[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken Catshuisregeling

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2021D16097, datum: 2021-04-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-819).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -819 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2021Z07296:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

31 066 Belastingdienst

Nr. 819 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 april 2021

Met mijn brief van 25 maart jl. en met de zesde Voortgangrapportage Kinderopvangtoeslag1 van 8 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitbetaling van de € 30.000 aan gedupeerde ouders die in aanmerking komen voor herstel. Langs deze weg stuur ik uw Kamer een update van de voortgang van deze uitbetalingen, gelet op de toezegging om deze uitbetaling uiterlijk 1 mei te doen bij ouders die zich voor 15 februari gemeld hebben en in aanmerking komen voor herstel.

In deze brief informeer ik u achtereenvolgens over:

• de stand van zaken ten aanzien van € 30.000 uitbetalingen;

• het proces van toetsing van aanvragers en tot welke vervolgstappen dit leidt;

• het vervolg voor ouders die zich na 15 februari hebben aangemeld voor herstel;

• de werking van het moratorium voor ouders bij wie wij momenteel geen aanwijzingen zien om voor 1 mei € 30.000 uit te betalen; en

• welke stappen zijn ondernomen voor gedupeerde ouders die in een wettelijke of minnelijke schuldsanering zijn terechtgekomen.

Stand van zaken € 30.000-uitbetalingen

Op 22 december 2020 (Kamerstuk 31 066, nr. 772) heeft het kabinet de keuze gemaakt om de uitbetaling richting ouders te versnellen door alle ouders die gedupeerd zijn bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag door een vooringenomen behandeling, alles-of-niets-benadering of het onterecht aanmerken van ouders met het kenmerk «Opzet / Grove Schuld»2 ten minste € 30.000 uit te betalen op basis van een lichte toets. Hierbij heb ik aan de ouders de belofte gedaan dat degene die zich voor 15 februari 2021 hebben gemeld de € 30.000 voor 1 mei 2021 uitbetaald zouden krijgen. Uiteraard voor zover vastgesteld kon worden dat zij in aanmerking zouden komen voor herstel.

Vanaf de aanvang was duidelijk dat de deadline van 1 mei zou zorgen voor een stevige inspanningsverplichting om de gedupeerde ouders tijdig en zorgvuldig recht te doen. Uiteindelijk is de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) erin geslaagd om 11.143 ouders de € 30.000 voor 1 mei uit te betalen. Daarnaast zijn er nog 4.313 ouders waarbij met de lichte toets recht is vastgesteld, maar die om uiteenlopende redenen nog niet uitbetaald zijn. Bijvoorbeeld omdat zij nog niet telefonisch bereikt zijn. Hiermee is het gelukt om alle ouders die zich voor 15 februari gemeld hebben ook voor 1 mei met een lichte toets te bekijken en hen waar mogelijk uit te betalen. De medewerkers van UHT hebben hiervoor een grote inspanning moeten doen. Ik wil op deze plek mijn dank uitspreken voor hun grote inzet om ouders zo snel als mogelijk is te helpen.

Aantal ouders aangemeld 36.196
Aantal ouders aangemeld t/m 15 februari 25.946
Aantal ouders aangemeld na 15 februari 10.250
Aantal integrale beoordelingen afgerond 1805
Aantal lichte toetsen afgerond 24.141
Waarvan we er voor 1 mei een aantal opnieuw hebben gedaan n.a.v. de foute brief 1.762
Totaal aantal ouders waarbij recht is vastgesteld 15.456
Waarvan uit te betalen voor 1 mei 11.143
Aantal ouders waarbij recht is vastgesteld, maar waar uitbetaling nog niet mogelijk was 4.313

Aanpak

Per 15 februari 2021 hadden zich 25.946 ouders bij UHT gemeld. Per 30 april hebben alle ouders een toets gehad om het recht op herstel te bepalen: 24.141 (~ 93%) ouders een zogenoemde lichte toets en 1.805 (7%) van de ouders een integrale beoordeling. Na een lichte toets volgt – ongeacht de uitkomst – voor alle ouders een integrale beoordeling. Voor een deel van de ouders waarvan de lichte toets is afgerond, is die integrale beoordeling ook al gestart. Ik kom hierop later in deze brief terug. Het aantal aangemelde ouders is met inbegrip van ~1.200 ouders uit met CAF-11 vergelijkbare zaken die zich uiterlijk 1 april 2021 hebben gemeld.3 Voor 1.805 ouders gold dat de integrale beoordeling in een vergevorderd stadium was of dat er reeds een spoedbetaling van € 30.000 was toegekend wegens acute financiële nood. In totaal hebben we dus 25.946 ouders beoordeeld.

