Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op evaluatie Wet elektronische registratie notariële akten (Kamerstuk 33406-7)
Wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2021D18354, datum: 2021-05-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33406-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: H.P.C. Buisman, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 33406 -8 Wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten).
Onderdeel van zaak 2021Z08307:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2021-05-25 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-05-26 10:00: Procedurevergadering Financiën (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2021-06-22 18:00: Belastingdienst (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2021-07-08 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 |
33 406 Wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van notariële akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten)
Nr. 8 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 mei 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de brief van 15 december 2020 over de kabinetsreactie op evaluatie Wet elektronische registratie notariële akten (Kamerstuk 33 406 nr. 7)
De vragen en opmerkingen zijn op 28 januari 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd. Bij brief van 19 mei 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Buisman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de evaluatie van de Wet elektronische registratie notariële akten. Het verheugt de leden om te lezen over de relatief forse financiële besparingen door de wetswijziging. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden lezen dat het onderzoek is geagendeerd op 27 maart 2020, maar dat het kabinet het pas op 15 december 2020 is gelukt om met een inhoudelijk reactie te komen. Heeft het kabinet hier een verklaring voor? Waarom hebben er de afgelopen periode geen andere vormen van toezicht plaatsgevonden door de Belastingdienst bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) naast de verschillende periodieke overleggen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet gehoor geeft aan de aanbeveling om op politiek-bestuurlijk niveau in discussie te treden over de rol van de Belastingdienst bij de uitvoering van de Registratiewet voor zowel de registratie van notariële akten als de registratie van onderhandse akten. Opvolging geven aan deze aanbeveling door te zeggen dat de aanbevolen discussie gevoerd gaat worden is eenvoudig. Wat kan het kabinet zeggen over de vorm van deze discussie? Waarom is het kabinet van mening dat er een discussie moet plaatsvinden over het onderbrengen van de uitvoering Registratiewet bij de Belastingdienst? Wordt er alleen op politiek-bestuurlijk niveau gediscussieerd of speelt de KNB ook een rol? Als op politiek-bestuurlijk niveau wordt getwijfeld aan de Belastingdienst die uitvoering moet geven aan de Registratiewet; welk andere overheidsorgaan moet de uitvoering overnemen en waarom? Kan dan wel worden gegarandeerd dat een goed werkende wet die bepaalde belangrijke doelstellingen dient ook binnen een ander overheidsdienst goed functioneert? Welke ruimte geeft het mogelijk afstand doen van uitvoering van de Registratiewet voor de Belastingdienst in mate van ICT, fte, etc.?
De leden van de VVD-fractie weten dat naast notarissen ook belastingadviseurs en accountants veel waarde hechten aan een vast aanspreekpunt of telefoonnummer bij de Belastingdienst. In de verwijzing naar de Belastingtelefoon zien deze leden een bagatellisering van de bestaande wens. Hoeveel notarissen bellen jaarlijks naar de Belastingdienst met een specifieke vraag? Wat zijn de gevolgen als de Belastingdienst ingaat op de wens van de notarissen en de aanbeveling van Sira Consulting om een aparte telefonische helpdesk in te stellen voor individuele notarissen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verwachte bezuiniging van 6,4 miljoen euro per jaar bij de Belastingdienst niet gehaald wordt (in werkelijkheid wordt er 5 miljoen euro per jaar bespaard) en dat de verwachte kostenbesparing bij het notariaat ruim wordt overschreden (12 miljoen euro per jaar in plaats van de geraamde 4,9 miljoen euro per jaar). Waarom wordt er minder bespaard door de Belastingdienst dan verwacht? De leden lezen tussen de regels door een sector die meer dan twee keer de kosten bespaard als verwacht en een overheidsdienst die weliswaar veel geld bespaard, maar niet zoveel als verwacht. De leden lezen verder dat de Belastingdienst en de KNB afspraken hebben gemaakt in het convenant over de kostenvergoeding en dat noch de KNB, noch de Belastingdienst knelpunten ervaren rond het systeem van vergoeding. Zijn de afspraken over het convenant en de verdeling van de gemaakte kosten dan wel in proportie ook gezien de mate van besparing bij het notariaat en de Belastingdienst?
Is er inmiddels gestart met het groot onderhoud van de CDR-software? Zo nee, waarom niet en wanneer wordt hier daadwerkelijk mee gestart? Zo ja, wat is het totaal aan geraamde kosten om de systemen up-to-date te houden? Welke afspraken zijn er gemaakt over de verdeling van de kosten?
