Positieve voordracht tot gratie in de zaak Loi Wah C.
Brief regering
Nummer: 2021D16738, datum: 2021-05-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29452-242).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29452 -242 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel.
Onderdeel van zaak 2021Z07585:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-05-18 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-05-19 14:30: Procedures en brieven (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-06-03 14:30: Strafrechtelijke onderwerpen (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-06-09 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
Nr. 242 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 mei 2021
Met deze brief informeer ik u over het besluit tot een voordracht voor gratie aan levenslanggestrafte de heer C. Net als in de zaak Cevdet Y. ben ik mij ervan bewust dat dit een ingrijpend besluit is en zowel maatschappelijk als politiek tot discussie kan leiden. Om die reden heb ik ook nu besloten uw Kamer in dit uitzonderlijke geval over een individuele casus te informeren.
Na verschillende juridische procedures bij de civiele rechter en zeven verzoeken tot gratie hebben zowel het Openbaar Ministerie (OM) als het hof Den Haag ten aanzien van dit zevende verzoek positief geadviseerd. Ik heb na een afweging van alle belangen besloten dit advies op te volgen en heb een positieve voordracht tot gratieverlening ingediend bij het Kabinet van de Koning. Ik kan u berichten dat inmiddels aan betrokkene gratie is verleend en hij vanwege zijn vreemdelingenstatus op 6 mei jl. door de KMar is geëscorteerd naar zijn land van herkomst.
Zaakverloop
Bij arrest van 30 januari 1989 is betrokkene veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Daarnaast is betrokkene in 1991 tot ongewenst vreemdeling verklaard omdat hij niet langer over verblijfsrecht in Nederland beschikte.
Tussen 1996 en 2012 heeft betrokkene vijf gratieverzoeken ingediend. Deze gratieverzoeken zijn afgewezen. Na de afwijzing van het vijfde gratieverzoek in 2014, is een aantal juridische procedures gevoerd over onder andere de re-integratie en in het verlengde daarvan verlof van betrokkene. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat voor betrokkene een resocialisatieplan is opgesteld waaruit voortvloeide dat betrokkene vanaf 2015 op bepaalde dagen (on)begeleid verlof genoot.
Betrokkene heeft in 2015 een zesde verzoek tot gratie gedaan. In het kader van de te nemen beslissing op het zesde gratieverzoek heb ik, zoals de Gratiewet voorschrijft, het OM en het gerecht dat de straf heeft opgelegd om advies gevraagd. Verder is betrokkene in het kader van het gratieverzoek onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De behandeling van dit verzoek is meerdere keren aangehouden. Op het verzoek is meerdere keren geadviseerd. Het advies van het OM van 30 april 2020 ten aanzien van het zesde gratieverzoek was negatief. Het advies van het hof van 25 mei 2020 was positief. Het hof was van mening dat gelet op het recidiverisico, de delictgevaarlijkheid, het gedrag en de ontwikkeling van betrokkene met de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer een strafrechtelijk doel wordt gediend. Ten aanzien van het strafdoel vergelding heeft het hof overwogen dat na 33 jaar gevangenisstraf geen ruimte meer voor vergelding bestaat.
Ik was het in deze stelligheid niet zonder meer eens met het hof. Bij de beantwoording van de vraag of er nog ruimte is voor vergelding is de inmiddels verstreken duur van de opgelegde gevangenisstraf zeker een belangrijke factor, maar deze moet nog steeds afgewogen worden tegen andere factoren zoals de ernst van de gepleegde feiten, de impact op nabestaanden en het maatschappelijke effect bij gratieverlening. Daar kwam nog bij dat ik van mening was dat terugkeer naar het land van herkomst nog niet goed voorbereid was. Daarom heb ik op 7 juli 2020 een afwijzende beslissing genomen op het zesde gratieverzoek.
Betrokkene startte na deze zesde afwijzing een procedure bij de civiele rechter en voerde daarbij aan dat mijn afwijzende beslissing van 7 juli 2020 onrechtmatig was. Het civiele hof oordeelde in hoger beroep in november 2020 onder meer dat vergelding geen reden meer kon zijn om geen gratie te verlenen. Mijn afwijzende beslissing kon de rechtmatigheidstoets volgens het hof echter nog net doorstaan omdat een verantwoorde en veilige terugkeer naar het land van herkomst nog niet goed was voorbereid.
Na de afwijzende beslissing op het zesde gratieverzoek is verder ingezet op de resocialisatie met het oog op terugkeer naar het land van herkomst. Daarnaast is een plan van aanpak opgesteld in het kader van de repatriëring naar het land van herkomst.
Op 14 januari 2021 diende betrokkene zijn zevende gratieverzoek in. Daarop heeft het OM op 23 maart 2021 positief geadviseerd. Het hof heeft op 15 april 2021 positief geadviseerd. Uit beide adviezen blijkt dat dat er thans geen strafdoelen meer worden gediend met verdere tenuitvoerlegging van de staf.
Opvolging advies Openbaar Ministerie en rechter
Ik realiseer mij heel goed welke impact het besluit om aan betrokkene gratie te verlenen heeft. Echter, gelet op de positieve adviezen van zowel het OM als de rechter, en overwegend dat betrokkene voorafgaand aan zijn gratieverlening Nederland zal hebben verlaten, ben ik van oordeel dat een voordracht tot gratieverlening bij de Koning hier op zijn plaats was. Betrokkene is bij zijn vertrek uit Nederland op 6 mei jl. geëscorteerd door de KMar. Gratie is ingegaan na aankomst in het land van herkomst op 7 mei jl.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker