[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele videoconferentie ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 18 mei 2021

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D17347, datum: 2021-05-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D17347).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z07742:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D17347 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij een aantal fracties de behoefte om aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot de Geannoteerde agenda van de Informele Cohesieraad d.d. 18 mei 2021 (2021Z07742), Fiche: Verordening REACT-EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2895), Verslag informele ministeriële videoconferentie cohesiebeleid 15 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 805), Kabinetsappreciatie advies van de Europese Rekenkamer over het voorstel «REACT-EU» en de wijzigingen van de GB-verordening 2021–2027 en verslag High-level videoconferentie over het cohesiebeleid van de EU (Kamerstuk 21 501-08, nr. 812) en de Geannoteerde agenda informele ministeriële videoconferentie cohesiebeleid (Kamerstuk 21 501-08, nr. 803).

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Belhaj

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Buisman

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele videoconferentie van ministers verantwoordelijk voor Europees Cohesiebeleid van 18 mei 2021. De leden hebben hier met interesse kennis van genomen en hebben op onderdelen aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie van ministers verantwoordelijk voor het Europees Cohesiebeleid van 18 mei 2021. Deze leden steunen de inzet dat er complementariteit dient te zijn tussen het cohesiebeleid en het Recovery and Resilience Facility (RRF). De leden lezen dat de Staatssecretaris niet actief deel zal nemen aan de videoconferentie, omdat Nederland zelf nog geen herstelplan heeft. Kan het kabinet toelichten hoe de tot nu toe ingediende herstelplannen beoordeeld gaan worden? Worden deze ook beoordeeld op complementariteit met het cohesiebeleid? Is het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) voldoende op sterkte om waar nodig te controleren op fraude bij het uitvoeren van de herstelplannen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de informele Raad betreffende het Cohesiebeleid gelezen en hebben hier nog een aantal vragen over.

Geannoteerde agenda van de Informele Cohesieraad d.d. 18 mei 2021

Uit de geannoteerde agenda blijkt dat het gesprek primair zal gaan over de samenloop van het Cohesiebeleid en de Recovery and Resilience Facility. De leden lezen dat de inzet van het kabinet voor wat betreft het cohesiebeleid is gericht op innovatie, klimaat, menselijk kapitaal en sociale inclusie en dat dit beleid ook sterk dient bij te dragen aan hervormingen en de groene en digitale transitie. Belangrijke doelstellingen die ook in het RRF terugkomen. Zoals het kabinet ook zelf opmerkt is het van belang dat er geen dingen dubbel gedaan worden. Kan het kabinet nader ingaan op hoe zij daar zorg voor gaat dragen? En is het kabinet het met de leden van de VVD-fractie eens dat iedere euro uitgekeerd uit ReactEU het directe doel van crisisbestrijding dient te hebben en daardoor niet voor langere termijn of toekomst projecten, waar het nu soms wel op lijkt?

En dan voor wat betreft de financieringsvorm en de bijbehorende voorwaarden. Bij zowel de RRF als ReactEU zijn minder vereisten, zoals cofinanciering voor projecten. Dit zou kunnen betekenen dat lidstaten zich eerst zullen richten op RRF en ReactEU voordat zij zich zullen richten op de traditionele Cohesiefondsen, zo concluderen de leden van de VVD-fractie. Voor de RRF en ReactEU geldt tevens dat de middelen eerder zijn gealloceerd dan de traditionele Cohesiegelden, die over de hele zevenjaarscyclus lopen. De leden zouden het kabinet willen vragen hoe het kabinet dit weegt en of de introductie van de RRF en ReactEU aanleiding geeft om opnieuw het gesprek aan te gaan over de thematische doelen en vereisten van de traditionele Cohesiegelden?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of er al eerste lessen te trekken zijn die ook kunnen bijdragen aan toekomstige discussies over de inzet en inrichting van (crisis) fondsen? Hoe weegt het kabinet na de eerste ervaringen bijvoorbeeld de verzachte voorwaarden waarop financiering uit ReactEU wordt uitgekeerd? Dit ook in relatie tot de RRF en de kritische opmerking van de Europese Rekenkamer in dezen.

Een belangrijk onderwerp voor de leden van de VVD-fractie in deze context is dat de beschikbare middelen op de juiste wijze worden aangewend. Recent nog zagen we berichten over Roemenië en dat 1,1 miljard euro bestemd voor de Donaudelta in verkeerde handen terecht zou zijn gekomen. Kan het kabinet hier een toelichting op geven en indien de berichtgeving klopt, schetsen welke stappen er worden ondernomen richting Roemenië? En in het verlengde hiervan, vindt het kabinet dat er adequaat gehandeld wordt op het gebied van fraude bestrijding in dit kader? Zo niet, hoe gaat het kabinet invloed uitoefenen voor correcte besteding van Europees gemeenschap geld?

