Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over een brief die aandacht vraagt voor de invoering van het CXC stelsel op Sint Eustatius (Kamerstuk 31289-444)
Voortgezet Onderwijs
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D17149, datum: 2021-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D17149).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z03134:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-03-10 18:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-04-22 14:00: Procedurevergadering (videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2021-05-11 14:00: Beleidsreactie op verzoek commissie over ontwikkelingen rond de invoering van het Caribbean Examinations Council (CXC)-stelsel op Sint Eustatius (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-10 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-11-24 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-02-28 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D17149 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 12 februari 2021 inzake zijn reactie op het verzoek van commissie over een brief die aandacht vraagt voor de invoering van het CXC1 stelsel op Sint Eustatius (Kamerstuk 31 289, nr. 444).
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud | blz. | ||
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de PvdA-fractie | 2 | |
II | Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media | 3 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beleidsreactie en hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het onderwijs op de BES2-eilanden voldoende aansluit bij het vervolgonderwijs in Nederland, in het belang van de ontwikkeling en kansen van kinderen op de BES-eilanden. Kan de Minister garanderen dat dit het geval is? Hoe is de aansluiting van het CXC-stelsel op het onderwijssysteem van en vervolgonderwijs in Europees Nederland of op Bonaire geborgd? Tevens vragen zij wat de ervaringen op Saba op dat punt zijn, waar al langer gewerkt wordt met het CXC-stelsel. In hoeverre is er sprake van achterstanden? Kan voor de BES-eilanden aangegeven worden hoe het zit met het niveau van de leerlingen na het afronden van de school, zo vragen de voornoemde leden.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een goede beheersing van de Nederlandse taal ook cruciaal is voor de aansluiting op het vervolgonderwijs op Bonaire of in Europees Nederland. Het ontwerpbesluit bepaalt dat de scholen aan alle leerlingen vanaf het eerste leerjaar onderwijs moeten geven in een basisvak Nederlands. De eilanden zijn onderdeel van het Koninkrijk, het Nederlands is de bestuurstaal op de eilanden en het Nederlands is vereist voor het volgen van vervolgonderwijs op Bonaire of in Europees Nederland. Hoe is dat voldoende geborgd in het besluit? Welke ervaring is daarmee op Saba, waar men reeds in 1986 overstapte van het Nederlands op het Engels als onderwijstaal? Ook vragen zij wat de gevolgen zijn geweest van het overstappen op het Engels in plaats van het Nederlands als onderwijstaal op Saba (in 1986) en op Sint-Eustatius (in 2014) voor het vervolgonderwijs en de kansen van leerlingen. Hoe is het niveau van beheersing van de Nederlandse taal van leerlingen op Saba en Sint-Eustatius, zo vragen de eerder genoemde leden.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat op 16 december 2020 de Raad van State advies heeft uitgebracht. Tot slot vragen zij wanneer het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES definitief wordt vastgesteld.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brief. Dat de nog altijd gebrekkige inbedding van het Caribbean Examinations Council (CXC)-stelstel in het Nederlandse onderwijsstelsel slechts een klein aantal studenten raakt, kan volgens deze leden geen excuus vormen om de zaken maar op hun beloop te laten. Het betreft immers wel een deel van Nederland. Deelt de Minister deze mening?
De Minister biedt zijn excuses ervoor aan dat zijn reactie op het verzoek van de commissie (te) lang op zich heeft laten wachten. Deelt de Minister het oordeel van de voornoemde leden dat de timing van de publicatie ongelukkig is, doordat de betrokken leerlingen nu volop bezig zijn met hun voorbereiding op het eindexamen en zij nu ook bezig zijn met hun inschrijving voor hun vervolgopleiding. Op welke wijze communiceert het ministerie over het schooldiploma en de doorstroommogelijkheden naar de betrokken scholieren? Zij vragen of de Minister er bij onderwijsinstellingen in Europees Nederland op wil aandringen souplesse te betrachten bij de toelatingsprocedure, teneinde te voorkomen dat jongeren die met goed gevolg hun opleiding binnen het CXC-stelsel hebben afgerond, tussen de wal en het schip geraken en zij noodgedwongen een tussenjaar moeten nemen. Of acht de Minister het aanvaardbaar dat leerlingen in de examenklas A5 een afwijzing ontvangen van de hogeschool waarvoor zij zich willen aanmelden enkel omdat het diploma en de cijferlijst niet voor 1 september 2021 kunnen worden ingeleverd?
Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat een leerling die het examen voor het verdiepende vak Nederlands niet heeft afgelegd of daarvoor een score heeft behaald lager dan een 6,0 volgens het Besluit Saba Comprehensive School en de Gwendoline van Puttenschool geen schooldiploma ontvangt en daarmee geen toelatingsrecht heeft voor (Engelstalige) hbo-opleidingen in Europees Nederland? Tevens vragen zij of de Minister nader kan toelichten waarom de betrokken leerlingen zo de pas wordt afgesneden, zelfs als zij voor een Engelstalige vervolgopleiding in Europees Nederland de Nederlandse taal niet nodig hebben. Op grond van welke overwegingen vindt toelating plaats op grond van algemeen toelatingsrecht en wordt er niet gedifferentieerd tussen Nederlandstalige en anderstalige vervolgopleidingen?
Klopt het dat hbo-instellingen hiervoor een landelijk samenwerkingsverband kennen en men (ook) van daaruit wacht op een richtinggevend signaal van het ministerie? Waarom blijft het vervolgens niettemin stil vanuit ministeriële zijde, zo vragen de voornoemde leden.
Kan een leerling ook een deel van de benodigde vwo-vakken doen en daarin ook het examen afleggen onder gelijktijdige adoptie van het CAPE-wiskunderesultaat op zijn of haar vwo-cijferlijst?
Tevens vragen zij of in het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES onder de vermelding van «zes vakken voor CSEC»3 in artikel 24b een fout staat. In de artikelsgewijze toelichting wordt immers toch heus melding gemaakt van vijf vakken om in aanmerking te komen voor toelating voor hbo-opleidingen waarvoor het havo-diploma vereist is. De voornoemde leden vragen of de Minister hier duidelijkheid kan verschaffen.