Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act) (Kamerstuk 22112-3050)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D18376, datum: 2021-05-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D18376).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.M. Leijten, Tweede Kamerlid (Ooit SP kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z03098:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2021-03-10 18:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-04-13 16:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-05-12 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2021-05-18 12:00: Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act) (22112-3050) en Fiche: Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act) (22112-3049) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2022-09-06 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D18376 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over het fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3050) en het fiche: Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3049).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Leijten
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 6 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 8 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 9 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie | 9 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie | 11 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie | 16 | |
II | Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris | 17 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de fiches: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act) en Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act). Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
DSA
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Digital Services Act (DSA) belangrijk is voor onder andere alle auteursrechthebbenden, en consumenten, onder andere in verband met het weren van illegaal aanbod van beschermende werken op het internet. Het aanpakken, voorkomen en bestrijden van desinformatie en illegale content online is noodzakelijk om onze democratische rechtstaat te beschermen en is voor deze leden een belangrijke reden om tevreden naar dit voorstel te kijken. Belangrijke onderdelen van de DSA vinden deze leden daarnaast dat het «country of origin» -principe en het aansprakelijkheidsprincipe behouden blijft.
Administratieve lasten
De leden van de VVD-fractie zien dat er de afgelopen jaren verschillende Europese voorstellen voor het reguleren van technologie- en techbedrijven zijn voorgesteld en deels ingevoerd waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en een voorstel voor het harmoniseren van regels rondom Kunstmatige Intelligentie. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat dit niet tot onnodige extra regeldruk en administratieve lasten leidt? Deelt het kabinet de mening dat extra onnodige administratieve lasten zoveel mogelijk voorkomen moeten worden, bijvoorbeeld voor startende ondernemers en startups? Zo ja, hoe gaat het kabinet hiervoor zorgen?
Aansprakelijkheidsprincipe
De leden van de VVD-fractie constateren dat juist het aansprakelijkheidsprincipe platformen in staat stelt om verantwoord en schaalbaar te zijn en te innoveren. Deze leden pleiten echter voor één uitzondering op die beperkte aansprakelijkheid. Wat deze leden betreft zou een e-commerce platform wel aansprakelijkheid moeten dragen op het moment dat een bedrijf producten aanbiedt via dat platform, maar niet in de Europese Unie (EU) is gevestigd en er ook geen fabrikant, importeur of distributeur in de EU gevestigd is. Anders heeft de consument of toezichthouder geen loket om aan te kunnen kloppen. Deelt het kabinet deze mening? Zo nee, waarom niet? Is het kabinet van mening dat dit voldoende wordt ondervangen in de huidige DSA, in het licht van de verplichting in het voorstel voor non-EU bedrijven om een wettelijke vertegenwoordiger in de EU aan te stellen?
«Good Samaritan»-clausule
De leden van de VVD-fractie zijn groot voorstander van de clausule in het voorstel die ervoor zorgt dat platforms vrijwillig extra activiteiten kunnen ondernemen tegen illegale content, zonder dan gelijk aansprakelijk te worden (»Good Samaritan»-clausule). Door die clausule kunnen Nederlandse en andere Europese bedrijven zich onderscheiden op kwaliteit ten opzichte van de wereldwijde concurrentie die vaker voor lagere kwaliteit gaat en lagere prijzen. In praktijk kan dit zich uiten door samenwerking met toezichthouder Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Deelt het kabinet de mening dat dit een wenselijk principe is? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet meegeven dat dit principe geborgd blijft?
Diversiteit Bedrijven en Platformen
De leden van de VVD-fractie erkennen dat het ene social media platform het andere online bedrijf niet is. Deze leden zouden daarom graag zien dat de diversiteit tussen platforms steviger wordt aangezet in het voorstel. Het type content op een e-commerce platform waar producten worden aangeboden, is van een geheel andere categorie dan bijvoorbeeld content op sociale media platforms, met potentieel grote maatschappelijke impact. Deze leden zijn van mening dat hier dan ook verschillende verantwoordelijkheden en maatregelen bij passen, bijvoorbeeld in meldingsprocedures.
De leden van de VVD-fractie horen graag van het kabinet of zij ook ziet dat een klusplatform, een e-commerce platform, een social media platform in hun werking weliswaar deels overeenkomen, maar dat de sóórt content vaak bepaalt of er een maatschappelijk risico bestaat en dus ook bepalend is voor hoe hiermee om te gaan.
DMA
De leden van de VVD-fractie zien dat de digitale wereld snel groeit en haar bedrijven net zo snel. Uit verschillende rapporten blijkt dat Nederland steeds afhankelijker wordt van een aantal grote bedrijven die buiten de EU gevestigd zijn. Juist met de Digital Markets Act (DMA) lijkt eerlijke concurrentie binnen de EU beter gewaarborgd. Deze leden hebben enkele vragen.
Reikwijdte definitie «code platforms»
Voor de leden van de VVD-fractie is het onduidelijk wat er precies onder een «code platform» wordt verstaan. Stel één bedrijf gebruikt de (inzichten en analyses die zijn gegenereerd door middel van) data van het ene platform om een ander platform op te richten. Worden beide platformen dan als één gezien of als twee? Deelt het kabinet de mening dat in er in dit geval gekeken moet worden naar de totale onderneming en niet sec naar de losse platformen om te voorkomen dat grote bedrijven alsnog onder deze waarborg uit kunnen komen? Hoe kan en gaat het kabinet ervoor zorgen dat dit beter in de DMA geborgd wordt?
Poortwachter en onderneming
De leden van de VVD-fractie erkennen dat één van de belangrijkste overwegingen op dit moment is welke criteria gelden bij het markeren van ondernemingen als poortwachter. Deze leden vinden dit een goed begin, maar het gaat voorbij aan de diversiteit van digitale markten, en verschillen in businessmodellen van platforms. Kan het kabinet aandringen op een verdere definitie van beide begrippen om voor duidelijkheid in de markt te zorgen? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet in dat geval aangeven hoe toezicht wordt vormgegeven als er nog veel onduidelijkheid bestaat?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet zich inzet voor een verplichting voor poortwachters die het mogelijk maakt dat ondernemers zowel op andere platforms als op hun eigen verkoopkanalen lagere prijzen te hanteren. Deze leden zijn het met deze lijn eens. Dit is wenselijk om concurrentie te bevorderen en zakelijke gebruikers minder afhankelijk te maken van poortwachter-platforms. Kan het kabinet aangeven hoe het krachtenveld eruitziet rondom deze verplichting? Verwacht het kabinet dat deze verplichting er komt?
Data
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot de maatregelen in de DMA dat het volgens artikel 6(b) mogelijk moet zijn om vooraf geïnstalleerde apps te verwijderen. Houdt dit ook in dat de verzamelde data van zo'n app moeten worden verwijderd? Zo nee, is het kabinet van mening dat dit zo zou moeten zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de DMA de interoperabiliteit van aanvullende diensten, zoals betaaldiensten regelt, maar niet de interoperabiliteit van kerndiensten zoals social media en instant messaging. Is het niet beter voor volledige interoperabiliteit om deze diensten ook open te stellen? Waarom wel of waarom niet? Deze leden hebben verder vragen over welke partij het kabinet in gedachten heeft om de nationale vertegenwoordiger te zijn voor de Digital Markets Advisory Committee. Zal dit de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zijn, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie zien tot slot dat de voorgestelde criteria voor toepassing van de DMA niet te lijken voldoen voor autofabrikanten. Het is bijvoorbeeld niet waarschijnlijk dat een autofabrikant meer dan 45 miljoen maandelijkse eindgebruikers heeft. Dat heeft het onwenselijke gevolg dat deze nieuwe wetgeving niet (volledig) op deze belangrijke productgroep van toepassing zou kunnen zijn, terwijl de verplichtingen die de DMA oplegt aan poortwachters ervoor zouden (kunnen) zorgen dat een eerlijk en gelijk speelveld wordt gecreëerd. Deelt het kabinet de mening dat autofabrikanten kunnen worden aangemerkt als poortwachter in de zin van de DMA, vanwege het belang van de consument dat derde partijen om toegang kunnen krijgen tot door de auto verzamelde data en de via de auto aangeboden diensten? Hierbij kan bijvoorbeeld worden uitgegaan van een relatief marktaandeel. Of is er een andere manier om de macht van de fabrikant te doorbreken? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de fiches met betrekking tot de DSA en de DMA en verwelkomen de focus op een gelijkwaardig speelveld ten behoeve van een robuuste digitale economie en de verantwoordelijkheid voor platformen van grote techbedrijven die voortvloeit uit hun invloed. Deze leden hebben nog enkele vragen en verwachten over dit onderwerp nog nader een debat te voeren.
Fiche: Verordening inzake Digitale Markten (Digital Markets Act)
De leden van de D66-fractie constateren dat het voorstel van de Europese Commissie is afgebakend tot «kernplatformdiensten». Het fiche benoemt acht type kernplatformdiensten, die tevens de reikwijdte van het wetsvoorstel bepalen. Deze leden merken op dat nieuwe digitale toepassingen ten alle tijden kunnen ontstaan. Derhalve moet de wet voldoende flexibel zijn om nieuwe kernplatformdiensten te adresseren. Zij vragen het kabinet toe te lichten waarom de reikwijdte van de wet tot de acht genoemde kernplatformdiensten is beperkt. Hoe loopt de procedure om een nieuwe kernplatformdienst toe te voegen en hoe lang duurt een dergelijke procedure?
De leden van de D66-fractie lezen dat het voorstel van de Europese Commissie verschillende maatregelen bevat om platformdiensten te reguleren die als poortwachter zijn aangemerkt. Deze leden vragen het kabinet te verhelderen of ook het afdwingen van interoperabiliteit met vergelijkbare dienstverleners een van de maatregelen betreft.
De leden van de D66-fractie lezen dat voor de Europese Commissie een wijze om vast te stellen of een platform een poortwachtersfunctie heeft, het beoordelen van de marktwaarde is. Deze leden vragen het kabinet te verhelderen hoe de marktwaarde wordt bepaald als het platformen betreft die niet een (zelfstandig) beursgenoteerd bedrijf zijn.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie als toezichthouder op zal treden van de DMA. Deze leden vragen het kabinet toe te lichten of zij het nog van deze tijd vindt dat de Europese Commissie de rol als marktmeester bekleedt. Welke rol ziet het kabinet voor een eigenstandige Europese toezichthouder, ziet zij voordelen in samenwerking tussen een Europese toezichthouder naast nationale toezichthouders? Welke middelen krijgt zo’n Europese toezichthouder tot zijn beschikking en wordt dit voldoende geacht? Wanneer zal meer duidelijk worden over de werking en samenstelling van het adviserend Comité?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie als toezichthouder bedrijven boetes kan opleggen, waarbij het boetebedrag in verhouding staat tot de omzet. Deze leden merken op dat er in de digitale economie platformen zijn die niet handelen in euro’s maar in data. De bedrijven zetten op papier geen enkele euro om, terwijl zij wel een poortwachtersfunctie vervullen. Deze leden vragen het kabinet te verhelderen hoe het kabinet en de Europese Commissie dit beziet. Wat is de opstelling van Nederland tegenover een boetemaatregel dat gebaseerd is op de marktwaarde?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet het standpunt hanteert dat er ingegrepen dient te worden op EU-niveau door de Europese toezichthouder. Deze leden vragen het kabinet toe te lichten hoe de Nederlandse regering wenst om te gaan met platformen die niet een significatie impact op de Europese interne markt hebben, maar wel op de Nederlandse markt.
