Uitvoering van de motie van de leden Van Meenen en Tielen over de definitie "hoofdlijnen van de begroting" (Kamerstuk 31288-636)
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D12108, datum: 2021-04-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-905).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -905 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z05485:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-22 14:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-05-20 10:00: Uitvoering van de motie van de leden Van Meenen en Tielen over de definitie "hoofdlijnen van de begroting" (Kamerstuk 31288-636) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-11-25 10:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-03-31 10:45: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-04-14 10:15: Procedurevergadering (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-04-21 13:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 905 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 april 2021
Inleiding
Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Van Meenen (D66) en Tielen (VVD) aangaande het verbeteren van de definitie «hoofdlijnen van de begroting»1, die op 5 juni 2018 door uw Kamer is aangenomen. In de motie wordt verzocht om in overleg met de studenten-organisaties en de besturenorganisaties te komen tot voorstellen ter verbetering van deze definitie en deze zo nodig in de wet te verankeren.
In een eerdere brief naar uw Kamer2 werd al geconcludeerd dat een wettelijke verankering van de definitie niet noodzakelijk is. Dit was de conclusie uit gesprekken die ik heb gevoerd met studentenorganisaties ISO en LSVb en de koepelorganisaties VSNU en Vereniging Hogescholen (VH). Om uitvoering te geven aan het verzoek uit de motie, heb ik de VSNU, VH, ISO en LSVb gevraagd om onderling kaders op te stellen en de uitkomsten hiervan mij doen toekomen. Deze kaders zijn door de VH, ISO en LSVb inmiddels gebundeld in een handreiking voor medezeggenschap en besturen. De VSNU is tevens betrokken geweest bij het opstellen van de handreiking, maar heeft hierop uiteindelijk formeel geen akkoord gegeven. De handreiking is als bijlage meegezonden3.
Aanleiding
Bij de inwerkingtreding van de Wet Studievoorschot hoger onderwijs op 1 september 2015 is het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting voor de medezeggenschap geïntroduceerd. De verdere invulling van wat tot de hoofdlijnen moet worden gerekend, is overgelaten aan de instellingen en is niet door de wetgever ingekaderd. Dit is bewust gedaan om zo de instelling vrij te laten het systeem te laten aansluiten bij de specifieke werkwijzen en administratieve processen van de instelling, en bij de inhoudelijke strategische keuzes in het instellingsplan. De Algemene Rekenkamer constateerde echter dat er onduidelijkheid bestaat over wat er wordt verstaan onder de «hoofdlijnen van de begroting».
Nadere invulling definitie hoofdlijnen van de begroting
De VH en studentenorganisaties ISO en LSVb hebben het afgelopen jaar in overleg met LOF/HBO-medezeggenschap (voorheen: SOM)/VMH/LOVUM en hun achterban een handreiking ontwikkeld. De handreiking legt uit wat er wordt verstaan onder de definitie van de hoofdlijnen van de begroting en waar deze aan moet voldoen. In de handreiking worden drie aspecten genoemd waarbij inspraak door de medezeggenschap op een geschikte manier kan worden ingezet. Daarnaast zijn er procesafspraken opgenomen die de medezeggenschap voldoende handvatten geven om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Er zijn onderlinge afspraken gemaakt over de implementatie van deze handreiking. De handreiking zal worden geëvalueerd door de opstellers, en waar nodig worden aangepast om aan te sluiten bij de behoeften van bestuurders en medezeggenschap.
De handreiking geeft blijk van de ambitie van de opstellers om samen met de medezeggenschap een stap naar kwaliteitsverbetering van het onderwijs te zetten. Deze handreiking, die breed gedragen wordt in het hoger beroepsonderwijs, beoogt voor de praktijk een beter werkbare definitie van de «hoofdlijnen van de begroting» voor zowel de studenten als de instellingen.
De VSNU heeft mij 7 december jl. geïnformeerd af te zien van het formele akkoord op de nieuw opgestelde handreiking, omdat – zo geeft de VSNU aan – de VSNU in 2017 in samenspraak met het ISO en de LSVb voor universiteiten reeds een kader4 heeft opgesteld met wat er wordt verstaan onder de hoofdlijnen. Zij zien geen aanleiding om aan te nemen dat het bestaande kader voor universiteiten ontoereikend is geweest. Een nieuwe handreiking zou leiden tot nieuwe discussies over de spelregels, zonder dat er directe aanleiding is om aan te nemen dat het bestaande kader ontoereikend is. De VSNU heeft wel aangegeven dat het de studentenorganisaties vrij staat om de nadere toelichting uit de handreiking aan te bieden aan de universitaire medezeggenschap. Ik heb van de studentenorganisaties vernomen dat zij het betreuren dat de VSNU op het laatste moment geen formeel akkoord heeft kunnen geven op de nieuwe handreiking. Dit gevoel deel ik met hen, ondanks dat er nu voor beide sectoren wel een kader met een verbeterde definitie beschikbaar is.
Ik wil benadrukken dat voor de uitvoering van het instemmingsrecht een goede medezeggenschapscultuur van belang is, waarin tijdige inhoudelijke discussies worden gevoerd tussen bestuurders en medezeggenschap. Ik vraag de koepelorganisaties en studentenorganisaties geregeld te reflecteren op de rol van de medezeggenschap bij de instemming van de hoofdlijnen van de begroting. Mochten er binnen enkele jaren signalen komen dat een of beide kaders ontoereikend is, zal ik bezien of een wettelijke verankering van de definitie «hoofdlijnen van de begroting» alsnog noodzakelijk is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven