[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Brief regering

Nummer: 2021D11811, datum: 2021-04-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3076).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3076 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2021Z05340:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3076 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2021

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 7 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Verordening oprichting Gemeenschappelijke Ondernemingen onder Horizon Europe (Kamerstuk 22 112, nr. 3069)

Fiche: Besluit Europees Partnerschap voor Metrologie (Kamerstuk 22 112, nr. 3070)

Fiche: Herschikking Verordening Roaming (Kamerstuk 22 112, nr. 3071)

Fiche: Mededeling actieplan synergie en civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën (Kamerstuk 22 112, nr. 3072)

Fiche: Mededeling Evaluatie handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 3073)

Fiche: Mededeling EU Klimaatadaptatiestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3075)

Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart

De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok

Fiche: Wijziging richtlijn erkenning beroepskwalificaties binnenvaart

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/2397 wat betreft de overgangsmaatregelen voor de erkenning van certificaten van derde landen

b) Datum ontvangst Commissiedocument

februari 2021

c) Nr. Commissiedocument

COM (2021) 71

d) EUR-Lex

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52021PC0071&qid=1614680859684&from=NL

e) Nr. impact assessment Commissie

Niet opgesteld

f) Behandelingstraject Raad

Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Vervoer)

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

h) Rechtsbasis

Artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de EU, (VWEU)

i) Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j) Rol Europees Parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Onderhavig voorstel heeft betrekking op een wijziging van richtlijn (EU) 2017/2397 inzake de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart, waarin de voorwaarden en procedures worden vastgesteld voor de certificering van de kwalificaties van werknemers in de binnenvaart. Richtlijn (EU) 2017/2397 dient uiterlijk op 17 januari 2022 in de nationale wetgeving van de lidstaten te zijn geïmplementeerd.

Richtlijn (EU) 2017/2397 voorziet in overgangsmaatregelen met betrekking tot kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken die zijn afgegeven in de lidstaten vóór 18 januari 2022. Over het algemeen wordt deze overgangstermijn in de richtlijn vastgesteld op 10 jaar. Na deze overgangstermijn dienen alle kwalificatiecertificaten te voldoen aan de eisen van de richtlijn.

De richtlijn voorziet echter onvoldoende in een overgangsmaatregel voor certificaten van derde landen, die nu door de lidstaten worden erkend. Documenten van derde landen worden na 17 januari 2022 pas in de Unie erkend, wanneer de Commissie overeenkomstig de richtlijn een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, waarbij de door dat derde land afgegeven documenten in de Unie worden erkend. De Commissie acht het onwaarschijnlijk dat de procedure, die hiervoor benodigd is, voor 17 januari 2022 volledig is afgerond. Dit zou betekenen dat houders van de door dat derde land afgegeven documenten na 17 januari 2022 niet op de binnenwateren van de Unie mogen varen.

Middels het onderhavige voorstel pleit de Commissie ervoor dat lidstaten voor hun grondgebied documenten van derde landen mogen blijven erkennen die vóór 18 januari 2023 zijn afgegeven op basis van nationale eisen, ook als deze afwijken van de richtlijn. De erkenning is beperkt tot de binnenwateren op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat en is van toepassing tot uiterlijk 17 januari 2032, dus gelijk aan de overgangstermijn voor certificaten van de EU-lidstaten.

b) Impact assessment Commissie

Er is geen impact assessment uitgevoerd.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland heeft op basis van de huidige Binnenvaartwet aangaande de bemanning in de binnenvaart uitsluitend certificaten erkend van landen die lid zijn van de Europese Unie of de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). Dit voorstel, dat betrekking heeft op de erkenning van certificaten van landen die geen lid zijn van de Europese Unie of de CCR, heeft dan ook geen gevolgen voor het Nederlands grondgebied.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet staat positief tegenover dit voorstel. In de Europese binnenvaart, met name als het gaat om scheepvaart op de Donau, beschikt een aanzienlijk deel van de bemanning over op enigerlei wijze door lidstaten erkende certificaten uit derde landen. Zonder overgangsmaatregel zouden de bemanningsleden, die beschikken over door lidstaten erkende certificaten uit derde landen, vanaf 17 januari 2022 niet meer op schepen op de Europese binnenwateren werkzaam mogen zijn, hetgeen de continuïteit in de binnenvaart in gevaar zou brengen.

Om de continuïteit in de binnenvaart te waarborgen is het daarom volgens het kabinet gewenst dat voor deze certificaten een overgangsmaatregel getroffen wordt.