Waarom is in eerste instantie alleen de registratie van notariële akten gedigitaliseerd en niet de registratie van onderhandse akten? Hoe gaat het verdere onderzoek eruit zien? Het kabinet stelt een nader onderzoek in naar de uitwerking van verschillende scenario’s; waarom geeft voorliggend onderzoek het kabinet nog niet voldoende handvatten om de registratie van onderhandse akten te digitaliseren? Ziet het onderzoek dat het kabinet wil gaan uitvoeren naast het uitwerken van de verschillende scenario’s ook op de vraag over het eigenaarschap van de uitvoering van de Registratiewet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verwachting heeft het kabinet van dat wat een nader onderzoek nog verder bijdraagt aan de discussie over het eigenaarschap?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de Belastingdienst de kosten nog verder kan drukken zonder dat dit ten koste gaat van de dienstverlening.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet elektronische registratie van notariële akten. Deze wet had tot doel om de lasten en kosten van de uitvoering voor zowel het notariaat als de Belastingdienst te verminderen en om minder akten kwijt te raken. Het is duidelijk dat de digitale verwerking die nu plaatsvindt een grote verbetering is ten opzichte van de eerdere handmatige verwerking van de circa anderhalf miljoen akten die jaarlijks worden geregistreerd. Maar het verbaast de leden van de CDA-fractie dat hoewel de wet regelt dat de taak van de registratie van akten verschuift van de Belastingdienst naar het notariaat, dit het notariaat een besparing van 12 miljoen euro (4,9 miljoen euro geraamd) heeft opgeleverd en bij de Belastingdienst maar vier miljoen euro (er was 6,4 miljoen euro geraamd voor notariële en onderhandse akten samen ten opzichte van de realisatie van vijf miljoen euro). Kan het kabinet een verklaring geven voor het grote verschil tussen de besparing door het notariaat en die van de Belastingdienst, terwijl het notariaat er juist een taak heeft bijgekregen? Waarom lukt het de Belastingdienst niet om op een gelijke wijze te profiteren van de efficiëntere werkwijze?
In de evaluatie komt duidelijk naar voren dat het goed zou zijn als zowel het toezicht houden op de uitvoering van de Registratiewet als de registratie van onderhandse akten over zouden gaan van de Belastingdienst op een andere partij. De leden van de CDA-fractie zien dit als zeer belangrijke aanbevelingen, want bij een andere partij zijn er waarschijnlijk meer mogelijkheden om te kijken naar een efficiëntere werkwijze en verdere digitalisering. Het kabinet gaat nu in discussie en nader onderzoeken of het toezicht op de registratie van notariële akten en de registratie van onderhandse akten elders belegd worden en bij welke partij. De leden van de CDA-fractie zijn erg benieuwd op welke termijn het kabinet verwacht dat hierover een knoop zal worden doorgehakt.
Uit de evaluatie komt tevens naar voren als aanbeveling dat de Belastingdienst een account- of relatiemanager aanstelt of een aparte telefonische helpdesk instelt. Ook wordt aanbevolen dat de Belastingdienst bij vastgoedtransacties een betaallink met betalingskenmerk naar de notaris stuurt voor de overdrachtsbelasting. Het kabinet geeft aan dat aan nagenoeg alle aanbevelingen gevolg zal worden gegeven. Maar bij deze aanbevelingen geeft het kabinet aan dat notarissen maar de Belastingtelefoon moeten bellen en dat betaallinks pas kunnen in het kader van een algeheel onderzoek naar modernisering van de dienstverlening van de hele Belastingdienst. Kan het kabinet aangeven waarom hij het niet wenselijk vindt om ook deze twee aanbevelingen uit de evaluatie op te volgen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoek naar de gewijzigde Wet elektronische notariële akten. Allereerst merken zij op dat de evaluatiebepaling inhoudt dat een wet vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd en dat dit bij deze wet reeds in 2013 het geval was. Tevens merken zij op dat het onderzoek dat de grondslag voor de kabinetsreactie vormt reeds in maart 2020 is gepubliceerd. Deze leden vragen het kabinet naar de reden waarom deze en andere evaluaties van fiscale wetgeving zo lang op zich laten wachten.
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie dat het kabinet opvolging gaat geven aan de aanbeveling van de onderzoekers om te bezien of registratie van notariële akten bij de Belastingdienst ondergebracht zou moeten blijven, aangezien dit geen fiscale taak is. Deze leden kunnen hier echter niet uit opmaken wat de alternatieven zijn en vragen het kabinet wat nu de toegevoegde waarde van deze taak is voor de Belastingdienst, hoeveel mensen zich met deze taak bezighouden, welke bestuurlijke last het met zich meebrengt en waar het kabinet verwacht dat de taak beter op zijn plek is. Zij merken op dat databeveiliging en zorgvuldige uitvoering van een publieke taak bij het zoeken naar een alternatief voorop moet staan.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet naar de gevolgen van het verlenen van toegang tot het register aan het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Welke mogelijkheden om onwenselijk gegevens met elkaar te verbinden kunnen hiermee ontstaan en welke noodzaak bestaat om het BFT deze toegang te verlenen? Deze leden vragen het kabinet tevens welke stakeholders zullen worden gevraagd te reageren bij de verkenning die de Minister voor Rechtsbescherming gaat uitvoeren. Zij verzoeken hem experts op het gebied van privacy en gegevensbescherming hierbij expliciet uit te nodigen.
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
Met interesse heeft het kabinet kennisgenomen van de vragen die door de leden van de fracties van de VVD, het CDA en de SP zijn gesteld inzake de kabinetsreactie van 15 december 2020 op de evaluatie van de Wet elektronische registratie notariële akten.1 Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de evaluatie van de Wet elektronische registratie notariële akten. Het verheugt de leden om te lezen over de relatief forse financiële besparingen door de wetswijziging. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen. Zij lezen dat het onderzoek is geagendeerd op 27 maart 2020, maar dat het kabinet het pas op 15 december 2020 is gelukt om met een inhoudelijk reactie te komen. Heeft het kabinet hier een verklaring voor?
Het onderzoek is op 27 maart 2020 aan het Ministerie van Financiën opgeleverd. Daarop volgend is een concept-kabinetsreactie opgesteld die binnen de Belastingdienst is afgestemd, voor akkoord aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst is voorgelegd en die vervolgens in samenspraak met de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat is vastgesteld. Dit alles heeft binnen mijn ministerie en in de Belastingdienst de nodige tijd in beslag genomen en is naast andere werkzaamheden in volgorde van prioriteit afgehandeld.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er de afgelopen periode geen andere vormen van toezicht door de Belastingdienst bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) hebben plaatsgevonden naast de verschillende periodieke overleggen.
Naast de verschillende periodieke overleggen legt de Belastingdienst als toezichthouder jaarlijks enkele honderden keren contact met notarissen om hen erop te wijzen dat zij de voorschriften van de Registratiewet 1970 niet of niet goed hebben nageleefd, bijvoorbeeld als zij de notariële akten onjuist, onvolledig of te laat hebben geregistreerd. De Belastingdienst oefent dus wel degelijk ander vormen van toezicht uit. Dit is ook onderdeel van zijn uitvoerings- en toezichtstrategie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet gehoor geeft aan de aanbeveling om op politiek-bestuurlijk niveau in discussie te treden over de rol van de Belastingdienst bij de uitvoering van de Registratiewet voor zowel de registratie van notariële akten als de registratie van onderhandse akten. Opvolging geven aan deze aanbeveling door te zeggen dat de aanbevolen discussie gevoerd gaat worden is eenvoudig. Wat kan het kabinet zeggen over de vorm van deze discussie? Waarom is het kabinet van mening dat er een discussie moet plaatsvinden over het onderbrengen van de uitvoering Registratiewet bij de Belastingdienst?
De Minister van Financiën heeft met een brief van 20 januari 2020 aan uw Kamer het rapport «Back to Basics: Alternatieve Uitvoerders Belastingdienst» van ABDTOPConsult gezonden, met de resultaten van een onderzoek naar welke (huidige en nieuwe) taken of werkzaamheden van de Belastingdienst door andere uitvoerders verricht zouden kunnen worden.2 De onderzoekers constateerden dat de uitvoeringsopgave voor de Belastingdienst de afgelopen decennia is uitgebreid met een groot aantal fiscale en niet-fiscale taken, waaronder uitvoeringsactiviteiten voor derden. Op zichzelf bezien is de benodigde uitvoeringscapaciteit voor elk van de fiscale en niet-fiscale taken in veel gevallen beperkt, maar in totaliteit zorgen zij voor additionele organisatorische en uitvoeringstechnische complexiteit en in sommige gevallen vragen zij ook veel politiek-bestuurlijke aandacht. De Minister van Financiën heeft in zijn brief vermeld de opvatting van ABDTOPConsult te delen dat het bij de analyse van het takenpakket van de Belastingdienst niet alleen gaat om de omvang van de verschillende taken in dat takenpakket, maar dat dit ook bekeken moet worden vanuit het geheel en bestuurbaarheid van de organisatie. In mijn brief van 14 september 2020 over verbetering van de Belastingdienst in brede zin heb ik uw Kamer medegedeeld dat niet-fiscale taken expliciet worden afgewogen aan de hand van een kader.3 Dat houdt in dat de Belastingdienst alleen niet-fiscale taken op zich neemt op basis van het principe «nee-tenzij» en dat er een extra intensivering zal plaatsvinden op het afstoten van niet-fiscale werkzaamheden door de Belastingdienst. De politiek-bestuurlijke discussie zal aan de hand van voorgaande uitgangspunten plaatsvinden met de betrokken bewindspersonen en resulteren in besluitvorming in de ministerraad.
De leden van de fractie van de VVD vragen of er alleen op politiek-bestuurlijk niveau wordt gediscussieerd of dat de KNB ook een rol speelt.
De discussie in brede zin over de uitvoering van diverse niet-fiscale taken door de Belastingdienst wordt in eerste instantie op politiek-bestuurlijk niveau gevoerd. Mocht de discussie de richting nemen dat het toezicht op de registratie van notariële akten beter bij een andere instantie dan de Belastingdienst kan worden belegd, dan zal op dat moment ook de KNB als stakeholder worden betrokken.
De leden van de VVD-fractie vragen of, als op politiek-bestuurlijk niveau wordt getwijfeld aan de Belastingdienst die uitvoering moet geven aan de Registratiewet welk andere overheidsorgaan de uitvoering moet overnemen en waarom en of dan wel kan worden gegarandeerd dat een goed werkende wet die bepaalde belangrijke doelstellingen dient ook binnen een ander overheidsdienst goed functioneert.
Ter uitvoering van de kabinetsreactie zal eerst op politiek-bestuurlijk niveau een gesprek worden gestart of de taken, die de Belastingdienst uit hoofde van de Registratiewet 1970 heeft, wel bij de Belastingdienst thuishoren of dat het meer in de rede ligt dat een andere instantie deze uitvoert. Het is te prematuur om op dit moment al mogelijke andere instanties te noemen. Mocht de afweging leiden tot het besluit dat de taken bij (een) andere instantie(s) zullen worden ondergebracht, dan zal uiteraard aan alle relevante (wettelijke) eisen worden voldaan, zodat een goede uitvoering van de wet is geborgd.
Dezelfde leden vragen welke ruimte het mogelijk afstand doen van uitvoering van de Registratiewet voor de Belastingdienst in mate van ICT, fte, etc., geeft.
Bij de Belastingdienst houden op dit moment ongeveer 20 fte zich bezig met de uitvoering van de Registratiewet. Daarvan houden ongeveer 10 fte zich bezig met de voortgang en continuïteit van het registratieproces van notariële akten, met name op het gebied van beheer, volledigheidstellingen en incidentele toezichtacties. Er is hierbij sprake van een hoge mate van verwevenheid van de uitvoering van de Registratiewet en het gebruik van de akten voor de fiscale processen. Hierdoor is het niet mogelijk om eenduidig aan te geven welke ruimte het mogelijk afstand doen van het ICT-gedeelte van de uitvoering van de Registratiewet voor de Belastingdienst kan creëren.
Bij het deel van de uitvoering van de Registratiewet dat de registratie van onderhandse akten betreft, worden slechts enkele metagegevens geregistreerd en is er geen verwevenheid met (interne) fiscale processen. Ook hiermee houden zich ongeveer 10 fte bezig. Indien er afstand wordt gedaan van dit deel van de uitvoering van de Registratiewet creëert dit dus een ruimte van ongeveer 10 fte.
Zoals eerder aangegeven, is op zichzelf bezien de benodigde uitvoeringscapaciteit voor elk van de fiscale en niet-fiscale taken in veel gevallen beperkt, maar in totaliteit zorgen zij voor additionele organisatorische en uitvoeringstechnische complexiteit en in sommige gevallen vragen zij ook veel politiek-bestuurlijke aandacht. De Minister van Financiën heeft in zijn brief vermeld de opvatting van ABDTOPConsult te delen dat het bij de analyse van het takenpakket van de Belastingdienst niet alleen gaat om de omvang van de verschillende taken in dat takenpakket, maar dat dit ook bekeken moet worden vanuit het geheel en bestuurbaarheid van de organisatie.
De leden van de VVD-fractie weten dat naast notarissen ook belastingadviseurs en accountants veel waarde hechten aan een vast aanspreekpunt of telefoonnummer bij de Belastingdienst. In de verwijzing naar de Belastingtelefoon zien deze leden een bagatellisering van de bestaande wens. Hoeveel notarissen bellen jaarlijks naar de Belastingdienst met een specifieke vraag?
Binnen de Belastingdienst wordt niet bijgehouden hoeveel notarissen jaarlijks naar de Belastingdienst bellen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn als de Belastingdienst ingaat op de wens van de notarissen en de aanbeveling van Sira Consulting om een aparte telefonische helpdesk in te stellen voor individuele notarissen?
