Stand van zaken uitvoering van de motie van de leden Remco Dijkstra en Ziengs over de effecten van de kwaliteitseis voor bio-ethanol in kaart brengen (Kamerstuk 32813-622)
Schoon en zuinig
Brief regering
Nummer: 2021D12209, datum: 2021-04-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31209-228).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31209 -228 Schoon en zuinig.
Onderdeel van zaak 2021Z05523:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-04-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-14 10:15: Procedurevergadering commissie Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-06-08 16:30: Duurzaam vervoer (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2021-06-16 14:59: Aansluitend aan de Stemming: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
31 209 Schoon en zuinig
Nr. 228 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2021
Op 1 december 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 31, item 27) heeft de Tweede Kamer een motie van de leden Ziengs en Dijkstra aangenomen. In deze motie (Kamerstuk 32 813, nr. 622) wordt de regering verzocht de te verwachten effecten van het instellen van een kwaliteitseis voor bioethanol gebruikt in E10 en E5 in kaart te brengen en de Kamer voor het Kerstreces de resultaten aan te bieden. Deze kwaliteitseis zou als gevolg hebben dat dat gedenatureerde1 ethanol niet langer kan worden gebruikt voor bijmenging in E10 en E5, maar dat enkel pure ethanol hiervoor kan worden ingezet.
Ik heb aan de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) de opdracht gegeven om deze effecten te onderzoeken. Met deze brief doe ik u de uitkomsten toekomen van het onafhankelijke onderzoek2.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, ben ik niet voornemens om een kwaliteitseis voor ethanol in te voeren. De kwaliteitseis stuurt niet direct op CO2-reductie in de keten en kan (op termijn) ook averechtse gevolgen hebben, doordat het een ongelijk speelveld creëert voor niet-Europese bioethanol. Hierdoor kan het de toegang tot de Nederlandse markt voor geavanceerde bioethanol van buiten Europa bemoeilijken.
Het door TNO uitgevoerde onderzoek concludeert dat het verwachte prijsverhogende effect van de eis op de prijs van benzine en E10 voor importeurs in de ordegrootte van 9 cent per liter ligt, en voor consument en tankhouders in de ordegrootte van 0,25 cent tot 1 cent per liter aan de pomp ligt.
Tevens concludeert TNO dat de kwaliteitseis geen CO2-reductie voor de verkeerssector oplevert, maar wel een CO2-effect in de ethanolproductieketen kan opleveren. Hiermee draagt het niet bij aan de Nederlandse CO2 doelen. Het CO2-effect in de keten is sterk afhankelijk van de reactie van de markt. Zelfs in het gunstige scenario waarin van buiten de EU geïmporteerde maïs-ethanol volledig wordt vervangen door Europese bioethanol met een gemiddelde CO2-ketenemissie, zou dit een zeer beperkte CO2-reductie opleveren (ordegrootte 6 kton CO2, oftewel circa 0,12% van de CO2-reductie die wordt behaald met de inzet van hernieuwbare brandstoffen in het vervoer). Hierbij merkt TNO op dat deze maatregel ook de toegang tot de markt bemoeilijkt voor niet-Europese bioethanol met betere CO2-prestaties en toekomstige geavanceerde ethanol van buiten de EU.
Ten slotte merkt TNO op dat Duitsland juist de kwaliteitseis heeft ingetrokken, onder andere vanwege de negatieve neveneffecten.
Waar de onderzochte kwaliteitseis op basis van de onderzoeksbevindingen ongeschikt lijkt voor verduurzaming van de in Nederland ingezette ethanol, steun ik deze verduurzaming op andere manieren. Hiertoe heb ik innovatieve ethanolproductiemethoden in de recent aangekondigde SDE++ (Kamerstuk 31 239, nr. 329) opgenomen en ben ik voornemens een minimuminzet en een stimuleringsfactor voor geavanceerde biobrandstoffen bij de implementatie van de Richtlijn hernieuwbare energie (REDII) in te voeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer