[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Certificaat Coöperatie Briedis Jeugdbeschermers

Jeugdzorg

Brief regering

Nummer: 2021D13503, datum: 2021-04-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-773).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -773 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2021Z06136:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

31 839 Jeugdzorg

Nr. 773 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de staatsecretaris van VWS, dat het Keurmerkinstituut (KMI) heeft besloten het certificaat van Coöperatie Briedis Jeugdbeschermers (Briedis) in te trekken. Het KMI heeft Briedis op 12 april 2021 een beëindigingscertificaat verstrekt voor een periode van zes maanden. Dit besluit heeft tot gevolg dat de kinderen die door Briedis worden begeleid, binnen zes maanden gecontroleerd moeten worden overgedragen aan een of meer andere Gecertificeerde Instellingen (GI’s). Indien nodig kan het beëindigingscertificaat nog eenmaal met zes maanden worden verlengd. Dit besluit heeft geen directe impact op de continuïteit van zorg voor de kinderen die aan Briedis zijn toevertrouwd.

In deze brief informeer ik uw Kamer achtereenvolgens over de achtergrond van het besluit van het KMI, het proces om tot een zorgvuldige overdracht te komen en de relatie met de situatie in Zeeland waarin Briedis ook werkzaam is.

Achtergrond besluit KMI

Jeugdbescherming en -reclassering mogen sinds de invoering van de Jeugdwet alleen worden uitgevoerd door Gecertificeerde Instellingen (GI’s). De GI’s moeten voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in het «Normenkader ten behoeve van de certificering van uitvoerende organisaties voor jeugdbescherming en -reclassering». Het normenkader bevat eisen gericht op het borgen van de kwaliteit van de uitvoering van jeugdbescherming en -reclassering waaraan minimaal moet worden voldaan, bijvoorbeeld methodisch werken en het periodiek evalueren van de werkprocessen. Door te voldoen aan de eisen uit het normenkader kan een GI worden gecertificeerd en daarmee mogen zij de jeugdbescherming en -reclassering uitvoeren.

Het KMI is aangewezen als de certificerende instelling. Briedis beschikte in 2020 als nieuwe uitvoerder van jeugdbescherming en -reclassering over een voorlopig certificaat. Tijdens de certificatieaudit van het KMI in maart en september 2020 zijn vijf kritische afwijkingen geconstateerd waarvoor Briedis een verbeterplan heeft opgesteld. Eind 2020 constateerde het KMI dat met de ingezette verbetermaatregelen van Briedis voldoende vooruitgang was geboekt. Daarop heeft het KMI Briedis een regulier certificaat verstrekt. Begin april 2021 heeft het KMI een controleaudit verricht naar aanleiding van het verstrekken van het reguliere certificaat. Tijdens deze audit bleek dat Briedis de ingezette verbetering niet heeft kunnen voortzetten. Ditmaal heeft het KMI acht kritische afwijkingen geconstateerd en naar het oordeel van het KMI was de situatie verslechterd ten opzichte van maart/ september 2020. De acht kritische afwijkingen zijn grotendeels fundamenteel van aard en het KMI heeft er geen vertrouwen in dat Briedis met de nodige maatregelen alsnog op korte termijn aan het normenkader kan voldoen. Briedis voldeed daarmee niet aan de eisen voor het verstrekken van een overbruggingscertificaat (waarbinnen een GI vier maanden de tijd krijgt de geconstateerde tekortkomingen te herstellen) en het KMI zag zich daarom genoodzaakt een beëindigingscertificaat te verstrekken. Over de aard van de kritische afwijkingen kan het KMI alleen informatie verstrekken aan Briedis. Ik heb hierover navraag gedaan bij Briedis, maar zij hebben aangegeven dat zij hier op dit moment geen concrete mededelingen over kunnen doen. Het beëindigingscertificaat heeft tot gevolg dat Briedis na het aflopen van dit certificaat na zes maanden geen jeugdbescherming en -reclassering meer mag uitvoeren. Het beëindigingscertificaat kan worden verlengd met zes maanden, voor zover dit naar het oordeel van het KMI noodzakelijk is ter borging van de continuïteit van zorg en het toezicht op de zorg. Briedis zal bezwaar aantekenen tegen het besluit van het KMI. Het aantekenen van bezwaar heeft geen opschortende werking.