De mogelijkheid van een apart aanspreekpunt of een aparte telefonische helpdesk voor notarissen om algemene fiscale vragen te kunnen voorleggen betreft een meer algemene wens en heeft geen directe relatie met de registratie van notariële akten. Om de gevolgen van het instellen van een aparte telefonische helpdesk in te schatten, is het van belang om inzicht te hebben in de specifieke informatiebehoefte. Voor vragen over de elektronische registratie notariële akten is de helpdesk van de beroepsvereniging KNB de aangewezen ingang. Voor vragen over schenkingen en nalatenschappen heeft de BelastingTelefoon een specialistisch team ingericht. Andere vragen van notarissen kunnen een breed scala aan onderwerpen op verschillend niveau van complexiteit betreffen. De inrichting van een specifieke helpdesk voor een qua omvang beperkte doelgroep en grote diversiteit aan onderwerpen is daardoor relatief zeer kostbaar en inefficiënt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verwachte bezuiniging van 6,4 miljoen euro per jaar bij de Belastingdienst niet gehaald wordt (in werkelijkheid wordt er 5 miljoen euro per jaar bespaard) en dat de verwachte kostenbesparing bij het notariaat ruim wordt overschreden (12 miljoen euro per jaar in plaats van de geraamde 4,9 miljoen euro per jaar). Zij vragen waarom er minder wordt bespaard door de Belastingdienst dan verwacht.
De geraamde bezuiniging van € 6,4 miljoen per jaar vanaf 2014 is ten tijde van het Wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten op grond van een in 2012 door de Belastingdienst uitgewerkte Business Case tot stand gekomen. Die Business Case voorzag in een besparing van € 7,4 miljoen jaarlijks vanaf 2014 als gevolg van de wetswijziging, gelegen in het wegvallen van administratieve handelingen, namelijk het handmatig registreren, kopiëren en naar de notarissen terugsturen van 1,5 miljoen notariële akten per jaar. Daarvan zijn afgetrokken de voorziene kosten in verband met de ontwikkeling van het digitale systeem, netwerkvoorzieningen en beheer en onderhoud, hetgeen heeft geresulteerd in de geraamde netto besparing van € 6,4 miljoen per jaar.4 De onderzoekers hebben op basis van deze Business Case en met toepassing van de Delta-benadering de verschillen als gevolg van de wetswijziging en bijbehorende effecten in kaart gebracht op grond van de beschikbare data op 1 januari 2014, de datum van de overgang naar het Centraal Digitaal Repertorium. Los van het evaluatieonderzoek heeft de Belastingdienst gedurende het digitaliseringsproces de Business Case uit 2012 enkele malen bijgesteld op basis van nieuwe inzichten ten aanzien van de onderliggende aannames. Wat daaruit naar voren is gekomen is dat de jaarlijks terugkomende structurele kosten, waaronder personeelskosten, aan de zijde van de Belastingdienst in de nieuwe werkwijze lager waren ingeschat dan in een later stadium het geval bleek. Gebleken is dat met name meer personeel voor de uitvoering benodigd was, hetgeen de besparing (kwantitatieve baten) navenant heeft doen afnemen.
Deze leden lezen tussen de regels door een sector die meer dan twee keer de kosten bespaart als verwacht en een overheidsdienst die weliswaar veel geld bespaart, maar niet zoveel als verwacht. De leden lezen verder dat de Belastingdienst en de KNB afspraken hebben gemaakt in het convenant over de kostenvergoeding en dat noch de KNB, noch de Belastingdienst knelpunten ervaren rond het systeem van vergoeding. Zijn de afspraken over het convenant en de verdeling van de gemaakte kosten dan wel in proportie ook gezien de mate van besparing bij het notariaat en de Belastingdienst?
De KNB ontvangt een vergoeding voor de gemaakte beheer- en onderhoudskosten ten behoeve van het platform waarop de registratie van notariële akten plaatsvindt. De hoogte van deze vergoeding aan de KNB is getoetst door een Benchmark onderzoek van bureau Gartner. De voorgestelde vergoeding valt binnen de bandbreedte van de benchmark. Op basis van deze toets zijn de afspraken opgesteld en vervolgens onderdeel van het convenant geworden. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat deze verdeling niet juist of niet in proportie is.
De leden van de VVD-fractie vragen of er inmiddels is gestart met het groot onderhoud van de CDR-software. Zo nee, waarom niet en wanneer wordt hier daadwerkelijk mee gestart? Zo ja, wat is het totaal aan geraamde kosten om de systemen up-to-date te houden? En deze leden vragen welke afspraken er zijn gemaakt over de verdeling van de kosten.
Inmiddels is gestart met het groot onderhoud van de CDR-software.
