Ontwikkeling van de financiële positie van huishoudens met mensen met een beperking
Gehandicaptenbeleid
Brief regering
Nummer: 2021D12185, datum: 2021-04-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24170-244).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 24170 -244 Gehandicaptenbeleid.
Onderdeel van zaak 2021Z05510:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-04-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-13 16:30: Procedures en brieven (digitaal) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-03-17 14:00: Armoede- en schuldenbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-09-08 14:35: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 244 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2021
In het debat over de voortgang van de implementatie van het VN-verdrag Handicap op 19 december 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 39, item 4) heeft uw Kamer met de motie van het lid Van der Graaf c.s. verzocht tot nader onderzoek naar de ontwikkeling van de financiële positie van huishoudens met een lid met een beperking.1 De motie vraagt om hierbij zowel naar inkomsten als uitgaven te kijken en ook in te gaan op de effecten van armoede op maatschappelijke participatie.
Deze motie is ingevuld door onderzoek op basis van micro-data, waarin een uitgebreider beeld wordt geschetst van de financiële positie van huishoudens met een lid met een chronische aandoening of beperking dan eerder beschikbaar was. In deze brief vindt u de conclusies van dit onderzoek, het volledige onderzoek is toegevoegd als bijlage2.
Op basis van de micro-data is de financiële positie in beeld gebracht voor huishoudens zonder gezinsleden boven de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit is noodzakelijk voor een goede vergelijking tussen groepen, aangezien mensen met een chronische aandoening of beperking gemiddeld ouder zijn dan mensen zonder chronische aandoening of beperking. Een hogere gemiddelde leeftijd zorgt immers voor een lager gemiddeld inkomen (het gemiddelde inkomen van gepensioneerden ligt lager dan van mensen onder de AOW-gerechtigde leeftijd) en juist een hoger vermogen (ouderen hebben gemiddeld een hoger vermogen dan jongeren).
Bevindingen
Nederland kende in 2016 circa 5,6 miljoen huishoudens zonder gezinsleden boven de AOW-gerechtigde leeftijd, waarvan in ruim 3,8 miljoen minimaal één lid van het huishouden een bepaalde soort chronische aandoening of beperking heeft. Lichamelijke aandoeningen komen het meest voor in Nederlandse huishoudens, gevolgd door zintuiglijke en psychische aandoeningen of beperkingen. Het aantal huishoudens met een lid met een verstandelijke beperking is gering.
Uit de analyse van de financiële positie van huishoudens met een lid met een chronische aandoening of beperking rijst een gemengd beeld. Met een groot deel van de huishoudens lijkt het financieel goed te gaan, vooral wanneer het gaat om huishoudens met een lid met een lichamelijke beperking. Het gemiddelde inkomen en vermogen van deze groep is hoger dan de groep huishoudens zonder beperking. Dat lijkt voor een belangrijk deel samen te hangen met de relatief hogere leeftijd. Huishoudens waarin psychische of verstandelijke aandoeningen voorkomen zijn gemiddeld financieel minder goed af. Een relatief groot deel van deze huishoudens heeft een laag inkomen, weinig vermogen en een groot risico op armoede. De financiële positie van deze groep lijkt overeen te komen met huishoudens die leven van een bijstandsuitkering.
Een kanttekening bij de resultaten is dat eventuele gemeentelijke voorzieningen waarop een huishouden aanspraak kan doen niet in de cijfers zitten. Bijvoorbeeld, het Nibud constateert dat het effect van gemeentelijk beleid aanzienlijk kan zijn. Daarom geven de resultaten uit het microdata-onderzoek een onvolledige, en daarmee te negatieve weergave van de werkelijke financiële positie van huishoudens, in gevallen waar sprake is van gemeentelijke ondersteuning.
Een ander aandachtspunt is dat de gevolgen van de Covid-19-pandemie op de inkomens- en vermogenspositie van huishoudens buiten de onderzoeksperiode vallen. Hierdoor is niet vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de gevolgen van de coronacrisis anders neerslaan bij huishoudens met of zonder lid met een chronische aandoening of een beperking.
Afsluitend
Het beeld is dat van een gevarieerde samenstelling van huishoudens, waarbij de financiële positie van huishoudens met een lichamelijke beperking zelfs iets positiever is dan van huishoudens zonder lid met lichamelijke beperking. De financiële positie van huishoudens waarin psychische aandoeningen of een verstandelijke beperking voorkomen blijft daarbij achter. In voorkomende situaties kan het lastig zijn om rond te komen, ondanks brede inzet door kabinet en gemeenten. Het kabinet voert, mede via het programma Onbeperkt meedoen! en in samenwerking met medeoverheden, actief beleid op het ondersteunen van (huishoudens van) personen met een chronische aandoening of beperking en het wegnemen van barrières bij maatschappelijke participatie. Hierbij houden Rijk en gemeenten vinger aan de pols, ook tegen de achtergrond van coronacrisis.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees