Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over justitiële jeugd (o.a. Kamerstuk 31839-771)
Jeugdzorg
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D18078, datum: 2021-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D18078).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Verouden, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z05162:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Medeindiener: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-04-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-05-12 10:00: Justitiële jeugd (omgezet in een schriftelijk overleg) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-05-12 10:00: Justitiële jeugd (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-09-15 14:30: Procedures en brieven (videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D18078 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over justitiële jeugd, betreffende de brieven:
• Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen d.d. 5 maart 2021 (Kamerstuk 24 587, nr. 798)
• Beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming» d.d. 25 maart 2021 (Kamerstuk 31 839, nr. 769)
• Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming d.d. 30 maart 2021 (Kamerstuk 31 839, nr. 771).
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie,
Verouden
Inhoudsopgave | blz. | ||
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 | |
1. | Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie | 2 | |
2. | Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie | 3 | |
3. | Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie | 7 | |
4. | Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie | 7 | |
5. | Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie | 9 | |
6. | Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie | 10 | |
7. | Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie | 12 | |
8. | Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie | 13 | |
II. | Reactie van de Minister voor Rechtsbescherming | 15 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's) en scholen, de beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Zij waarderen uw inzet om het stelsel van jeugdbescherming minder complex te maken. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Ten aanzien van het toekomstscenario danken de leden van de VVD-fractie u voor het uitgebreide scenario en de routekaart, voor de lopende pilots en voor de prioriteit u hebt gegeven aan de vervolgaanpak. Het is goed dat u hebt besloten om door te gaan met de consultatieronde en in de zomer advies te ontvangen van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Wanneer kan de Kamer de beleidsreactie op het advies van de RSJ tegemoetzien?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het toekomstscenario de contouren schetst voor een eenvoudigere en transparante jeugdbeschermingsketen en waardevolle handvatten biedt om de keten slimmer en effectiever te organiseren. Voorts delen deze leden het standpunt dat het wenselijk is om de organisaties die deelnemen aan de lopende pilots de kans te geven zoveel mogelijk de geschetste richting te beproeven en verder te ontwikkelen. Kunt u bevestigen dat alle deelnemers aan de lopende pilots, waaronder Veilig Thuis, de Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming maximaal worden aangespoord om de richting van het toekomstscenario te beproeven? In hoeverre kan de uitwerking van het toekomstscenario rekenen op breed draagvlak onder alle deelnemende organisaties? Voornoemde leden zijn namelijk van mening dat samenvoeging van functionaliteiten van Veilig Thuis, Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming essentieel is voor het creëren van een minder complex en ingewikkeld stelsel. Deelt u dit standpunt?
Voorts zijn deze leden van mening dat de verbinding van het toekomstscenario met het jeugdstrafrecht nog onvoldoende concreet is uitgewerkt. Hoe zal volgens u deze verbinding tussen het toekomstscenario en de lopende initiatieven in het jeugdstrafrecht worden gelegd? Dit klemt temeer, nu u in uw reactie op de monitor van de inspecties heeft aangegeven dat Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te maken heeft met een doelgroep met steeds meer complexe psychiatrische problematiek. Nu u in uw reactie op de inspecties tevens aangeeft dat u vertrouwen heeft de uitdagingen in het justitiële jeugdveld het hoofd te kunnen bieden met de in gang gezette acties, vragen de leden van de VVD-fractie naar een duidelijkere verbinding tussen de acties die zijn genomen naar aanleiding van de monitor personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Welke acties zijn er kabinetsbreed in gang gezet om meer kennisdeling tussen organisaties mogelijk te maken?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze de motie van het lid Wörsdörfer van 25 februari 2021 (Kamerstuk 28 345, nr. 245) is uitgevoerd. Welke initiatieven voor onlinehulp aan slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn in kaart gebracht en welke mogelijkheden heeft u gezien om deze te bundelen?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de verscheidene brieven die richting de Kamer zijn gestuurd aangaande justitiële jeugd en hebben daarover meerdere vragen. Deze leden benadrukken het belang van preventie dat bij het thema justitiële jeugd een des te grotere rol speelt. Deze leden constateren dat het aantal minderjarige verdachten in 2020 wederom is gedaald en dat de afgelopen tien jaar de jeugdcriminaliteit met ruim de helft is afgenomen.
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI's en scholen
De leden van de D66-fractie lezen dat de Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie van het Onderwijs positieve ontwikkelingen benoemen onder andere op het gebied van onderwijs en zorgaanbod. Zij lezen veel over professionalisering binnen de sector. Deze leden maken zich wel zorgen over de structurele overbelasting van de capaciteit, het personeel van de JJI’s en de bijbehorende scholen en de gevolgen hiervan op het aanbod voor de jongeren alsmede de interne veiligheid. Deze leden spreken hun waardering uit voor al het personeel betrokken bij JJI’s en zijn van mening dat goede begeleiding binnen JJI’s essentieel is voor het bijdragen aan het verlagen van een recidivekans. Hoe verklaart u de extra instroom binnen de JJI’s in 2019 en 2020, terwijl het aantal verdachten van jeugdcriminaliteit, ook in 2020, wederom is afgenomen? Indien vooral ernstigere gevallen van criminaliteit plaatsvinden onder de jeugd, wat is hiervan de reden volgens u?
De leden van de D66-fractie constateren dat de inspecties aangeven dat onder andere door het sluiten van JJI’s de druk hoger ligt bij andere JJI’s. Wat is er gedaan om te voorkomen dat dit probleem zich zou voordoen, toen deze twee JJI’s gesloten werden?
De leden van de D66-fractie vragen een kwantitatief overzicht te geven van de personele bezetting binnen JJI’s de afgelopen jaren (vanaf 2015 t/m nu). Zijn er meer mensen werkzaam binnen de JJI’s en bijbehorend onderwijs? Welke beroepsgroepen kennen een tekort en/of een daling van het aantal mensen?
De leden van de D66-fractie lezen dat binnen de doelgroep binnen de JJI’s er steeds meer sprake is van complexe psychiatrische problematiek. Hoe is dit te verklaren volgens u? In welke mate speelt de problematiek binnen de jeugd-ggz en het tekort aan crisis-plekken een rol? Zijn hierover onderzoeken bekend? Ook omdat de wachttijdenproblematiek binnen de (jeugd-)ggz al langere tijd speelt.
Voornoemde leden lezen dat de inspecties spreken van een structurele overbelasting van de capaciteit en het personeel van de JJI’s en bijbehorende scholen en dat dit geen tijdelijk probleem is. Als reactie geeft u aan dat in 2020 er gemiddeld 520 plaatsen beschikbaar waren waarvan gemiddeld 455 bezet waren en dat er in 2020 extra personeel is geworven. Geeft u hiermee aan dat deze structurele overbelasting nu is opgelost? Zo nee, kunt u kwantitatief aangeven waar hier nog de grootste zorgen liggen? Deze leden constateren dat u spreekt over gemiddelde bezettingen, maar waren er ook bij de piekmomenten genoeg plekken om jongeren te plaatsen?
De aan het woord zijnde leden vragen of kinderen in JJI’s ook aanspraak maken op het recht op onderwijs en of hier ook een wettelijke (zorg)plicht geldt voor de rijksoverheid. Deze leden merken op dat u hogere straffen voor 16- tot 23-jarigen overweegt. Daarover stellen deze leden elders enkele vragen. Echter vragen zij u alvast of hogere straffen voor 16- tot 23-jarigen bij zullen dragen aan een extra belasting voor JJI’s en hoe dit plan gezien moet worden in het licht van de monitor van de inspecties, omdat zij reeds spreken over structurele overbelasting en een lastige arbeidsmarkt voor voldoende personeel.
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de D66-fractie hebben meerdere vragen over het geschetste toekomstscenario van de jeugdbescherming zoals deze eind maart jongstleden is gedeeld met de Kamer. Deze leden maken zich ernstig zorgen dat er louter een papieren exercitie is uitgevoerd waarin conclusies staan die reeds bekend waren en dat concrete actiepunten ontbreken. De Kamer heeft meerdere debatten gevoerd over de jeugdbescherming, met name vanwege kritische rapporten van de inspecties waarin benadrukt wordt dat kinderen momenteel nog onvoldoende worden beschermd door meerdere oorzaken. Kunt u derhalve per aanbevelingspunt in de «Voortgangsrapportage kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd« van 2020 (Kamerstuk 31 839, nr. 749) en de originele «Rapportage kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» van 2019 (Kamerstuk 31 839, nr. 699), aangeven hoe deze aanbevelingspunten wordt opgelost dankzij dit toekomstscenario?
Deze leden hebben uitgekeken naar dit toekomstscenario. Zij lezen echter dat dit toekomstscenario op hoofdlijnen schetst hoe de kind- en gezinsbescherming er over vijf tot tien jaar uit zou kunnen zien. Waarom is, gezien de huidige problematiek binnen de jeugdbescherming, gekozen voor deze termijn? Bent u het met deze leden eens dat een scenario voor kortere termijn gewenster is? Zo nee, hoe is dit toekomstscenario te rijmen met de noodzaak die de inspecties aangeven voor snellere oplossingen binnen de jeugdbeschermingsketen? Wat is de reactie van jeugdvertegenwoordigers voor de keuze van deze termijn?
De leden van de D66-fractie weten dat er momenteel gewerkt wordt met een doorbraakaanpak jeugdbescherming om de problemen op korte termijn het hoofd te bieden. Zijn de oplossingsrichtingen binnen deze doorbraakaanpak daarmee niet direct de basis voor een toekomstscenario binnen de jeugdbescherming? Zo ja, kunt u puntsgewijs een opsomming geven van de oplossingsrichtingen binnen de doorbraakaanpak en kunt u aangeven in hoeverre deze terug te vinden zijn in dit toekomstscenario? Zo nee, waarom niet?
Deze leden vragen hoe dit toekomstscenario zich verhoudt met de pilots die reeds gestart zijn binnen de jeugdbescherming. Vormen deze de basis van dit toekomstscenario of is er opnieuw naar de tekentafel gegaan om dit scenario uit te werken?
Voornoemde leden lezen dat het streven is dat er een Lokaal Team om kinderen en gezinnen moet staan dat hulp verleent. Is dit een extra team of is dit een bestaand wijkteam? In het geval dat het een nieuw op te richten team is en er sprake is van personeelstekorten binnen de jeugdzorg, hoe realistisch is het dat dit idee, samen met het idee van een vaste professional, uitvoerbaar is?
De leden van de D66-fractie lezen veel herkenbare knelpunten in de analyse, waaronder het probleem dat kinderen en gezinnen vaak hun verhaal opnieuw moeten doen. Er is gekozen voor het opstellen van Regionaal Veiligheidsteams waarin de drie spelers binnen de jeugdbescherming (Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming) meer gaan samenwerken. Vooral omdat deze organisaties vergelijkbaar werk verrichten. Deze leden vrezen echter dat een invoering van weer een extra team of overlegorgaan voor extra onduidelijkheden en administratieve lasten gaat zorgen. Is ook de optie besproken om deze drie organisaties samen te voegen tot één of twee organisatie(s)? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, in welke mate is het mogelijk om met een frisse blik een toekomstscenario op te stellen als deze wordt opgesteld met deze drie bestaande partijen?
Deze leden lezen dat het doel van het toekomstscenario is dat professionals en gezinnen een netwerk vormen dat dicht bij het gezin betrokken is. Dat er gezinsgericht en in gezamenlijkheid gewerkt wordt. Was dit niet reeds het plan bij de invoering van de Jeugdwet en decentralisatie van 2015? Waarom wordt dit gepresenteerd als een nieuw fenomeen voor het toekomstscenario? Ook meldt u dat het doel is om van verschillende professionals per gezin naar één vertrouwd gezicht te gaan. In hoeverre is deze gedachte nieuw en niet reeds de gedachte binnen de jeugdbescherming?
De leden van de D66-fractie zien dat er een routekaart is gepresenteerd waarin de belangrijkste uitzoekpunten zijn opgesomd. Was de periode naar het opstellen van een toekomstscenario niet juist bedoeld om deze uitzoekpunten reeds onder elkaar te hebben? Is het niet verstandiger om juist zo snel als mogelijk tot verandering te komen in plaats van een nieuw proces van uitzoekpunten op te starten?
Voornoemde leden lezen dat de financiële impact, doelmatigheid en doeltreffendheid van het toekomstscenario nog verder in kaart moeten worden gebracht. Bent u het met deze leden eens dat dit nou juist de belangrijkste elementen zijn van een toekomstscenario? Waarom is dit niet reeds betrokken bij de huidige versie? Wanneer is begonnen met het opstellen van dit toekomstscenario?
Perspectiefbesluit
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat bij ingrijpende besluiten, zoals een ondertoezichtstelling (ots) en een uithuisplaatsing, gezinnen en kinderen voldoende mogelijkheden hebben om hiertegen in bezwaar te kunnen gaan, eventueel via een kinderrechter. Professionals in de jeugdzorg zijn goed in staat om in te kunnen schatten of een ots of uithuisplaatsing nodig is. Echter kan het voorkomen dat dit uiteindelijk toch niet in het belang is van het kind. Ook de RSJ benadrukt dat het perspectiefbesluit een intern besluit van een Gecertificeerde Instelling (GI) is en niet is vastgelegd in de wet.
Deze leden vragen om een puntsgewijze opsomming waarom u geen meerwaarde ziet in het realiseren van een zelfstandige rechtspositieregeling voor het perspectiefbesluit voor ouders en kind.
De leden van de D66-fractie vragen waarom het afdoende is om afspraken over de termijn waarbinnen een verzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) ingediend moet worden voor een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel (GBM), na het nemen van een perspectiefbesluit. Zitten hier resultaatverplichtingen achter, hoe en door wie wordt dit getoetst? Wanneer zijn deze afspraken rond? Deze leden vragen dit, omdat de RSJ aangeeft dat het wettelijk moet worden vastgelegd dat het perspectiefbesluit binnen drie maanden ter toetsing wordt voorgelegd aan de kinderrechter.
Deze leden constateren dat er een duidelijk advies ligt van de RSJ. Zij benadrukken dat het op dit moment ontbreekt aan een adequate rechtspositieregeling voor betrokkene bij een ots en uithuisplaatsing. Daarom dient het perspectiefbesluit volgens hen een formele (wettelijke) status te krijgen waaraan een procedure bij de kinderrechter is gekoppeld. Gezien dit advies helder is, wat is de exacte reden dat u de uitkomsten van de evaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen wil afwachten in plaats van direct dit advies van de RSJ over te nemen? Immers heeft de RSJ reeds gekeken naar dit specifieke element in de wet. Welke aanvullende informatie verwacht u te krijgen van de evaluatie waarvan de uitkomsten pas begin 2022 beschikbaar zijn?
De leden van de D66-fractie constateren dat ook Commissie-De Winter in haar aanbevelingen (aanbeveling 10) verwijst naar het perspectiefbesluit. De commissie stelt dat een voogd, als wettelijke vertegenwoordiger van het kind, zelf tot uithuisplaatsing en doorplaatsing kan beslissen zonder inmenging van de kinderrechter. Slechts bij plaatsing in de gesloten jeugdzorg is toestemming van de kinderrechter nodig. Bij een voogdijmaatregel ontbreekt een (wettelijke) controle op de uitvoering van de uithuisplaatsing. Bij vragen hieromtrent of klachten kan het kind of diens vertegenwoordiger zich niet tot de kinderrechter wenden. De rechtspositie van een voogdijkind is daarmee uitermate zwak. Welke parallellen ziet de u tussen de aanbevelingen van Commissie-De Winter en de aanbevelingen van de RSJ? Kunt u aangeven wat de status is van het opvolgen van aanbeveling 10 uit het advies van Commissie-De Winter? Waarom ziet u ondanks beide aanbevelingen geen reden om de gang naar de kinderrechter te verbeteren?
Deze leden vragen waarom er bij de verlenging van een crisismaatregel bij de Wet verplichte ggz (Wvggz) wel een rechterlijke toetsing is, maar dat bij perspectiefbesluiten een dergelijke toets er niet is en er zelfs geen mogelijkheid is om bij de rechter in beroep te gaan. Deze leden constateren dat er bij het opstellen van de Wvggz reeds uitvoerig is gekeken naar het optimaal beschermen van de rechten van patiënten.
Stand van zaken rondom jongerenwerkers
De leden van de D66-fractie vragen een update te geven met betrekking tot het tekort aan jongerenwerkers. In november 2019 is 110 miljoen euro extra vrijgekomen voor een breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit, alwaar jongerenwerk een onderdeel van was, en er is recentelijk, in december 2020, 58,5 miljoen euro vrijgekomen voor het Jeugdpakket bij de coronacrisis. Zijn er inmiddels extra jongerenwerkers beschikbaar? Zo nee, welke stappen worden er de komende periode gezet om gerichter te investeren in meer jongerenwerkers?
Stand van zaken omtrent minderjarigen in een politiecel
De leden van de D66-fractie willen dit schriftelijk overleg graag gebruiken om te vragen naar het vervolg van het advies van de RSJ van december 2019 over minderjarigen in een politiecel (Kamerstuk 28 741, nr. 75). In dit advies worden aanbevelingen gedaan over de duur, verblijf en alternatieve locaties. Kunt u kort aangeven per aanbeveling hoe deze wordt opgevolgd? Waar zitten de grootste uitdagingen? Welke aanbevelingen blijken (nog) niet uitvoerbaar?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel jongeren van 18 jaar of ouder tot nu toe in 2021 (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het jeugdstrafrecht zijn berecht. Hoeveel verkrachters of andere ernstige geweldsplegers van 18 jaar of ouder zijn in 2020 en tot nu toe in 2021 niet op grond van het volwassenenstrafrecht berecht? Hoeveel jongeren jonger dan 18 (16 of 17 jaar) zijn tot nu toe in 2021 (op grond van het adolescentenstrafrecht) volgens het volwassenenstrafrecht berecht? Hoeveel jongeren (t/m 22 jaar) zijn tot nu toe in 2021 verdachte van een misdrijf geweest, uitgesplitst per leeftijd en per delict? Hoe verhoudt zich dit tot het totale aantal verdachten van misdrijven?
Hoeveel jongeren verbleven er tot nu toe in 2021 in een JJI? Voor welk misdrijf werden zij veroordeeld? Waarom wordt bij volwassen gedetineerden wel de migratieachtergrond geregistreerd, en bij jonge gedetineerden niet? Bent u bereid ook de migratieachtergrond van jongeren in een justitiële jeugdinrichting te registeren? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel jongeren kregen tot nu toe in 2021 een PIJ-maatregel opgelegd, uitgesplitst per delict? Welke maatregelen in de JJI’s hebben afgelopen jaar voor een aantoonbare vermindering (een causaal verband) van de recidive gezorgd?
Het standpunt van de leden van de PVV-fractie is dat het belang van de crimineel, ook als dit een jongere is, altijd moet wijken voor het belang van de maatschappij. Slachtoffers en nabestaanden hebben levenslang en de daders, die in veel gevallen jonger zijn dan 18 jaar, worden aan alle kanten met therapie geholpen en als patiënten behandeld. Vergelding, genoegdoening en afschrikking speelt geen rol bij de lage straffen (maximaal twee jaar) die jeugdige moordenaars en verkrachters nu opgelegd krijgen, als ze überhaupt al een celstraf krijgen.
Bent u bereid te regelen dat minderjarigen (vanaf 14 jaar) die worden veroordeeld voor moord, doodslag, verkrachting of een andere ernstig geweldsmisdrijf op grond van het volwassenenstrafrecht berecht worden? Zo nee, waarom niet?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen
De leden van de CDA-fractie maken zich net als de inspecties zorgen over de structurele overbelasting van de capaciteit en het personeel van de JJI’s. De groepsgrootte in de JJI’s wordt door een onverwacht hoge instroom overschreden. Dit gaat ten koste van de interne veiligheid. Er is beperkte inwerktijd voor nieuwe medewerkers, een regelmatige wisseling van de groepsleiding en een hoge werkdruk bij het personeel. Het is in dat licht bezien hoopgevend om te zien dat de inspanningen om nieuw personeel te werven hun vruchten beginnen af te werpen en dat aan alle nieuwe medewerkers een basisopleiding wordt aangeboden. Wanneer denkt u dat er voldoende ingewerkte medewerkers zijn om de veiligheid voor zowel jeugdigen als personeel te vergroten? Hoeveel meer extra beroepskrachten zijn er nog nodig om passende en goede hulp te kunnen bieden? Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de onverwacht hoge instroom?
Deze leden constateren dat u het probleem erkent van de structurele overschrijding van de bezetting. Deze leden vragen echter of u de inspanningen van het personeel om alles rond te krijgen qua roosters en inzet erkent door te spreken over maximaal één jongere tijdelijk erbij. In hoeverre is dit cijfer van toepassing op elke JJI of zitten er tussen JJI’s (flinke) verschillen ten aanzien van de overschrijding van de bezetting? Ook vragen deze leden naar de personele capaciteit die door DJI het afgelopen jaar is vergroot. Hoeveel groter is deze personele capaciteit geworden en hoe groot is het tekort nog?
De leden van de CDA-fractie vragen naar verklaringen voor de regelmatige wisseling van de groepsleiding en de hoge werkdruk bij het personeel. Ook vragen deze leden hoe u enerzijds stelt dat er tijdelijk maximaal «maar» één jongere bij komt (wat betreft de overschrijding van de bezetting), terwijl er anderzijds sprake is van hoge werkdruk en de regelmatige onmogelijkheid om jeugdige gedetineerden te plaatsen op een afdeling die het beste past bij de individuele problematiek van die jongere.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Inspectie JenV, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie van het Onderwijs het zeer onwenselijk vinden dat justitiële jeugdigen bij uitzondering in de PI Ter Peel zijn geplaatst. Voor deze leden komt niet (duidelijk) in de brief naar voren wat er door DJI gedaan wordt om deze situatie in de toekomst te vermijden. Kunt u aangeven dat in de toekomst een dergelijke situatie niet meer zal voorkomen?
Voornoemde leden vinden het van groot belang dat jongeren die tijdelijk in instellingen verblijven kwalitatief goed onderwijs kunnen volgen. In het najaar van 2021 komt de Minister van OCW met een stappenplan voor beter onderwijs. Deze leden vragen u om bij uw collega van OCW aan te dringen op een snelle uitvoering van dit plan.
Beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming»
Tijdens de duur van een ots en uithuisplaatsing kan de GI het besluit nemen dat het perspectief niet meer bij de ouders ligt. De leden van de CDA-fractie vinden het voor zowel ouders als kinderen zeer onwenselijk dat dit interne (perspectief)besluit niet wettelijk is geborgd en dat er geen rechtsmiddel tegen dit besluit mogelijk is bij de kinderrechter. Temeer omdat ouders en kinderen soms onvoldoende betrokken worden en gehoord worden bij het nemen van een perspectiefbesluit. Deze leden zijn het dan ook van harte eens met de aanbevelingen van de RSJ om het perspectiefbesluit wettelijk vast te leggen en het besluit binnen drie maanden te laten toetsen door de kinderrechter. Ook de aanbeveling om de rechtspositie van ouders en kind te verbeteren en de ouders en het kind het recht te geven om gehoord te worden, moet wat deze leden betreft zo snel mogelijk worden opgepakt en uitgevoerd. Deze leden willen hierbij niet wachten op de evaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, zoals u voorstelt. Er is al te lang gewacht met het nemen van maatregelen om ouders en kinderen een betere rechtspositie te geven. Snelheid is geboden.
