Operationele Strategie en de uitkomsten van de publieke SDRA Groningen, afbouw van de export naar België
Gaswinning
Brief regering
Nummer: 2021D14021, datum: 2021-04-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33529-868).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat (Ooit VVD kamerlid)
- Omschakelingsplanning van arm gas naar rijk gas in België
- Eindrapport Validatie van GTS advies van 29 januari 2021
Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -868 Gaswinning.
Onderdeel van zaak 2021Z06337:
- Indiener: B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-05-11 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-05-12 16:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-07-01 16:30: Mijnbouw/Groningen (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
33 529 Gaswinning
Nr. 868 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2021
In maart 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk volledig te beëindigen. Deze inzet is volgens het kabinet de beste manier om de veiligheid in Groningen te garanderen. In februari heeft de Belgische Minister van Energie mij geïnformeerd dat de ombouw van laagcalorisch naar hoogcalorisch gas in België waarschijnlijk versneld kan worden. Door deze versnelling kan het Groningenveld mogelijk eerder definitief gesloten worden. Dit is goed nieuws voor Groningen. Daarnaast heeft TNO dit jaar de seismische dreigings- en risicoanalyse (SDRA) behorend bij de door NAM voorgestelde operationele strategie voor het gasjaar 2021–2022 uitgevoerd. De operationele strategie beschrijft het niveau en de wijze van winnen en stel ik jaarlijkse voor 1 oktober vast. Het is voor het eerst dat de risicoanalyse niet meer door de NAM maar door een onafhankelijke publieke partij is uitgevoerd. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de validatie van de raming voor de nog benodigde gaswinning uit het Groningenveld door adviesbureau DNV GL, de door NAM voorgestelde operationele strategie, de uitkomsten van de publieke SDRA Groningen van TNO en de versnelde afbouw in België.
Operationele strategie
De beheerder van het landelijk gastransportnet, Gasunie Transport Services B.V. (hierna: GTS), heeft op 29 januari jl. geadviseerd over de hoeveelheid gaswinning uit het Groningenveld voor het gasjaar 2021–2022 en de jaren daarna. Het adviesbureau DNV GL heeft, net als vorig jaar, de analyse van GTS gevalideerd en de bevindingen en aanbevelingen van GTS bevestigd. Het validatierapport van DNV GL is bijgevoegd1. De raming van GTS is het vertrekpunt voor het vaststellen van de operationele strategie voor het komende gasjaar.
In het wettelijk vastgelegde proces om te komen tot een vaststellingsbesluit heeft NAM op 22 maart 2021 een voorstel tot een operationele strategie voor het gasjaar 2021–2022 bij mij ingediend. De operationele strategie van NAM beschrijft hoe de productielocaties van het Groningenveld worden ingezet om het geraamde Groningengas te produceren. In de voorgestelde operationele strategie voor het komende gasjaar wordt dezelfde opstartvolgorde van productielocaties gebruikt als in de operationele strategie die is vastgesteld voor het huidige gasjaar. Hierbij vindt gaswinning met name plaats in het zuiden van het Groningenveld.
Nieuw in de door NAM voorgestelde operationele strategie is dat al bij de start van het gasjaar 2021–2022 de productielocatie Tjuchem buiten gebruik kan worden genomen. Vanaf april 2022 voorziet de operationele strategie alleen nog in het operationeel houden van zes productielocaties, die op basis van de raming van GTS in de wintermaanden van het daaropvolgende gasjaar beschikbaar moeten blijven. Dat betekent dat vijf productielocaties niet nodig zijn in het gasjaar 2022–2023 en vanaf april 2022 buiten gebruik worden gesteld. De zes resterende productielocaties worden vanaf dat moment afwisselend en kortstondig ingezet. Dit gaat, zoals aangegeven in de Kamerbrief over de raming van GTS van 11 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 848) gepaard met de productie van een kleine hoeveelheid gas («minimumflow»). De Minister van Economische Zaken en Klimaat neemt voor 1 oktober een besluit over hoeveel en op welke manier gas uit het Groningen-gasveld wordt gewonnen in gasjaar 2021–2022. Verderop in deze brief licht ik de verdere procedure voor het vaststellingsbesluit nader toe.