Uit het totaalaantal aanmeldingen is bij 15.456 (~59,6%) ouders recht op herstel vastgesteld. Het recht op herstel is bij 13.651 (~52.6%) vastgesteld door middel van de lichte toets. In mijn brief van 25 maart ben ik uitgebreid ingegaan op de invulling van de lichte toets. Deze bestaat uit twee stappen: Eerst vindt een data-analyse plaats en vervolgens, indien nodig, een handmatige toets. Het beoordelingsproces van de lichte toets wordt hieronder schematisch weergegeven.

Data-analyse

Voor 10.725 van de aangemelde ouders hebben we met data-analyse kunnen bepalen of er wel of geen aanwijzingen zijn voor recht op herstel. Voor een groep van 8.904 (~ 83%) ouders geldt dat zij recht hebben op de € 30.000. Dit betreffen:

• 2.871 ouders die betrokken zijn geweest bij een CAF-vergelijkbaar onderzoek en daarmee vooringenomen zijn behandeld; en

• 6.033 ouders met een onterecht kenmerk «Opzet/Grove Schuld» waardoor zij geen persoonlijke betalingsregeling kregen.

• Voor een groep van 1.821 (~ 17%) mensen geldt dat wij momenteel geen aanwijzingen zien voor herstel, omdat zij nooit kinderopvangtoeslag hebben ontvangen. Dit betreffen:

• 656 ouders die toeslagpartner waren en niet de toeslagaanvrager zijn geweest van de kinderopvangtoeslag; en

• 1.194 mensen met terugvorderingen van de huur- en/of zorgtoeslag, maar niet van de kinderopvangtoeslag. Zij komen momenteel nog niet in aanmerking voor herstel. Over de aanpak voor deze groep gedupeerden heb ik u in de zesde Voortgangsrapportage een update gegeven.

Er is tenslotte ook nog een groep van 381 ouders die in de voor herstel in aanmerking komende periode van Toeslagen een vergrijpboete heeft gehad of strafrechtelijk veroordeeld is. Naar deze situaties moet met specialistische kennis gekeken worden. We willen zorgvuldig kijken of deze sancties ook naar de huidige inzichten nog terecht zijn en of er bijvoorbeeld voor een ander deel van de herstelperiode wél recht is. Dit kon niet in de lichte handmatige toets. We hebben deze ouders hierover per brief geïnformeerd. In de integrale beoordeling zal met deze ouders gezamenlijk naar hun situatie worden gekeken.

Handmatige toets

Bij ~13.000 van de aangemelde ouders was data-analyse niet voldoende om relatief snel aanwijzingen te vinden voor herstel. De data-analyse laat bijvoorbeeld zien dat de aanmelders kinderen hebben en kinderopvangtoeslag hebben aangevraagd en/of ontvangen, maar het is nog niet duidelijk of en waarom er in het verleden een correctie heeft plaatsgevonden. Voor deze groep ouders heeft een handmatige toets plaatsgevonden waarbij naar specifieke informatie in hun dossier gekeken is.

Het uitvoeren van de handmatige toets is in een stappenplan opgesteld. We zoeken daarbij nadrukkelijk naar aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat een ouder in aanmerking komt voor de € 30.000. Wanneer in een van de hieronder genoemde stappen blijkt dat de ouder in aanmerking komt voor uitbetaling van € 30.000, behoeven de andere stappen niet meer gezet te worden.

• Heeft er een ongerechtvaardigde stopzetting KOT zonder voorafgaande individuele beoordeling (zachte stop) plaatsgehad?