De leden van de CDA-fractie hebben ook vragen over de brief naar aanleiding van het advies van de RSJ over perspectiefbesluit. Deze leden constateren dat de RSJ de aanbeveling doet om een rechtspositieregeling voor ouders en kind te realiseren, wettelijk vast te leggen dat het perspectiefbesluit binnen drie maanden ter toetsing wordt voorgelegd aan de kinderrechter en het perspectiefbesluit te voorzien van een motivering. Deze leden vragen of hun constatering klopt dat deze adviezen niet (nu) worden opgevolgd, maar dat u zelf een andere oplossing aandraagt. Kunt u aangeven op welke (eigen) inzichten u zich baseert bij het komen tot deze anders dan geadviseerde oplossing, zo vragen deze leden.
Ook vragen voornoemde leden in dat kader hoe de aanpak die u voorstaat bijdraagt aan de oplossing wanneer, zoals onder meer geconstateerd door de RSJ, blijkt dat het niet standaard is dat na het nemen van een perspectiefbesluit er een onderzoek tot gezagsbeëindiging wordt gedaan. In hoeverre is er dan nog sprake van een verbetering van de rechtsbescherming wanneer deze bescherming pas volgt uit het onderzoek tot gezagsbeëindiging, maar dit onderzoek niet altijd wordt gestart? Verwacht u dat concrete afspraken met de RvdK, Jeugdzorg Nederland en de Raad voor de Rechtspraak ervoor gaan zorgen dat er altijd een onderzoek tot gezagsbeëindiging wordt gestart? Wanneer verwacht u hier resultaten in te boeken? Wat betekent dit voor de rechtsbescherming van ouders en jeugd tot het moment dat deze afspraken zijn gemaakt? Ook vragen deze leden wie er gaat toezien op het gestand doen van deze afspraken in de toekomst.
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de CDA-fractie steunen de richting die met dit toekomstscenario wordt ingezet om de jeugdbeschermingsketen te verbeteren en te vereenvoudigen. Het verkorten en efficiënter maken van de jeugdbeschermingsketen is van groot belang en noodzakelijk om gezinnen en kinderen met een zorgvraag eerder en beter te kunnen helpen. Deze leden steunen daarbij het uitgangspunt om in de jeugdbeschermingsketen voortaan te kiezen voor een gezinsgerichte benadering en af te stappen van (alleen) een kindgerichte benadering. Op de korte termijn zijn kinderen en gezinnen met urgente problemen hier nog niet mee geholpen. Voor hen is de doorbraakaanpak jeugdbescherming ingezet. Wat houdt deze aanpak precies in? Waar kunnen mensen die door de bestaande jeudzorginstanties niet gehoord of geholpen worden, zich melden?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie herinneren u er graag aan dat eind 2019 de Kamer voor het laatst sprak over justitiële jeugd bij het AO Justitiële Jeugd. Belangrijkste punt van het debat destijds was uw voornemen om twee jeugdgevangenissen te sluiten. Kunt u eens reflecteren op deze sluitingen? Hoeveel personeel heeft een andere functie moeten zoeken? Met andere woorden: hoeveel kennis is verloren gegaan? U gaf te kennen dat de sluitingen van de inrichtingen noodzakelijk waren, omdat «de besparingen die dit oplevert, het mogelijk maakt om te investeren in meer maatwerk, zowel op lokaal als op landelijk niveau». Kan worden aangegeven hoe hier precies in geïnvesteerd is? Krijgen jeugdige delinquenten nu betere zorg dan toen? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het klopt dat er afgelopen jaar een hogere instroom van jeugdige criminelen in het systeem was dan de ramingen eerder hadden voorspeld. Zo ja, hoe kan dit, en wat heeft dit voor gevolg gehad voor de bezetting van de jeugdgevangenissen het afgelopen jaar?
De leden van de SP-fractie hebben in de meest recente monitor van de Inspectie Justitie en Veiligheid, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie van het Onderwijs gelezen dat er te weinig personeel is in de JJI’s en dat het gebrek aan personeel zelfs een knelpunt is in het leveren van goed maatwerk voor de doelgroep. Andere knelpunten zijn nog dat er beperkte tijd is voor het inwerken van nieuwe medewerkers, er regelmatig wisselingen van de groepsleiding zijn en er een hoge werkdruk is. Bent u het met deze leden eens dat al deze problemen terug te herleiden zijn naar een personeelstekort? Wat gaat u er nu concreet aan doen om meer personeel te werven? Is er de laatste jaren niet te veel bezuinigd op het personeel waardoor de inspecties nu moeten concluderen dat het spaak loopt in de justitiële jeugdsector?
In dezelfde monitor lezen deze leden dat de doelgroep steeds meer te maken heeft met complexe psychiatrische problematiek en het niet altijd mogelijk is om de jeugdige gedetineerde te plaatsen op een afdeling die het beste past bij de individuele problematiek van die jongere. Vooral dit laatste punt baart deze leden zorg. Hoe kan het dat jeugdige gedetineerden niet altijd de juiste zorg/begeleiding krijgen? Bent u het met deze leden eens dat dit absoluut onwenselijk is? Wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen?
