle oplossing voor de private en overige schulden. Dat vraagt ook goede afstemming over de uitvoerbaarheid van deze oplossing, zowel binnen Uitvoering Herstel Toeslagen (UHT) als binnen gemeenten. Zodra er meer duidelijk is over de oplossing en de uitvoeringsconsequenties, wordt uw Kamer geïnformeerd over het tijdspad.

De leden van de SP-fractie constateren tevens dat een zeer groot deel van de grote schuldeisers bestaat uit private organisaties die een publieke taak uitvoeren. Zij zien dat de regering nu overleg moet voeren met deze organisaties over kwijtschelding van de schulden bij onder andere zorgverzekeraars en energiebedrijven. Deze leden vragen de Minister naar welke voorwaarden hij bereid gaat zijn te accepteren waaronder kwijtschelding plaats zal vinden, welke compensatie hij bereid zal zijn te verstrekken en of privatisering van bedrijven die publieke taken uitvoeren in dit licht moet worden beschouwd als een succesvolle strategie in het kader van het bewaken van het algemeen belang. Zij constateren dat veel van de noodzakelijke uitgaven van gedupeerden, die dikwijls tot de sociaaleconomische onderklasse behoren, naar deze bedrijven die publieke taken uitvoeren gaan en dat er een disproportioneel aandeel van dit algemene belang bij deze bedrijven in de Nederlandse schuldenproblematiek is belegd.

De Staatssecretaris van Financiën is in gesprek met koepels van grote private schuldeisers om voor deze schulden tot een oplossing te komen. De oplossing hoe te komen tot een oplossing voor gedupeerde ouders staat los van de vraag of bedrijven die schuldeiser zijn van gedupeerde ouders al dan niet een publieke taak hebben.

De leden van de SP-fractie zien in de beantwoording van de feitelijke vragen over de incidentele suppletoire begroting dat 57 miljoen euro wordt uitgegeven aan inhuur, waaronder ook de opdrachten aan consultancybureaus vallen. Deze leden vragen de Minister naar de uitgaven aan externe inhuur die naar verwachting zijn gemoeid met de uitvoering van de eerste drie onderdelen van de besluitvorming die thans voorligt, hoe deze zich verhouden tot de reguliere personele uitgaven en of hierbij sprake is van overtreding van de Roemernorm. Tevens vragen ze de Minister naar de omvang van de consultancyopdrachten die reeds zijn verstrekt in het kader van deze suppletoire begroting. Zij constateren dat, indien het noodspoor voor de implementatiewet richtlijnen elektronische handel wordt gevolgd, zeer veel aanspraak moet worden gemaakt op externe inhuur en vragen de Minister of zijn personeelsbeleid voldoende tolerantie bevat om deze gevallen op te vangen. Zij constateren dat, indien fouten van vergelijkbare aard bij de andere toeslagen en bij de inkomstenbelasting ook gaan worden hersteld, een nog grotere druk gaat worden gelegd op de Belastingdienst en zij vragen de Minister naar zijn plannen om dit in het personeelsbeleid te verwerken.

In de incidentele suppletoire begroting inzake herstel toeslagen is in 2021 (Kamerstuk 35 704) 40 miljoen euro extra budget beschikbaar gesteld voor externe inhuur bij Uitvoering Herstel Toeslagen (UHT), waarmee het totaalbudget voor externe inhuur in 2021 57 miljoen euro bedraagt. Deze inhuur is noodzakelijk voor het flexibel en met de juist specifieke expertise kunnen uitvoeren van de taken van de tijdelijke organisatie, bijvoorbeeld om snel te kunnen op- en afschalen. Het beschikbare budget voor eigen personeel bedraagt in 2021 28 miljoen euro.

Voor de specificatie van de externe inhuur maken we een onderscheid in drie categorieën:

1) Inzet ten behoeve van het primaire proces en ondersteuning (structureel). Reeds verplichting in 2021: 21 mln. euro

2) Inzet ten behoeve van het opzetten en inrichten van organisatie (incidenteel). Reeds verplichting in 2021: 3 mln. euro

3) Adviesopdrachten: externe onderzoeken, gerelateerd aan de herstelorganisatie. Reeds verplicht in 2021: 2 mln. euro

Daarnaast verwachten we later in het jaar nog nieuwe verplichtingen aan te gaan.