Het totaal aan geraamde kosten om de systemen up-to-date te houden is € 3.000.000 (incl. BTW) voor de jaren 2020–2024 en is als volgt onderbouwd:
– CDR groot onderhoud € 1.430.000
– CSS groot onderhoud € 480.000
– Bouw rappel functionaliteit € 140.000
– Functionele aanpassingen + beveiliging audit(s) € 750.000
– Reservering onvoorzien € 200.000
Conform artikel 13a, tweede lid, van de Registratiewet 1970, in samenhang met artikel 21 van de Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 voldoet de Belastingdienst deze kosten aan de KNB. De kosten die onder deze regeling vallen zijn uitgewerkt in artikel 4 van het Convenant tussen de Belastingdienst en de KNB van 1 juli 2019.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom in eerste instantie alleen de registratie van notariële akten is gedigitaliseerd en niet de registratie van onderhandse akten?
Ten tijde van de Wet elektronische registratie notariële akten, waarin de digitale registratie van notariële akten is geregeld, was er nog geen onderzoek voorhanden waarin in kaart was gebracht op welke wijze digitalisering van de registratie van onderhandse akten zou kunnen worden gerealiseerd, rekening houdend met alle wettelijke eisen waaraan een dergelijke registratie moet voldoen. Zoals in de kabinetsreactie op de evaluatie is medegedeeld, zal daar nu, voortbouwend op de resultaten van het evaluatieonderzoek van de Wet elektronische registratie notariële akten, nader onderzoek naar worden gedaan.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het verdere onderzoek eruit gaat zien. Het kabinet stelt een nader onderzoek in naar de uitwerking van verschillende scenario’s; waarom geeft voorliggend onderzoek het kabinet nog niet voldoende handvatten om de registratie van onderhandse akten te digitaliseren? Deze leden vragen tevens of het onderzoek dat het kabinet wil gaan uitvoeren naast het uitwerken van de verschillende scenario’s ook ziet op de vraag over het eigenaarschap van de uitvoering van de Registratiewet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verwachting heeft het kabinet van dat wat een nader onderzoek nog verder bijdraagt aan de discussie over het eigenaarschap?
Een verder onderzoek naar digitalisering van de registratie van onderhandse akten is nodig om in kaart te brengen welke van de door de onderzoekers geschetste scenario’s voor digitalisering geschikt is, gelet op de (wettelijke) eisen die daaraan worden gesteld en gelet op de belangen van de gebruikers van een dergelijk systeem. Mocht worden besloten dat de registratie van onderhandse akten niet langer door de Belastingdienst zal worden gedaan, dan zal bij de keuze voor een andere instantie voor deze taak rekening gehouden dienen te worden met de mogelijkheid door die instantie tot implementatie van het gekozen scenario voor digitalisering van de registratie.
Het onderzoek betreft ook het eigenaarschap van de uitvoering van de Registratiewet. Mocht een andere organisatie zorg gaan dragen voor de registratie van onderhandse akten, dan zal de Registratiewet daarop moeten worden aangepast en dat kan betekenen dat een andere bewindspersoon verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van die wet.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de Belastingdienst de kosten nog verder kan drukken zonder dat dit ten koste gaat van de dienstverlening.
Dat is op dit moment niet duidelijk. De kosten voor de Belastingdienst zijn op dit moment al geminimaliseerd. In het tweede kwartaal van 2021 staat er een evaluatie van het convenant en de uitvoering daarvan gepland. Deze vraag zal ook in deze evaluatie worden betrokken.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet elektronische registratie van notariële akten. Deze wet had tot doel om de lasten en kosten van de uitvoering voor zowel het notariaat als de Belastingdienst te verminderen en om minder akten kwijt te raken. Het is duidelijk dat de digitale verwerking die nu plaatsvindt een grote verbetering is ten opzichte van de eerdere handmatige verwerking van de circa anderhalf miljoen akten die jaarlijks worden geregistreerd. Maar het verbaast de leden van de CDA-fractie dat hoewel de wet regelt dat de taak van de registratie van akten verschuift van de Belastingdienst naar het notariaat, dit het notariaat een besparing van 12 miljoen euro (4,9 miljoen euro geraamd) heeft opgeleverd en bij de Belastingdienst maar vier miljoen euro (er was 6,4 miljoen euro geraamd voor notariële en onderhandse akten samen ten opzichte van de realisatie van vijf miljoen euro). Deze leden vragen of het kabinet een verklaring kan geven voor het grote verschil tussen de besparing door het notariaat en die van de Belastingdienst, terwijl het notariaat er juist een taak heeft bijgekregen. Waarom lukt het de Belastingdienst niet om op een gelijke wijze te profiteren van de efficiëntere werkwijze?
