[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele videoconferentie ministers verantwoordelijk voor EU Cohesiebeleid van 18 mei 2021 (Kamerstuk 21501-08-825)

Milieuraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2021D17967, datum: 2021-05-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-827).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-827 Milieuraad.

Onderdeel van zaak 2021Z08160:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2020-2021

21 501-08 Milieuraad

Nr. 827 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 mei 2021

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over:

– de Geannoteerde agenda van de Informele Cohesieraad d.d. 18 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 825),

– Fiche: Verordening REACT-EU (Kamerstuk 22 112 nr. 2895),

– Verslag informele ministeriële videoconferentie cohesiebeleid 15 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-08 nr. 805),

– Kabinetsappreciatie advies van de Europese Rekenkamer over het voorstel «REACT-EU» en de wijzigingen van de GB-verordening 2021–2027 en verslag High-level videoconferentie over het cohesiebeleid van de EU (Kamerstuk 21 501-08 nr. 812) en

– de Geannoteerde agenda informele ministeriële videoconferentie cohesiebeleid (Kamerstuk 21 501-08 nr. 803).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 mei 2021 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 18 mei 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Belhaj

De griffier van de commissie,
Buisman

De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele videoconferentie van Ministers verantwoordelijk voor Europees Cohesiebeleid van 18 mei 2021. De leden hebben hier met interesse kennis van genomen en hebben op onderdelen aanvullende vragen en opmerkingen.

Vraag

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie van Ministers verantwoordelijk voor het Europees Cohesiebeleid van 18 mei 2021. Deze leden steunen de inzet dat er complementariteit dient te zijn tussen het cohesiebeleid en het Recovery and Resilience Facility (RRF). De leden lezen dat de Staatssecretaris niet actief deel zal nemen aan de videoconferentie, omdat Nederland zelf nog geen herstelplan heeft. Kan het kabinet toelichten hoe de tot nu toe ingediende herstelplannen beoordeeld gaan worden? Worden deze ook beoordeeld op complementariteit met het cohesiebeleid? Is het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) voldoende op sterkte om waar nodig te controleren op fraude bij het uitvoeren van de herstelplannen?

Antwoord

Zoals aangegeven in de brief van 3 mei jl.1, worden de ingediende herstelplannen door de Commissie beoordeeld op de criteria die zijn opgenomen in de RRF-verordening. Ze heeft hiervoor na indiening van een herstelplan maximaal twee maanden de tijd. Een van de eisen in de RRF-verordening is ook dat lidstaten en Commissie zullen streven naar complementariteit, synergie, coherentie en consistentie tussen de RRF-middelen en andere EU-fondsen. Dit betreft dus ook complementariteit met het cohesiebeleid. Indien de Commissie tot een positieve beoordeling van een herstelplan komt, zal zij een voorstel doen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad, waarmee het definitieve plan en de bijbehorende financiering, na instemming van de Raad, kan worden goedgekeurd. Zodra de Commissie een voorstel doet voor een dergelijk uitvoeringsbesluit zal uw Kamer hier een kabinetsappreciatie van ontvangen.

Een optimale inzet op goede bestedingen van RRF-middelen en het voorkomen en bestrijden van fraude is noodzakelijk. Het kabinet zet stevig in op versterking van de aanpak tegen misbruik met EU-middelen, en zal dit in de toekomst blijven doen. Dankzij Nederlandse inzet is er in het kader van de onderhandelingen over de EU-meerjarenbegroting 2021–2027 afgesproken dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voldoende middelen zullen ontvangen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Daarnaast is tijdens de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli jl. afgesproken dat de Europese Commissie met verdere maatregelen komt om de EU-meerjarenbegroting 2021–2027 en het Herstelinstrument in reactie op de COVID-19-crisis (Next Generation EU) tegen fraude en onregelmatigheden te beschermen.

In eerste instantie is een lidstaat zelf verantwoordelijk voor de controle, audits en correcte implementatie van het ingediende RRP. Voordat een plan kan worden goedgekeurd, moet het plan voldoen aan verschillende controle- en toezichtvereisten. Lidstaten worden geacht een monitor- en implementatiesysteem op te zetten dat de voortgang op de geformuleerde mijlpalen en doelen checkt en dat betaalverzoeken verwerkt. Verder moet een lidstaat controlesystemen opzetten die fraude, corruptie en belangenconflicten voorkomen en zorgen voor naleving van Europees en nationaal recht. De Commissie zal beoordelen of deze audit- en controlesystemen uit de herstelplannen voldoende zekerheid bieden. Als de voorgestelde regelingen ontoereikend worden geacht, kan het plan niet worden goedgekeurd en zal een lidstaat geen middelen ontvangen. In de uitbetalingsfase gaat de controle door en dient ieder uitbetalingsverzoek een managementdeclaratie te bevatten van de uitgevoerde audits en controls. Ook dient informatie over de uiteindelijke begunstigde van RRF-gelden te worden bijgehouden.

Ten slotte kunnen het OLAF, de Europese Rekenkamer, het EOM en de Commissie zelf toegang krijgen tot relevante gegevens en zo nodig het gebruik van middelen onderzoeken. Wanneer de Commissie ernstige onregelmatigheden, dubbele financiering of een schending van de verplichtingen van de lidstaat vaststelt en de lidstaat niet tijdig passende maatregelen neemt om dergelijke onregelmatigheden te corrigeren, kan de Commissie een evenredig bedrag terugvorderen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de informele Raad betreffende het Cohesiebeleid gelezen en hebben hier nog een aantal vragen over.

Vraag

Uit de geannoteerde agenda blijkt dat het gesprek primair zal gaan over de samenloop van het Cohesiebeleid en de Recovery and Resilience Facility. De leden lezen dat de inzet van het kabinet voor wat betreft het cohesiebeleid is gericht op innovatie, klimaat, menselijk kapitaal en sociale inclusie en dat dit beleid ook sterk dient bij te dragen aan hervormingen en de groene en digitale transitie. Belangrijke doelstellingen die ook in het RRF terugkomen. Zoals het kabinet ook zelf opmerkt is het van belang dat er geen dingen dubbel gedaan worden. Kan het kabinet nader ingaan op hoe zij daar zorg voor gaat dragen?

Antwoord

In de RRF-verordening staat de expliciete eis dat investerings- en hervormingsprojecten niet voor dezelfde kosten middelen uit andere EU-fondsen mogen ontvangen. Dit voorkomt dubbele financiering. Ook staat beschreven dat het herstel- en veerkrachtplan een toelichting moet bevatten bij de plannen, systemen en concrete maatregelen van de lidstaten om dubbele financiering uit de faciliteit en uit andere Unieprogramma’s te voorkomen. De Commissie beoordeelt het ingediende herstelplan hierop. Daarnaast moeten de Commissie en de lidstaat in zowel de planningsfase als de implementatiefase zorgen voor consistentie, coherentie, complementariteit en synergie tussen de financieringsbronnen en zorgen voor optimale coördinatiemechanismen. Het kabinet is van oordeel dat met deze voorwaarden in de RRF-verordening voldoende waarborgen zijn ingebouwd om te voorkomen dat er overlap tussen de uitgaven uit verschillende EU-fondsen ontstaat.

Vraag

En is het kabinet het met de leden van de VVD-fractie eens dat iedere euro uitgekeerd uit ReactEU het directe doel van crisisbestrijding dient te hebben en daardoor niet voor langere termijn of toekomst projecten, waar het nu soms wel op lijkt?

Antwoord

De REACT-EU verordening komt voort uit een voorstel dat de Europese Commissie als respons op de COVID-19-crisis heeft gedaan om de bestaande programma’s onder EFRO en ESF te verlengen met twee jaar, en het budget op te hogen met middelen uit het Europees herstelinstrument Next Generation EU. Uw Kamer is destijds geïnformeerd over de inzet van Nederland ten aanzien van dit voorstel2. Het kabinet is van mening dat cohesiebeleid zich blijft richten op lange termijn structurele hervormingen en investeringen in innovatie, vergroening, digitalisering. Cohesiebeleid zou zich met name moeten richten op lange termijn economische convergentie en niet worden ingezet als crisismechanisme.

Nederland ontvangt in 2021 440,8 miljoen euro uit REACT EU. Het bedrag voor 2022 zal pas in het najaar dit jaar bekend worden op basis van de meest recente economische indicatoren.

Het kabinet heeft ervoor gekozen deze middelen evenredig te verdelen conform de verdeling van de algehele middelen EFRO & ESF uit de 2014–2020 periode. Deze middelen moeten vervolgens worden ingezet voor een nieuwe thematische doelstelling: «bevordering van het crisis-herstel in de context van de COVID-19-pandemie en de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie».

In Nederland wordt EFRO uitgevoerd door de beheersautoriteiten van de vier landsdelen3. De 220 miljoen euro middelen die aan de huidige EFRO-programma’s is toegewezen, is over de vier landsdelen verdeeld conform de informatie in de brief die op 8 december 2020 aan uw Kamer is verzonden4.

Deze landsdelen hebben, in lijn met hun mandaat zelf gekozen waar ze de middelen aan zullen besteden, volgend uit de Operationele Programma’s EFRO 2014–2020 en de nieuwe thematische doelstelling. Dit betekent dat deze middelen met name zullen worden ingezet op «de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie». Voor ESF geldt dat de middelen zullen worden uitgegeven aan de werkgelegenheids- en sociale effecten van de COVID-19-crisis door te focussen op de ondersteuning van kwetsbare werkenden en werkzoekenden, zoals met uw Kamer gecommuniceerd op 18 februari 20215.

Vraag

En dan voor wat betreft de financieringsvorm en de bijbehorende voorwaarden. Bij zowel de RRF als ReactEU zijn minder vereisten, zoals cofinanciering voor projecten. Dit zou kunnen betekenen dat lidstaten zich eerst zullen richten op RRF en ReactEU voordat zij zich zullen richten op de traditionele Cohesiefondsen, zo concluderen de leden van de VVD-fractie. Voor de RRF en ReactEU geldt tevens dat de middelen eerder zijn gealloceerd dan de traditionele Cohesiegelden, die over de hele zevenjaarscyclus lopen. De leden zouden het kabinet willen vragen hoe het kabinet dit weegt en of de introductie van de RRF en ReactEU aanleiding geeft om opnieuw het gesprek aan te gaan over de thematische doelen en vereisten van de traditionele Cohesiegelden?

Antwoord

De verordeningen6, waarin de besteding van middelen onder het cohesiebeleid juridisch wordt geregeld, zijn op moment van schrijven nagenoeg afgerond. De politieke onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement zijn na tweeëneenhalf jaar onderhandelen afgerond en dienen alleen nog vertaald te worden voordat ze formeel van kracht kunnen gaan. Hiermee zijn dus ook de thematische doelen en vereisten van die fondsen vastgelegd voor de aankomende 7-jaarsperiode en sluiten aan bij lange termijn economische convergentie die tijdens en na deze COVID-19-pandemie relevant zijn en blijven, zoals innovatie en vergroening. Dit kabinet zal zich blijven inzetten voor het inzetten van Cohesiebeleid op lange termijn structurele hervormingen en investeringen in een groene en digitale toekomst.

De aard van het herstelfonds Next Generation EU maakt dat er inderdaad een kans bestaat dat deze middelen eerder zullen worden benut dan de middelen uit (de fondsen onder) het cohesiebeleid. Dit is een direct gevolg van de voorwaarden die voor de uitgaven onder NextGen EU gelden, om het doel van herstel en weerbaarheid na de pandemie te verwezenlijken. Het kabinet staat achter dit doel en ziet hiervoor het belang van het snel uitgeven van middelen.

Het kabinet ziet op dit moment geen reden om nu opnieuw het gesprek aan te gaan over de thematische focus en voorwaarden van uitgaven onder de fondsen van het cohesiebeleid en accepteert de mogelijkheid dat de middelen van het herstelfonds eerder worden benut dan de middelen onder het cohesiebeleid binnen de voorwaarden die voor deze fondsen gelden.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of er al eerste lessen te trekken zijn die ook kunnen bijdragen aan toekomstige discussies over de inzet en inrichting van (crisis) fondsen? Hoe weegt het kabinet na de eerste ervaringen bijvoorbeeld de verzachte voorwaarden waarop financiering uit ReactEU wordt uitgekeerd? Dit ook in relatie tot de RRF en de kritische opmerking van de Europese Rekenkamer in dezen.

Antwoord

Het is naar de mening van het kabinet op dit moment te vroeg om lessen te trekken uit de eerste ervaringen met de RRF of REACT-EU. Immers, de eerste middelen hiervan zullen nog moeten worden uitgekeerd en implementatie van deze fondsen is in veel lidstaten nog niet gestart. REACT-EU wordt gefinancierd uit het herstelfonds Next Generation EU. Het Eigen Middelen Besluit (EMB) is namelijk nog niet door alle lidstaten geratificeerd. Dit betekent dat de Europese Commissie nog geen machtiging heeft om de middelen voor Next Generation EU op de kapitaalmarkt te lenen en deze nog niet kan uitkeren. De verzachtende voorwaarden van REACT-EU zijn uitzonderlijk en zijn derhalve ook niet opgenomen in de algemene bepalingen voor (de fondsen onder) het cohesiebeleid.

Vraag

Een belangrijk onderwerp voor de leden van de VVD-fractie in deze context is dat de beschikbare middelen op de juiste wijze worden aangewend. Recent nog zagen we berichten over Roemenië en dat 1,1 miljard euro bestemd voor de Donaudelta in verkeerde handen terecht zou zijn gekomen. Kan het kabinet hier een toelichting op geven en indien de berichtgeving klopt, schetsen welke stappen er worden ondernomen richting Roemenië? En in het verlengde hiervan, vindt het kabinet dat er adequaat gehandeld wordt op het gebied van fraude bestrijding in dit kader? Zo niet, hoe gaat het kabinet invloed uitoefenen voor correcte besteding van Europees gemeenschap geld?

Antwoord

Het kabinet heeft kennis genomen van de berichtgeving in NRC. Dit zijn ernstige aantijgingen, waar serieus naar moet worden gekeken. De controle op de besteding van Europese middelen is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in dit geval Roemenië. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken is contact gezocht met de Roemeense autoriteiten. Daaruit is gebleken dat er van hun zijde geen openbare informatie kan worden verstrekt over eventuele onderzoeken naar aanleiding van de in het artikel genoemde zaak.

Ook het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF voert actief beleid om fraude en corruptie te bestrijden in relatie tot de financiële belangen van de EU. Wanneer OLAF een signaal krijgt van fraude of corruptie kan het besluiten een vooronderzoek in te stellen. Dit vooronderzoek kan leiden tot het openen van een onderzoek. Een dergelijk onderzoek kan uiteindelijk resulteren in aanbevelingen aan de justitiële autoriteiten van een lidstaat om tot vervolging over te gaan. Over specifieke zaken die onder onderzoek staan bij OLAF doet OLAF evenwel geen uitspraken. Verder krijgt binnenkort ook het Europees Openbaar Ministerie (EOM) een belangrijke rol bij de bescherming van de financiële belangen van de EU. Het EOM zal naar verwachting per 1 juni 2021 operationeel zijn en om die reden ligt het niet in de rede dat deze zaak al onder onderzoek staat bij het EOM.

Zie ook het antwoord op de eerste vraag van D66 over het voorkomen en bestrijden van fraude met EU-middelen.

Vraag

Tenslotte hebben de leden van de VVD-fractie nog een vraag over de Nederlandse inzet met betrekking tot de RRF-middelen waar in de geannoteerde agenda aan wordt gerefereerd. De leden van de VVD-fractie snappen de keuze van het demissionaire kabinet om het opstellen van een Nederlands plan aan een nieuw kabinet te laten, maar horen ook zorgen over de mogelijk gevolgen voor innovatieve Nederlandse sectoren (zoals waterstof) die te maken hebben met buitenlandse concurrentie die mogelijk al eerder over de zekerheid van financiering beschikt. Hoe beoordeelt het kabinet deze risico’s? En welke maatregelen zijn er mogelijk zodat kansrijke sectoren zo min mogelijk achterstand oplopen, zo vragen deze leden?