De gereserveerde middelen voor onderdeel 2 van de besluitvorming (dienstverlening en informatiehuishouding POK) zijn bedoeld voor de uitvoering van de maatregelen zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het rapport «ongekend onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK). Op dit moment worden de plannen hiervoor verder uitgewerkt.

In het jaarplan van de Belastingdienst (Bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 737) wordt ingegaan op het personeelsbeleid. Daarin wordt vermeld dat de Belastingdienst de geldende norm voor de inhuur van externen overschrijdt. Tegelijkertijd werkt de Belastingdienst aan het geleidelijk afbouwen van externe inhuur waar dit mogelijk is. Daarin wordt continu rekening gehouden met de ontwikkelingen die u noemt.

Overige onderwerpen

Vragen en opmerkingen van leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het overzicht budgettaire besluitvorming na Najaarsnota. De leden van de VVD-fractie hebben daarover nog wel enkele vragen en/of opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie willen graag weten waarom er geen actualisatie van de raming van de belastinginkomsten en autonome uitgavenontwikkeling is meegenomen. Kan daarvan een indicatie worden gegeven?

Eind maart wordt de eerstvolgende raming van het Centraal Planbureau (CPB) en het Centraal Economisch Plan (CEP) verwacht. Waarom wordt in dit geval, gelet op alle ontwikkelingen, gewacht tot de Voorjaarsnota om de Tweede Kamer te informeren?

Zowel de belastinginkomsten als de autonome uitgavenontwikkeling zijn sterk afhankelijk van de macro-economische ontwikkeling die geraamd wordt door het Centraal Planbureau (CPB). Momenteel is er geen actuele CPB-raming beschikbaar waarin rekening wordt gehouden met de huidige contactbeperkende maatregelen en de meest recente economische inzichten. Daarom is er geen actualisatie van de belastinginkomsten en autonome uitgavenontwikkeling opgenomen.

Eind maart publiceert het CPB het Centraal Economisch Plan (CEP), met daarin een actualisatie van de uitgaven- en belastingramingen. Vervolgens dienen deze CEP-raming en de budgettaire gevolgen van de voorjaarsbesluitvorming verwerkt te worden. Daarna kan het kabinet in de Voorjaarsnota het parlement informeren over de inkomsten, uitgaven, EMU-saldo en EMU-schuld voor 2021.

De leden van de VVD-fractie willen graag een uitgebreidere onderbouwing van de bedragen bij post 2 «dienstverlening en informatiehuishouding (POK)». Wat wordt daar precies voor gedaan? En waarom lopen die kosten door tot en met 2026?

Een uitsplitsing van de bedragen onder post 2 «dienstverlening en informatiehuishouding (POK)» is opgenomen in de bijlage budgettair kader maatregelen bij de kabinetsreactie op het rapport «ongekend onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK)1. De gereserveerde middelen zijn bedoeld voor de uitvoering van de (deels structurele) maatregelen zoals aangekondigd in de kabinetsreactie.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor 2021 t/m 2026 p.m.-posten staan voor het nationaal programma onderwijs na corona. Hoe lang is de looptijd van dit programma? En wanneer is meer duidelijk over de kosten en de dekking? En waarom staat de reservering voor de ventilatie voor de schoolgebouwen pas in 2022 en 2023? Er is in het kader van Corona toch juist nu behoefte aan investeringen in ventilatie?

Bij verzending van de betreffende Kamerbrief op 27 januari jl. was het nationaal programma onderwijs na corona nog in uitwerking. Omdat op dat moment al duidelijk was dat het programma (nog niet te kwantificeren) budgettaire consequenties zou hebben zijn in de brief p.m.-posten opgenomen. Het kabinet heeft de Kamer op 17 februari jl. via een Kamerbrief2 over de uitwerking van het programma geïnformeerd. Daarin is opgenomen dat het programma loopt tot en met schooljaar 2022/2023 voor het po en vo en tot en met 2022 voor het mbo en ho. Voor het programma is in deze periode in totaal 8,5 mld. incidenteel beschikbaar. Daarnaast worden ook de gevolgen van de raming van de aantallen leerlingen en studenten (oplopend tot 645 mln. structureel vanaf 2026) en de studiefinancieringsraming (oplopend tot 132 mln. in 2026) generaal verwerkt. Over deze verwerking wordt de Kamer in de Voorjaarsnota geïnformeerd.

