[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 en 27 mei 2021

Landbouw- en Visserijraad

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D18026, datum: 2021-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D18026).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z07929:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D18026 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Landbouw- en Visserijraad op 26 en 27 mei 2021.

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

De griffier van de commissie,
Jansma

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 9
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 9
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 11
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 12
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie 15
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie 20
II Antwoord/Reactie van de Minister 21
III Volledige agenda 21

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende brieven van het kabinet over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), de Landbouw- en Visserijraad, de EU-regels omtrent etikettering en het actieplan groei biologische productie. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.

Onderzoek Europese Commissie nieuwe genomische technieken

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onlangs gepubliceerde onderzoek naar nieuwe genomische technieken (bij planten). Deze leden danken de Minister voor het agenderen van de genetisch gemodificeerde organismen (ggo)-regelgeving, dat uiteindelijk heeft geresulteerd in dit rapport. In het rapport lezen zij vooral de bevestiging van wat zij eigenlijk al wisten, namelijk dat de regelgeving ernstig verouderd is. De Europese Commissie geeft aan te willen werken aan aanpassing van de wetgeving, met als eerste stap een «impact assessment» later dit jaar. Zij hadden echter gehoopt dat er meer vaart gemaakt zou worden en dat er al een aantal beleidsvoorstellen zouden worden gedaan. Zij maken zich dan ook zorgen over het vervolgtraject dat uiteindelijk moet leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Deelt de Minister deze zorgen? Voorts vragen zij of de Minister een beeld kan schetsen bij het vervolgtraject en wanneer zij uiteindelijk de aanpassing van wet- en regelgeving verwacht. Het heeft immers drie jaar geduurd voordat het desbetreffende rapport is opgeleverd. Is de Minister het met hen eens dat dit – net als de Europese Commissie aangeeft bij de studie naar teeltmateriaal – uiterlijk volgend jaar tot voorstellen moet leiden? Zo ja, is zij bereid dit te adresseren bij de Europese Commissie? Welke mogelijkheden ziet de Minister om de aanpassing van wet- en regelgeving te versnellen?

Bijenrichtsnoer

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de vastgelopen discussie over het bijenrichtsnoer. De discussie wordt daarom geëscaleerd naar de Landbouw- en Visserijraad van juni 2021. Daar zal een voorstel worden gedaan om te komen tot een reductie van 10%. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Welke mogelijkheden ziet de Minister om in de Raad van juni wel tot een besluit te kunnen komen en wat zal de Nederlandse lijn worden?

Kabinetsappreciatie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Op welke wijze komen de aanbevelingen van de Europese Commissie tot stand, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is dit een reactie op een Nederlandse inzet in het Nationaal Strategische Plan (NSP)? Een «gestructureerde dialoog» klinkt als een interactief proces, maar behoudt Nederland zelf het initiatief over haar NSP en waar zijn de Europese aanbevelingen op gebaseerd? De Minister stelt dat de Europese Commissie aangeeft dat zij bij goedkeuring van de NSP’en bijzondere aandacht besteedt aan de manier waarop lidstaten verwachten bij te dragen aan de Green Deal-ambities. Op welke wijze is dit voor Nederland relevant, zo vragen deze leden. Wordt hier door de Europese Commissie ook rekening gehouden met nationale aangelegenheden, zoals in het geval van Nederland de opgaven met betrekking tot de stikstofaanpak? De constateringen dat de sturende aard van de aanbevelingen niet strookt met het uitgangspunt van de huidige GLB-hervorming baart deze leden zorgen. Zij steunen de lijn van de Minister dat flexibiliteit voor maatwerk per lidstaat cruciaal is. Hoe gaat de Minister een rigide Europese opgave voorkomen en bewerkstelligen dat er flexibiliteit blijft bestaan voor Nederland om zelf invulling te geven aan de opgaven in het kader van het GLB? Zij vinden het verstandig dat het kabinet effectieve inzet van GLB-middelen bepleit en wijst op vermindering van die effectiviteit door te dun uitgesmeerde middelen. Kan de Minister concrete voorbeelden geven waar deze «verschraling» in de breedte onwenselijk kan uitpakken voor de Nederlandse situatie? Hoe is de sector betrokken geweest bij de opstelling van de kabinetsreactie op de verschillende aanbevelingen van de Europese Commissie? Hoe zal de sector worden betrokken bij verdere hervorming van het GLB? Deze leden lezen dat de Europese Commissie in het werkdocument Nederland uitnodigt om nieuwe nationale streefwaarden vast te stellen. Zoals de Minister echter beschrijft, heeft Nederland al eigen doelen geformuleerd. Is de Minister het met hen eens dat eventuele nieuwe streefwaarden dan daarbij betrokken dienen te worden? Is het huidige nationale kader wellicht reeds afdoende, zo vragen zij de Minister. Zo ja, hoe gaat zij dat terugkoppelen aan de Europese Commissie?

Aanbeveling 1:

Kan de Minister een (grafische) weergave geven van reguliere geldstromen van landbouwbedrijven: «gerichte, effectieve en efficiënter verdeling van rechtstreekse betalingen»? Op welke geldstromen wordt hier gedoeld?

Aanbeveling 2 en 3:

Binnen de landbouwsector bestaand vele vormen van bedrijvigheid. Deelt de Minister de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat bij de opgave (en daarmee alle steunmogelijkheden) om te komen tot het vergroten van de toegevoegde waarde niet alleen moet worden gekeken naar de vorm van het bedrijf (bijvoorbeeld «biologisch») maar naar de bedrijfsvoering binnen het bedrijf, waarmee dus niet de bedrijfsvorm, maar de werkwijze bepalend is voor steun bij versterking van het verdienvermogen?

Aanbeveling 5:

Klopt de aanname dat alle genoemde kwantitatieve doelstellingen met betrekking tot de emissies van andere stoffen dan CO2 verankerd zijn in het Klimaatakkoord? Zo nee, waar zijn deze doelstellingen dan in opgenomen?

Aanbeveling 6:

Kan de Minister een toelichting geven op het aangekondigde onderzoek naar de wenselijkheid om voor bepaalde gebieden in Nederland een extra vergoeding te geven voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)? Hoe zouden regionalisering van de basispremie en aanvullende hectarepremies eruit kunnen zien?

Aanbeveling 7:

Hoe definieert de Europese Commissie «biologische landbouw», zo vragen de leden van de VVD-fractie. Gaat het hier uitsluitend om de bedrijfsvorm van een landbouwbedrijf of wordt hier ook gekeken naar de bedrijfsvoering? Dit sluit aan bij de vragen bij aanbeveling 2 en 3 en is van belang om ervoor te zorgen dat bijdragen aan doelstellingen van de Europese Green Deal gericht zijn op de concrete werkwijzen binnen bedrijven.

Aanbeveling 10:

Is de Minister bereid om bij deze reactie expliciet aandacht te vragen bij de Europese Commissie voor het grote aantal ontheffingen dat lidstaten geven voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen? Een voorbeeld is het verbod op suikerbietenzaden: Nederland houdt zich hier aan de regels waar andere lidstaten gebruik maken van ontheffingen. Volgens de leden van de VVD-fractie schaadt dit de Nederlandse concurrentiepositie en is dit onwenselijk.

Aanbeveling 11:

Deelt de Minister de mening dat de aanbeveling van de Europese Commissie om «meer jongeren en met name vrouwen aan te moedigen om in de landbouwsector te gaan werken» geen Europese verantwoordelijkheid is? Kan de Minister de leden van de VVD-fractie geruststellen dat we hier geen Europese koppen op Nederlands beleid zetten en dat we uitgaan van een verleidende en niet van een sturende aanpak?

Aanbeveling 13:

Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat het Nederlandse beleid ten aanzien van dierenwelzijn al aanzienlijk ambitieuzer is dan in andere Europese lidstaten? Als de Minister stelt dat zij mogelijkheden ziet om de Europese dierenwelzijnsregelgeving naar een ambitieuzer niveau te brengen, richt zij zich dan op een ambitie voor Nederland of op een hogere ambitie voor andere Europese lidstaten en is zij bereid hier te handelen in lijn met de aangenomen motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 35 398, nr. 16)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de Landbouw en Visserrijraad op 26 en 27 mei 2021. Deze leden wensen de Minister enkele vragen voor te leggen.

Dierenwelzijn

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister het met hen eens is dat de recente blokkade van het Suezkanaal op schrijnende wijze duidelijk maakt wat de risico’s van verre diertransporten over zee zijn.1 Ook lezen deze leden dat de Minister aangeeft dat het lastig is om buiten EU-grenzen in te grijpen bij calamiteiten. Alhoewel zij begrijpen dat de juridische situatie anders is voor het vervoer over de weg dan het vervoer per zee en dat de herziening van de Transportverordening nog in volle gang is, vragen zij of de Minister ruimte ziet om bij deze of een binnenkort te houden Raad alvast te pleiten voor een overbruggende maatregel die de schrijnende situaties die we de afgelopen tijd hebben gezien te voorkomen. Dit gezien het feit dat de Minister zelf ook heeft aangegeven dat er weinig inzicht is in de omstandigheden en er geen mogelijkheden zijn om in te grijpen bij calamiteiten. Wat zijn de mogelijkheden op korte termijn om tot een dergelijke opschorting van het vervoer van levend vee op lange afstand te komen of een aanpassing die het dierenwelzijn aanzienlijk verbetert, aangezien de herziening van de Transportverordening volgend jaar op dit moment geen uitkomst biedt? Kan zij hier voorafgaand aan de Raad voor naar mogelijkheden zoeken, of deze kwestie in elk geval aankaarten bij de Raad? Kan zij bijvoorbeeld minimumnormen voor vervoer van levend vee opnieuw aan kaarten?

Ook hebben de leden van de D66-fractie nog vragen over de recente ontwikkelingen rondom het vangen van kippen. Deze leden hebben hier recentelijk al vragen over gesteld in het schriftelijk overleg over de voortgang van de verbetering van het slachtsysteem, maar zij willen graag uitsluitsel van de Minister dat zij bij deze Raad niet zal pleiten voor het opnemen van een uitzondering voor kippen in de Transportverordening. Kan de Minister dat bevestigen?

Visserij

De leden van de D66-fractie constateren uit de antwoorden van de Minister dat zij het heel belangrijk vindt om met pilots te onderzoeken of cameratoezicht effectief is.2 Wat deze leden echter niet kunnen lezen in het antwoord van de Minister is of zij ook bereid is akkoord te gaan met het voorstel om camera’s aan boord in te zetten zonder het vooraf inzetten van deze pilots. Ook hebben zij vernomen dat in Denemarken al wel studies zijn uitgevoerd naar de effectiviteit van Remote Electronic Monitoring (REM) aan boord van visserijschepen, zoals de studie «Observing incidental harbour porpoise Phocoena phocoena bycatch by remote electronic monitoring» van Kindt-Larsen et al.3 Is de Minister op de hoogte van deze studies? Zo ja, hoe beoordeelt zij deze? Neemt zij deze mee in haar beoordeling van de effectiviteit van bijvoorbeeld REM of cameratoezicht? Ten slotte horen zij graag wanneer de Minister wenst dat de pilots zijn afgerond zodat kan worden overgegaan op de inwerkingtreding van de nieuwe Controleverordening. Welke deadline zit hieraan vast?

De leden van de D66-fractie lezen dat iedere lidstaat afzonderlijk een projectvoorstel indient onder het Europees Maritiem Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF).4 Waar zet de Minister op in bij het Nederlandse projectvoorstel om toezicht op de visserij te waarborgen? Zal verplichte REM een onderdeel zijn van het projectvoorstel van Nederland? Zo ja, hoe groot is de rol van cameratoezicht hierbij volgens de Minister? Deze leden zouden een dergelijke verplichting graag zien voor alle schepen waarbij een risico bestaat op niet-naleving van de aanlandplicht en op bijvangst van gevoelige soorten. Kan de Minister garanderen dat schepen onder de 24 meter hier minder risico op hebben, aangezien dit nu de standaard is die wordt gehanteerd in het voorstel van het Portugese voorzitterschap? Zo nee, is de Minister bereid in te zetten op een verbreding naar ook schepen onder de 24 meter die een risico hebben op niet-naleving en bijvangst van gevoelige soorten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat de projecten in de verschillende landen parallel en geharmoniseerd dienen te verlopen, terwijl elk land zijn eigen voorstel doet. Hoe gaat de Minister erop toezien dat zaken die belangrijk zijn voor Nederland parallel lopen aan landen die wellicht tegenstrijdige wensen hebben?

Ten slotte vernamen de leden van de D66-fractie ook dat er gekeken wordt naar het aanpassen van de tolerantiemarge voor de visvangst. Kan de Minister toelichten wat hierin het standpunt is dat wordt ingenomen door Nederland? Deelt de Minister de mening van deze leden dat de tolerantiemarge niet verzwakt moet worden?

Vogelgriep

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de aanpak van de vogelgriep. Zo is de motie van de leden Tjeerd de Groot en Van Campen aangenomen over preventieve vaccinatie in het diergezondheidsinstrumentarium (Kamerstuk 35 398, nr. 14). Deze verzoekt de regering zich samen met de sector in te zetten voor preventieve vaccinatie als onderdeel van het diergezondheidsinstrumentarium, inclusief de handelsaspecten daarvan. Deze leden zijn van mening dat het bij de uitvoering van deze motie van groot belang is dat de Minister ook in Europees verband preventieve vaccinatie aankaart, aangezien de handelsaspecten alleen in internationaal verband kunnen worden opgelost. Gaat de Minister dit aankaarten bij haar Europese collega’s? Zo ja, kan zij reflecteren op de standpunten van de andere lidstaten en het potentiële draagvlak? Deze leden vernemen dat er een veelbelovend vaccin is dat al veelvuldig buiten Europa wordt gebruikt. Dit vaccin kan gebruikt worden om kalkoenen en kippen te vaccineren en geeft bescherming tegen verschillende varianten van de H5Nx hoog pathogene vogelgriep.5 Welke kansen ziet de Minister voor een dergelijk vaccin? Ook vragen zij of de Minister een update kan geven over de honderden (dode) vogels in het Lauwersmeer met verschijnselen van vogelgriep. Zijn deze inmiddels verplaatst of geruimd? Eerder vroegen deze leden hier al naar tijdens het debat over de Wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving. Zien ministers van andere Europese lidstaten net als Nederland een toename van het aantal met vogelgriep besmette vogels?6 Zo ja, welke extra maatregelen nemen zij tegen verspreiding?

VN Food Systems Summit

De leden van de D66-fractie lezen dat de ministers van gedachten zullen wisselen over de EU-prioriteiten voor de «VN Food Systems Summit». Deze leden vragen de Minister wat haar inzet is voor deze Summit. Zij zijn positief over het feit dat de EU wil inzetten op een eerlijke en inclusieve transitie van voedselsystemen wereldwijd, waarbij aandacht is voor uitdagingen op gebied van duurzaamheid en klimaat. Zal de Minister het belang van kringlooplandbouw agenderen voor de manier waarop wij op een duurzame, dier- en natuurvriendelijke manier voedsel kunnen produceren? Welke suggesties zal zij doen voor betere toegang tot gezond voedsel? Kan zij toelichten hoe de EU voornemens is om op natuur gebaseerde oplossingen en ecosysteemgerichte benaderingen op te schalen? Welke suggesties zal zij meegeven in het kader van een goed inkomen voor primaire producenten?

Kabinetsappreciatie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de appreciatie van de aanbevelingen die de Europese Commissie aan Nederland gestuurd heeft voor het GLB in de periode 2023 -2027 en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over. Deze leden lezen dat het Europees parlement stelt dat er 30% van de eerste pijlermiddelen van het GLB verplicht ingezet dient te worden voor ecoregelingen, terwijl de Raad in oktober 20% overeen is gekomen. De Minister geeft aan dat Nederland steeds heeft gepleit voor een ambitieuzer percentage dan 20%.7 Zij vragen de Minister de inzet van Nederland te specificeren. Zij vragen de Minister tevens of zij voornemens is om de mogelijkheden om in het NSP meer ruimte vrij te maken voor ecoregelingen in kaart te brengen. Zo ja, wanneer kunnen zij dit overzicht verwachten? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid het GLB te koppelen aan de stikstofproblematiek? Zo nee, aan welke maatschappelijke opgaven gaat zij het wel koppelen? Wanneer moet het NSP worden ingeleverd? Deelt de Minister de mening dat het onwenselijk is dat het NSP kan worden vastgesteld zonder dat daar in het nieuwe regeerakkoord afspraken over zijn gemaakt?

Aanbeveling 1

De leden van de D66-fractie zijn positief over de herverdeling van de inkomenssteun naar doelgerichte betalingen voor duurzaamheid en overheveling naar de tweede pijler waardoor de basispremie flink lager wordt. De nadruk wordt meer gelegd op inkomenssteun voor kleinere landbouwbedrijven in Nederland. Klopt deze observatie? Deze leden zijn echter ook van mening dat inkomenssteun economisch gezien niet de oplossing is voor de huidige problematiek omdat de waarde van de steun weglekt naar de productiefactor grond, waardoor het nettoeffect voor de boer gering is. Is de Minister dit met hen eens? Zo ja, deelt de Minister dan ook de mening dat een zo groot mogelijk deel van de betalingen gericht moet worden ingezet voor bovenwettelijke doeleinden? Deelt de Minister ook de mening dat een zo groot mogelijk deel van het NSP ingezet moet worden voor de transitie naar kringlooplandbouw? Is de Minister bereid om de basisinkomensteun te korten ten gunste van klimaat, milieu en biodiversiteit? Deze leden vinden het positief dat de Minister verder wil kijken voor een optimalisatie daar waar grote bedrijven meer steun ontvangen dan noodzakelijk naar bedrijven met een inkomen onder het minimum. Welk gemiddeld inkomen is dat en over hoeveel jaar wordt dit naar alle waarschijnlijkheid berekend? Ook vragen zij de Minister hoe het puntensysteem van de ecoregelingen dat zij voornemens is te ontwikkelen zich verhoudt tot de gelden.8 Deelt de Minister de zorg van de Transitiecoalitie Voedsel dat op deze manier veel inkomenssteun uit het GLB terecht komt bij boeren die dat niet nodig hebben? Zo ja, wat is de Minister voornemens te doen om hier verandering in te brengen zodat inkomenssteun wel degelijk bij boeren terecht komt die voldoen aan duurzaamheidseisen, ten goede komt aan het klimaat en biodiversiteit? Zo nee, waarom deelt de Minister deze zorg niet?

Aanbeveling 4

De leden van de D66-fractie zijn positief over het feit dat de Minister voornemens is op onder andere de ecoregelingen in te zetten op het verlagen van nutriëntenverontreiniging en dat zij in wil zetten op een integrale benadering. Deze leden zijn van mening dat het Europese doel om nutriëntenverliezen met ten minste 50% terug te dringen leidend moet zijn. Op welke manier wordt invulling gegeven aan dit Europese doel en welke concrete doelstellingen heeft de Minister hier voor ogen?

Aanbeveling 5

Op welke manier past agrarische bosbouw bij deze aanbeveling en welke concrete doelen heeft de Minister hier voor ogen? Is de Minister bereid om in veenweidegebeiden boeren onder de eerste pijler een hogere vergoeding te geven als zij hun bedrijfsvoering voortzetten bij een hogere grondwaterstand?

Aanbeveling 6

De Minister geeft aan te overwegen om de basispremie te regionaliseren en aanvullende hectarepremies voor gebieden met natuurlijke handicaps mogelijk te maken. Kan de Minister aangeven wat hierin haar afwegingen zijn en wat de eventuele consequenties zijn voor landbouwers die hier niet onder vallen?

Aanbeveling 7

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat Nederland in tegenstelling tot de meeste landen geen nationaal (actie)plan voor biologisch landbouw heeft. Ook de Europese Commissie benadrukt deze stelling. Wat is hiervan de reden? Welke doelstellingen heeft de Minister in gedachten voor de biologische sector in Nederland binnen het NSP? Is de Minister ervan op de hoogte dat bij andere lidstaten duidelijk afgebakende doelen zijn geformuleerd voor de biologisch sector? Op welke manier zorgt de Minister voor een eerlijk speelveld binnen de EU wanneer concrete doelstellingen ontbreken voor de biologische sector? Is de Minister bereid om in buffergebieden rondom Natura 2000-gebieden biologische landbouw extra te gaan steunen om zo te gaan voldoen aan de Europese ambities in dezen?

Aanbeveling 11

De leden van de D66-fractie vinden het zorgelijk dat het voor jonge, duurzame boeren lastig is om toegang te krijgen tot kapitaal voor landbouwgrond. Is de Minister dit met deze leden eens? Zo nee, waarom niet? De hoge grondprijzen en het lage rendement op vermogen leiden tot een financieringskloof voor jonge boeren. Daarom raadt de Europese Commissie aan om in te zetten op toegang tot kapitaal voor landbouwgrond en het vergemakkelijken van groene investeringen. De Minister geeft aan te willen overwegen om naast de huidige investeringssteun die Nederland geeft uit het GLB ook te kijken naar vestigingssteun. Kan de Minister dit nader toelichten?

Mededeling actieplan biologische productie

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de mededeling actieplan biologische productie. Kan de Minister toelichten wat de rol van de supermarkten is bij de groei van de biologische sector? Op welke manier ziet de Minister een samenwerking met de biologische sector voor zich om de vraag naar biologische producten te vergroten? Deze leden hebben vernomen dat het onderzoeksbudget niet gekaderd wordt voor de biologische landbouwsector. Het biologische keurmerk heeft echter zelf wel duidelijk kaders. Hoe ziet de Minister dit? Ziet de Minister het risico dat onderzoeksresultaten niet toepasbaar zijn binnen de biologische praktijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wordt dit risico aangepakt?

Bijenrichtsnoer

De leden van de D66-fractie vinden het onacceptabel dat het vernieuwen van het bijenrichtsnoer van de European Food Safety Authority (EFSA) zo lang op zich laat wachten. Is de Minister dit met deze leden eens? Zij hebben vernomen dat Eurocommissaris voor Volksgezondheid Kyriakides in een brief aan het Europees parlement en de Europese Raad voorstelt om de discussie rondom het bijenrichtsnoer te escaleren naar de Landbouw- en Visserijraad in juni 2021. Wat wordt de Nederlandse inzet betreffende het voorgestelde uitgangspunt van Eurocommissaris Kyriakides om in te zetten op een maximumreductie van 10% in de grootte van een kolonie als specifiek beschermingsdoel in het nieuwe bijenrichtsnoer? Kan de Minister hierbij duidelijk omschrijven wat de onderliggende onderbouwing is van het Nederlandse standpunt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 en 27 mei 2021. Deze leden hebben daar enkele vragen over. Zij lezen dat er dat er meer geld uit de eerste pijler aan ecoregelingen besteed moet worden en vrezen dat dit zal leiden tot verdere verslechtering van de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw. Kan de Minister aangeven of de boeren die deelnemen aan eco-regelingen in andere EU-lidstaten aan even zware eisen moeten voldoen als de boeren in Nederland? Zijn er volgens de Minister voor elk agrarisch bedrijfstype geschikte ecoregelingen om aan mee te doen zodat de boer zijn/haar inkomen uit subsidie op peil kan houden of zullen veel boeren er door deze regeling financieel op achteruitgaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggen stukken voor het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de positie van boeren en tuinders in de keten moet worden verbeterd. Belangrijk daarbij is dat er meer ruimte komt voor boeren en tuinders om samen te werken om daarmee hun positie te versterken. In dat kader zijn deze leden tevreden dat de Minister in de kabinetsappreciatie ten aanzien van het GLB ook steun vanuit het GLB voor het versterken van samenwerkingsverbanden in de landbouw noemt. Zij constateren dat de opheffing van de productschappen de positie van boeren en tuinders in de keten heeft verzwakt. Om de positie in de keten en de samenwerking in de landbouw te versterken zien zij veel potentie in het oprichten van ketencoöperaties, waarin samenwerking in de agri- en foodketen vorm kan krijgen en afspraken kunnen worden gemaakt over productie, kwaliteit, gezamenlijk toezicht, duurzaamheid, biodiversiteit en een eerlijke prijs. Zij vragen de Minister in hoeverre en in welke mate dergelijke vormen van samenwerking en het maken van afspraken door boeren en tuinders momenteel worden tegengewerkt door Europese regels met betrekking tot bijvoorbeeld concurrentie. Welke stappen zet zij om eventuele belemmeringen die voortkomen uit Europese regels uit de weg te ruimen? Kan de Minister tevens aangeven of dergelijke obstakels ook onderwerp van gesprek zijn bij de GLB-onderhandelingen en wat daarbij haar inzet is?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister wil verkennen hoe de toegang van jonge landbouwers tot kapitaal kan worden verbeterd en hoe instrumenten uit het GLB zoals vestigingssteun daarbij een rol kunnen spelen. Deze leden vinden het van groot belang dat ook komende generaties boeren zicht hebben op een solide toekomst voor hun familiebedrijf. Helaas zijn de huidige regelingen zoals het jongeboerenfonds vaak nog te bureaucratisch en worden deze onvoldoende benut. Zij zouden daarom graag zien dat het aanvragen van middelen uit deze fondsen wordt vereenvoudigd en meer wordt toegespitst op de behoeften van jonge boeren zelf. Zij vragen hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat haar streven naar het verbeteren van toegang tot kapitaal voor jonge boeren er ook daadwerkelijk toe gaat leiden dat zij hier gemakkelijker gebruik van kunnen maken en dat deze middelen ook daadwerkelijk worden benut.

De leden van de CDA-fractie lezen in de kabinetsappreciatie dat de Europese Commissie aanbevelingen doet over het terugdringen van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Inmiddels is voor maatregelen in dit kader tot 2030 zes miljard euro beschikbaar gesteld. Deze leden merken op dat in het rapport «Stikstofruimte voor de toekomst» wordt gesteld dat onder andere veranderende klimatologische omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de gestelde ambities, zelf ondanks deze forse inspanningen, buiten bereik kunnen blijven. Zij vragen daarom in hoeverre de invloed van autonome ontwikkelingen, met name de gevolgen van klimaatverandering op onze natuur, voldoende worden meegenomen bij onder andere het bepalen van welke maatregelen het meest geschikt zijn voor het behalen van doelen op het gebied van natuurkwaliteit. Zij menen dat het van belang is om in nationaal en internationaal verband nader onderzoek te doen naar deze ontwikkelingen, zodat er voldoende informatie beschikbaar is voor het al dan niet aanpassen van maatregelen en/of doelen. Zij vragen of ook de Minister het belang hiervan onderkent. Is de Minister bereid om in Europees verband in te zetten op het opstellen van een wetenschappelijke en politieke agenda waarin nader onderzoek naar belangrijke onderwerpen zoals de impact van klimaatverandering (en andere autonome ontwikkelingen) op de natuurkwaliteit aan de orde kunnen komen?

De leden van de CDA-fractie vinden het, net als het kabinet, van cruciaal belang dat in het GLB het gelijke speelveld in Europa wordt gehandhaafd en dat in het GLB voldoende ruimte is voor maatwerk per lidstaat. Deze leden lezen dat de Minister in het NSP zal kijken naar het optimaliseren van de verdeling van directe betalingen en dat zij daarbij ook naar een eventuele regionalisering van de basispremie wil kijken. Zij vragen de Minister om te verduidelijken hoe zij een dergelijke regionalisering voor zich ziet en hoe deze in de praktijk gestalte zou kunnen krijgen. Welke gebieden in Nederland zouden hiervoor bijvoorbeeld in aanmerking komen en op basis waarvan zal dat worden bepaald? Kan de Minister tevens aangeven hoe de landbouwsector betrokken zal worden bij de vormgeving van een eventuele regionalisering?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister verder in hoeverre de groene architectuur en de conditionaliteit uit bijlage III van de Verordening nationale strategische plannen aansluiten op de Nederlandse praktijk en pilots. Kan de Minister verduidelijken hoe de Nederlandse insteek van puntensysteem en gewenste prestatiebeloning zich verhouden tot opmerkingen door de Europese Commissie over regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)? Voorts vragen deze leden of er voldoende rekening wordt gehouden met de toepasbaarheid in Nederland van de Goede Landbouwkundige en Milieukundige Condities (GLMC's), zoals de bufferzones of het ploegverbod en ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Kan de Minister dit toelichten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland inzet op een CO2-reductie van 1 Megaton in veenweidegebieden, met name door maatregelen gericht op het verhogen van de grondwaterstand. Deze leden vragen de Minister of er inmiddels duidelijkheid is over hoe deze opgave zal worden verdeeld over de provincies waarin deze problematiek speelt. Tevens vragen zij de Minister op welke wijze deze CO2-reducties in de praktijk daadwerkelijk zullen worden gemeten. Kan de Minister een overzicht van de stand van zaken geven op dit thema? Zij lezen tevens dat de Minister in de kabinetsappreciatie het verhogen van het waterpeil in veenweidegebieden noemt als voorbeeld van een maatregel waarbij de negatieve invloed op de landbouwproductie kan worden vergoed vanuit het GLB. Zij vragen de Minister op welke wijze zij een dergelijke vergoeding vorm wil geven, hoe dit past binnen het door haar voorgestelde regionaliseren van de basispremie, en hoe het verdelen van deze middelen over de betrokken regio’s plaats zal vinden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken, waaronder de geannoteerde agenda van de komende Landbouw- en Visserijraad en de kabinetsappreciatie van de herziening van het GLB. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen uiteraard het doel van het toekomstbestendig maken van het GLB. Wat deze leden betreft is een toekomstbestendige landbouw een landbouw die goed is voor de biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de voedselkwaliteit en ten slotte ook goed voor de boer. Nederland moet invulling aan dat komende GLB geven door middel van een NSP. Net zoals de Europese Commissie hechten deze leden veel waarde aan het NSP als middel om de Green Deal te bewerkstelligen. Zij proeven uit de kabinetsappreciatie echter dat de Minister de aanbevelingen van de Europese Commissie weliswaar serieus lijkt te nemen, maar dat zij zelf genoeg speelruimte gaat nemen om daar zelf invulling aan te geven en eventueel af te wijken. Zien zij dat goed? Zo lijkt de Minister niet van plan te zijn om voor doelen ten aanzien van stikstof, antibioticagebruik en gewasbescherming ook in het NSP streefwaarden op te nemen. Zien zij dat goed en wat zijn de bezwaren om streefwaarden die toch al buiten het NSP bestaan, ook daarin op te nemen? Wil Nederland daar niet op afgerekend kunnen worden? Kan de Minister aangeven op welke manier de doelstellingen uit de Europese Green Deal in het Nederlandse NSP worden betrokken?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de Minister aanbeveling 1 met betrekking tot de inkomenssteun aan boeren voor Nederland anders wil invullen, namelijk door minder in te zetten op de basispremie per hectare en meer op gerichte steun voor bijvoorbeeld investeringen en kennisverwerving. Deze leden delen de mening dat een gerichte besteding van het GLB beter is dan een ongerichte inkomenssteun, maar zij zouden niet willen dat er daardoor minder ruimte voor de ecoregelingen ontstaat. Kan de Minister garanderen dat dat niet het geval zal zijn? Zij begrijpen dat in de ontwerpverordening van de Europese Commissie voor het nieuwe GLB staat dat de conditionaliteit (de basiseisen voor hectaretoeslagen) bij moet dragen aan de GLMC's. Pas als aan die situatie voldaan wordt kunnen boeren in het voorstel van de Europese Commissie hectaretoeslagen krijgen. In welke mate en vorm gaat de Minister hier invulling aan geven? In welke mate dient de conditionaliteit een bijdrage te leveren aan het doelbereik op het gebied van bijvoorbeeld stikstof (Vogel- en Habitatrichtlijn), klimaat (Klimaatakkoord) en water (Kaderrichtlijn Water, KDW)?

Ten aanzien van Aanbeveling 7 over biologische landbouw zouden de leden van de PvdA-fractie erop willen wijzen dat in de EU-biodiversiteitsstrategie de doelstelling is gesteld om ten minste 25% van het landbouwareaal te gebruiken voor biologische productie. Met slechts 3,2% is er voor Nederland nog een lange weg te begaan. Daarbij helpt het niet dat Nederland in tegenstelling tot de meeste landen geen nationaal (actie)plan voor biologisch landbouw heeft. Kan de Minister aangeven hoe zij het GLB concreet gaat gebruiken om de biologische landbouw in Nederland op een hoger plan te brengen? Gaat de Minister een nationaal actieplan opstellen?

De leden van de GroenLinks-fractie bedanken de Minister voor de stukken ter voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden begrijpen uit deze stukken dat er een laatste «supertriloog» plaatsvindt vrij kort na deze Raad. In deze supertriloog worden nog enkele heel belangrijke beslissingen genomen, met name over de vergroening van het GLB. Zij zullen in hun inbreng hier daarom ook vragen over stellen en daarbij verwijzen naar de kabinetsappreciatie over het GLB.

Conditionaliteit

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van de laatste Landbouw- en Visserijraad de volgende zin: «De conditionaliteit moet boeren er niet van weerhouden om deel te nemen aan het GLB.» Deze leden zijn benieuwd wat de Minister met deze zin bedoelt. Kan zij hierop ingaan? Deze leden willen benadrukken dat het in vrijwel alle sectoren gebruikelijk is dat er voorwaarden worden gesteld aan de overheidssteun die zij verkrijgen. Is de Minister het met hen eens dat het vanzelfsprekend zou moeten zijn dat er voorwaarden worden gesteld aan wat er met gemeenschapsgeld betaald wordt? Daarnaast staat de samenleving voor grote uitdagingen, die voor een groot gedeelte inmiddels ook in de Green Deal en daarmee in de biodiversiteits- en Van boer tot bord-strategie zijn vertaald in concrete doelen. Het lijkt hen daarmee dan ook meer dan logisch dat het geld dat wordt ingezet voor het GLB ook tegemoet moet komen aan deze klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Dat zegt immers ook de Europese Commissie in hun conceptplannen en de GLMC’s. In andere woorden, deze leden zijn benieuwd in hoeverre de Minister de hectaretoeslagen vanuit Brussel als een «recht» beschouwt van boeren, zonder dat daar substantiële duurzaamheidseisen tegenover hoeven te staan.

De leden van de GroenLinks-fractie zien dat boeren in een spagaat zitten tussen meer eisen en tegelijkertijd een lage prijs voor hun producten en dat de Minister hen daarvoor wil beschermen. Dat vinden deze leden ook echt geen houdbare situatie en daarom is het belangrijk dat er inkomensondersteuning is voor de boeren. Toch denken zij dat deze eisen geen bedreiging zou moeten vormen voor een goed inkomen. Dat betekent wel dat onze boeren beschermd moeten worden tegen oneerlijke concurrentie vanuit derde landen. Dit raakt aan internationale handel en zij zijn dan ook benieuwd welke mogelijkheden de Minister ziet om het GLB te gebruiken om onze boeren te beschermen. Hoe heeft de Minister hier contact over met haar ambtsgenoot voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? In dit licht zijn zij benieuwd wat de Minister bijvoorbeeld vindt van een marktverantwoordelijkheidsprogramma. Met een dergelijk flexibel instrument kunnen boeren er bij een overschot en lage prijs zelf voor kiezen om tijdelijk minder te produceren, zodat de prijs van bijvoorbeeld melk weer stijgt.

In de appreciatie van de GLB-aanbevelingen schrijft de Minister dat zij het GLB-instrumentarium toegankelijk wil maken voor zo veel mogelijk boeren. De leden van de GroenLinks-fractie zijn dan ook benieuwd of de Minister onderzoekt hoe juist een selectiever maar ook gerichter toewijzingsbeleid kan bijdragen aan het behalen van de Nederlandse natuurdoelen in combinatie met bijvoorbeeld de landelijke en regionale stoppersregelingen.

De Europese Commissie heeft in het kader van de Europese Green Deal, Van boer tot bord-strategie en biodiversiteitsstrategie op een aantal specifieke beleidsterreinen (klimaat, biodiversiteit, gewasbeschermingsmiddelen, nutriëntenverliezen, kunstmest, biologische landbouw, antibiotica en voedselverspilling) gekwantificeerde doelstellingen geformuleerd. De leden van de GroenLinks-fractie horen graag van de Minister of deze Europese doelstellingen of reeds geformuleerde nationale doelstellingen nog steeds de inhoud van het NSP bepalen. Kan de Minister dit per gekwantificeerde doelstelling aangeven en toelichten? Het lijkt deze leden noodzakelijk dat er tijdig geanticipeerd wordt op de genoemde toekomstige ontwikkelingen. In het verleden heeft Nederland zich nog weleens door EU-regelgeving laten overrompelen. Om hier goed op vooruit te lopen hebben zij kennisgenomen van een onderzoek dat verschillende organisaties in Oostenrijk recentelijk hebben uitgevoerd, waarin zij onderzoeken in hoeverre de doelstellingen uit de Green Deal gehaald gaan worden met het huidige voorstel van het Oostenrijkse NSP. Is de Minister bekend met dit onderzoek, «Fit für den Green Deal»?9 Zo ja, wat is de reactie van de Minister op de uitkomsten van dit onderzoek, namelijk dat Oostenrijk met het huidige voorstel de doelstelling uit de Green Deal niet zal gaan halen? Hoe beziet de Minister de relatie tussen de doelstellingen van de Green Deal in Nederland en de plannen voor het NSP? Deelt de Minister de mening dat het NSP een bijdrage zou moeten leveren aan de Green Deal? Is de Minister bereid te onderzoeken of de huidige plannen voor het NSP een bijdrage leveren aan de Green Deal?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben in relatie tot de conditionaliteit het rapport «Geringe Umweltwirkung, hohe Kosten» gelezen.10 Hierin wordt aangegeven dat de kosten voor de vergroening voor de landbouw in geen enkele verhouding staan tot de subsidie die hiervoor uitgekeerd wordt. Kent de Minister dit rapport? Kan de Minister aangeven hoe deze verhouding in Nederland ligt, en eventueel waarom deze verhouding afwijkt van die in Duitsland?

Water

Zoals hierboven reeds genoemd lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de conditionaliteit van de hectaretoeslagen volgens de Europese Commissie moet bijdragen aan een goede landbouwkundige en milieukundige situatie. Daarmee mag er dus geen achteruitgang plaatsvinden op het gebied van bodemgezondheid en de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Kamer geïnformeerd dat de KRW-doelstellingen niet in alle regio’s gehaald gaan worden in 2027. Kijkt de Minister naar strengere eisen voor de toekenning van hectaretoeslagen om bij te dragen aan het tijdig behalen van de KRW-doelstellingen? Zo ja, welke strengere eisen worden op dit moment besproken?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen daarnaast in het rapport Landbouw en Waterkwaliteit van de WUR van maart 2021, in opdracht van het Ministerie van LNV: «Modelberekeningen geven aan dat de maatregelen uit het Vijfde en Zesde Actieprogramma en de maatregelen uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer waarschijnlijk niet tot de realisatie van de nitraatdoelstellingen zullen leiden.» Op welke wijze wordt in het GLB en het NSP voorzien in het bijdragen aan het wel halen van deze doelen? Wordt een impactassessment uitgevoerd ten aanzien van keuzes in het NSP, zodat zeker gesteld wordt dat de doelen (door inzet van GLB- middelen in samenhang met ander beleid) wel tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 2027, zullen zijn behaald?

Landschapselementen

De leden van de GroenLinks-fractie en de Minister hebben zich altijd sterk gemaakt voor betere ondersteuning van boeren die landschapselementen op hun erf willen aanbrengen om de biodiversiteit te verbeteren. Deze leden hebben dan ook veel interesse voor de vormgeving van GLMC 9. Deze is ontzettend belangrijk voor het behalen van de doelen uit de biodiversiteitsstrategie. Zij hebben begrepen dat GLMC 9 nog bij de supertriloog aan het einde van de maand besproken zal worden. In de conceptplannen staat nu dat 10% van het land van elke agrariër niet-productief zou moeten zijn en dus ingezet moet worden om de biodiversiteit te verbeteren. Dat is ook nodig om de doelen uit de biodiversiteitsstrategie te behalen. Op Europees niveau is het huidige niveau echter nog maar 3%. Hoe gaat de Minister zorgen dat dit doel in Nederland gehaald gaat worden? Hoe gaat zij dit implementeren in het NSP?

Biologische landbouw

De leden van de GroenLinks-fractie zijn zich bewust van het feit dat in de Green Deal de doelstelling is opgenomen om ten minste 25% van het landbouwareaal te gebruiken voor biologische productie. In Nederland is dit nu 3.2%. Er zijn dan ook grote stappen die gezet moeten worden, zegt ook de Europese Commissie in haar aanbevelingen. Hierin benadrukt de Europese Commissie dat Nederland in tegenstelling tot de meeste landen geen nationaal (actie)plan voor biologisch landbouw heeft. Deze leden vinden dit zorgelijk maar hebben begrepen dat de Minister werkt aan een dergelijk plan. Wat gaat het demissionaire kabinet samen met de provincies doen om al concrete stappen te nemen in het vormen van een nationale strategie die zorgt voor groei van biologische productie en consumptie? Kan de Minister inzicht geven in welke concrete middelen zij ziet om deze productie en consumptie te verhogen? Een concreet punt zou zijn om alle publieke keukens in bijvoorbeeld ziekenhuizen, overheidsgebouwen en scholen biologisch te maken. Wat vindt de Minister hiervan? Kan zij daarnaast toelichten in hoeverre GLB-gelden gebruikt kunnen worden om boeren die de overstap willen maken naar biologisch te ondersteunen?