De wetswijziging heeft geleid tot een vereenvoudiging van het registratieproces en een verschuiving van taken. Zo heeft het voor notarissen geleid tot een vereenvoudiging van de uitvoering van de informatieverplichtingen. Dat wil zeggen dat het via de elektronische weg kunnen aanbieden van akten een administratieve lastenverlichting heeft opgeleverd, evenals een grote besparing in de verzendkosten. De KNB heeft als gevolg van de wetswijziging daarnaast een extra taak gekregen, waarvoor zij conform de regeling in de uitvoeringskosten wordt vergoed. De hoogte van deze vergoeding is bepaald aan de hand van de Gartner benchmark die weergeeft welke kosten marktconform gemoeid zijn met een dergelijke beheertaak. De besparing ligt daarmee bij de beroepsgroep als geheel. De orde van grootte van besparingen tussen de Belastingdienst en die van het notariaat zijn niet met elkaar vergelijkbaar omdat beide partijen andere uitgangsposities, taken, verantwoordelijkheden en activiteiten kennen waarmee het besparingspotentieel bij aanvang al verschillend was. Het betreft in dat opzicht dan ook niet een overdracht van een enkele taak van de ene naar de andere partij, maar een complete herstructurering van het proces.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de evaluatie duidelijk naar voren komt dat het goed zou zijn als zowel het toezicht houden op de uitvoering van de Registratiewet als de registratie van onderhandse akten over zouden gaan van de Belastingdienst op een andere partij. Deze leden zien dit als zeer belangrijke aanbevelingen, want bij een andere partij zijn er waarschijnlijk meer mogelijkheden om te kijken naar een efficiëntere werkwijze en verdere digitalisering. Het kabinet gaat nu in discussie en nader onderzoeken of het toezicht op de registratie van notariële akten en de registratie van onderhandse akten elders belegd worden en bij welke partij. De leden van de CDA-fractie zijn erg benieuwd op welke termijn het kabinet verwacht dat hierover een knoop zal worden doorgehakt.
Het kabinet is demissionair. Dat is geen beletsel voor de politiek-bestuurlijke discussie over de Belastingdienst als juiste instantie voor het toezicht op de registratie van notariële akten en de registratie van onderhandse akten en voor het in de kabinetsreactie aangekondigde nadere onderzoek. Besluitvorming hierover is evenwel voorbehouden aan het nieuwe kabinet. Daarover kan dit demissionaire kabinet geen uitspraken doen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat uit de evaluatie tevens naar voren komt als aanbeveling dat de Belastingdienst een account- of relatiemanager aanstelt of een aparte telefonische helpdesk instelt. Ook wordt aanbevolen dat de Belastingdienst bij vastgoedtransacties een betaallink met betalingskenmerk naar de notaris stuurt voor de overdrachtsbelasting. Het kabinet geeft aan dat aan nagenoeg alle aanbevelingen gevolg zal worden gegeven. Maar bij deze aanbevelingen geeft het kabinet aan dat notarissen maar de Belastingtelefoon moeten bellen en dat betaallinks pas kunnen in het kader van een algeheel onderzoek naar modernisering van de dienstverlening van de hele Belastingdienst. Kan het kabinet aangeven waarom hij het niet wenselijk vindt om ook deze twee aanbevelingen uit de evaluatie op te volgen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Beide aanbevelingen zijn als suggestie geopperd tijdens het beleidsevaluatielab dat in het kader van het evaluatieonderzoek is georganiseerd waarbij geen zicht is op de uitvoeringsconsequenties of de kosten en baten. Voor de aanbeveling om een account- of relatiemanager aan te stellen of een aparte telefonische helpdesk in te richten wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie wat de gevolgen zijn als de Belastingdienst ingaat op de wens van de notarissen en de aanbeveling van Sira Consulting om een aparte telefonische helpdesk in te stellen voor individuele notarissen. Voor het overige is de onderbouwing van deze aanbevelingen onvoldoende om hier als kabinet direct vervolg aan te kunnen geven. De aanbeveling om een zogenaamde «betaallink» te sturen naar notarissen ten behoeve van de overdrachtsbelasting wordt onderzocht in het programma «Versterking Administratieve Ketens», waarbinnen bezien wordt of het haalbaar en wenselijk is een iDEAL functionaliteit te realiseren als betaallink ten behoeve van het voldoen van de overdrachtsbelasting.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoek naar de gewijzigde Wet elektronische notariële akten. Allereerst merken zij op dat de evaluatiebepaling inhoudt dat een wet vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd en dat dit bij deze wet reeds in 2013 het geval was. Tevens merken zij op dat het onderzoek dat de grondslag voor de kabinetsreactie vormt reeds in maart 2020 is gepubliceerd. Deze leden vragen het kabinet naar de reden waarom deze en andere evaluaties van fiscale wetgeving zo lang op zich laten wachten.