Op 1 oktober jl. is de Kamer middels een Kamerbrief3 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie Schoolgebouwen (LCVS). In diezelfde brief is een financiële investering van 360 mln. aangekondigd. Van die 360 mln. is 100 mln. via de SUVIS-regeling4 beschikbaar gesteld, daarmee kunnen op korte termijn (2021) noodzakelijke ventilatiemaatregelen op scholen worden gefinancierd. De overige 260 mln. is door het kabinet gereserveerd voor de jaren na 2021, zodat de uitkomsten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Onderwijshuisvesting kunnen worden meegenomen bij de wijze van besteding.

Voor het investeringspakket Curaçao, Aruba en Sint-Maarten zijn middelen opgenomen. Waaruit bestaat het structurele deel van het investeringspakket? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een uitsplitsing (per maatregel en per land).

Het structurele deel van het investeringspakket Curaçao, Aruba en Sint Maarten bestaat uit investeringen in de rechtsstaat. Onderstaand zijn alle uitgaven rechtsstaat gepresenteerd, inclusief de incidentele bijdragen.

Curaçao 1,2 18,3 19,6 19,5 19,6 24,9 24,9 24,9
Versterking grenstoezicht (inclusief Kustwacht1) 16,3 16,8 15,5 14,4 18,5 18,5 18,5
Duurzame ondermijningsaanpak 0,4 1,6 2,8 4,0 5,2 5,2 5,2
Professionaliseren ARUMIL en Sociaal Vormingstraject 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2 1,2
Harmonisatie persoonsgegevens 0,4
Aruba 0,8 12,5 15,0 14,3 14,9 17,8 17,8 17,8
Versterking grenstoezicht 11,1 11,8 9,3 8,1 9,3 9,3 9,3
Duurzame ondermijningsaanpak 0,6 2,4 4,2 6,0 7,7 7,7 7,7
Professionaliseren ARUMIL en Sociaal Vormingstraject 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8
Sint Maarten 0,0 2,7 2,9 2,7 2,4 2,7 2,7 2,7
Versterking grenstoezicht 2,7 2,9 2,7 2,4 2,7 2,7 2,7
Totaal 2,4 33,5 37,5 36,5 36,9 45,4 45,4 45,4
1 De middelen voor de Kustwacht zijn ook t.b.v. van het land Aruba.

De leden van de VVD-fractie constateren dat voor 2021 de gehele in=uittaakstelling nog moet worden ingevuld. Klopt het dat dit nog komt bovenop de in=uittaakstelling van 1,2 miljard euro, die nog bij Slotwet ingevuld moet gaan worden? Zo nee, hoe zit het dan? Wat is de stand van zaken van de invulling van die in=uittaakstelling?

In Najaarsnota 2020 (Kamerstuk 35 650) stond een in=uit taakstelling open van 1,2 miljard euro. De in=uit taakstelling is de tegenhanger van de eindejaarsmarge. De eindejaarsmarge is bedoeld om ondoelmatige besteding van middelen aan het einde van het jaar te voorkomen door de onbestede middelen naar het volgende jaar door te schuiven. Hiervoor geldt een maximum van 1,0 procent van de totale begroting, uitgezonderd het defensiematerieelbegrotingsfonds en het infrastructuurfonds, die een 100 procent eindejaarsmarge hebben. Om te voorkomen dat het uitgavenplafond wordt overschreden als gevolg van de eindejaarsmarge, wordt tegelijkertijd in de Voorjaarsnota een even grote taakstelling ingeboekt, de zogenaamde in=uit-taakstelling. Hierdoor levert het doorschuiven via de eindejaarsmarge dus geen extra middelen op in het jaar waarnaar wordt doorgeschoven. De in=uit-taakstelling kent geen concrete invulling, maar wordt gedurende het jaar ingevuld. De invulling kan bestaan uit (toevallige) onderuitputting of andere meevallers. De resterende in=uit taakstelling over 2020 voor de Slotwet bedraagt 1,2 miljard euro. Dit is een risico voor de schatkist: als de taakstelling niet ingevuld kan worden bij de Slotwet betekent dit een plafondoverschrijding en een verslechtering van het EMU-saldo in 2020. Bovenop de in=uit taakstelling is er in de Voorjaarsnota een taakstellende onderuitputting van 500 miljoen euro voor het jaar 2020 ingeboekt om het uitgavenplafond te sluiten, deze taakstelling is volledig ingevuld in de Miljoennota met meevallers.