De Minister schrijft in het BNC-fiche: «Het kabinet en de provincies zullen bij het opstellen van het NSP bekijken hoe biologische landbouw het beste meegenomen kan worden.» De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd waarom de Minister er niet nu al voor kiest om biologische landbouw een plek te geven in het NSP. Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe de Minister specifiek onderzoek naar de mogelijkheden van biologische landbouw gaat financieren. Hoe neemt zij dit mee in haar biologisch actieplan? Zij zijn benieuwd of de Minister in kan gaan op welke publieke diensten en voordelen een sterke en grote biologische sector de Nederlandse samenleving kan bieden.

Veenweide

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de appreciatie dat de Minister de mogelijkheden wil bekijken voor regionalisatie van de basispremie, om zodoende de negatieve gevolgen van bijvoorbeeld een hoger waterpeil in veenweidegebieden te kunnen compenseren. De Minister heeft eerder aangegeven dat het niet mogelijk is om dit vanuit de basispremie te faciliteren, omdat dit het volledige budget van de basispremie zou opslokken. Kan de Minister aangeven op welke manier een regionalisatie van de basispremie kan bijdragen aan de veenweideproblematiek? De best renderende klimaatmaatregelen voor het veenweidegebied in ons land (zijnde vernatting) zouden in principe ook gebaseerd kunnen worden op artikel 66 van de concept-verordening. Is de Minister van mening dat dit artikel ook gebruikt zou kunnen worden om via de conditionaliteit maatregelen te nemen voor de veenweidegebieden in ons land? Deze leden zijn benieuwd hoe de Minister in hetzelfde licht kijkt naar de bufferzones rond Natura 2000-gebieden op basis van artikel 67. Ziet de Minister mogelijkheden om maatregelen ten behoeve van veenweidegebieden en bufferzones te regelen via de conditionaliteit (onder andere via GLMC 9 en GLMC 4) of ziet zij alleen mogelijkheden om hiervoor het een en ander te regelen via de ecoregelingen?

Bijenrichtsnoer

De leden van de GroenLinks-fractie hebben afgelopen jaar flink wat vragen gesteld over het bijenrichtsnoer. Deze leden zijn erg bezorgd over de mate waarin het acceptabel gevonden wordt dat bijen overlijden door bijvoorbeeld het gebruik van landbouwgif. Zij begrijpen dat Eurocommissaris Kyriakides voorstelt om dit belangrijke punt weer op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad te zetten. De Eurocommissaris wil als uitgangspunt van de discussie kijken naar een maximumreductie van 10% in de grootte van een kolonie als specifiek beschermingsdoel. Wat vindt de Minister hiervan en wat is zij van plan in te brengen als dit ter sprake komt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Bijenrichtsnoer

De leden van de Partij van de Dieren-fractie menen dat het slecht is gesteld met de hoeveelheid en de verscheidenheid aan bijen in Europa, met als hoofdoorzaak onze grootschalige, industriële landbouw. Het landbouwgif dat gebruikt wordt voor de intensieve, grootschalige landbouw vormt een grote bedreiging voor insecten, waaronder honingbijen, hommels en wilde solitaire bijen. Voordat landbouwgif toegelaten mag worden op de Europese markt moet het daarom strenger getest worden op de effecten op deze insecten. Het originele bijenrichtsnoer, zoals in 2013 gepresenteerd door de EFSA, is daarvoor een goed instrument; ook het Nederlandse11 en het Europese12 parlement hebben dat reeds erkend. Toch is er tot op de dag van vandaag discussie over dit bijenrichtsnoer. Deze leden zijn tevreden te lezen dat de Europese Commissie Nederland in het kamp van de lidstaten schaart die zich inzetten voor het voorkómen van massale bijensterfte en die pleiten voor een maximale bijensterfte door een pesticide van 7%. De Minister schrijft vervolgens dat zij dit standpunt alleen inneemt voor honingbijen en dat zij voor hommels en solitaire bijen nog geen standpunt inneemt, omdat zij wacht op de adviezen van de EFSA en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Deze leden wijzen de Minister erop dat de motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50) expliciet verzoekt ook het beschermingsniveau aan te houden uit het originele bijenrichtsnoer uit 2013 voor hommels en solitaire bijen. Kan de Minister bevestigen dat dit inhoudt dat ook voor hommels en solitaire bijen een maximale sterfte van 7% van de populatie zou moeten gelden? Kan de Minister aangeven of zij dit standpunt overneemt en daarmee de volledige motie uitvoert?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat de discussie over het bijenrichtsnoer in juni 2021 op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal staan. Zal dit tijdens de informele Raad van 14 en 15 juni zijn, of tijdens de formele Raad van 28 en 29 juni? Deze leden zien ernaar uit dat de Minister het Nederlandse standpunt, zoals gesteld in verschillende moties, met kracht over zal brengen, teneinde de bijen en de bijenpopulaties zo veel mogelijk te beschermen. Kan de Minister bovendien bevestigen dat België het originele bijenrichtsnoer uit 2013 al toepast?13 Klopt het dus dat België een nationale aanpak heeft opgesteld waarbij voor de nationale toelating van pesticiden wordt getoetst aan de hand van het bijenrichtsnoer uit 2013? Kan de Minister bevestigen dat dit dus mogelijk is, zonder dat er nog nota van genomen is door het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF)? Kan de Minister daarnaast bevestigen dat het Europese Hof recentelijk, in het hoger beroep dat gifproducent Bayer aanspande tegen het verbod op imidacloprid, clothianidine en thiamethoxam, heeft geoordeeld dat het reeds toepassen van het originele bijenrichtsnoer geoorloofd is, en dat de genoemde verboden dus gerechtvaardigd zijn?14 Is de Minister voornemens om het goede voorbeeld van België te volgen en een nationale aanpak te ontwikkelen voor de bescherming van insecten, gebruikmakend van het originele bijenrichtsnoer uit 2013? Zo nee, waarom niet?

SCoPAFF-comité

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn ervan overtuigd dat het de democratische besluitvorming ten goede komt wanneer stemmingen openbaar te volgen zijn en ook de Europese Ombudsman heeft het belang hiervan – zeker wanneer het over milieuzaken gaat – onderschreven.15 Deze leden vernemen daarom graag van de Minister of en hoe zij reeds uitvoering heeft gegeven aan de motie van het lid Wassenberg, die de regering verzoekt actief bij de Europese Commissie te pleiten voor openbaarmaking van de posities van lidstaten na stemmingen in het SCoPAFF-comité (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1265). Indien deze motie nog niet is uitgevoerd, wanneer kunnen deze leden verwachten dat dit gebeurt en kan de Minister hen daarover op de hoogte houden?