Proces gecontroleerde zorgoverdracht

Briedis begeleidt op dit moment 121 kinderen en hun ouders met een jeugdbeschermingsmaatregel en 17 kinderen in het kader van gespecialiseerde casusregie (preventieve jeugdbescherming) in de regio’s Zeeland, Haaglanden, Brabant, Utrecht en Gooi- en Vechtstreek. Deze kinderen moeten dus worden overgedragen aan een of meer andere GI’s. Dit is erg ingrijpend voor de kinderen, hun ouders en de medewerkers van Briedis. Briedis draagt zorg voor zorgvuldige communicatie naar ouders en kinderen. Dat doen ze zowel per brief als mondeling. Daarnaast voorziet Briedis in goede bereikbaarheid voor vragen van ouders en kinderen. Het gaat hier om de meest kwetsbare kinderen binnen de jeugdzorg waar continuïteit van zorg van groot belang is. Daarom is het belangrijk dat de uitvoering van het besluit van het KMI met grote zorgvuldigheid gebeurt.

Gemeenten zijn conform de Jeugdwet verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdbescherming en -reclassering. Dat houdt in dat gemeenten gehouden zijn te voorzien in een toereikend aanbod van GI’s. Op basis van deze verantwoordelijkheid moeten de betrokken gemeenten afspraken maken met Briedis en andere gecontracteerde GI’s over het borgen van de continuïteit van zorg en een zorgvuldige overdracht van cliënten. De gemeenten hebben hierbij ook de plicht erop toe te zien dat de bestaande hulpverleningsrelaties zoveel mogelijk worden voortgezet. De kinderen behouden in dat geval hun huidige jeugdzorgwerker, waardoor de impact voor de kinderen en hun ouders zoveel mogelijk beperkt blijft.

Gemeenten en Briedis zijn, in samenwerking met andere GI’s, nu eerst aan zet voor het opstellen van een plan van aanpak voor de afbouw van Briedis. Waar nodig en gewenst zullen wij dat proces ondersteunen, o.a. door het ter beschikking stellen van kennis en expertise. Hierover zijn we in gesprek met de gemeenten. Gelijktijdig dienen de gemeenten de kwaliteit en de continuïteit van zorg te blijven garanderen. De Inspectie houdt gedurende de afbouw van Briedis toezicht op de kwaliteit en continuïteit van zorg. We hebben de Inspecties gevraagd ons te informeren als daartoe aanleiding is.

Continuïteit van jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland

Op 6 april 2021 heb ik uw Kamer voor het laatst geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom de jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland.1 Op dit moment bereiden de Zeeuwse gemeenten de besluitvorming van de overname van Intervence door Jeugdbescherming west voor. Briedis begeleidt in totaal 88 kinderen in de provincie Zeeland (74 kinderen met een maatregel, van in totaal circa 1000 kinderen in Zeeland met een maatregel en 14 kinderen in het kader van gespecialiseerde casusregie). De ontwikkeling inzake Briedis stelt de Zeeuwse gemeenten voor een extra opgave. Ik heb de gemeenten gevraagd het vraagstuk van het beëindigingscertificaat van Briedis in samenhang op te pakken met de uitwerking van het overnamescenario van Intervence door Jeugdbescherming west.

Tot slot

Ik hoop dat ik uw Kamer met deze brief voldoende heb geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen omtrent Briedis. Ik zal uw Kamer de komende periode blijven informeren over ontwikkelingen rond Briedis en de jeugdbescherming in Zeeland.

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht «ondernemingsraad Intervence: stem medewerker niet meegenomen in het plan» (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2250) en Lijst van vragen en antwoorden over stand van zaken Intervence (Kamerstuk 31 839, nr. 772).↩︎