Tenslotte hebben de leden van de VVD-fractie nog een vraag over de Nederlandse inzet met betrekking tot de RRF-middelen waar in de geannoteerde agenda aan wordt gerefereerd. De leden van de VVD-fractie snappen de keuze van het demissionaire kabinet om het opstellen van een Nederlands plan aan een nieuw kabinet te laten, maar horen ook zorgen over de mogelijk gevolgen voor innovatieve Nederlandse sectoren (zoals waterstof) die te maken hebben met buitenlandse concurrentie die mogelijk al eerder over de zekerheid van financiering beschikt. Hoe beoordeelt het kabinet deze risico’s? En welke maatregelen zijn er mogelijk zodat kansrijke sectoren zo min mogelijk achterstand oplopen, zo vragen deze leden?

Kan het demissionaire kabinet de Kamer inlichten over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van het Nederlandse herstelplan, zo vragen de leden van de D66-fractie? Liggen er voldoende beleidsopties klaar, zowel om te investeren als om te hervormen? Kan het kabinet de ambtelijke verkenning hiervoor met de Kamer delen? Welke beleidsprioriteiten zijn geïdentificeerd voor het RRF? Welke mogelijkheden zijn er voor bedrijven en belangenorganisaties om projecten aan te dragen voor het RRF? Hoe is het kabinet van plan de complementariteit tussen Nederlands cohesiebeleid en het RRF te waarborgen? Hoe wordt de regio hierbij betrokken, zo vragen deze leden?

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie zich af hoe de ambities die Nederland heeft ten aanzien van de RRF zich verhouden tot het kiezen om geen actieve houding aan te nemen in deze informele raad. Zal het kabinet wel opkomen voor voldoende aandacht voor belangrijke transities zoals het klimaat en digitalisering, waar dat aan de orde komt? Vraagt de opgave om samenhang van het cohesiebeleid en de RRF ten behoeve van economisch herstel niet om een actieve rol van Nederland, ongeacht of Nederland zelf al een herstelplan heeft ingediend? Zijn er andere gremia of discussies met betrekking tot de RRF waar Nederland een terughoudende rol inneemt omdat er nog geen herstelplan is ingediend? Zo ja, waar? Waarom is deze verandering van de positie van Nederland in het Europese debat niet meegenomen in de informatievoorziening aan de Kamer ten aanzien van het besluit om geen herstelplan in te dienen, zo vragen de leden van de D66-fractie?

De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de Raad een discussie zal plaatsvinden over de complementariteit en synergie tussen (de fondsen onder) het cohesiebeleid en de Recovery and Resilience Facility. Deze leden delen de inzet van het kabinet dat «er geen dingen dubbel gedaan moeten worden». Over de RRF heeft de Kamer op 3 mei 2021 een procesbrief ontvangen (Kamerstuk nr. 2021Z07354). Naar aanleiding hiervan zijn de leden benieuwd hoe de ambtelijke verkenning, waaraan thans gewerkt wordt, precies tot stand komt? Kan het kabinet schetsen wat de werkwijze is en hoe de selectie van «kansrijke maatregelen» wordt gemaakt?

Eerdergenoemde brief over de RRF vermeldt niets over de betrokkenheid van decentrale overheden bij het opstellen van het nationale herstelplan om de beschikbare € 5,6 miljard euro uit de RRF te besteden, welke betrokkenheid door de Europese Commissie wel verplicht is gesteld. Kan het kabinet aangeven op welke wijze en op welk moment gemeenten en provincies bij het opstellen van het nationale herstelplan worden betrokken, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Is het kabinet bereid om, op basis van de aangenomen motie-Pieter Heerma/Segers over het herstelplan regionale economie uitwerken in overleg met provincies en andere stakeholders (Kamerstuk 35 570, nr. 16), de uitwerking van het herstelplan regionale economie onderdeel te maken van het nationale herstelplan?

De leden van de SP-fractie constateren allereerst dat vanwege het informele karakter van deze vergadering er ook geen besluitvorming zal plaatsvinden over deze onderwerpen. Deze leden willen daarom het kabinet vragen wat het kabinet verwacht van deze vergadering. Op welke gebieden voorziet het kabinet progressie? Al is het maar op informele wijze? Hiermee samenhangend: Wat is de hoofdinzet van het kabinet en waar zal het kabinet op focussen, zo vragen deze leden?

De leden van de SP-fractie zien dat de discussies over de Recovery and Resilience Facility en ReactEU, zoals ook besproken in de Cohesieraad van vorig jaar, een behoorlijke schaduw werpt op de andere cohesiegelden die er ook nog zijn onder de Europese begroting. Hoewel de doelstellingen van bijvoorbeeld het RRF en cohesiegelden overeenkomen is het makkelijker om in aanmerking te komen voor geld uit het RRF. Bovendien zit hier ook nog een naderende deadline aan vast. De leden van de SP-fractie willen het kabinet daarom vragen of de cohesiegelden zoals nu opgesteld nog wel relevant genoeg zijn voor landen. Is het niet logischer om gezien de omstandigheden te vragen om een update betreffende de cohesiegelden om het wezenlijker te laten verschillen van het RRF en ReactEU?