Antwoord

Nederland heeft, ook naar aanleiding van eerdere aandacht vanuit uw Kamer op dit punt, aandacht voor de gevolgen van de RRF op het gelijk speelveld op de interne markt. Conform motie van het lid Palland c.s.7 zal uw Kamer een brief ontvangen wanneer alle plannen zijn ingediend en de implementatie van start is gegaan. Deze brief zal inzicht geven in de projecten en sectoren waaraan andere lidstaten hun RRF-middelen besteden.

Binnen de RRF-verordening zijn criteria opgenomen die een verstoring van het gelijk speelveld in Europa moet beperken al dan niet voorkomen. Zo geldt de eis dat alle uitgaven die lidstaten zullen doen met RRF-middelen moeten voldoen aan de Europese staatsteun- en aanbestedingskaders.

Hiernaast heeft een investeringsimpuls in andere lidstaten niet alleen positieve effecten op de lidstaat in kwestie, ook andere lidstaten profiteren. Innovatieve Nederlandse sectoren kunnen inspelen op de hogere investeringsbehoefte, profiteren van kennis-spillovers en kunnen middels Europese samenwerking oplossingen vinden op maatschappelijke uitdagingen waarmee we samen sterker uit de crisis komen.

Het verschil in timing kan relevant zijn voor de concurrentiepositie indien de investeringen onze eigen sectoren op achterstand zetten; één die ze niet meer kunnen inhalen. Echter, de timing van de uitbetaling hangt af van het behalen van mijlpalen en doelen, en niet van het moment van indienen. Gegeven de bovenstaande aspecten schat ik dit risico als gering.

Vraag

Kan het demissionaire kabinet de Kamer inlichten over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van het Nederlandse herstelplan, zo vragen de leden van de D66-fractie? Liggen er voldoende beleidsopties klaar, zowel om te investeren als om te hervormen? Kan het kabinet de ambtelijke verkenning hiervoor met de Kamer delen? Welke beleidsprioriteiten zijn geïdentificeerd voor het RRF? Welke mogelijkheden zijn er voor bedrijven en belangenorganisaties om projecten aan te dragen voor het RRF? Hoe is het kabinet van plan de complementariteit tussen Nederlands cohesiebeleid en het RRF te waarborgen? Hoe wordt de regio hierbij betrokken, zo vragen deze leden?

Antwoord

Er wordt gewerkt aan een ambtelijke verkenning naar de mogelijke inhoud van een Nederlands Recovery and Resilience Plan (RRP). De verkenning betreft zowel hervormingen en investeringen waartoe dit kabinet sinds 1 februari heeft besloten als additionele investeringen die een volgend kabinet kan treffen. Er zijn, gezien de al reeds bestaande rapporten met diverse beleidsopties (zoals Commissie Borstlap en Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH)-rapporten), geen nieuwe hervormingen in kaart gebracht. Bij de verkenning is getoetst aan de eisen en voorwaarden voor een herstelplan zoals beschreven in de RRF-verordening.

Eén van de criteria uit de RRF-verordening is het zoeken naar synergiën tussen verschillende Europese instrumenten en het voorkomen van dubbele ondersteuning. Tijdens het maken van het conceptplan zal het kabinet hier aandacht voor hebben.

Het kabinet heeft eerder besloten dat de invulling van een Nederlands RRP aan een volgend kabinet is – en daarmee ook de keuze welke beleidsprioriteiten worden nagestreefd met de Nederlandse RRF-middelen. Nadat het nieuwe kabinet deze keuze heeft gemaakt, worden stakeholders tijdens het proces om tot een RRP te komen geconsulteerd, conform de eisen uit de RRF-verordening. Voor het definitieve plan wordt ingediend, zal het Nederlandse conceptplan met de Kamer gedeeld worden.

Vraag

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie zich af hoe de ambities die Nederland heeft ten aanzien van de RRF zich verhouden tot het kiezen om geen actieve houding aan te nemen in deze informele raad. Zal het kabinet wel opkomen voor voldoende aandacht voor belangrijke transities zoals het klimaat en digitalisering, waar dat aan de orde komt? Vraagt de opgave om samenhang van het cohesiebeleid en de RRF ten behoeve van economisch herstel niet om een actieve rol van Nederland, ongeacht of Nederland zelf al een herstelplan heeft ingediend? Zijn er andere gremia of discussies met betrekking tot de RRF waar Nederland een terughoudende rol inneemt omdat er nog geen herstelplan is ingediend? Zo ja, waar? Waarom is deze verandering van de positie van Nederland in het Europese debat niet meegenomen in de informatievoorziening aan de Kamer ten aanzien van het besluit om geen herstelplan in te dienen, zo vragen de leden van de D66-fractie?

Antwoord

Door het onderwerp van deze informele Raad verwacht het kabinet dat andere lidstaten specifiek zullen ingaan op hun herstelplannen voor de RRF en de mate waarin zij daarin synergiemogelijkheden met (de fondsen onder) het cohesiebeleid zien. Nederland zal tijdens deze informele Raad hetzelfde niet (kunnen) doen, aangezien Nederland nog geen herstelplan heeft ingediend bij de Europese Commissie. De Nederlandse inzet voor wat betreft deze informele Raad is in de geannoteerde agenda verwoord en Nederland zal deze, indien opportuun, ook inbrengen.

Er is geen sprake van een verandering in de kabinetspositie ten aanzien van de RRF. Nederland draagt in Europa, waar opportuun, consequent haar positie uit in informele en formele setting. Dit betreft de prioriteiten van het adresseren van de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester middels structurele hervormingen, evenals het belang van de groene en digitale transitie.

Vraag

De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de Raad een discussie zal plaatsvinden over de complementariteit en synergie tussen (de fondsen onder) het cohesiebeleid en de Recovery and Resilience Facility. Deze leden delen de inzet van het kabinet dat «er geen dingen dubbel gedaan moeten worden». Over de RRF heeft de Kamer op 3 mei 2021 een procesbrief ontvangen (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1753). Naar aanleiding hiervan zijn de leden benieuwd hoe de ambtelijke verkenning, waaraan thans gewerkt wordt, precies tot stand komt? Kan het kabinet schetsen wat de werkwijze is en hoe de selectie van «kansrijke maatregelen» wordt gemaakt?

Antwoord

Er wordt gewerkt aan een ambtelijke verkenning naar de mogelijke inhoud van een Nederlands Recovery and Resilience Plan. De verkenning betreft zowel hervormingen en investeringen waartoe dit kabinet sinds 1 februari jl. heeft besloten als additionele investeringen die een volgend kabinet kan treffen. Er zijn, gezien de al reeds bestaande rapporten met diverse beleidsopties (zoals Commissie Borstlap en BMH-rapporten), geen nieuwe hervormingen in kaart gebracht. Bij de verkenning is getoetst aan de eisen en voorwaarden voor een herstelplan zoals beschreven in de RRF-verordening.

Een belangrijk criterium is het type uitgave en hoe deze zich verhoudt tot de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester voor Nederland. Alleen de incidentele kosten van investeringen en hervormingen mogen onder de RRF vallen. Een uitgave wordt als investering beschouwd indien er sprake is van een structurele versterking van de kapitaalgoederenvoorraad in brede zin (natuurlijk, fysiek, immaterieel en menselijk kapitaal). Bij de verkenning is, op basis van de beleidstheorie, bezien of het aannemelijk is dat een maatregel tot een structurele verbetering leidt en of het één van de landspecifieke aanbevelingen adresseert.

Vanwege andere voorwaarden is er ook nadrukkelijk gekeken naar het verwachte tijdspad en de mogelijkheid tot het opnemen van mijlpalen en kwantitatieve doelen. Investeringen en hervormingen binnen een RRP dienen conform de RRF-verordening vóór 31 augustus 2026 te zijn geïmplementeerd. Een plan moet mijlpalen en doelen bevatten die gekoppeld zijn aan de investeringen en hervormingen. De RRF-middelen worden pas na het behalen van deze mijlpalen en doelen in tranches uitgekeerd aan lidstaten.

Een andere belangrijke voorwaarde is dat maatregelen doelmatig zijn en gepaard gaan met een uitvoerige kostenonderbouwing. Binnen de verkenning is daarom bezien hoe maatregelen passen binnen de bestaande beleidsmix en of alternatieve maatregelen niet effectiever zijn om het doel te behalen.

Binnen de verkenning is rekening gehouden met de belangrijkste criteria zoals hierboven weergeven. Hiernaast zijn er nog andere voorwaarden. Maatregelen uit het RRP mogen geen significante schade berokken aan het milieu of klimaat. Hiernaast moeten maatregelen bijdragen aan het borgen of bevorderen van (gender)gelijkheid en gelijke kansen voor iedereen. Tot slot moeten stakeholders conform de RRF-verordening worden geconsulteerd op een RRP. Aan deze criteria zal invulling worden gegeven bij het opstellen van een concept-RRP.

Vraag

Eerdergenoemde brief over de RRF vermeldt niets over de betrokkenheid van decentrale overheden bij het opstellen van het nationale herstelplan om de beschikbare € 5,6 miljard euro uit de RRF te besteden, welke betrokkenheid door de Europese Commissie wel verplicht is gesteld. Kan het kabinet aangeven op welke wijze en op welk moment gemeenten en provincies bij het opstellen van het nationale herstelplan worden betrokken, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Is het kabinet bereid om, op basis van de aangenomen motie van de leden Pieter Heerma en Segers over het herstelplan regionale economie uitwerken in overleg met provincies en andere stakeholders (Kamerstuk 35 570, nr. 16), de uitwerking van het herstelplan regionale economie onderdeel te maken van het nationale herstelplan?

Antwoord

Na de formatie zal er een conceptplan worden opgesteld. Met dit conceptplan begint ook een intensief proces waar andere landen de afgelopen paar maanden in verwikkeld zijn. Dit proces bestaat uit een intensieve dialoog met de Commissie over de inhoud van een Nederlands herstelplan. Daarnaast zal aandacht gaan naar het borgen van alle andere criteria uit de RRF-verordening, zoals het formuleren van adequate mijlpalen en doelen, een controle op het uitblijven van nadelige milieueffecten en het borgen van gendergelijkheid.