Ook voor 2021 zal er een in=uit taakstelling ingeboekt worden als tegenhanger van de middelen die via de eindejaarsmarge worden doorgeschoven uit 2020. In de Voorjaarsnota 2021 wordt u geïnformeerd hoeveel middelen er via de eindejaarsmarge worden doorgeschoven naar 2021 en hoe hoog de in=uit taakstelling voor 2021 is. Bovenop de in=uit taakstelling is er bij Miljoennota 2021 een taakstellende onderuitputting van 950 miljoen euro voor het jaar 2021 ingeboekt om het uitgavenplafond te sluiten. Deze taakstelling zal net zoals de in=uit taakstelling in 2021 ingevuld moeten worden met onderuitputting of andere meevallers.

Vragen en opmerkingen van leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake overzicht budgettaire besluitvorming na Najaarsnota. Naar aanleiding van het genoemde punt hebben de leden van de PVV-fractie nog enkele vragen.

Allereerst willen de leden van de PVV-fractie weten waarom deze Kamerbrief geen actualisatie bevat van de raming van belastinginkomsten en autonome uitgavenontwikkeling. Wanneer zal de eerstvolgende actualisatie worden gemaakt?

Zowel de belastinginkomsten als de autonome uitgavenontwikkeling zijn sterk afhankelijk van de macro-economische ontwikkeling die geraamd wordt door het Centraal Planbureau (CPB). Momenteel is er geen actuele CPB-raming beschikbaar waarin rekening wordt gehouden met de huidige contactbeperkende maatregelen en de meest recente economische inzichten. Daarom is er geen actualisatie van de belastinginkomsten en autonome uitgavenontwikkeling opgenomen.

Eind maart publiceert het CPB het Centraal Economisch Plan (CEP), met daarin een actualisatie van de uitgaven- en belastingramingen. In de Voorjaarsnota zal het kabinet het parlement informeren over de inkomsten, uitgaven, EMU-saldo en EMU-schuld voor 2021. Hierin zijn zowel de CEP-raming als de budgettaire gevolgen van de voorjaarsbesluitvorming verwerkt.

Ten aanzien van het steun- en herstelpakket corona vragen de leden van de PVV-fractie naar een uitsplitsing van het 1e t/m 4e steunpakket. Kan de Minister per pakket aangeven hoeveel er is begroot/uitgegeven?

Sinds de start van de coronacrisis heeft het kabinet verschillende malen steunmaatregelen aangekondigd, verlengd en uitgebreid. Het eerste steunpakket werd aangekondigd op 17 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 2) en kende een looptijd van drie maanden tot 1 juni 2020 (Noodpakket banen en economie). Op 20 mei 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 38) kondigde het kabinet aan het steunpakket te verlengen met 4 maanden tot 1 oktober 2020 (Noodpakket 2.0). Vervolgens kondigde het kabinet op 28 augustus (Kamerstuk 35 420, nr. 105) aan de steunmaatregelen door te trekken met 9 maanden tot 1 juli 2021 (het Steun- en herstelpakket). Naast deze steunpakketten heeft het kabinet op verschillende momenten in het najaar van 2020 en begin van 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 217) aanvullende steunmaatregelen getroffen of bestaande maatregelen verdiept. Hierdoor is een strakke opdeling van alle steunmaatregelen in vier pakketten niet te maken.

Daarbij komt dat uitgaven binnen de rijksbegroting worden verantwoord op artikelniveau en niet op steunpakketniveau. Het Financieel Jaarverslag Rijk bevat een overzicht van wat er per steunmaatregel is gerealiseerd in 2020.