In de Uitvoeringsregeling Registratiewet 1970 is bepaald dat vijf jaar na eerste ingebruikname van het door de KNB, in overeenstemming met de Belastingdienst, te ontwikkelen systeem van registratie langs elektronische weg, een evaluatie van de Wet elektronische registratie notariële akten, haar uitvoering en het systeem van vergoeding aan de KNB plaatsvindt. Het onderhavige evaluatieonderzoek heeft niet binnen deze termijn plaatsgevonden. Zodra dit was onderkend, is het proces tot aanbesteding van het evaluatieonderzoek gestart.
De Comptabiliteitswet 2016 en de Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) schrijven voor dat al het beleid minstens eens in de zeven jaar in een beleidsdoorlichting wordt onderzocht. Voor fiscale regelingen gelden geen expliciete voorschriften in de RPE. In de rijksbegrotingsvoorschriften wordt gesproken over minstens eens per vijf tot acht jaar evalueren van fiscale regelingen.
Per afzonderlijke fiscale regeling is niet bijgehouden welke evaluatietermijn is aangehouden, of evaluatie daadwerkelijk binnen die termijn heeft plaatsgevonden en zo neen, wat de reden daarvan is geweest. Wel wordt jaarlijks in het Financieel Jaarverslag Rijk een overzicht gepubliceerd met de afgeronde en niet afgeronde evaluaties van het afgelopen begrotingsjaar. Ook zal in de loop van dit jaar de Strategische Evaluatie Agenda (SEA 2022) toegestuurd worden aan de Kamer. Hierin wordt 3–4 jaar vooruitgeblikt, waarbij de agenda voor het eerstvolgende jaar wordt toegezegd en voor de jaren daarna een indicatie weergeeft.
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie dat het kabinet opvolging gaat geven aan de aanbeveling van de onderzoekers om te bezien of registratie van notariële akten bij de Belastingdienst ondergebracht zou moeten blijven, aangezien dit geen fiscale taak is. Deze leden kunnen hier echter niet uit opmaken wat de alternatieven zijn en vragen het kabinet wat nu de toegevoegde waarde van deze taak is voor de Belastingdienst, hoeveel mensen zich met deze taak bezighouden, welke bestuurlijke last het met zich meebrengt en waar het kabinet verwacht dat de taak beter op zijn plek is. Zij merken op dat databeveiliging en zorgvuldige uitvoering van een publieke taak bij het zoeken naar een alternatief voorop moet staan.
Het onderzoek naar de vraag of het toezicht op de registratie van notariële akten beter door een andere instantie kan worden gedaan zal ook antwoord moeten geven op de vraag naar de mogelijke toegevoegde waarde die het onderbrengen van de taak heeft bij de Belastingdienst. Afhankelijk van het antwoord hierop zal het onderzoek zich richten op de vraag of het mogelijk is om deze taak bij een alternatieve instantie onder te brengen. Welke bestuurlijke last dit met zich meebrengt, zal meegenomen worden in het onderzoek.
Bij de Belastingdienst houden op dit moment ongeveer 10 fte zich bezig met de voortgang en continuïteit van het registratieproces van notariële akten. Zie ook het antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de VVD over welke ruimte het mogelijk afstand doen van uitvoering van de Registratiewet voor de Belastingdienst in mate van ICT, fte, etc., geeft.
Databeveiliging en een zorgvuldige uitvoering zullen onderdeel zijn van het eisenpakket waaraan een eventuele alternatieve instantie zal moeten voldoen.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet naar de gevolgen van het verlenen van toegang tot het register aan het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Zij vragen welke mogelijkheden om onwenselijk gegevens met elkaar te verbinden hiermee kunnen ontstaan en welke noodzaak bestaat om het BFT deze toegang te verlenen? Deze leden vragen het kabinet tevens welke stakeholders zullen worden gevraagd te reageren bij de verkenning die de Minister voor Rechtsbescherming gaat uitvoeren. Zij verzoeken hem experts op het gebied van privacy en gegevensbescherming hierbij expliciet uit te nodigen.
Zoals in de kabinetsreactie is aangekondigd zal de Minister voor Rechtsbescherming allereerst verkennen of er een noodzaak bestaat om het BFT voor het uitoefenen van zijn wettelijke toezichthoudende taken op het notariaat inzage te geven in het register notariële akten. Daarbij zullen als stakeholders worden betrokken het BFT, het notariaat en mogelijke andere relevante partijen. Bij verkenning van dit vraagstuk zal ook gekeken worden naar privacy overwegingen en naar gegevensbescherming.
Mocht uit het onderzoek blijken dat een noodzaak bestaat om het BFT inzage te geven, dan zal dit wettelijk moeten worden geregeld en daarbij zal dan ook worden geregeld in hoeverre gegevensverstrekking mag plaatsvinden en onder welke waarborgen en voorwaarden. Mocht specifieke expertise daarbij nodig zijn, dan zal die worden betrokken.