• Is er sprake geweest van een terugvordering in enig jaar van minimaal € 1.500? Zo ja, zag de terugvordering op:

– het niet volledig betalen van de opvangkosten (eigen bijdrage), of

– het onvoldoende aangetoond hebben van het betalen van de opvangkosten (eigen bijdrage), of

– het aanwezig zijn van een kleine formele tekortkoming (bijv. ontbreken handtekening, ontbreken enkele bewijsstukken).

• Is er sprake van een brede uitvraag?

– Heeft de ouder een vraagbrief ontvangen met het verzoek bewijsstukken aan te leveren?

– Is er afgewezen vanwege non response?

• Is er een rappel verzonden aan de ouder nadat deze niet gereageerd heeft?

Belangrijk om te benadrukken is dat we ook bij de handmatige toets zorgvuldig te werk gaan. Naast de informatie in het centrale Toeslagen Verstrekkingen Systeem (TVS, dit systeem bevat informatie over de toeslagjaren vanaf 2012), bekijkt UHT ook andere systemen zoals over de jaren vóór 2012 het Digitale Archief, Klantbeeld UHT/SAS, DAS, Eldoc en de Kennisbank van UHT.

Daarnaast worden de uitkomsten van de eerste handmatige toets door een medewerker en een tweede collega bekeken. Als UHT voor een ouder vanuit deze toets geen aanwijzingen kon vinden voor het recht op € 30.000 is de situatie van deze ouder nogmaals bekeken door een andere, derde medewerker van UHT. Wij bellen ingeval van onduidelijkheden in het dossier de ouder om het verhaal van de ouder mee te wegen. UHT besteedt gemiddeld 4 uur aan een dergelijke handmatige toets.

Van de groep van ~ 13.000 ouders voor wie een handmatige toets heeft plaatsgevonden is bij 39,5% (4.747) gebleken dat zij recht heeft op € 30.000. Deze groep is als volgt onder te verdelen.

• Voor ~63% van deze ouders zijn aanwijzingen aangetroffen van individuele vooringenomenheid;

• Voor ~77% van deze ouders zijn aanwijzingen aangetroffen van hardheid van het toeslagenstelsel.

Dit betekent dus ook dat bij 60,5% (7.261) van de ouders waarvoor we een handmatige toets hebben gedaan, wij op grond van deze toets nu geen aanwijzingen zien op basis waarvan de ouder in aanmerking komt voor de € 30.000. Vaak was er een reguliere reden waardoor de kinderopvangtoeslag naar beneden werd bijgesteld:

• Een groot deel van de ouders (~80%) die op grond van de handmatige toets geen recht hebben, is in enig toeslagjaar wel geconfronteerd met een terugvordering van ten minste € 1.500 maar lijkt die terugvordering te volgen uit het systeem van de kinderopvangtoeslag. Dit betreft bijvoorbeeld ouders die geld hebben moeten terugbetalen omdat het aantal opvanguren of het inkomen door het jaar heen lijkt te zijn gewijzigd. Een terugvordering door wijziging van uren of inkomen kan als zeer vervelend worden ervaren door ouders en flinke financiële problemen opleveren, maar is geen onderdeel van deze hersteloperatie. Dit is inherent aan het toeslagensysteem.

• Bij een kleiner deel van de ouders bleek dat de toeslag is bijgesteld omdat zij niet hadden gereageerd op schriftelijke verzoeken om informatie van de Belastingdienst/Toeslagen. Zonder deze informatie was de toeslag niet vast te stellen, bijvoorbeeld omdat er ook geen informatie bekend was van de opvangorganisatie. Om die reden heeft Toeslagen de toeslag bijgesteld. Tijdens de lichte toets kijken we of de ouder mogelijk onvoldoende in gelegenheid is gebracht om hierop te reageren, of verzachtende omstandigheden bleek te hebben waardoor er niet gereageerd is. In dat geval hebben we wél recht op herstel vastgesteld. Als we twijfelden over de situatie hebben we de ouder geprobeerd te bellen.