Nieuwe genetische manipulatietechnieken

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn ernstig teleurgesteld in de uitkomsten van het recente Europese onderzoek over de wetgeving rond nieuwe genetische manipulatietechnieken. Terwijl de bedrijven die deze technieken graag willen exploiteren een gat in de lucht springen en aandringen op snelle aanpassing van de wetgeving, is de deur opengezet voor nieuwe milieurisico’s en verdere schaalvergroting in de landbouw. Dat uitgerekend het milieuargument door voorstanders van gentechnologie gebruikt wordt om regels te versoepelen («zonder genetische manipulatie kunnen we de duurzaamheidsdoelen niet halen») vinden deze leden tenenkrommend en een klap in het gezicht van de biologische sector, die al sinds jaar en dag laat zien hoe je zonder genetisch geknutsel duurzaam voedsel produceert. Duurzame beloftes zijn echter al zo oud als genetische manipulatie zelf. In de poging zichzelf een groen jasje aan te meten, belooft de industrie dat gentechnologie zal leiden tot verminderd pesticidegebruik. Desalniettemin blijken de meeste genetisch gemanipuleerde gewassen die de laatste dertig jaar wereldwijd op de markt zijn gekomen tolerant gemaakt te zijn tegen onkruidverdelgers (waardoor juist méér landbouwgif gebruikt wordt) of produceren ze zelf gifstoffen die insecten doden.16 De duurzame belofte is tot nu toe dus nooit uitgekomen, integendeel. Kan de Minister bevestigen dat de eerste Europese importaanvraag voor een gewas dat met de CRISPR-Cas-techniek is gemanipuleerd een type maïs is dat resistent is gemaakt tegen het landbouwgif glufosinaat? Waarom gelooft de Minister dat de nieuwe genetische technieken, zoals CRISPR-Cas, toch de duurzame beloftes zullen vervullen? Heeft zij hier concrete aanwijzingen voor en kan zij die delen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het van het grootste belang dat bij de consultatie die nu zal volgen op het onderzoek, verschillende stemmen evenwichtig gehoord zullen worden. Waar er bij de stakeholderconsultatie voor het onderzoek in meerderheid stemmen van de industrie zijn gehoord (ruim 70% van de genodigden kwamen uit de agri-food industrie, tegenover minder dan 12% van maatschappelijke organisaties17), zal er in de toekomst veel meer ruimte gemaakt moeten worden voor het maatschappelijk middenveld. Deze leden zijn van mening dat het in het belang van het milieu en de volksgezondheid is dat er sterker wordt geluisterd naar onafhankelijke experts en betrokken burgers dan naar degenen met een verdienmodel gebaseerd op de nieuwe technieken. Deelt de Minister deze mening en op welke manier gaat zij er zorg voor dragen dat de dialoog over eventuele nieuwe wetgeving op een eerlijke, democratische en transparante wijze plaatsvindt?

Triloogonderhandelingen GLB – Zuivelamendement

De Minister schrijft dat het voorstel voor de bescherming van de verkoopbenamingen voor zuivelproducten, ofwel «amendement 171», nog niet helemaal besproken is. Met dit amendement wordt een verbod voorgesteld op het gebruik van bepaalde uitdrukkingen om plantaardige alternatieven voor zuivel te benoemen, zoals «alternatief voor yoghurt», «bevat geen melk» en zelfs termen als «romig». Ook zouden bepaalde verpakkingen en plaatjes uitsluitend door de zuivelindustrie gebruikt mogen worden en worden deze verboden voor andere sectoren. De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben hier eerder kritische vragen over gesteld en de Kamer nam onlangs een motie van het lid Vestering aan die de Minister opriep zich actief te verzetten tegen dit voorstel tot verregaande inperking van de communicatie over plantaardige voedingsmiddelen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1291). Klopt het dat de Europese Commissie op dit moment werkt aan een nieuw, alternatief voorstel (redraft)? Is hier al meer over bekend? Op welke termijn zal dit voorstel afgerond zijn? Op welke momenten kan Nederland invloed uitoefenen op het proces en de inhoud van dit voorstel? Deelt de Minister de mening dat het zeer onwenselijk zou zijn als lidstaten hier niet bij worden betrokken? Deze leden roepen de Minister op om, in lijn met de hierboven genoemde aangenomen motie, niet de stemming af te wachten, maar al in een vroeg stadium kenbaar te maken dat Nederland niet akkoord gaat met verregaande inperking van de communicatie over plantaardige voedingsmiddelen.

Triloogonderhandelingen GLB – Etikettering van herkomst eieren

In Europa, ook in Nederland, worden nog altijd miljoenen kippen gehouden in kooisystemen. Kippen die gedwongen worden «kooieieren» te leggen. In supermarkten worden deze eieren niet meer verkocht, maar toch krijgen veel consumenten onbewust tientallen kooieieren per jaar binnen, omdat deze worden verwerkt in allerlei producten, zoals koekjes, cakes, diepvriesmaaltijden en kant-en-klaarmaaltijden.18 Waar consumenten bij het kopen van een doosje eieren kunnen kiezen voor bijvoorbeeld biologische of vrije uitloopeieren, is het bij producten met verwerkte eieren onduidelijk hoe de kippen die de eieren hebben gelegd, hebben moeten leven. Vermelding van de herkomst van deze eieren is namelijk niet verplicht. Duitsland heeft nu een voorstel gedaan om informatie over de herkomst van eieren verplicht op te nemen op verpakkingen van producten waarin eieren zijn verwerkt, zo hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernomen.19 Klopt het dat Nederland in deze discussie slechts heeft gewezen op de noodzaak om te kijken naar de kosten voor de hele eierketen? Kan de Minister bevestigen dat zij het heel belangrijk noemt dat de «burger weet waar zijn eten vandaan komt»?20 Kan de Minister bevestigen dat zij van mening is dat de consument «ook een plicht heeft om zelf te onderzoeken, zich te verdiepen, zelf kennis van zaken op [te] doen»?21 Hoe is het dan mogelijk dat de Minister de kosten voor de eierketen boven het belang van transparantie lijkt te stellen? Kunnen deze leden erop rekenen dat de Minister dit Duitse voorstel zal omarmen en ondersteunen? Zo nee, hoe verwacht de Minister dan dat consumenten kunnen weten waar hun eten vandaan komt? Hoe kunnen burgers volgens de Minister zelf onderzoeken hoe de leghennen die de eieren in de door hen aangeschafte koekjes hun leven hebben moeten slijten?

Zij vragen de Minister tot slot waarom zij nog altijd niet met een antwoord is gekomen op de schriftelijke vragen over het verbod op verrijkte kooien voor leghennen.22 Hoe kan het dat dit zo veel tijd kost?

Diertransporten

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich ernstige zorgen over het welzijn en de gezondheid van dieren die voor de veehouderij vaak uren tot dagenlang door Europa en zelfs naar landen buiten de EU worden getransporteerd. Vorig jaar schortte de Minister de export op van Nederlandse dieren naar landen buiten de Europese Unie als daarbij een rustplaats nodig is buiten de EU, omdat «er geen goede systematiek bestaat die de NVWA genoeg mogelijkheden biedt om de benodigde controles en verificaties volgens de voorschriften van de EU-transportverordening uit te voeren.»23 Nederlandse transporteurs gaven rustplaatsen in hun reisplanning op die in werkelijkheid niet bestonden, of in dermate slechte of ongebruikte staat waren dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat hier daadwerkelijk runderen worden uitgeladen.

Dit exportverbod geldt echter alleen voor transporten over de weg. Nog altijd worden er jaarlijks duizenden Nederlandse dieren over zee getransporteerd naar landen buiten de EU, omdat daarvoor geen rustplaatsen buiten de EU nodig zijn. Dieren die tijdens het transport dagen tot weken in erbarmelijke omstandigheden worden gehouden. Vaak staan de dieren zeer dicht op elkaar, worden ze in hun eigen uitwerpselen gehouden en is het onduidelijk of er voldoende voer aan boord is. De Minister bevestigde onlangs dat zij geen zicht heeft op het transport van de dieren als de haven van bestemming in een niet EU-land is gelegen, waardoor zij ook geen zicht heeft op het welzijn en de gezondheid van de dieren, danwel het naleven van de hiervoor geldende regelgeving.24 Ook is het niet mogelijk om hierop te controleren, dan wel te handhaven. De Minister schrijft in de beantwoording van schriftelijke vragen dat niet gegarandeerd kan worden dat de transporten van dieren afkomstig uit Nederland volgens de EU- wetgeving worden uitgevoerd. Kan de Minister bevestigen dat het welzijn van dieren tijdens een (extreem) lang transport over zee en hun welzijn na aankomst in de haven, dus net zo min is geborgd als tijdens een lang transport over de weg?De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het uiteraard een goede zaak dat de Minister in EU-verband pleit voor het verbieden van diertransporten naar niet-EU landen (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk). Het kan echter niet zo zijn dat het lot van deze dieren afhankelijk is van dit pleidooi in Brussel. Vrijwel alle Nederlandse landbouwministers en -staatssecretarissen in de afgelopen twintig jaar hebben in Europa gepleit voor het beperken van de transportuur tot maximaal acht uur. Tot op de dag van vandaag heeft dit geen resultaat gehad. Hier kunnen we niet op wachten. Niet voor niets heeft het Verenigd Koninkrijk nu gebruikgemaakt van de Brexit om direct een verbod aan te kondigen voor de export van levende dieren.25 Is de Minister bereid om ervoor zorg te dragen dat er – in afwachting van een eventueel Europees exportverbod – geen vergunning of goedkeuring meer wordt verleend voor Nederlandse diertransporten over zee wanneer deze aankomen in havens buiten de EU (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk)?

