Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IMF voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 8 april (Kamerstuk 26234-249)
Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D11764, datum: 2021-04-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z05067:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-04-02 10:00: Voorjaarsvergadering van het IMF (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-14 15:30: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 2 april 2021 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda voorjaarsvergadering IMF (Kamerstuk 26 234, nr. 249). De voorzitter van de commissie, Tielen Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IMF-voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC). Zij hebben hierbij nog enkele vragen. De leden van de VVD-fractie lezen dat de Nederlandse garantie inzake de allocatie van Special Drawings Rights (SDR) met ca. 18-22 miljard euro toeneemt. Hoe weegt de minister het risico voor de rijksbegroting van deze garantstelling? Welke maatregelen neemt de minister om mogelijke risico’s als gevolg van garantstellingen te mitigeren? En wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de evaluatie van de overeenkomst inzake SDR-allocatie en garantstelling? Nederland heeft er bij het IMF op aangedrongen om de groep kredietwaardige landen te vragen om een bijdrage te leveren aan de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT)-leningenaccount en deze groep verder uit te breiden. De leden van de VVD-fractie hebben eerder al aangegeven het belangrijk te vinden dat meer landen meedoen aan de PRGT. Het IMF spant zich in om de groep landen te vergroten. Wat is de status tot nu toe van deze inspanningen? Ten aanzien van het Common Framework (CF) for Debt Treatment Beyond the Debt Service Suspension Initiative (DSSI) spreken de leden van de VVD-fractie hun steun uit voor de inzet dat statelijke en private crediteuren de lasten verdelen. Dat voorkomt ook dat private crediteuren die eigenlijk staatsbeleid uitvoeren niet hun aandeel hoeven te leveren, of dat de vrijgekomen financiële ruimte gebruikt wordt om bij deze entiteiten nieuwe schulden aan te gaan. De leden van de VVD-fractie vragen de minister daarom of deze lastenverdeling ook kan gelden voor een eventuele verlenging van het DSSI zelf. En als dit niet het geval is, kan de Multipronged Approach to Address Debt Vulnerabilities dan al inzichtelijk maken welke private schulden in feite onderdeel van een bilaterale statelijke relatie zijn, en dus bij de lastenverdeling van statelijke crediteuren mee zouden moeten tellen? Ten slotte benadrukt Nederland dat complexe schuldenstructuren, zoals het gebruik van onderpand en impliciete verplichtingen op de overheidsbalans, problematisch kunnen blijken in een herstructurering en roept zowel andere landen als het IMF op om tijdig overeen te komen hoe met dit soort complexe schulden dient te worden omgegaan in een herstructurering. De leden van de VVD-fractie vragen wat volgens de minister de gewenste uitkomst zou zijn in het omgaan met complexe schulden in een herstructurering. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee van 8 april a.s. Deze leden wijzen op het grote belang van internationale samenwerking om de economische consequenties van de coronacrisis te adresseren en vooral om te werken aan gezamenlijk herstel. Nederland zou de voortrekker moeten zijn van internationale oplossingen daartoe. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over. De leden van de D66-fractie zijn verheugd te vernemen dat de algemene lijn van het kabinet is om voorstellen te steunen die werken aan gezamenlijk herstel van de coronacrisis en daarin de samenwerking te zoeken met andere landen. Is de minister van mening dat er zo voldoende wordt gedaan om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden, met name in lage-inkomenslanden en ontwikkelingslanden? Zijn er nog verdere maatregelen nodig, afgezien van de maatregelen die genoemd staan in de geannoteerde agenda? Hoe geeft het kabinet gevolg aan de constatering in de geannoteerde agenda dat een ongelijk herstel niet alleen gevolgen heeft voor opkomende economieën en lage-inkomenslanden, maar ook aanzienlijke implicaties zou hebben voor ontwikkelde economieën en het risico op nieuwe, meer resistente virusmutaties zou vergroten? Hoe wordt in het gebruik van het instrumentarium van het IMF rekening gehouden met dit risico op gevaarlijke mutaties van het coronavirus en kan de minister reflecteren op de vraag of dit voldoende is? De leden van de D66-fractie constateren dat het Koninkrijk de generieke allocatie van 455 miljard special drawing rights (SDR) ondersteunt. Deze leden vinden dat inderdaad een positief signaal. Kan de minister uitleggen op