• Tenslotte is er een kleine groep ouders bij wie geen aanwijzingen zijn gevonden voor recht op € 30.000 zijn andere – uiteenlopende – redenen, gebaseerd op een individuele situatie, vastgelegd als oorzaak voor het nog niet toekennen van € 30.000. Het gaat hierbij onder andere om ouders die niet voldeden aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag of geen gebruik maakten van kinderopvang.

Voor de volledigheid wil ik u erop wijzen dat ik mijn brieven van 8 februari en 26 maart reeds heb toegelicht dat in het proces van data-analyse en handmatige toets sprake zal zijn van betalingen aan personen die – indien onmiddellijk een integrale beoordeling zou zijn uitgevoerd – geen recht op uitbetaling zouden hebben gehad. Ik beschouw dit als onvermijdelijk en wil geen onzekerheid creëren bij ouders door in deze situaties betalingen weer terug te vorderen. Op basis van een steekproefmethode wordt het risico op (achteraf) onterechte uitbetalingen geschat op 2–5%.

Fout in de hersteloperatie

Alle ouders waarvoor op basis van data-analyse of een handmatige toets geldt dat wij nu geen aanwijzingen zien voor een betaling van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling hebben daarover een brief ontvangen. Op 21 april heb ik uw Kamer geïnformeerd4 over het feit dat een groep van 1.762 ouders deze brief helaas mogelijk ten onrechte heeft ontvangen. Dit betrof ouders waarbij de data-analyse suggereerde dat zij voor hun kinderen geen toeslag hadden aangevraagd terwijl dit wel het geval was. Bij ~420 van de ~1.750 ouders bleek dat zij met een correcte data-analyse juist wél in aanmerking komen voor € 30.000, omdat zij gedupeerd zijn door institutionele vooringenomenheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld. 558 ouders zijn nog gebeld voor 22 april en aan hen zal de € 30.000 voor 1 mei worden uitbetaald. Inmiddels hebben we tot 1 mei 639 ouders bereikt om hen te informeren over de fout. De komende dagen blijven we ouders bellen om iedereen proberen te bereiken.

Bij de overige ~1.340 ouders was een handmatige toets nodig om hun recht op € 30.000 te kunnen bepalen. Alle toetsen zijn na vandaag afgerond. In de cijfers weergegeven in deze brief zitten reeds de resultaten van 357 afgeronde toetsen (peildatum einde dag 27 april). De resultaten van de overige 1.027 toetsen kunnen pas na vandaag worden opgenomen in de cijfers, omdat er een aantal dagen verwerking nodig is in de systemen. Vooralsnog blijkt dat circa 45% recht heeft op de € 30.000. We bellen alle ouders over de uitkomst van de toets voor 3 mei, zodat zij uitbetaald kunnen worden op 12 mei.

In een complexe uitvoeringscontext, onder hoge druk, is helaas deze ernstige fout gemaakt. Juist bij de gedupeerde ouders in de hersteloperatie is elke fout extra pijnlijk. Ik vind het dan ook belangrijk dat deze fout heel snel is rechtgezet, in volledige transparantie richting de betrokken ouders en uw Kamer. Mocht er in de toekomst nog een fout zich voordoen dan zullen we dit wederom zo snel mogelijk herstellen en transparant daarover communiceren.

Voor de volledigheid volgt hieronder een overzicht van de uitsplitsing naar verschillende uitkomsten van de lichte toets per 27 april.

Vervolgstappen na vaststellen recht op herstel

We hebben aldus, inclusief de integrale beoordelingen, bij 15.456 ouders het recht op herstel kunnen vaststellen. We bellen ouders altijd voordat we het herstelbedrag van ten minste € 30.000 uitbetalen. We willen ouders informeren, zodat ze weten dat het bedrag op hun bankrekening wordt gestort en we vragen ouders of er een reden is waarom ze het bedrag op dit moment nog niet willen ontvangen. Ouders die we nog niet hebben kunnen bereiken, na minimaal drie belpogingen, sturen we een brief met de oproep om contact met ons op te nemen. In sommige gevallen hebben ouders een bewindvoerder. In dat geval bellen we de bewindvoerder (zie onder kopje Schuldenmoratorium en schuldregelingen).