De leden van den SP-fractie vragen ook aandacht voor het onderdeel preventie: het voorkomen van criminaliteit. Deze leden vragen of u van mening bent dat op dit moment genoeg aan preventie wordt gedaan. Deze leden wijzen daarbij op cijfers van het OM die laten zien dat het aantal minderjarigen dat verdacht wordt van een ernstig geweldsdelict in een jaar tijd is toegenomen met 17 procent van 1.633 verdachten in 2019 naar 1.904 in 2020. Dat zijn minderjarigen die worden verdacht van zware mishandeling, diefstal met geweld, afpersing of ernstige bedreiging, al dan niet in groepsverband. Ook het aantal jongvolwassen tot 21 jaar dat verdacht wordt van een ernstig geweldsdelict, nam toe, met 4 procent, van 1.894 naar 1.979. Hoe verklaart u deze toename? Bent u het met deze leden eens dat meer werk gemaakt moet worden van het voorkomen dat jonge jongens ten prooi vallen aan bendes en ingezet worden in de georganiseerde criminaliteit? Hoe gaat u dat doen? Bent u bereid te investeren in meer wijkagenten en meer jongerenwerkers? Zo nee, waarom niet? Hoe staat u tegenover de suggestie om kwetsbare jeugd al bij een eerste overtreding onder toezicht te stellen, van bijvoorbeeld de reclassering, zodat niet alleen zicht gehouden wordt op die jongere, maar ook actief gewerkt wordt aan het gedrag en wellicht voorkomen wordt dat iemand uitgroeit tot een geharde crimineel?
De leden van de SP-fractie hebben al vaker aandacht gevraagd voor herstelrecht. U heeft al eerder beloofd dat in iedere jeugdstrafzaak herstelrecht wordt overwogen. Zijn we daar al in de buurt? Zo nee, wanneer dan wel? Is er voldoende budget voor mediation in alle strafzaken die zich daar voor lenen?
6. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde stukken over Justitiële Jeugdinrichtingen en over jeugdbescherming. Deze leden hebben de nodige zorgen over de beschikbare capaciteit en expertise om jongeren met een problematische en/of criminele achtergrond de noodzakelijke opvang en ondersteuning te bieden. Deze leden denken daarbij bijvoorbeeld aan de achterstanden bij de Raad voor de Kinderbescherming, de sluiting van justitiële jeugdinrichtingen en het actuele schrijnende tekort aan voldoende pleeggezinnen. Het roept bij voornoemde leden de vraag op of de inzet op civiel- en strafrechtelijke jeugdbescherming niet aanzienlijk extra moet worden geïntensiveerd. Herkent u de door deze leden gesignaleerde knelpunten en welke maatregelen stelt u zich voor om adequate en tijdige jeugdbescherming te garanderen? Hoe ziet u de noodzaak van de versterking van de rechtspositie van ouders en jongeren in de jeugdzorg in het algemeen en in de residentiële en justitiële voorzieningen in het bijzonder? Deze leden constateren een zekere terughoudendheid in het omarmen van het RSJ-advies hierover. Gezien het grote belang van het verbeteren en versterken van de (re)socialiserende verbindingen zou juist een grotere betrokkenheid en zeggenschap voor de hand liggen. Hoe ziet de Minister dit? Is hij bereid om de kritische berichten van bijvoorbeeld jeugdprofessionals en kinderrechters hierover mee te nemen in de lopende evaluatie?
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de constatering van de inspectie dat de JJI’s en de bijbehorende scholen de nodige positieve ontwikkelingen hebben doorgemaakt. Tegelijkertijd baart de structurele overbelasting en de daardoor veroorzaakte onveiligheid en beperkte kansen grote zorgen. Hoe kijkt u terug op de eerder genomen beslissing om JJI-capaciteit en -expertise af te stoten of elders in te zetten? Deze leden vragen in hoeverre knelpunten ten aanzien van het beschikbare behandel-, zorg- en onderwijsaanbod kunnen worden aangepakt door maximaal in te zetten op Kleinschalige Voorzieningen, waarin justitiabele jongeren zo veel mogelijk in hun eigen omgeving worden opgevangen en behandeld. Dat zou een belangrijke verbetering zijn met het oog op de ontwikkelingskansen van deze jongeren. Eerder hebben deze leden aandacht gevraagd voor het tekortschietende onderwijsaanbod voor jongeren in gesloten jeugdinrichtingen en JJI’s. Welke stappen zijn inmiddels genomen om beperkingen weg te nemen (vaak wordt er maar één niveau aangeboden, terwijl jongeren een hoger onderwijsniveau volgen)?
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de GroenLinks-fractie danken u, de VNG en de Minister van VWS voor het opstellen van dit toekomstscenario. Deze leden hebben nog wel de nodige vragen hierover. De belangrijkste vraag voor deze leden raakt aan de operationalisering van dit toekomstscenario. Kan een realistische inschatting gegeven worden welke capaciteit en expertise nodig is om het geschetste beschermingsniveau te bieden en is dat ook op voorzienbare termijn beschikbaar? Hoe zal de versterking van het lokale veld eruit moeten zien als het aan de huidige bewindspersonen ligt? Deze leden onderschrijven het belang om hulp aan kinderen en/of gezinnen zo veel als mogelijk te concentreren in één persoon. Er moet écht zo snel mogelijk een einde gemaakt worden aan de situatie waarin uiteenlopende hulpverleners zich met één gezin bezighouden en zelfs soms zonder dat ze het van elkaar weten ongecoördineerd hulp bieden. Dat is ineffectief, maar bovenal contraproductief voor het bereiken van het gewenste resultaat: een gezonde en veilige opvoedingssituatie voor kinderen en gezinnen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook welke organisaties precies zullen aansluiten in de Regionale Veiligheidsteams en de Lokale Teams. Hoe wordt gegarandeerd dat lokaal en regionaal voldoende samenhang ontstaat om vroegtijdig signalen op te pikken, die bij de juiste professional te adresseren en de feitelijke hulpverlener adequaat te ondersteunen? Het ligt naar het oordeel van deze leden voor de hand dat kernorganisaties zoals de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en gecertificeerde instellingen deelnemen. Maar hoe wordt gedacht over de rol van bijvoorbeeld maatschappelijk werk, ggz, de vrouwenopvang en verslavingshulp (voor ouders/verzorgenden) e.d. in deze regionale veiligheidsteams? Het lijkt deze leden evenzeer van groot belang dat de betrokken kinderen en verzorgers grip krijgen op de geboden hulp. Hoe wordt erin voorzien dat kinderen en verzorgers zich gekend en gehoord voelen in het hulpverleningstraject? Welke mogelijkheden kunnen worden geboden om de mentor of vertrouwenspersoon zelf uit te zoeken? Hoe wordt erop toegezien dat het hulpverleningstraject ook volgens de geldende regels wordt geboden? Kan bijvoorbeeld, in navolging van het Amerikaanse systeem, voorzien worden in de aanstelling van een vaste gezinsadvocaat om de nodige rechtsbijstand te bieden?
7. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de toegezonden stukken. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik tot het stellen van een aantal vragen.
Monitor Inspecties personele bezetting en veranderde doelgroep JJI’s en scholen
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de monitor van de inspecties dat er sprake is van structurele overschrijding van de bezettingsgraad op de groepen en overbezetting van klassen, hetgeen het behandelklimaat negatief beïnvloedt alsook de werkdruk voor het personeel en veiligheid van zowel jongeren als personeel. In reactie hierop geeft u aan dat de instroom van JJI’s hoger was dan verwacht in de ramingen. Genoemde leden merken op dat voor sluiting van de JJI’s in Veenhuizen en Cadier en Keer, diezelfde ramingen als argument werden aangehaald. Kunt u hierop reflecteren? Geeft dit aanleiding om te kijken naar het creëren van extra capaciteit, zodat voor jongeren en medewerkers een veiligere, effectievere en prettigere situatie ontstaat? Hoe is de geografische spreiding van de bezettingsgraad, zijn er regio’s en/of JJI’s waar deze specifiek geldt? Wordt de ramingssystematiek nu dan ook aangepast?
De JJI’s hebben steeds meer te maken met jongeren met complexe problematiek, zo lezen deze leden. Zij spreken hun zorg uit dat deze ontwikkeling gepaard gaat met de constatering van een te hoge bezettingsgraad van zowel de kortverblijf- als de lange verblijfgroepen. Zij vragen hoe deze overbezetting zich verhoudt tot de opmerking dat er voldoende plekken beschikbaar waren in 2020 (in totaal 520). Wat verstaat u onder een «beschikbare» plek? Worden hierin ook de bufferplekken meegenomen? Hoeveel plekken zijn er in totaal beschikbaar wanneer het maximum van acht of tien per groep als norm wordt gehanteerd? Is ook in de meer specialistische groepen voldoende capaciteit?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er knelpunten zijn als het gaat om de werkdruk van het personeel en de werving en opleiding van nieuwe medewerkers van de JJI’s. Medewerkers van JJI’s doen ontzettend belangrijk werk en zij doen dit werk vaak met grote bevlogenheid en deskundigheid. Tegelijkertijd vraagt het werk ook veel van hen. Deze leden vragen naar de uitstroom en doorstroom van medewerkers van recent gesloten JJI’s. Hoeveel medewerkers zijn voor het werk behouden en hoeveel expertise is juist verloren gegaan? Deze leden lezen dat er in 2020 80 nieuwe medewerkers zijn geworven. Zij vragen of dit aantal vergelijkbaar is met eerdere jaren of daadwerkelijk een toename als gevolg van de extra inzet. Voorts vragen zij wat er wordt gedaan om ook (langer) zittend personeel voor de DJI te behouden. Is hierin voldoende helder wat redenen zijn voor mensen om af te haken? Wat gebeurt er – en kan er ook meer worden gedaan – om personeel ruimte te geven om zich door te blijven ontwikkelen, zodat hun expertise voor langere tijd behouden blijft? Als laatste op dit punt vragen voornoemde leden hoeveel gebruik wordt gemaakt van uitzendkrachten.
De aan het woord zijnde leden merken op dat er de laatste weken verschillende geweldsincidenten in JJI’s in het nieuws zijn. Kunt u aangeven wat de ontwikkeling is in het aantal piketmeldingen het afgelopen jaar? Indien hier een sprake is van een duidelijke toename of afname ten opzichte van eerdere jaren, hoe kan dit worden verklaard? Welke invloed hebben de maatregelen in het kader van de bestrijding van het coronavirus hierop, alsook de eerder benoemde krapte in personeel en capaciteit?
Corona
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat begin april in RJJI de Hunnerberg sprake was van coronabesmettingen waarna ingrijpende maatregelen zijn getroffen zoals de isolatie van verschillende groepen op kamers, beperkt kunnen luchten, intrekking van verloven en geen mogelijkheid om naar school te gaan. Kunt u aangeven hoe, in geval van coronabesmettingen, wordt geprobeerd de impact voor jongeren zo beperkt mogelijk te houden? Welke mogelijkheden worden in dit soort gevallen geboden om bijvoorbeeld digitaal contact met familie te hebben?
Verder vragen deze leden of u kunt aangeven wat het stappenplan is voor het verder afschalen van beperkende maatregelen in JJI’s en of helder is hoe het vaccineren vorm zal krijgen.
Onderwijs
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van groot belang dat onderwijs goed geregeld is in de JJI’s, omdat dit ook na detentie de route is naar duurzame re-integratie. Zij lezen dat er grote verschillen zijn tussen de JJI’s en de bijbehorende scholen waar het gaat om interne en externe stagemogelijkheden. Genoemde leden kunnen zich voorstellen dat ten tijde van de coronacrisis dit niet makkelijker is geworden. Klopt dit? Wat is er op korte termijn mogelijk om het aantal beschikbare stagemogelijkheden, met name ook intern, te verbeteren? Hoe kunnen JJI’s ook onderling van elkaar leren op dit punt?
Jonge daders van mensenhandel
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook specifiek naar de detentie van jonge daders van seksuele en criminele uitbuiting. Eén op de drie daders van seksuele uitbuiting is jonger dan drieëntwintig jaar en juist bij deze groep is de medewerking aan een traject van reclassering laag, onder meer vanwege het ontkennen van de schuldvraag. Kunt u aangeven hoe de gesprekken met het Leger des Heils en Reclassering Nederland lopen om beter zicht te krijgen op deze groep en deze groep beter aan te laten sluiten bij reclassering? Welke concrete maatregelen gaat u treffen om het zicht en de participatie aan reclassering te verbeteren?