Stimuleren biologische landbouw

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord van de Minister in het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 april 2021 dat het kabinet bij het opstellen van het NSP zal bekijken hoe biologische landbouw in het NSP meegenomen kan worden om zo de groei van de biologische productie en consumptie in Nederland te stimuleren (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1284). Ook de mededeling in het BNC-fiche dat het kabinet een nationale strategie op zal stellen voor biologische productie en consumptie vinden deze leden positief. Het werd hoog tijd, nadat alle andere EU-landen hier al een nationale strategie voor hebben. Deelt de Minister het inzicht dat het stimuleren van biologische landbouw een concrete stap is in de aanpak van de grote uitdagingen waarmee (juist) de Nederlandse landbouw te maken heeft? Deze leden benadrukken dat het biologisch keurmerk boeren een verdienmodel geeft waarmee zij minder dieren kunnen houden (wat nodig is vanwege de stikstof- en de klimaatcrisis), met meer dierenwelzijn, minder vervuiling door mest en kunstmest en met veel minder landbouwgif. Zo brengt een omschakeling naar biologisch verschillende doelen in de landbouw dichterbij. Welke concrete maatregelen voor biologische productie is de Minister voornemens te nemen in het NSP en in de nationale strategie? Hoe zullen deze strategieën op elkaar inwerken en elkaar versterken?

Helaas constateren de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ook dat de Minister bij deze mededelingen nog geen concrete doelen stelt. Deze leden roepen de Minister op om er niet langer in te berusten dat Nederland zo ver achterloopt qua biologische landbouw in vergelijking met andere Europese landen, en zich te committeren aan de doelstelling voor 25% biologische landbouw in 2030. De Minister blijft benadrukken dat dit doel EU-breed is geformuleerd, en dus niet per land, maar zij blijven zich afvragen waarom Nederland niet uit zichzelf het doel overneemt en daarmee de uitdaging aangaat, in plaats van te berusten in de eeuwige achterblijvers-positie. Is de Minister voornemens concrete doelen op te nemen in de nationale strategie voor biologische landbouw?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie pleiten ervoor dat de extra kosten die boeren maken gedurende de tweejarige omschakelperiode naar een biologische bedrijfsvoering, zonder dat zij hun producten als biologisch kunnen verkopen, volledig gesubsidieerd worden uit het GLB. Deze uitgaven dienen, volgens deze leden, gecompenseerd worden met een kleiner budget voor directe inkomenssteun. Deelt de Minister het inzicht dat deze maatregel de stimulering van biologische landbouw een goede impuls kan geven?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze de Minister uitvoering geeft aan de motie van het lid Bisschop over een kritische beoordeling van de Van-boer-tot-bord-strategie (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 64).

De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze de Minister uitvoering geeft aan de motie van het lid Bisschop die de regering verzoekt zich uit te spreken tegen de ambitie om het mestgebruik met 20% omlaag te brengen (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 65).

De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij de ambitieuze streefdoelen en referentiewaarden die de Europese Commissie hanteert voor de beoordeling van de NSP’en. Op welke wijze wordt rekening gehouden met de productiviteit (per hectare) van de nationale landbouwsectoren en de grote verschillen daarbij? Wat is de juridische status van de aanbevelingen van de Europese Commissie? Blijft de Minister haar eigen koers varen (zie ook de motie van het lid Bisschop, Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 64).

De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij het actieplan van de Europese Commissie voor de biologische productie en de positieve reactie van de Minister hierop. Deelt zij de analyse dat met inzet op verduurzaming van de gangbare landbouw meer meters gemaakt kunnen worden dan met specifieke inzet op meer biologische landbouw? Deelt de Minister de analyse dat door de inzet op met name het vergroten van het areaal biologische landbouw het risico groot is dat het aanbod van biologische producten sneller toeneemt dan de vraag en dat marktverstoring optreedt? Het verleden leert dat door marktverstoring en prijsdalingen biologische bedrijven in de problemen kunnen komen. Wil de Minister deze punten meenemen in haar inbreng op Europees niveau? Deze leden constateren verder dat de Europese Commissie in haar aanbevelingen voor de NSP’en wil dat Nederland meer gaat doen aan het stimuleren van de biologische landbouw. Mede gelet op voorgaande punten is hier door Nederland tot nu toe terughoudend mee omgegaan. Blijft de Minister deze lijn handhaven?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Visserijcommissie van het Europees parlement voor een Frans voorstel heeft gestemd waardoor Zuid-Europese lidstaten meer geld zouden krijgen uit de Brexit Adjustment Reserve en Nederland en enkele andere noordelijke lidstaten minder. Deze leden ontvangen graag een nadere duiding van dit voorstel. Wat zou dit kunnen betekenen voor de compensatiegelden voor Nederlandse vissers? Gaat de Minister zich ervoor inzetten dat dit Franse voorstel uiteindelijk niet overgenomen wordt? Zo ja, hoe?

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de Controleverordening voor de visserij. Is de veronderstelling juist dat sprake is van een (voorgenomen) ingebrekestelling voor de huidige controleverordening? Op welke aspecten van de verordening richt deze ingebrekestelling zich? Hoe denkt de Minister invulling te kunnen gaan geven aan een nog uitgebreidere Controleverordening terwijl de uitvoering van de huidige verordening als lastig blijkt te zijn? Hoe waardeert de Minister het voorgenomen 24/7-cameratoezicht in verband met de handhaving van de aanlandplicht in het licht van het verbod op de pulsvisserij? Is de Minister bereid zich te verzetten tegen 24/7-cameratoezicht aan boord van kotters?

II Antwoord/Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 en 27 mei 2021

Kamerstuk 21 501-32 [2021Z07929] – Brief d.d. 12-05-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 26 april 2021

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1293 – Brief d.d. 06-05-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Reactie op consultatie EU-regels etikettering van levensmiddelen

Kamerstuk 31 532, nr. 259 – Brief d.d. 02-03-2021, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Kabinetsappreciatie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Kamerstuk 28 625, nr. 288 – Brief d.d. 26-04-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Fiche: Mededeling actieplan groei biologische productie

Kamerstuk 22 112 [2021Z07931] – Brief d.d. 12-05-2021, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


  1. Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2478↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1285↩︎

  3. Inter Research » ESR » v19 » n1 » p75–83 (int-res.com).↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1285↩︎

  5. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/27309056/↩︎

  6. https://www.rtvnoord.nl/nieuws/814837/Natuurfotograaf-over-vogelgriep-Zo-erg-heb-ik-het-in-vijftig-jaar-niet-gezien↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1285↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1285↩︎

  9. GAP-Strategieplan verfehlt Ziele des Green Deal | GLOBAL 2000↩︎

  10. https://www.umweltbundesamt.de/sites/default/files/medien/5750/publikationen/2021-04-30_texte_71-2021_5_jahre_greening.pdf↩︎

  11. Motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175) en motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50)↩︎

  12. https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/B-9-2019-0149_NL.html↩︎

  13. https://fytoweb.be/nl/nieuws/nieuwe-nationale-aanpak-voor-risico-evaluatie-voor-bijen↩︎

  14. https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/bayer-vangt-bot-het-verbod-op-bijengif-blijft-bestaan~b504c2e9/↩︎

  15. https://www.ombudsman.europa.eu/en/decision/nl/122313↩︎

  16. https://www.testbiotech.org/en/press-release/first-application-approval-crisprcas-plants-eu↩︎

  17. https://www.euractiv.com/section/agriculture-food/opinion/new-gmos-kyriakides-gets-off-on-wrong-foot-with-biased-consultation/↩︎

  18. https://www.bnnvara.nl/kassa/artikelen/kippen-in-kooien-niet-meer-van-deze-tijd↩︎

  19. https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2021/04/26/herkomst-verwerkt-ei-komt-mogelijk-verplicht-op-verpakking↩︎

  20. Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2951↩︎

  21. Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2054↩︎

  22. 2021D02643. Schriftelijke vragen van het lid Wassenberg over het verbod op verrijkte kooien voor leghennen↩︎

  23. Kamerstuk 28 286, nr. 1093↩︎

  24. Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2620↩︎

  25. https://www.reuters.com/world/uk/uk-ban-live-animal-exports-slaughter-part-welfare-plan-2021-05-11/↩︎