Bij 11.143 ouders zijn we ook daadwerkelijke tot uitbetaling overgegaan. Dit betekent ook dat we 4.313 ouders om uiteenlopende redenen nog niet hebben kunnen uitbetalen. Zo hebben bijvoorbeeld 243 ouders aangegeven dat zij het bedrag nog niet wilden ontvangen en waren 2.014 ouders (of hun bewindvoerder) telefonisch niet bereikbaar. Naast de eerdergenoemde pogingen om telefonisch contact op te nemen, hebben we deze ouders ook een sms-bericht en een brief gezonden. Indien wij hen voor 3 mei aanstaande alsnog kunnen bereiken, zal het herstelbedrag op uiterlijk 12 mei aan hen worden uitbetaald. Voor 1618 ouders geldt dat ouders waarvan we nog minder dan 3 belpogingen hebben gedaan, deels omdat de lichte toets pas zeer recent is afgerond. Voor 438 ouders geldt dat hun integrale beoordeling zeer recent is afgerond en met hen nog afstemming gezocht wordt over de uitbetaling.

Alle 9.463 ouders waarvoor wij op basis van de lichte toets nu geen aanwijzingen zien voor de € 30.000, hebben we daarover zoals gezegd een brief gestuurd, waarin we uitleggen dat we deze ouders nog integraal zullen beoordelen. De beoordeling van de ouder is met de lichte toets immers nog niet afgerond en deze brief is daarmee ook bedoeld om ouders te informeren over de stand van zaken. Omdat het geen definitieve beslissing is, hoeven ouders om in aanmerking te komen voor een integrale beoordeling ook niet in bezwaar te komen.

Er is ook nadrukkelijk geen sprake van een afwijzing van de ouders. Ouders komen mogelijk nog in aanmerking voor 30.000 euro na de integrale beoordeling, Ze hoeven zich hier ook niet apart of opnieuw voor aan te melden.

Als ouders dit willen, kunnen ze echter op grond van de wet wel in bezwaar tegen de uitkomst van de lichte toets. Dan wordt opnieuw bekeken of de lichte toets in hun situatie zorgvuldig is uitgevoerd. In deze brief is geen uitgebreide rechtsmiddelverwijzing (een verwijzing naar de mogelijkheid van bezwaar) opgenomen, maar wel een verwijzing naar de website van UHT waar meer informatie over bezwaar is opgenomen. De reden hiervoor is dat we wilden voorkomen dat ouders onterecht in de veronderstelling zouden verkeren dat een formeel bezwaar noodzakelijk zou zijn voor een vervolg dan wel om te voorkomen dat zij enig recht op herstel zouden verliezen. Zoals besproken met uw Kamer in het debat op 29 april (Handelingen II 2020/21, nr. 73, Debat over het bericht dat het kabinet informatie over de toeslagenaffaire voor de Tweede Kamer achterhield) zal ik nagaan waar dit verwarring oplevert bij ouders en hier in de communicatie rekening mee houden.

Om ervoor te zorgen dat UHT iedereen voor 1 mei kon informeren over de uitkomst van de lichte toets is gekozen voor een uniforme en geen persoonlijke brief naar ouders die we nu geen uitsluitsel kunnen geven over de vraag of zij in aanmerking komen voor de € 30.000. De tijd ontbrak om al deze ouders persoonlijk te bellen of aan te schrijven en uitleg te geven. Dat zullen we vanzelfsprekend na de integrale beoordeling wel doen.

Ouders met vragen kunnen altijd bellen met ons serviceteam, en we hebben ook een speciaal nazorgteam ingericht. Dit team staat vanaf 1 mei klaar om ouders die vragen hebben of het gevoel hebben dat er een fout is gemaakt te woord te staan. Indien we daar bij meerdere ouders eenzelfde fout tegenkomen zullen we dit proactief recht zetten en daarover ook transparant communiceren.