Met het opstellen van een conceptplan volgen er ook stakeholderconsultaties om de inhoud en draagvlak van het plan te versterken. Dit proces zal tijdens het formuleren van een conceptplan vorm krijgen. Na de stakeholderconsultaties zal het conceptplan ook gedeeld worden met het parlement voordat het definitief ingediend kan worden bij de Europese Commissie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de verplichting vanuit de RRF-verordening.

Het is aan de formerende partijen om te besluiten of de uitwerking van het herstelplan regionale economie onderdeel gemaakt zal worden van een Nederlands RRP.

Vraag

De leden van de SP-fractie constateren allereerst dat vanwege het informele karakter van deze vergadering er ook geen besluitvorming zal plaatsvinden over deze onderwerpen. Deze leden willen daarom het kabinet vragen wat het kabinet verwacht van deze vergadering. Op welke gebieden voorziet het kabinet progressie? Al is het maar op informele wijze? Hiermee samenhangend: Wat is de hoofdinzet van het kabinet en waar zal het kabinet op focussen, zo vragen deze leden?

Antwoord

Het kabinet verwacht dat er tijdens deze informele raad door andere lidstaten zal worden ingegaan op hun herstelplannen voor de RRF en de mate waarin zij daarin synergiemogelijkheden met (de fondsen onder) het cohesiebeleid zien. Op deze manier kunnen lidstaten van elkaar leren hoe ze dit kunnen vormgeven. Ook wordt er door het Portugese voorzitterschap op deze manier extra aandacht gevraagd voor het belang van dergelijke mogelijkheden tot synergie en complementariteit. De hoofdinzet van het kabinet (focus op groen, digitaal en structurele hervormingen) zal, mits opportuun, conform de Geannoteerde Agenda die eerder met uw kamer gedeeld is worden uitgedragen tijdens deze informele RAZ Cohesie.

Vraag

De leden van de SP-fractie zien dat de discussies over de Recovery and Resilience Facility en ReactEU, zoals ook besproken in de Cohesieraad van vorig jaar, een behoorlijke schaduw werpt op de andere cohesiegelden die er ook nog zijn onder de Europese begroting. Hoewel de doelstellingen van bijvoorbeeld het RRF en cohesiegelden overeenkomen is het makkelijker om in aanmerking te komen voor geld uit het RRF. Bovendien zit hier ook nog een naderende deadline aan vast. De leden van de SP-fractie willen het kabinet daarom vragen of de cohesiegelden zoals nu opgesteld nog wel relevant genoeg zijn voor landen. Is het niet logischer om gezien de omstandigheden te vragen om een update betreffende de cohesiegelden om het wezenlijker te laten verschillen van het RRF en ReactEU?

Antwoord

Tijdens de informele videoconferentie voor de Ministers verantwoordelijk voor het cohesiebeleid van 29 september 2020 stond op de agenda om het te hebben over (de fondsen onder) het cohesiebeleid in het licht van de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie. Hier werd expliciet gevraagd naar de rol die het cohesiebeleid zou moeten spelen in de economische verandering en het herstel van de Europese economieën alsook naar de korte en lange- termijn doelen van het cohesiebeleid. Uw kamer is hierover geïnformeerd in de brief van 30 oktober 20208. Deze brief ging in op de eenstemmigheid onder de lidstaten voor wat betreft het belang van herstel en modernisering ten tijde van deze crisis. Ook het belang van synergie, het voorkomen van overlap en spoedige implementatie werd als belangrijk aangemerkt. Nederland en een aantal gelijkgestemde lidstaten gaven aan dat het wel belangrijk is om de juiste balans te vinden tussen het snel uitgeven van de middelen om tijdig in te kunnen spelen op de huidige coronacrisis en goed financieel beheer.

Vraag

De leden van de SP-fractie zien voor de informele Raad over Cohesie ook de uitgelezen kans om terug te blikken op het Corona Response Investment Initiative (CRII). Onderzoek naar de bestedingen uit CRII liet namelijk zijn dat veel van de investeringen die zijn gedaan niet ten gunste zijn gegaan van groen herstel. Ook is er toentertijd voor gekozen om de voorwaarden voor het cohesiegeld wél los te laten maar de landenenveloppen niet los te laten. Dit terwijl het wel ging om een uitzonderlijke situatie. Dat zo’n situatie zich in de toekomst weer zal gaan voordoen is niet uitgesloten en de leden van de SP-fractie vinden dit daarom wel een belangrijk onderwerp om op terug te blikken. Kan het kabinet ingaan op de positieve en negatieve punten die hij heeft gezien onder het gebruik van het CRII? Wat zijn de lessen die het kabinet hierin meeneemt naar een eventueel volgend crisisfonds? Zou het standpunt van dit kabinet hetzelfde zijn, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Antwoord

Het Corona Response Investment Initiative (CRII) staat niet op de agenda voor deze informele raad. Het is op dit moment ook nog te vroeg om serieus terug te kijken op de effecten van dit initiatief. Het CRII betrof geen extra middelen zoals bij REACT-EU en de RRF wel het geval is, maar slechts een versoepeling van de manier waarop middelen die al waren toegewezen van de lopende fondsen, maar nog niet waren uitgegeven, konden worden besteed. Het kabinet heeft destijds aangegeven het cohesiebeleid niet als crisisinstrument te zien en is deze mening nog steeds toegedaan. Tegelijkertijd zag het kabinet destijds wel de logica van het gebruiken van de management- en controlestructuren en de reeds voorziene middelen voor de fondsen onder het cohesiebeleid, om op die manier snel middelen in te kunnen zetten ter bestrijding van de huidige COVID-19-crisis.