De leden van de SP-fractie zien voor de informele Raad over Cohesie ook de uitgelezen kans om terug te blikken op het Corona Response Investment Initiative (CRII). Onderzoek naar de bestedingen uit CRII liet namelijk zijn dat veel van de investeringen die zijn gedaan niet ten gunste zijn gegaan van groen herstel. Ook is er toentertijd voor gekozen om de voorwaarden voor het cohesiegeld wél los te laten maar de landenenveloppen niet los te laten. Dit terwijl het wel ging om een uitzonderlijke situatie. Dat zo’n situatie zich in de toekomst weer zal gaan voordoen is niet uitgesloten en de leden van de SP-fractie vinden dit daarom wel een belangrijk onderwerp om op terug te blikken. Kan het kabinet ingaan op de positieve en negatieve punten die hij heeft gezien onder het gebruik van het CRII? Wat zijn de lessen die het kabinet hierin meeneemt naar een eventueel volgend crisisfonds? Zou het standpunt van dit kabinet hetzelfde zijn, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Kan het kabinet hiernaast inzicht geven in de uitgaven die het kabinet zou willen doen onder ReactEU, zo vragen de leden van de SP-fractie? Waarom is er gekozen voor relatief weinig investeringen in de zorg? Kan het kabinet uitleggen waarom het merendeel van het ReactEU fonds gericht is op projecten voor 2022 en 2023, terwijl de gedachte van het fonds is om zich te richten op directe crisisbestrijding, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Fiche: Verordening REACT-EU

Het BNC-fiche, dat dateert van 20 juli 2020, vermeldt als doel van het programma REACT-EU «het beperken van regionale verschillen binnen de EU» door «financiële steun op de korte en middellange termijn aan lidstaten die het hardst geraakt zijn door deze crisis». Het gaat om € 55 miljard euro die, zoals de leden van de CDA-fractie hebben begrepen, zou worden verdeeld via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) of via het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD). Kan het kabinet met deze leden delen of het kabinet de indruk heeft dat REACT-EU tot dusver zijn initiële doel bereikt?

Nederland heeft zich op het standpunt gesteld dat het Europese cohesiebeleid (regiobeleid) «zich met name zou moeten richten op lange termijn economische convergentie en eigenlijk geen crisismechanisme is», zo lezen de leden van de CDA-fractie. In dat kader tekende het kabinet eerder aan dat «kritisch bekeken moet worden in hoeverre de maatregelen zoals voorgesteld onder REACT-EU noodzakelijk zijn in deze fase van de crisis» en dat «het van belang is dat de steun vooral gaat naar lidstaten en regio’s die het hardst zijn geraakt door de crisis ten gevolge van de COVID-19 pandemie». Kan het kabinet hierover een stand van zaken geven? Wat is er bovendien terechtgekomen van de Nederlandse inspanningen om een vereiste van minimale nationale medefinanciering in REACT-EU op te nemen, zo vragen deze leden?

Bij het uitkomen van het BNC-Fiche was nog onduidelijk hoeveel Nederland zou ontvangen uit REACT-EU. Kan het kabinet dit inmiddels voor de leden op een rijtje zetten, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Waar komen deze middelen terecht? Eveneens onduidelijk was of met REACT-EU meer geïnvesteerd zou worden in innovatie door de Europese regio’s, waarvoor het kabinet zich hard wilde maken. Wat is het resultaat van deze inspanningen?

Kabinetsappreciatie advies van de Europese Rekenkamer over het voorstel «REACT EU» en de wijzigingen van de GB-verordening 2021–2027 en verslag High-level videoconferentie over het cohesiebeleid van de EU

In de kabinetsappreciatie gaf het kabinet aan er bij de Europese Commissie op te zullen aandringen goed toe te zien op voldoende administratieve capaciteit in lidstaten, «met name voor lidstaten met grote EFRO- en ESF-enveloppen», zo lezen de leden van de CDA-fractie. Wat kan het kabinet deze leden hierover melden? Hebben de gesprekken die het kabinet destijds met de verschillende uitvoeringsorganisaties van ESF en EFRO voerde daadwerkelijk geleid tot de spoedige besteding van de middelen die het kabinet wenselijk achtte?

Destijds benadrukte Nederland – samen met België – het belang van samenwerking tussen regio’s en de rol die het nieuwe instrument van Innovatieve Innovatie Investeringen hierbij kan spelen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd wat hiervan terecht is gekomen?