Ouders die zich na 15 februari hebben gemeld

Tussen 15 februari en 28 april hebben nog 10.250 ouders zich bij UHT gemeld. Dit aantal loopt nog dagelijks op. Deze ouders gaan wij zo snel mogelijk ook beoordelen. Wij doen dat op dezelfde manier als ik eerder in deze brief uiteen heb gezet. Dit betekent dat voor een aangemelde ouder eerst op basis van de lichte toets wordt gekeken of hij of zij in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag van € 30.000. Indien wij op basis van de lichte toets nog geen aanwijzingen zien, zullen wij de ouder daarover informeren en toelichten dat we hen nog integraal zullen beoordelen.

Voor alle ouders die zich na 15 februari hebben gemeld, geldt dat we hen binnen 6 maanden na aanmelding met een lichte toets beoordelen. Voor een deel van de ouders kan dit met behulp van data-analyse heel snel. Uit de groep van circa 10.000 ouders zijn dit naar verwachting ten minste 1.000 ouders. Het overgrote deel van de ouders zal echter handmatig getoetst moeten worden. Gelet op het feit dat we tussen de 500 en 1.000 handmatige toetsen per week kunnen uitvoeren, afhankelijk van de complexiteit van de situatie van de ouder, blijft het streven om deze ouders zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 6 maanden na aanmelding uitsluitsel kunnen geven of zij op basis van de lichte toets recht hebben op het forfaitaire bedrag van € 30.000. Zij zullen zo spoedig mogelijk daarna de € 30.000 ontvangen. De data waarop nadere uitbetalingen gepland staan, zijn 12 mei, 25 mei, 10 juni en 22 juni.

Integrale beoordelingen

Voor alle ouders die zich hebben gemeld geldt dat zij na de lichte toets, ongeacht de uitkomst daarvan, als zij dat wensen integraal zullen worden beoordeeld.

Voor 1.805 ouders geldt dat die integrale beoordeling inmiddels is afgerond, waarvan wij er 1.367 hebben uitbetaald. Het is op dit moment nog niet mogelijk om een inschatting te geven voor hoeveel ouders de € 30.000 voldoende financieel is. Er zijn wel ouders die proactief hebben aangegeven zich te willen afmelden voor integrale beoordeling, maar dit is niet een bruikbaar getal als indicatie voor hoeveel ouders uiteindelijk willen afzien van integrale beoordeling. Er is ook geen enkele drempel voor ouders voor een integrale beoordeling.

In juni publiceren we, zoals aangekondigd in de zesde Voortgangsrapportage, een hernieuwde planning voor integrale beoordelingen. Hierin zullen we nieuwe doelen stellen met betrekking tot het aantal integrale beoordelingen.

Het moratorium en schuldregelingen

Moratorium tot 1 mei bij geen aanwijzing op herstel

Het streven is om alle gedupeerde ouders met schulden te helpen en een nieuwe start te bieden. Zodra bij hen is vastgesteld dat ze in aanmerking komen voor de Catshuisregeling en daarmee minimaal € 30.000, wordt het moratorium (de pauzeknop) vanaf het moment van uitbetaling met 1 jaar verlengd.

Voor ouders waarbij wij na de lichte toets op dit moment geen aanwijzingen hebben gevonden dat zij daar recht op hebben vervalt het moratorium op 1 mei. Deze ouders zijn daarover per brief geïnformeerd. Het moratorium loopt af om te voorkomen dat hun private schulden oplopen gedurende een langere looptijd van het moratorium. Schuldeisers weten immers niet welke ouders zich hebben gemeld bij UHT en kunnen gedurende het moratorium nog wel verhogingen en kosten in rekening brengen. Dit zou de schuldenproblematiek van deze ouders vergroten en dat is onwenselijk. Wij moedigen deze ouders aan om naar hun gemeente te gaan voor hulp met hun schulden.