Vraag

Kan het kabinet hiernaast inzicht geven in de uitgaven die het kabinet zou willen doen onder ReactEU, zo vragen de leden van de SP-fractie? Waarom is er gekozen voor relatief weinig investeringen in de zorg? Kan het kabinet uitleggen waarom het merendeel van het ReactEU fonds gericht is op projecten voor 2022 en 2023, terwijl de gedachte van het fonds is om zich te richten op directe crisisbestrijding, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Antwoord

Zoals uitgebreider toegelicht bij het antwoord op de tweede vraag van de leden van de VVD-fractie, heeft het kabinet er in Nederland voor gekozen de middelen uit REACT-EU te verdelen tussen ESF en EFRO. De EFRO-middelen zijn vervolgens verdeeld over de vier landsdelen, die er – conform hun mandaat en in lijn met de nieuwe thematische doelstelling – veelal voor kiezen de middelen in te zetten op «de voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie». Voor ESF geldt dat de middelen zullen worden uitgegeven aan de werkgelegenheids- en sociale effecten van de COVID-19-crisis door te focussen op de ondersteuning van kwetsbare werkenden en werkzoekenden, zoals met uw Kamer gecommuniceerd op 18 februari 20219. De middelen uit REACT-EU zijn bedoeld voor de jaren 2021, 2022 en 2023. De bestaande programma’s zijn weliswaar met twee jaar verlengd, maar het blijven programma’s onder de 2014–2020 programmaperiode. De deadline die geldt voor het uitgeven van de middelen die zijn beschikt, blijft hetzelfde: 3 jaar na het aflopen van het programma (2020), tot en met 2023 dus.

Fiche: Verordening REACT-EU

Vraag

Het BNC-fiche, dat dateert van 20 juli 2020, vermeldt als doel van het programma REACT-EU «het beperken van regionale verschillen binnen de EU» door «financiële steun op de korte en middellange termijn aan lidstaten die het hardst geraakt zijn door deze crisis». Het gaat om € 55 miljard euro die, zoals de leden van de CDA-fractie hebben begrepen, zou worden verdeeld via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) of via het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD). Kan het kabinet met deze leden delen of het kabinet de indruk heeft dat REACT-EU tot dusver zijn initiële doel bereikt?

Antwoord

Het is op dit moment nog te vroeg om aan te geven of REACT-EU het initiële doel heeft bereikt. Immers, de eerste middelen hiervan zullen nog moeten worden uitgekeerd.

Vraag

Nederland heeft zich op het standpunt gesteld dat het Europese cohesiebeleid (regiobeleid) «zich met name zou moeten richten op lange termijn economische convergentie en eigenlijk geen crisismechanisme is», zo lezen de leden van de CDA-fractie. In dat kader tekende het kabinet eerder aan dat «kritisch bekeken moet worden in hoeverre de maatregelen zoals voorgesteld onder REACT-EU noodzakelijk zijn in deze fase van de crisis» en dat «het van belang is dat de steun vooral gaat naar lidstaten en regio’s die het hardst zijn geraakt door de crisis ten gevolge van de COVID-19 pandemie». Kan het kabinet hierover een stand van zaken geven? Wat is er bovendien terechtgekomen van de Nederlandse inspanningen om een vereiste van minimale nationale medefinanciering in REACT-EU op te nemen, zo vragen deze leden?

Antwoord

Zoals beschreven in het BNC-fiche over REACT-EU worden de REACT-EU-middelen onder de lidstaten verdeeld op basis van hun relatieve welvaartsniveau en de impact van de crisis als gevolg van de COVID-19-uitbraak op hun economie. Om dit te berekenen heeft de Commissie de meest actuele statistieken gebruikt van bijvoorbeeld werkloosheid en de daling van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Voor 2021 zijn dat statistieken van oktober 2020 geweest. Op basis daarvan heeft de Europese Commissie bijna 40 van de in totaal 55 miljard euro verdeeld. Nederland kreeg hier 440,8 miljoen euro van. De grootste allocaties zijn voor Italië (ruim 11 miljard euro) en Spanje (bijna 11 miljard euro).

Nederland heeft zich in de onderhandelingen op het standpunt gesteld dat 100% EU-medefinanciering niet verstandig zou zijn. Wegens het krachtenveld is deze bepaling echter intact gebleven en bestaat er nog steeds de mogelijkheid tot 100% EU-medefinanciering. Doordat de Staatssteunregels echter onverkort van kracht blijven, is het in de Nederlandse praktijk zo dat partijen die van subsidies onder REACT-EU gebruik maken alsnog een deel eigen middelen inleggen. Hierdoor zullen er geen projecten vrijblijvend worden ingediend.

Vraag

Bij het uitkomen van het BNC-Fiche was nog onduidelijk hoeveel Nederland zou ontvangen uit REACT-EU. Kan het kabinet dit inmiddels voor de leden op een rijtje zetten, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Waar komen deze middelen terecht? Eveneens onduidelijk was of met REACT-EU meer geïnvesteerd zou worden in innovatie door de Europese regio’s, waarvoor het kabinet zich hard wilde maken. Wat is het resultaat van deze inspanningen?