8. Vragen en opmerkingen vanuit de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapporten en beleidsreacties. Het gaat om wezenlijke keuzes die niet alleen het belang van een veilige ontwikkeling van kinderen moeten waarborgen, maar ook het belang van kinderen en gezinnen bij respect voor familieleven. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming
De leden van de SGP-fractie vinden het begrijpelijk dat de uitwerking van het toekomstscenario niet in de weg mag staan van de urgente inzet om met de doorbraakaanpak tijdig passende hulp voor iedere jeugdige te vinden. Ook kunnen de pilots doorlopen. Deze leden hebben wel de indruk dat het slot van de kabinetsreactie erg vrijblijvend oogt, door te stellen dat het aan het volgende kabinet is of het toekomstscenario doorgang vindt. Hoewel dat formeel gezien natuurlijk juist is, vragen deze leden hoe u voldoende recht kan doen aan de gezamenlijke onderzoeksvraag van het Rijk en gemeenten en de resultaten die nu ter tafel liggen. Zijn dit niet dermate gewichtige vraagstukken dat ze idealiter de duur van een kabinetsperiode zouden moeten overstijgen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de probleemschets van de toekomstverkenning ook wordt benoemd dat de verdeling van verantwoordelijkheden over verschillende ministeries ongunstig is. In hoeverre wordt dit vraagstuk al met voorrang verkend, zodat dit kan meewegen in het formatieproces?
Deze leden vragen in hoeverre het risico bestaat dat de nieuw te vormen regionale veiligheidsteams gelijkenis gaan vertonen met de Bureaus Jeugdzorg, waarvan juist vanwege grote onvrede afscheid is genomen. Op welke punten vertonen beide structuren wezenlijke verschillen?
Voornoemde leden lezen dat in het toekomstscenario bij belangrijke beslissingen altijd toetsing en tegenspraak wordt georganiseerd, onder meer door andere veiligheidsteams. Daarnaast wordt de rol van gedragswetenschappers benoemd. Deze leden vragen of u kunt bevestigen dat bij goede rechtswaarborgen ook altijd het uitgangspunt hoort dat op grond van verantwoorde werktoedeling oordelen over specifieke aspecten van een casus alleen gegeven kunnen worden door degenen die daarvoor gekwalificeerd zijn en dat dit in de verantwoording en procedures ook duidelijk moet blijken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat herhaaldelijk gewezen wordt op de beoogde publiekrechtelijke regeling van de veiligheidsteams. Deze leden wijzen erop dat dit een belangrijke trendbreuk lijkt sinds de wettelijke regeling van de kinderbescherming, die normaliter altijd door privaatrechtelijke organisaties (met publieke taken) werd uitgevoerd. Deze leden vragen op dit punt een uitgebreidere reflectie op de overwegingen bij het toekomstscenario en ook de risico’s die met het voorstel gepaard kunnen gaan.
Voornoemde leden vragen op welke wijze u het belang van identiteitsgebonden hulp, zoals verankerd in de Jeugdwet, gewaarborgd ziet in het toekomstscenario. Onderkent u dat het voor de kwaliteit van het aanbod van belang is om rekening te houden met de achtergrond van jeugdigen en gezinnen? Deze leden vragen of dit perspectief ook duidelijk meegenomen wordt in de consultatiefase vanaf juni. Worden organisaties in het jeugdveld die hier in het bijzonder ervaring mee hebben ook actief uitgenodigd om te reageren op de toekomstvisie?
Deze leden merken op dat in een eerder stadium in het parlement aandacht is gevraagd voor buitenlandse voorbeelden die vergelijkbaar kunnen zijn met de richting die nu voorgesteld wordt, zoals het Duitse Jugendamt. Worden zulke praktijkvoorbeelden meegenomen in de uitwerking en worden ervaringen uit andere landen benut om problemen te vermijden?
Beleidsreactie op het RSJ-advies «Perspectief besluit in de jeugdbescherming»
De leden van de SGP-fractie constateren dat u geen reden ziet om met enige urgentie de positie van kinderen en ouders inzake het perspectiefbesluit te verbeteren. Deze leden vragen waarom hiermee erg snel voorbijgegaan lijkt te worden aan de zorgen die vanuit de wetenschap, door kinderrechters en uiteindelijk door de RSJ geuit zijn. Is dit geen aanleiding om toch met voortvarendheid de onduidelijkheid en verschillen die in den lande kunnen bestaan, bijvoorbeeld de verschillende praktijken bij gecertificeerde instellingen, weg te nemen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat u geen noodzaak ziet om te waarborgen dat wezenlijke besluiten over de toekomst van kinderen en gezinnen altijd binnen korte tijd rechterlijk worden getoetst. Deze leden vragen hoe u zich met deze positie rekenschap geeft van de Europese jurisprudentie die vereist dat teneinde ingrijpende besluiten zoveel mogelijk te vermijden actief gewerkt moet worden aan terugkeer van de jeugdige, terwijl het in de huidige situatie zo kan zijn dat al langere tijd niet meer gewerkt wordt aan terugkeer voordat het verzoek om gezagsbeëindiging door de rechter getoetst wordt. Ook constateren deze leden dat het perspectiefbesluit in veel gevallen inhoudelijk eigenlijk het besluit tot gezagsbeëindiging betekent, maar de rechtsbescherming ertegen wordt uitgesteld. Waarom kiest u ervoor om voor de uiteenlopende situaties te volstaan met nadere afspraken en geen heldere wettelijke basis te creëren?
Rechtswaarborgen
De leden van de SGP-fractie vragen of u inmiddels in overleg bent getreden met de Raad voor de rechtspraak over de uitvoering van de Kamerbreed aanvaarde motie over een actievere toets op zorgvuldigheid en rechtmatigheid bij maatregelen van kinderbescherming (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 74).