basis waarvan het bedrag van 455 miljard SDR is bepaald, gelet op het grote bedrag relatief aan het aantal uitstaande SDR? Kan de minister een overzicht geven van het internationale speelveld en hoe andere landen of kiesgroepen tegenover deze allocatie staan? Kan de minister tevens uitleggen op welke wijze de transparantie en verantwoording van de aanwending van SDR zal worden vergroot en wat de positie van het Koninkrijk der Nederlanden hierin is? De leden van de D66-fractie hebben daarnaast begrip voor het verlengen van de verhoogde toegangslimieten voor de Rapid Credit Facility (RCF) en het Rapid Financing Instrument (RFI). Wat gebeurt er echter als na december 2021 nog steeds landen afhankelijk zijn van deze hogere toegangslimieten? Onder welke voorwaarden zou verdere verlenging volgens de minister mogelijk of aan de orde zijn? De leden van de D66-fractie constateren dat het IMF een groei van de mondiale economie verwacht van 5,5 procent in 2021. Dit is een hogere groei dan door het Centraal Planbureau (CPB) wordt geraamd in de middellangetermijnraming die op 31 maart is gepubliceerd. Zou de minister kunnen ingaan op de achtergronden van dit verschil en welke consequenties dat heeft voor beleidskeuzes van het kabinet? Daarnaast adresseert het IMF een vastlopende huizen- en kantorenmarkt als risico voor de wereldeconomie. Deelt de minister deze zorgen en welke actie wordt daarop ondernomen in de Nederlandse en Europese context? De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de overeenstemming die is bereikt tussen verschillende partijen over een gezamenlijk raamwerk voor de herstructurering van schulden van lage-inkomenslanden. Kan de minister ingaan op het risico dat de bewindvoerder van de Nederlands-Belgische kiesgroep De Lannoy vorig jaar aanstipte dat IMF-steun voor een aanzienlijk deel aangewend kan worden om Chinese schulden terug te betalen? Wordt dit risico nu in voldoende mate ondervangen door dit akkoord en is hiermee rekening gehouden in de steun vanuit het IMF in het afgelopen jaar? De leden van de D66-fractie steunen van harte de inspanningen om klimaatrisico’s mee te nemen in het instrumentarium van het IMF. Kan de minister een overzicht geven op welke wijze klimaatrisico’s terecht zijn gekomen in IMF-analyses van de Nederlandse economie en op welke wijze daar gevolg aan is gegeven door het kabinet? Is het daarnaast mogelijk om gebruik te maken van deze inspanningen vanuit het IMF ter verbetering van de processen rondom het Europese herstelfonds? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de inzet tijdens de IMF-voorjaarsvergadering van 8 april. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren. Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat gesteld wordt dat voor sommige landen geldt dat de economische implicaties van de COVID-19-crisis de reeds bestaande schuldkwetsbaarheden dusdanig vergroten dat herstructurering van de schuld onvermijdelijk is. De leden van de PVV-fractie willen weten om welke landen het hierbij gaat. Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten wat hiermee wordt geïmpliceerd. Betekent dit dat sommige schulden zullen worden kwijtgescholden? Zo ja, kan de minister hier meer duidelijkheid over verschaffen? Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten in hoeverre de groene investeringen waar het Koninkrijk voor pleit bijdragen aan het wegnemen van klimaatverandering als bedreiging voor de mondiale economie. Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat het Koninkrijk het belang van groene investeringen en belastingen voor een duurzaam herstel zal benadrukken. De leden van de PVV-fractie willen weten op welke belastingen het Koninkrijk hierbij doelt. Hoeveel geld is er gemoeid met deze groene investeringen en belastingen? Verder willen de leden van de PVV-fractie weten waar de maatregelen die het IMF heeft genomen als respons op de COVID-19-crisis uit bestaan. Kan de minister de IMF-respons op de COVID-19-crisis specificeren en per maatregel aangeven welke bedragen hiervoor zijn gereserveerd? Hoeveel aan financiële steun heeft het IMF inmiddels verstrekt (prijs in euro) en hoeveel kan het IMF maximaal nog verstrekken? Wat is het aandeel van Nederland hierin? Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten welke negatieve gevolgen de speciale trekkingsrechten (SDR’s) met zich mee kunnen brengen. Waarom gaat Nederland hiermee akkoord, gelet op het gegeven dat SDR’s ongeveer op hetzelfde neerkomen als het bijdrukken van geld door een centrale bank en hiermee 650 miljard dollar wordt gecreëerd? Waarom wordt er geen gebruik gemaakt van het verstrekken van leningen aan individuele landen als alternatief om aan de liquiditeitsbehoefte te voorzien? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee van 8 april a.s. Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie de minister op welke manier de inbreng van Nederland is afgestemd met België en op welke manier de terugkoppeling plaatsvindt, aangezien België dit jaar de kiesgroep in het IMFC vertegenwoordigt. De leden van de CDA-fractie lezen dat het IMF uitgaat van een groei van de mondiale economie in 2021 van 5,5 procent en voor 2022 gaat het IMF uit van 4,2 procent. Deze leden vragen de minister dit per continent te specificeren en daarbij de beste en de minst goed presterende landen te benomen. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie waarom de eurozone achter zal lopen voor wat betreft herstel van het BBP op de VS, ondanks dat dit continent hard getroffen is door de coronapandemie. De opkomende economieën en lage inkomenslanden zijn voor een groot deel afhankelijk van toerisme en remittances, de leden van de CDA-fractie vragen de minister hier bedragen bij te plaatsen en deze nader toe te lichten. De leden van de CDA-fractie vragen de minister op welke manier het IMF bijdraagt aan COVAX. Voor sommige landen, waaronder Tsjaad, Zambia en Ethiopië, geldt dat de economische implicaties van de COVID-19-crisis de reeds bestaande schuldkwetsbaarheden dusdanig vergroten dat herstructurering van de schuld onvermijdelijk is, zo schrijft de minister. De leden van de CDA-fractie vragen de minister om de schuldenpercentages gemeten naar BNI van deze landen te delen, wie de grootste investeerders in deze landen zijn en hoe ze deze onvermijdelijke herstructurering van schulden zou moeten plaatsvinden. Tevens vragen deze leden in welke mate China schuldeiser is, in hoeverre China betrokken wordt bij schuldenkwijtschelding en welke gevolgen dat heeft. China heeft de afgelopen jaren de gewoonte gehad om bij onhoudbare schulden staatsbedrijven te privatiseren en over te nemen, de leden van de CDA-fractie vragen de minister om helder aan te geven of schuldenherstructurering geen economisch en geopolitiek strategische gevolgen heeft en vragen deze minister tevens in hoeverre het IMF in haar schuldenherstructureringsbeleid hier rekening mee houdt. Deze leden vragen de minister, indien dit geen onderdeel uitmaakt van het voorgenomen of daadwerkelijke herstructureringsbeleid van het IMF, hieromtrent voorstellen te doen om ervoor te zorgen dat geopolitieke verhoudingen in algemene zin mondiaal en specifiek in Afrika in verhouding blijven. De leden van de CDA-fractie lezen dat de ruime beleidssteun in reactie op de coronapandemie duurzaam economisch herstel kan belemmeren, omdat niet-levensvatbare bedrijven in stand worden gehouden. Deze tendens is ook in Nederland te zien, waardoor mogelijk veel faillissementen zullen volgen op het moment dat de steunmaatregelen stoppen. Zij vragen de minister in hoeverre deze effecten mondiaal worden verwacht, wat het verwachte effect daarvan is op het herstel van de mondiale economie en of andere landen hier reeds beleidsreacties op hebben. Nederland zal het IMF vragen om landen te adviseren hoe de beleidssteun kan worden aangepast gedurende de herstelfase, inclusief door een gerichtere vormgeving van steunmaatregelen, en het belang van tijdige en ordentelijke herstructurering van bedrijven waar nodig benadrukken. Deze leden vragen de minister welke rol hij hier voor Nederland zelf ziet, en welk advies hij verwacht dat het IMF in deze context aan Nederland geeft. De leden van de CDA-fractie steunen evenals het kabinet een generieke allocatie van SDR’s. De leden van de CDA-fractie vragen de minister of er aan de uitgave van de SDR’s ook voorwaarden worden verbonden omtrent sociaal economische hervormingen of groene investeringen. Tevens vragen deze leden waar de reeds uitgegeven SDR’s sinds het uitbreken van de huidige crisis vooral zijn uitgegeven. De leden van de CDA-fractie vragen de minister hoe de Kamer wordt geïnformeerd over het voorgenomen vergroten van de transparantie en verantwoording van de SDR’s. De huidige Nederlandse garantie bedraagt 200 procent van de gealloceerde SDR’s, namelijk ca. 12 miljard euro. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre SDR’s mogelijk onder schuldherstructurering kunnen vallen. Pas na goedkeuring van de Kamer kan Nederland formeel instemmen met eventuele budgettaire consequenties van een nieuwe generieke SDR-allocatie van het IMF. De leden van de CDA-fractie vragen de minister wanneer deze goedkeuring is voorzien. Nederland is voorstander van het verlengen van de verhoogde toegang tot de RCF en het RFI tot december 2021. De leden van de CDA-fractie vragen de minister aan te geven welke landen daar tot nu toe gebruik van hebben gemaakt. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IMF-voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie zijn positief over het besluit van het kabinet om het IMF de mogelijkheden te geven om nu landen extra te kunnen ondersteunen tijdens de COVID-19-pandemie. Wel vragen zij zich af hoe de houding van het kabinet en van het IMF zal zijn nadat deze crisis ten einde is. Wat de leden van de SP-fractie betreft moet er worden voorkomen dat het IMF dan grootschalige privatiseringen en bezuinigingen op de begroting van landen zal afdwingen vanwege de schulden die momenteel worden aangegaan. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? De leden van de SP-fractie lezen dat de minister het bevorderen van toegang tot vaccins voor midden en lage-inkomenslanden noemt als een manier om een meer synchroon herstel tussen ontwikkelde economieën en de rest van de wereld bevorderen. Daarbij wordt specifiek COVAX genoemd. Zij vragen zich echter af of liefdadigheidsinitiatieven zoals COVAX hiervoor voldoende zijn, gezien de beperkte hoeveelheid aan vaccins die COVAX verwacht te kunnen leveren. Is de minister het met hen eens dat een synchroon herstel alleen kan plaatsvinden als er op veel grotere schaal patenten en kennis over de vaccins worden gedeeld, zodat veel meer fabrikanten vaccins kunnen gaan produceren? De leden van de SP-fractie lezen tevens dat Nederland het belang van groene investeringen en belastingen voor een duurzaam herstel zal benadrukken tijdens de vergadering. Zij onderschrijven dit belang, maar zouden wel graag willen weten welke concrete acties de minister hieraan zou willen verbinden. De leden van de SP-fractie lezen dat in deze vergadering zal worden besloten over de verlenging van het DSSI. Zij zijn van mening dat deze verlenging noodzakelijk is vanwege de schuldproblematiek en de effecten van de pandemie in ontwikkelingslanden. Is de minister het op dit punt met deze leden eens? Waarom staat de inzet van het kabinet op dit punt niet vermeld in de geannoteerde agenda, terwijl deze op andere punten wel expliciet de Nederlandse inzet beschrijft? De leden van de SP-fractie zijn positief over de steun van het kabinet aan de initiatieven van het IMF om de betrokkenheid van private crediteuren in debt resolution te vergroten. Zij zouden daarom graag een overzicht willen ontvangen van de initiatieven die op dit moment worden genomen. Ook zouden zij graag van de minister willen weten in hoeverre hij verwacht dat dit de betrokkenheid van private crediteuren daadwerkelijk zal verhogen. Welke aanvullende stappen zouden Nederland en/of het IMF kunnen zetten om de betrokkenheid van private crediteuren bij debt resolution verder te verhogen? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks De leden van de GroenLinks-fractie danken het kabinet voor de geannoteerde agenda. Zij benadrukken nog maar eens, onder andere conform het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (zomer 2020), dat internationale solidariteit in een context van een wereldwijde pandemie en geïntegreerde wereldeconomie ook een kwestie is van het Nederlandse eigenbelang. Vanuit dit uitgangspunt hebben zij een aantal vragen. De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat de leenarrangementen van het IMF, die in totaal optellen tot 1.000 miljard dollar, voor slechts ongeveer 10 procent gebruikt zijn. De middelen van het IMF zijn ook substantieel minder gebruikt dan tijdens de wereldwijde financiële crisis van een decennium geleden. Wat vindt de minister hier eigenlijk van, zo vragen deze leden. Wat zegt dit over het IMF en de economieën die zij tracht te ondersteunen? Hoe kan het IMF ervoor zorgen dat zij het juk van haar eigen nalatenschap – met name de politieke kosten voor landen om bij het IMF aan te kloppen – van zich afschudt? De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor het totaal van 4 miljard dollar aan surcharges die veel kwetsbare landen bovenop rentebetalingen en commissies tot het einde van 2022 aan het IMF zullen betalen – op basis van de duur en omvang van noodkredieten. Deze leden vragen de minister of hij het met deze leden eens is dat het economisch averechts werkt om landen die al bij het IMF aangeklopt hebben omdat ze financieringsproblemen hebben, verder af te knijpen – in totaal betaalt 30 procent van de IMF-debiteuren surcharges – terwijl deze landen juist elke dollar nodig hebben voor hun eigen economische herstel, zoals de minister zelf ook benadrukt. De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat IMF-leningen niet te aantrekkelijk moeten worden, maar vragen de minister of hij ook vindt dat hier de balans inmiddels zoek is. Wat wordt de inzet van de minister om hier iets aan te doen? Is hij bereid in IMF-verband ervoor te pleiten tijdelijk van de inning van surcharges af te zien ofwel deze te beperken, al is het maar bij de meest kwetsbare landen? De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor de verschillende snelheden van het economisch herstel. Dat is binnen Europa een thema. Maar ook tussen het Europese blok en de Verenigde Staten. Hoe verklaart de minister dat de VS sneller uit de crisis groeit dan de EU? Is hij het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de omvang van overheidsinvesteringen (vergelijk de totale Amerikaanse impuls van om en nabij 3.000 miljard dollar met de Europabrede impulsen) hierbij een voorname rol speelt? En wat betekent dit voor het Europese macro-economische beleid? Hoe dient ten slotte wat de minister betreft voorkomen te worden dat het risico van internationale divergentie in hersteltempo’s, zoals ook het IMF deze signaleert, zich materialiseert? De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de bijna onvermijdelijke schuldherstructurering in landen als Tsjaad, Zambia en Ethiopië. Zij vragen of de minister meer kan zeggen over welke soorten partijen in deze casussen crediteuren zijn en of hieraan grotere economische implicaties verbonden zijn – voor publieke entiteiten, dan wel voor markten. Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat de minister inzake de generieke allocatie van extra SDR’s niet ingaat op de vraag hoe deze bij de armste landen terecht komen. In beginsel komt immers 60 procent van de extra SDR’s bij ontwikkelde economieën terecht, en slechts 3 procent bij ontwikkelingslanden. Hoe gaat wat de minister betreft gezorgd worden dat de landen die hier de hoogste noodzaak toe hebben deze extra SDR’s ontvangen? Hoe gaat Nederland zich opstellen in de verkenning hoe op vrijwillige basis ontwikkelde economieën ontwikkelingslanden extra kunnen ondersteunen? Wat vindt de minister er bijvoorbeeld van als de SDR’s via de PRGT herverdeeld worden? En is Nederland daarmee bereid op vrijwillige basis opnieuw SDR’s beschikbaar te stellen aan ontwikkelingslanden als uit de IMF-verkenning blijkt dat hier behoefte aan is? De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de volgordelijkheid van de nieuwe garantie richting De Nederlandsche Bank (DNB) t.a.v. de SDR’s en de evaluatie van de huidige regeling. Is de inzet dat het ene afgerond is alvorens aan het andere wordt begonnen? Kan toegelicht worden waarom wel/niet? Hoe gaat geborgd worden dat de lessen van de huidige opzet meegenomen worden in de aankomende, zo vragen deze leden. De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de transparantie en verantwoording over het effectief inzetten van extra SDR’s. Ook deze leden hechten immers sterk aan duidelijke doelen, en een hoge doeltreffendheid en doelmatigheid. Dat kan door IMF-advies bevorderd worden, maar ook door andersoortige inkadering. Zij vragen vanuit dit uitgangspunt naar wat de regering ervan zou vinden als (delen van) de aanvullende SDR’s beschikbaar gesteld worden aan COVAX. Investeren in vaccinaties is immers verstandig maar kan snel een ondergeschoven prioriteit worden. Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de minister bereid is ervoor te pleiten dat de extra liquiditeit gekoppeld wordt aan verstandige investeringen in klimaatadaptatie en -mitigatie, met inspiratie vanuit de gedegen adviezen die het IMF op dit punt reeds uitgebracht heeft, voorbij de meer negatief geformuleerde inzet van de minister nu dat er in steunprogramma’s “voldoende aandacht” moet zijn voor klimaatgerelateerde risico’s. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de minister of hij erkent dat er een politiek stigma hangt aan reguliere IMF-programma’s (denk bijv. aan de Aziatische financiële crisis van eind jaren ’90 en Argentinië) en of hij vindt dat de aanvullende SDR’s eraan bijdragen dat dit stigma bestreden wordt. Kan dit toegelicht worden? De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de positie van middeninkomenslanden. Deze groep landen heeft immers in toenemende mate wel last van krappe financieringscondities, maar heeft geen toegang tot faciliteiten zoals de PGRT. Herkent de minister de signalen dat deze groep niet over het hoofd gezien moet worden? En in welke mate denkt de minister dat het huidige instrumentarium hier in voldoende mate voor voorziet? Kan dit toegelicht worden? De leden van de GroenLinks-fractie vragen ten slotte of de minister kan toelichten wat tot nu toe de concrete resultaten zijn geweest van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action, die gevormd werd tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank en het IMF in 2018. Welke tastbare bijdrage heeft de minister van Financiën aan deze resultaten geleverd, zo vragen zij bovendien. Zie toetsingskader Garantie aan Poverty Reduction and Growth Trust; bijlage bij Kamerstuk 34 485 IX, nr. 2 Zie Financial Times (28 februari 2021): “The IMF no longer functions as the world’s safety net”