Vragen en opmerkingen van leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de budgettaire gevolgen in 2021 van besluitvorming sinds de Najaarsnota. De brief geeft een helder overzicht van de budgettaire gevolgen, maar deze leden vragen zich wel af waarom bij tabel 3 niet ook een puntsgewijze toelichting is gegeven, net als bij tabel 1 en 2. Zou de Minister bij tabel 3 alsnog in vergelijkbare korte toelichtingen kunnen voorzien? Voorts hebben de leden van de CDA-fractie vragen bij enkele van de opgenomen posten.

Tabel 3 betreft een update van de totale budgettaire gevolgen van het steun- en herstelpakket. De budgettaire gevolgen zijn uit te splitsen in een aantal categorieën. De EMU-relevante uitgaven zijn alle geraamde uitgaven aan de steunmaatregelen, waaronder de NOW, TOZO en TVL. De fiscale maatregelen zijn genomen maatregelen aan de inkomstenkant en de opgenomen bedragen zijn de verwachtte lagere inkomsten door deze maatregelen. Daarnaast zijn er ook verstrekte leningen en verwachtte lagere inkomsten door belastinguitstel. Deze laatste categorie telt niet mee voor het EMU-saldo, maar telt wel mee voor de EMU-schuld.

In tabel 1 zien de leden van de CDA-fractie onder punt 2 dat grote bedragen zijn ingeboekt voor de dienstverlening en informatiehuishouding (POK). De toelichting bij deze post is echter erg summier en deze leden kunnen een specificatie van deze bedragen niet terugvinden in de kabinetsreactie op het rapport van de POK. Deze leden vragen de regering daarom om nadere toelichting op de jaarlijks oplopende voorziene uitgaven onder deze post.

Een uitsplitsing van de bedragen onder post 2 «dienstverlening en informatiehuishouding (POK)» is opgenomen in de bijlage budgettair kader maatregelen bij de kabinetsreactie op het rapport «ongekend onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK)5. De gereserveerde middelen zijn bedoeld voor de uitvoering van de (deels structurele) maatregelen zoals aangekondigd in de kabinetsreactie.

Met de brief wordt immers geprobeerd een inzicht te geven in de effecten van de budgettaire wijzigingen op de EMU-schuld, maar daarin zijn deze bedragen niet meegenomen. Deze leden zouden wel graag een idee hebben van de orde van grootte waaraan zij hier moeten denken en wat dit betekent voor de EMU-schuld. Ditzelfde geldt voor post 12. «Steunmaatregelen mobiliteitscluster/maakindustrie, waar ook een «p.m.» is opgenomen. Wanneer komt hierover meer duidelijkheid en kan de Minister hier ook vast een eerste grove inschatting geven?

In de Kamerbrief van 12 maart 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 248) over aanvullingen op het economisch steun- en herstelpakket is uw Kamer geïnformeerd dat er 150 miljoen euro voor de mobiliteitssector beschikbaar is gesteld. Conform de motie van het lid Amhaouch (Kamerstuk 35 669, nr. 21) zal de regeling uiterlijk 15 mei zijn uitgewerkt.

Voorts hebben de leden van de CDA-fractie nog enkele vragen bij de coronasteunmaatregelen. Zij vragen zich af in hoeverre er een analyse wordt gemaakt van het nut en de noodzaak van de maatregelen. Zo heeft het kabinet bijna een jaar geleden een nultarief ingevoerd op mondkapjes. Deze maatregel is verlengd. Als argumentatie werd aangevoerd dat deze als doel had om het voor consumenten die moeten reizen met het OV goedkoper te maken. Bovendien was voor hen geen mogelijkheid om meer dan anderhalve meter afstand van elkaar te houden. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze nu nog voldaan wordt aan de vereisten van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Rechtvaardigen schaarste en/of de hoogte van de prijs (en daarmee op het inkomen van mensen die ze verplicht moeten dragen) nog een nultarief op deze persoonlijke beschermingsmiddelen? In hoeverre geven ondernemers nog steeds de prijs door aan consumenten? Zeker wanneer we naar de productiekosten kijken van deze beschermingsmiddelen.

Het kabinet heeft besloten dat met ingang van 25 mei een nultarief geldt voor mondkapjes in het licht van de verplichting deze te dragen in het openbaar vervoer. De verplichting om een mondkapje te dragen is sindsdien verlengd en uitgebreid naar alle openbare ruimtes. De instelling van het nultarief heeft als doel de mondkapjes goedkoper te maken voor consumenten. De crisissituatie liet weinig ruimte voor uitgebreide analyse, bijvoorbeeld naar alternatieven, alvorens de maatregel in te voeren. Uit een recente analyse naar de verkoopprijzen van mondkapjes blijkt dat winkeliers deze btw-verlaging grotendeels hebben doorberekend.6

Het kabinet is voornemens de getroffen steun- en herstelmaatregelen in 2022 te evalueren conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Hierbij moet nog in kaart gebracht worden welke maatregelen in deze evaluatie worden meegenomen, dat is mede afhankelijk van de beschikbare data en onderzoeksmogelijkheden.

De leden van deze fractie hebben al eerder gevraagd of het niet beter is om het aanbod te stimuleren. Op eerdere vragen werd aangegeven dat een aantal sociale werkplaats (SW)-bedrijven, zoals Scalabor in Arnhem en IBN in Uden, een rol speelden in de productie. In hoeverre zijn sinds die tijd meer SW-bedrijven betrokken bij de productie van mondkapjes? En worden tegenwoordig in Nederland ook voldoende medische mondkapjes (o.a. FFP2) geproduceerd of is Nederland nog steeds afhankelijk van import vanuit Azië, met name China?

Voor de zorg zijn de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) goed beschikbaar en leverbaar via de reguliere leveranciers. Ook worden er inmiddels mondmaskers (chirurgische mondmaskers type IIR en FFP2) in Nederland geproduceerd. Daarmee is de afhankelijkheid van import uit Azië kleiner geworden. Bovendien zijn er ruim voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar via de noodvoorraad van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). De reguliere inkoopkanalen van de zorginstellingen en het LCH kopen voor de huidige voorraden zowel bij buitenlandse producenten als Nederlandse producenten in. Het is mij niet bekend of er inmiddels meer sociale werkplaats bedrijven betrokken zijn bij de productie van mondmaskers.

Het aandeel van Nederlandse productie van persoonlijke beschermingsmiddelen ten opzichte van buitenlandse productie is niet kwantitatief weer te geven. Wél kan ik u melden dat de door het kabinet geselecteerde initiatieven voor het produceren van mondmaskers in Nederland kunnen voorzien in een substantieel aandeel van de Nederlandse vraag.

Regelingen als de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) etc. zijn bedoeld om het verlies van inkomsten voor ondernemingen op te vangen. Bij budgettair gestuurde organisaties die volledig of bijna volledig afhankelijk zijn van inkomsten van de overheid kan er wel sprake zijn van productiviteitsverlies, maar heeft dat geen gevolgen voor de inkomsten van de organisatie, denk daarbij bijvoorbeeld aan het onderwijs of administratief werk bij de overheid. De leden van de CDA-fractie zouden graag willen weten in hoeverre en een analyse wordt gemaakt van de verloren uren productiviteit. Monitort het kabinet in hoeverre er lessen uitvallen in de verschillende onderwijstypen van primair tot wetenschappelijk onderwijs? Is het mogelijk om tot een uitsplitsing te komen hoeveel uren minder les is gegeven naar onderwijstype sinds scholen en universiteiten gesloten zijn? In hoeverre wordt nagegaan in welke mate de kwaliteit van digitale lessen en colleges zich verhoudt tot de traditionele lessen en colleges? Deze leden willen weten in hoeverre ook in andere (semi-) overheidssectoren wordt nagegaan hoeveel uren productie-uitval er is en in hoeverre de kwaliteit van de dienstverlening zich verhoudt tot de traditionele vormen.

In het primair en voortgezet onderwijs wordt maandelijks gepeild in hoeverre er lessen uitvallen. Deze peilingen hebben als doel om in beeld te brengen in hoeverre leerlingen onderwijs hebben kunnen volgen. De focus ligt daarbij niet op arbeidsproductiviteit van onderwijspersoneel, maar op de ontwikkelmogelijkheden van leerlingen. Meer informatie over dit monitoronderzoek en de maandelijkse rapportages vindt u in het rapport continuïteit onderwijs tijdens corona7.