Antwoord

De allocaties voor 2021 zijn op dit moment bekend. Voor 2022 nog niet, aangezien de Europese Commissie die allocaties gaat berekenen op basis van de statistieken die beschikbaar zijn op 1 oktober 2021. Men wil op dat moment kijken naar de impact die de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie heeft gehad op de economieën van lidstaten.

Nederland zal ongeveer 440,8 miljoen euro ontvangen uit REACT-EU voor 2021. Dit bedrag is bedoeld voor de lopende programma’s onder ESF en EFRO. Het kabinet heeft er daarom voor gekozen de middelen daarom gelijkelijk te verdelen tussen EFRO en ESF. De EFRO middelen zijn vervolgens volgens dezelfde allocatiemethode als gebruikt werd in de programmaperiode 2014 – 2020 toegewezen aan de verschillende landsdelen. De ESF-middelen zijn toegevoegd aan het ESF 2014–2020 programma.

Op dit moment zijn er nog geen middelen uit REACT-EU uitgegeven. Het Eigen Middelen Besluit (EMB) is nog niet geratificeerd, wat betekent dat de Europese Commissie het Next Generation EU-fonds nog niet heeft kunnen vullen met de benodigde middelen. REACT-EU wordt gefinancierd uit het Next Generation EU-fonds.

In de onderhandelingen rond REACT-EU heeft het kabinet er altijd op ingezet dat middelen onder REACT-EU een Europees toegevoegde waarde moeten hebben, voor alle landen waar ze gebruikt worden. Hiervoor was het voor het kabinet van groot belang dat het tweede gedeelte van de nieuwe thematische doelstelling intact bleef, wat is gebeurd. Ook heeft Nederland ingezet op het belang van een deugdelijke evaluatie van REACT-EU op EU-niveau. Ook deze Nederlandse wens heeft de eindversie van de verordening gehaald.

Kabinetsappreciatie advies van de Europese Rekenkamer over het voorstel «REACT EU» en de wijzigingen van de GB-verordening 2021–2027 en verslag High-level videoconferentie over het cohesiebeleid van de EU

Vraag

In de kabinetsappreciatie gaf het kabinet aan er bij de Europese Commissie op te zullen aandringen goed toe te zien op voldoende administratieve capaciteit in lidstaten, «met name voor lidstaten met grote EFRO- en ESF-enveloppen», zo lezen de leden van de CDA-fractie. Wat kan het kabinet deze leden hierover melden? Hebben de gesprekken die het kabinet destijds met de verschillende uitvoeringsorganisaties van ESF en EFRO voerde daadwerkelijk geleid tot de spoedige besteding van de middelen die het kabinet wenselijk achtte?

Antwoord

De besteding van de middelen uit REACT-EU heeft nog niet aangevangen, onder andere doordat het Eigen Middelen Besluit nog niet is geratificeerd door alle lidstaten. Het is op dit moment dus nog niet mogelijk voor het kabinet of de Europese Commissie in te schatten of er problemen optreden met de besteding van deze middelen. In Nederland ligt de uitvoering van REACT-EU op schema: de vier landsdelen hebben de wijziging van hun Operationele Programma’s die noodzakelijk is om met de besteding van de middelen te beginnen goedgekeurd gekregen van de Commissie. Ook de programmering van de REACT-EU-middelen onder het ESF is goedgekeurd door de Europese Commissie; eind april zijn de eerste tijdvakken voor het aanvragen van deze ESF-middelen opengesteld.

Vraag

Destijds benadrukte Nederland – samen met België – het belang van samenwerking tussen regio’s en de rol die het nieuwe instrument van Innovatieve Innovatie Investeringen hierbij kan spelen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd wat hiervan terecht is gekomen?

Antwoord

Bij het akkoord op het MFK van 21 juli 2020 hebben de EU regeringsleiders ook een afspraak gemaakt over een budget voor Interregionale Innovatie Investeringen, zoals voorgesteld door de Europese Commissie onder de Interreg verordening. Hiervoor zal een budget beschikbaar zijn van 500 miljoen euro en dit instrument wordt geplaatst onder de EFRO-verordening. De EFRO-verordening is politiek uitonderhandeld en ligt op dit moment bij de vertalers voordat zij gepubliceerd kan worden in het Staatsblad.

Met deze Interregionale Innovatieve Investeringen, zal er een fonds komen waarmee regio’s door heel Europa gezamenlijk kunnen investeren in Europese waardeketens. Het gaat hier om transnationale partnerschappen die ondersteund zullen worden in het opschalen van innovatie en het versnellen van marktopname van producten. De Europese Commissie heeft hier eerder mee geëxperimenteerd, zo is de regio Noord-Nederland bijvoorbeeld begin 2021 geselecteerd om samen met 3 andere regio’s een pilot-project op het gebied van waterstoftechnologieën te leiden.


  1. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1753

    https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z07354&did=2021D16245↩︎

  2. Kamerstuk 22 112, nr. 2895↩︎

  3. Noord; Friesland, Drenthe, Groningen, Oost: Gelderland en Overijssel, Zuid; Zeeland, Noord-Brabant, Limburg, West: Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en Flevoland.↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-08, nr. 817↩︎

  5. Kamerstuk 26 642, nr. 142↩︎

  6. Algemene bepalingen verordening, EFRO/Cohesiefonds, ESF+, Interreg, Just Transition Fund, REACT-EU↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-30, nr. 510↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-08, nr. 812↩︎

  9. Kamerstuk 26 642, nr. 142↩︎