Seismische dreigings- en risicoanalyse
Om inzicht te krijgen in de veiligheidsrisico’s van de gaswinning uit het Groningenveld wordt jaarlijks een seismische dreigings- en risicoanalyse uitgevoerd. Vanaf dit jaar voert TNO de SDRA uit. Eerdere analyses hebben laten zien dat door de afbouw van de gaswinning, die ook komend gasjaar wordt voortgezet, de veiligheid sterk is verbeterd doordat de aardbevingen in aantal en magnitude afnemen. Drukverschillen in het gasveld die door productie in het verleden zijn ontstaan zijn meer bepalend voor de seismiciteit dan het inmiddels lage winningsniveau. Uit de publieke SDRA Groningen van TNO van 24 maart 2021 blijkt opnieuw dat de afbouw van de winning het beoogde effect voor de veiligheid heeft. Uit de berekeningen volgt namelijk dat er in het aardbevingsgebied geen gebouwen meer zijn met een verhoogd risicoprofiel (P50). Rekening houdend met de door SodM geadviseerde onzekerheidsmarge (de P90) zijn er 22 gebouwen met slechts een licht verhoogd risicoprofiel. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) heeft de uitkomsten geanalyseerd en aangegeven dat deze gebouwen allemaal al onderdeel zijn van de versterkingsoperatie. De NCG geeft verder aan dat 82 procent van deze gebouwen reeds een opname heeft gehad.
In de verwachtingenbrief van 1 februari jl. zijn de kaders voor de risicoanalyse vastgelegd. Het is evident dat de resultaten van de publieke SDRA Groningen afhangen van keuzes in de modellen. Om te komen tot deze keuzes is een zorgvuldig proces ingericht en gevolgd. Op advies van SodM heb ik TNO de opdracht gegeven de publieke SDRA Groningen uit te voeren met grotendeels dezelfde modeluitgangspunten als vorig jaar. In mijn brief van 11 februari jl. heb ik dat nader toegelicht (Kamerstuk 33 529, nr 848). In een gevoeligheidsanalyse laat TNO zien wat de invloed is van verschillende modelkeuzes. Ik acht een dergelijke analyse van belang voor de prioritering van de verdere modelontwikkeling. Immers, het ligt voor de hand dat verdere modelontwikkeling is gericht op die aspecten van de modellen die voor de resultaten het meest bepalend zijn.
De resultaten van de SDRA geven geen aanleiding tot bijstelling van de risicoprofielen, die de omvang en de prioritering van de versterking bepalen. Echter, als op alle door TNO in de gevoeligheidsanalyse onderzochte modelaspecten een andere keuze was gemaakt zouden 842 gebouwen een verhoogd risicoprofiel gekregen hebben. NCG geeft aan dat van deze 842 gebouwen er 37 gebouwen niet in de versterkingsoperatie zitten. Ondanks dat de modelkeuzes uit de gevoeligheidsanalyse nog onvoldoende gevalideerd zijn, heeft SodM mij desgevraagd geadviseerd om, uit voorzorg, deze gebouwen die uit de gevoeligheidsanalyse komen op te nemen in het versterkingsprogramma. De Minister van Binnenlandse Zaken en ik nemen dit advies over; de gebouwen zullen worden toegevoegd na afstemming van de NCG met de betrokken gemeenten.
Procedure vaststellingsbesluit
Om voor 1 oktober 2021 tot een definitief vaststellingsbesluit te komen heb ik de operationele strategie, de publieke SDRA Groningen, review SodM en de analyse van de NCG voorgelegd aan mijn wettelijk adviseurs. Deze documenten zijn, net als voorgaande jaren, voor een ieder inzichtelijk via de website van RVO.nl voor de winningsbesluiten2. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 33 529, nr. 848, nr. 803) wordt momenteel de mogelijkheid onderzocht om de gasopslag Grijpskerk om te zetten van een hoogcalorisch naar laagcalorisch gasopslag, met als doel een snellere sluiting van het Groningenveld. De inzet van Grijpskerk zou wel betekenen dat komend gasjaar meer gewonnen moet worden. Dit kan in de jaren daarna worden gecompenseerd. Om deze reden heb ik de adviseurs voor het vaststellingsbesluit Groningen ook advies gevraagd welke maatschappelijke overwegingen de Minister van EZK moet meenemen bij het besluit over Grijpskerk. Daarnaast ben ik in goed overleg met de betrokken gemeenten over de uitwerking en realisatie van de plannen rondom Grijpskerk.