De Commissie geeft aan dat het onwaarschijnlijk is dat vóór 18 januari 2022 de procedure voor erkenning van certificaten van derde landen zal zijn afgerond. Het kabinet acht dit ook onwaarschijnlijk en acht het daarom redelijk dat derde landen een jaar extra de tijd krijgen om certificaten af te geven conform de bestaande nationale eisen. Zodoende kunnen deze derde landen hun eisen in overeenstemming brengen met die van de richtlijn, krijgt de Commissie de gelegenheid om de betreffende certificeringssystemen te beoordelen en kan er een uitvoeringshandeling vast worden gesteld. Voor het kabinet is het daarbij van belang dat in het voorstel expliciet is vastgelegd dat certificaten van derde landen na eventuele vaststelling van een uitvoeringshandeling alleen tegen een EU-kwalificatiecertificaat kunnen worden omgeruild, wanneer aan alle eisen van Richtlijn 2017/2397 is voldaan.

Het kabinet heeft echter wel vragen bij de reikwijdte van het voorstel. Het is niet volledig duidelijk of het voorstel zich beperkt tot certificaten die zijn afgegeven op basis van een formeel juridische overeenkomst tussen landen, die in de wetgeving van de betreffende lidstaat is vastgelegd. De afspraken met derde landen zijn niet in alle gevallen door de betreffende lidstaten op deze manier vastgelegd, hetgeen betekent dat de continuïteit alsnog in gevaar zou kunnen komen. Het kabinet zal voor meer duidelijkheid pleiten hierover bij de Commissie.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Vooralsnog lijken er ook bij de andere lidstaten geen bezwaren te bestaan tegen het voorstel.

De positie van het Europees Parlement is nog onbekend en er is momenteel nog geen rapporteur aangesteld.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid van de EU positief en kan zich vinden in de voorgestelde rechtsbasis (art. 91, lid 1 VWEU). Op grond van dit artikel stellen het Europees Parlement en de Raad, met in achtneming van de bijzondere aspecten van vervoer, volgens de gewone wetgevingsprocedure de gemeenschappelijke regels vast voor internationaal vervoer vanuit of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten, de voorwaarden waaronder vervoerondernemers worden toegelaten tot nationaal vervoer in een lidstaat waarin zij niet woonachtig zijn, de maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren en alle overige dienstige bepalingen. Dit is tevens de rechtsgrondslag van de richtlijn die met het voorstel wordt gewijzigd.

b) Subsidiariteit

De beoordeling ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het beoogde doel betreft het in het leven roepen van een overgangsmaatregel voor de erkenning van documenten van derde landen door lidstaten om de continuïteit in de binnenvaart te waarborgen en een verstoring van de arbeidsmarkt in de binnenvaart te voorkomen. Gezien het grensoverschrijdende karakter van het vervoer over de binnenwateren kan deze doelstelling beter door de Unie worden bereikt. Afzonderlijke lidstaten kunnen de doelstellingen door het transnationale karakter onvoldoende verwezenlijken. Het beoogde optreden ziet bovendien op een wijziging van een handeling op EU-niveau. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan slecht op EU-niveau plaatsvinden. Gezien bovenstaande is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het voorstel is geschikt om een overgangsmaatregel in het leven te roepen voor de erkenning van documenten van derde landen door lidstaten om de continuïteit in de binnenvaart te waarborgen en een verstoring van de arbeidsmarkt in de binnenvaart te voorkomen. Doordat de voortgezette erkenning van de certificaten uit derde landen alleen bestaat in de lidstaten waar deze certificaten al erkend waren, gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk. De termijn van geldigheid sluit bovendien aan bij de termijn van overgangsbepalingen in Richtlijn (EU) 2017/2397. De voorgestelde maatregel en de daaraan gekoppelde termijn gaan daarom niet verder dan wat nodig is om een redelijke overgangsregeling vast te stellen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Er zijn geen consequenties voor de EU-begroting. Indien die er toch blijken te zijn is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Er zijn geen financiële consequenties voor rijksoverheid en/of decentrale overheden. Indien die er toch blijken te zullen de budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Er zijn geen financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Er zijn geen gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Er zijn geen gevolgen voor de concurrentiekracht.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Omdat Nederland op dit moment geen kwalificaties van derde landen erkent zijn er geen juridische implicaties.

b) Gedelegeerde handeling en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

N.v.t.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordening en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om de implementatietermijn van de overkoepelende richtlijn op uiterlijk op 17 januari 2022 te behalen. Zoals benoemd is het kabinet het eens met het oordeel van de Commissie, namelijk dat het onwaarschijnlijk is dat vóór 18 januari 2022 de procedure voor erkenning van certificaten van derde landen zal zijn afgerond. Het kabinet acht de implementatietermijn voor derde landen, die op grond van het onderhavige voorstel een jaar extra de tijd krijgen om certificaten af te geven conform de bestaande nationale eisen, dan ook geschikt.

d) Wenselijkheid evaluatie-horizonbepaling

N.v.t.

e) Constitutionele toets

N.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Omdat Nederland op dit moment geen kwalificaties van derde landen erkent zijn er geen implicaties voor uitvoering en/of handhaving.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het kabinet ziet geen implicaties voor ontwikkelingslanden naar aanleiding van het voorgestelde besluit.