De inspectie van het onderwijs kijkt in welke mate de kwaliteit van digitale lessen en colleges zich verhoudt tot de traditionele lessen en is gestart met het project «Kwaliteit van en toezicht op afstandsonderwijs». De eerste fase van het onderzoek vond plaats in december en januari. De inspectie voert het onderzoek uit in de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal (voortgezet) onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Naast de eigen onderzoeken8 naar afstandsonderwijs op scholen en opleidingen, heeft de inspectie ook een vragenlijst voor leerlingen en studenten ontwikkeld. Deze is gebruikt in het hoger onderwijs. De resultaten van deze onderzoeken zullen binnenkort worden gepresenteerd.

De monitoring van de kwaliteit van het online onderwijs gebeurt in het hoger onderwijs met inzet van de reguliere kwaliteitszorgsystemen, met daarin een belangrijke rol voor de opleidingscommissies, medezeggenschapsraden, studentenraden en examencommissies. Bij veel instellingen vinden daarnaast extra vormen van monitoring plaats om te inventariseren waar studenten en docenten in deze tijd tegenaan lopen. Ook is er extra aandacht voor docentprofessionalisering, training en kennisdeling, bijvoorbeeld tussen de voorzitters van examencommissies.

Voor andere overheidssectoren geldt dat er geen generieke maandelijkse monitor is naar productie-uitval of de kwaliteit van de huidige dienstverlening ten opzichte van traditionele vormen. Wel wordt er jaarlijks in opdracht van het Ministerie van BZK onderzoek gedaan naar de kwaliteit van overheidsdienstverlening. Het meest recente onderzoek, «Oordeel Burgers en Ondernemers over Overheidsdienstverlening 2020» (Kamerstuk 26 643, nr. 721), laat zien dat digitale dienstverlening is toegenomen en over het algemeen positief wordt gewaardeerd. Wel concludeert het onderzoek dat meer traditionele vormen van contact ook in de toekomst belangrijk zullen blijven.

Tot slot zien de leden van de CDA-fractie in tabel 4 een grove inschatting van het effect van de besluitvorming op de EMU-schuld in 2021. Op basis van de overige informatie in de brief kunnen zij echter niet de bedragen van 1,9 miljard euro, 7,6 miljard euro, 4,1 miljard euro en 4,9 miljard euro in de verschillende regels herleiden. Kan de Minister hierop een nadere toelichting geven?

De bedragen in tabel 4 zijn als volgt opgebouwd:

– De 1,9 miljard reguliere uitgavenbesluitvorming is het totaal voor 2021 uit tabel 1, minus het invullen van de in=uit-taakstelling. De in=uit-taakstelling is in de saldoberekening niet opgenomen omdat deze niet tot een saldobelasting leidt, ervanuit gaande dat deze met onderuitputting ingevuld zal worden.

– De 7,6 miljard uitbreiding steun- en herstelpakket 21 januari is het totaal aan extra steun- en herstelmaatregelen zoals is aangekondigd in de Kamerbrief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 21 januari 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 217).

– De 4,1 miljard belastinguitstel betreft de vermindering van de verwachte ontvangst van uitgestelde belastingen in 2021 sinds de Kamerbrief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat betreffende «specifieke aanpassingen in economisch steun- en herstelpakket» van 18 december 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 214).

De per saldo daling van de ontvangsten uit belastinguitstel in 2021 werken verhogend door op de EMU-schuld 2021.

– De 4,9 miljard eerdere beleidsmatige coronamutaties is het totaal van steun- en herstelmaatregelen tussen Najaarsnota en de uitbreiding van het steun- en herstelpakket van 21 januari.


  1. Bijlage bij Kamerstuk 35 510, nr. 4.↩︎

  2. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 185.↩︎

  3. Kamerstukken 31 293, 31 289 en 25 295, nr. 555.↩︎

  4. Specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUVIS) | RVO.nl | Rijksdienst.↩︎

  5. Bijlage bij Kamerstuk 35 510, nr. 4.↩︎

  6. https://esb.nu/kort/20062198/btw-verlaging-mondkapjes-doorberekend-in-prijzen.↩︎

  7. Kamerstukken 31 293, 31 289 en 25 295, nr. 566.↩︎

  8. https://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuws/2020/12/02/toezicht-op-afstandsonderwijs-wat-is-nodig-en-wat-gaat-al-goed.↩︎