Op basis van de adviezen van de wettelijke adviseurs stel ik vervolgens een ontwerpvaststellingsbesluit op. Eind juni 2021 wordt dit ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Op het ontwerpvaststellingsbesluit kunnen door belanghebbenden zienswijzen worden ingediend. In het definitieve vaststellingsbesluit, dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat voor 1 oktober 2021 neemt, wordt rekening gehouden met de ingebrachte zienswijzen.
Versnelde afbouw België
Het Groningenveld kan mogelijk eerder definitief gesloten worden door een versnelling in de ombouw in België. De Belgische Minister van Energie heeft mij namelijk geïnformeerd dat op basis van de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan in België bij de ombouw van laagcalorisch gas naar hoogcalorisch gas, een meer optimale werkwijze is gevonden (zie bijlage). Hierdoor kan het proces van de ombouw in België versneld plaatsvinden. Door afnemers wijk voor wijk om te zetten – in plaats van individueel – kan het tempo worden verhoogd. De export van laagcalorisch gas naar België kan hierdoor mogelijk eind 2024 al worden beëindigd, in plaats van in 2029.
Naar aanleiding van dit positieve bericht is de internationale Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland3 bijeengekomen om te bespreken wat de impact is op de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld. Ook is besproken of de nieuwe werkwijze, het wijk voor wijk omzetten, toe te passen is in Duitsland en Frankrijk. De technische situatie verschilt in deze landen echter dusdanig van die in België dat in Duitsland en Frankrijk vooralsnog geen extra versnellingsmogelijkheden zijn geïdentificeerd. Een belangrijk verschil met de situatie in België is dat er in de meeste gevallen geen aanpassingen van gastoestellen nodig zijn, waar dat in Duitsland en Frankrijk wel het geval is. Het tijdsbeslag dat is gemoeid met de ombouw komt daardoor in België substantieel lager te liggen dan oorspronkelijk geraamd en ook veel lager dan in Duitsland en Frankrijk.
In 2023 wordt de eerste versnelling verwacht. In 2024 kunnen mogelijk de dan nog resterende afnemers worden omgeschakeld. Eind dit jaar wordt duidelijk of de voorziene omschakeling in 2024 daadwerkelijk mogelijk is en zal een definitieve beslissing worden genomen door de Belgische transmissiesysteembeheerders voor gas.
GTS berekent momenteel op basis van de door België aan de Taskforce verstrekte informatie wat de gevolgen zijn voor de gaswinning uit het Groningenveld en de verwachte sluitingsdatum. Hierover zal ik uw Kamer op een later moment informeren.
De mogelijke omzetting van gasopslag Grijpskerk en optimalisatie in België versnelt dus het moment dat het Groningenveld definitief gesloten kan worden.
Dit is van groot belang in het licht van de maatschappelijke gevolgen die de gaswinning nog altijd heeft. Ik blijf mij onverminderd inzetten om het Groningenveld zo snel mogelijk te sluiten. Voor de zomer zal ik uw Kamer nader informeren over de voortgang van de maatregelen voor de sluiting van het Groningenveld waaronder de omzetting van gasopslag Grijpskerk.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
B. van ‘t Wout
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎
https://www.rvo.nl/onderwerpen/bureau-energieprojecten/lopende-projecten/gaswinning/gaswinning-groningen↩︎
De Taskforce, die wordt ondersteund door het Benelux Secretariaat, bestaat uit vertegenwoordigers van overheden, netbeheerders en toezichthouders van vier landen (Nederland, België, Duitsland, Frankrijk) alsmede het International Energy Agency en ENTSOG, het Europese netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, met de Europese Commissie als waarnemer.↩︎