Voor deze ouders geldt dat hun dossier integraal beoordeeld zal worden. Publieke schulden, die betrekking hebben op de periode t/m 31 december 2020 worden niet geïnd tot de integrale beoordeling is afgerond. Als bij de integrale beoordeling blijkt dat iemand alsnog recht heeft op (minimaal) € 30.000, dan zal het moratorium vanaf het moment van uitbetaling voor de periode van een jaar van toepassing zijn. Er zijn dus mogelijk ouders waarbij het moratorium per 1 mei afloopt en na vaststellen van recht bij de integrale beoordeling weer van kracht wordt. Daarmee is er een kans dat bij deze ouders private schuldeisers tussen 1 mei en het moment van alsnog uitbetalen van € 30.000 (executoriaal) beslag leggen op hun eigendommen. In het debat van 29 april heb ik hierover uitgebreid met uw Kamer gesproken. Omdat de datum van 1 mei bij het moratorium wettelijk is vastgelegd wil ik voor deze groep een praktische oplossing zoeken. Dit betekent in ieder geval dat ouders die denken dat de uitkomst van de lichte toets niet klopt zich kunnen melden bij het eerder genoemde «nazorgteam», en dat iedereen die nu in een acute probleemsituatie zit versneld in aanmerking kan komen voor ene integrale beoordeling. En als er bij een groep ouders onverhoopt toch problemen ontstaan door het aflopen van het moratorium, waarbij zij bij integrale beoordeling wel recht blijken te hebben, dan wil ik hiervoor graag een specifieke oplossing ontwikkelen. Ik neem dit mee in mijn volgende update voor uw Kamer voorafgaand aan het Commissiedebat op 27 mei.

Schuldregelingen

In de Zesde voortgangsrapportage5 heb ik u geïnformeerd dat er circa 900 ouders in schuldregelingen zitten die niet beschermd zijn door het moratorium en die UHT om die reden nog niet gebeld en uitbetaald heeft. In mijn brief van 20 april 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de gemaakte keuzes om deze specifieke groep ouders perspectief te bieden op een nieuwe start6. Hierbij heb ik aangegeven dat ik een aantal uitgangspunten hanteer voor het bieden van een oplossing voor deze ouders. Allereerst dat de oplossing die geboden wordt ervoor zorgt dat ouders zo snel als mogelijk uit het strakke regime van het traject kunnen en weer een normaal uitgavepatroon kunnen aanhouden. Liefst doe ik dat voor 1 mei, conform mijn eerdere belofte om iedereen die zich voor 15 februari heeft gemeld voor 1 mei uit te betalen. Daarbij geldt echter wel mijn tweede uitgangspunt, namelijk dat de oplossing er niet toe moet leiden dat ouders achteraf alsnog problemen ondervinden van oude schulden met als gevolg dat ze nóg dieper in de problemen belanden.

Oplossing voor gedupeerde ouders in de WSNP

447 gedupeerde ouders die momenteel in een wettelijke schuldregeling (WSNP) heb ik besloten om, naast het kwijtschelden van publieke schulden, bestaande resterende (private) schulden in deze trajecten te compenseren en daarmee WSNP-bewindsvoerders, gedupeerden, hun partners en hun schuldeisers de garantie te geven dat er een oplossing komt voor de schulden. Dit zorgt ervoor dat, vooruitlopend op het uitbetalen van de verificatielijst aan de WSNP-bewindvoerders, Toeslagen het compensatiebedrag aan deze gedupeerden uit kan betalen. De oplossing is mogelijk dankzij de medewerking van bewindvoerders en kan alleen werken als er een garantie kan worden afgegeven richting schuldeisers dat de volledige schulden worden overgenomen. De nog af te geven garantie dat deze schulden betaald zullen worden zorgt ervoor dat de € 30.000 niet in de boedel hoeft te belanden, maar tot de beschikking komt voor de ouder en dat ook blijft. Volgens de huidige planning betekent dit dat deze ouders op 30 april zullen worden uitbetaald en het geld in de week van 2 mei op hun bankrekening zal staan. Wij zijn vorige week begonnen om ouders en bewindsvoerders hierover te informeren. Inmiddels hebben wij voor een aantal ouders de bewindsvoerder kunnen benaderen en ik ben verheugd om u te informeren dat aan 401 ouders op 1 mei en tot zo ver aan 46 ouders op 12 mei de € 30.000 worden uitbetaald.

Oplossing voor gedupeerde ouders in de MSNP

Voor de 863 ouders in de minnelijke regeling geldt net als voor ouders in de WSNP, dat een oplossing op korte termijn voor iedereen alleen gegarandeerd kan worden als Toeslagen de, na het kwijtschelden van publieke schulden, bestaande resterende vordering volledig compenseert. Daarom heb ik besloten dat ook voor hen te doen. Het gaat hier om ouders die een akkoord hebben bereikt met hun schuldeisers en zich gedurende drie jaar maximaal hebben moeten inspannen om hun schulden af te lossen. De schuldeisers zijn akkoord gegaan met finale kwijting van de resterende schuld na afloop van de schuldregeling. Ook voor gedupeerde ouders in de minnelijke schuldregeling wordt een beroep gedaan op de schuldhulpverleners om de € 30.000 niet in de boedel te laten vallen en de MSNP op te schorten tot het moment dat Toeslagen de schulden heeft gecompenseerd.

Ik ben in overleg getreden met de NVVK en VNG en zij steunen de gekozen oplossingsrichting voor deze ouders. NVVK en VNG hebben het belang van een gedegen uitvoering met daarin goede gegevensuitwisseling tussen UHT, gemeenten en NVVK-leden benadrukt. Met alle schuldhulpverleners van gedupeerde ouders in de MSNP die de € 30.000 ontvangen en bij UHT bekend zijn wordt deze en volgende week contact opgenomen. Zij worden telefonisch en per brief geïnformeerd, met tevens het verzoek de minnelijke regeling op te schorten. NVVK en VNG hebben hun leden namens UHT geïnformeerd over de benodigde handelingen en de perspectieven voor schuldeisers. Inmiddels hebben wij voor een aantal ouders en hun schuldhulpverlener kunnen bereiken en ik ben verheugd om u te informeren dat aan 67 ouders op 1 mei en tot zo ver aan 272 ouders op 12 mei de € 30.000 worden uitbetaald.

Ik wil op deze plek ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en alle betrokken gemeenten hartelijk bedanken voor de constructieve en prettige samenwerking op dit punt. Bij zowel wettelijke als de minnelijke schuldhulpverlening zijn de gemeenten en/of de NVVK vaak betrokken en mede dankzij hun expertise zijn wij erin geslaagd om voor deze ouders een snelle en adequate oplossing te vinden.

Ik hoop uw Kamer ten slotte in aanloop naar het commissiedebat van 27 mei meer te kunnen informeren over een oplossing voor de private schulden van gedupeerde ouders waar wij hard aan werken.

Tot slot

Voor alle ouders die we inmiddels € 30.000 hebben kunnen uitbetalen of dat in de komende week doen, hoop ik dat dit een belangrijke stap vormt in de richting van herstel van het onrecht dat hen is aangedaan. We gaan hier in de komende periode hard mee door.

Ik zal uw Kamer voor het commissiedebat van 27 mei aanstaande een nieuwe update doen toekomen en uiterlijk in juni informeer ik uw Kamer over de planning geven voor het derde en vierde kwartaal van dit jaar. Ik zal dan tevens uw Kamer nader informeren over de stand van zaken rondom een oplossing voor gedupeerde toeslagpartners die niet langer een gezamenlijk huishouden vormen met de toenmalige aanvrager van kinderopvangtoeslag.

Bijgaand treft u tevens de antwoorden van op de vragen van de leden Alkaya en Leijten (beiden SP) over het kinderopvangtoeslagschandaal (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2573).

De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen


  1. Kamerstuk 31 066, nr. 805.↩︎

  2. Voor een onterecht kenmerk van Opzet/Grove Schuld geldt voor de Catshuisregeling aanvullend een minimumgrens van € 1.500 aan terugvordering, Kamerstuk 31 066, nr. 739.↩︎

  3. Voor deze laatste groep ouders hebben we een verlengde aanmeldingstermijn van 1 april gehanteerd, omdat een deel van deze groep ouders pas vlak voor 15 februari is geïnformeerd dat zij onderdeel uitmaken van een met CAF-11 vergelijkbare zaak. In de Zesde voortgangsrapportage is eerder een inschatting gemaakt van ~ 900.↩︎

  4. Kamerstuk 31 066, nr. 813↩︎

  5. Kamerstuk 31 066, nr. 805↩︎

  6. Kamerstuk 31 066, nr. 812↩︎