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet voornemens is om de ACM een signaleringsrol te geven, om het op deze manier zo laagdrempelig mogelijk te maken voor Nederlandse ondernemers om problemen met poortwachters aan te kaarten. Deze leden lezen echter ook dat het momenteel nog niet geheel duidelijk is welke rol de nationale toezichthouders krijgen en vragen het kabinet op welke manier het in haar inzet rondom de DMA hierover meer duidelijkheid tracht te verkrijgen.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat een aantal grote digitale bedrijven voor het gebruik van hun diensten locatiedeling en andere privacy gevoeligheden voorwaardelijk stelt voor het gebruik van hun diensten. Deze leden vragen in hoeverre de DMA hierop toeziet, ook in verhouding tot de General Data Protection Regulation (GDPR), en wat de Nederlandse inzet hierop zal zijn. Zij vragen daarnaast op welke manier het voor individuen gemakkelijker wordt gemaakt om, wanneer een schending van de GDPR wordt vermoed, hiertegen te ageren.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet toe te lichten hoe het Nederlandse standpunt zich verhoudt tot de aangenomen moties die zijn ingediend bij het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Verhoeven «Mededinging in de digitale economie» gehouden op 16 december 2019 (Kamerstuk 35 134, nr. 12).
De leden van de D66-fractie horen graag van het kabinet hoe er tegen het mozaïek van toezichthouders binnen de DSA op zowel nationaal als Europees niveau wordt aangekeken. Acht het kabinet hier niet juist kans op versnippering en daardoor maar beperkte handhaving? Bij versnipperd toezicht kan een bepaald land of landen boetes/onderzoek naar inbreuken tegenhouden, hoe kijkt het kabinet naar dit risico? Op welke gronden is het kabinet kritisch op de rol van een juridische vertegenwoordiger voor tussenpersonen uit derde landen?
De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan toelichten of er vlakken zijn waarop de verordeningen schuren met de GDPR, zoals artikelen 5(a); 6(1)(h); en 6(1)(i). Deze leden horen graag van het kabinet een verwachting of de inwerkingtreding van de verordeningen mogelijk zal leiden tot beperking van het aantal online diensten die aangeboden worden binnen de EU. Hoe kijkt het kabinet tegen het Franse initiatief om «(potentially) harmful content» in de scope van de verordening te krijgen? Hoe kan volgens dit initiatief mogelijk bepaald worden wat potentieel schadelijk kan zijn en welke grenzen zijn hieraan verbonden? Welke informatie moeten online platforms vertrekken met betrekking tot advertenties en de reden dat mensen deze advertenties te zien krijgen? Hoe kijkt het kabinet aan tegen een striktere regulering van gepersonaliseerde advertenties om advertenties context gebonden te maken in plaats van gebaseerd op invasieve tracking methodes?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken en hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot het fiche: Verordening inzake Digitale Markten of de termijn van twee jaar voor de beoordeling door de Europese Commissie of een platform nog poortwachter niet aan de lange kant is, gezien de snelheid waarmee de digitale omgeving kan veranderen. Zou een jaarlijks evaluatiemoment passender zijn?
De leden van de PVV-fractie erkennen de tegenstelling tussen enerzijds de rechtszekerheid voor bedrijven en consumenten en anderzijds de wens om maatwerk te kunnen leveren als de snelle ontwikkelingen in het digitale domein daarom vragen. De gekozen oplossing in het voorstel, namelijk de Europese Commissie de mogelijkheid te geven om marktonderzoek uit te voeren en op basis daarvan maatregelen aan artikelen 5 en 6 toe te voegen via gedelegeerde handelingen, zorgt echter voor ongemak bij deze leden. Ook het kabinet zegt daar zorgen over te hebben en zegt toe zich te zullen inzetten voor een nadere afbakening van de grondslag voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie. Deze leden willen graag heel precies weten hoe de samenwerking met lidstaten die de Europese Commissie in het kader van het toezicht beoogt, er exact uit gaat zien. Ook horen deze leden graag meer van het kabinet over het verschil van inzicht dat zij heeft met de Europese Commissie over het, in haar ogen, tekort aan maatwerk in de aanpak van platforms. Kan het kabinet toelichten hoe zij haar wens om een maatwerk-instrument te borgen denkt te realiseren? Is de inschatting van het kabinet dat dit verlangen tot meer maatwerk en de zorg dat er minder goed rekening gehouden wordt met verschillen tussen platforms breder in de EU leeft? Op welke manier zouden lidstaten (nationale toezichthouders) invloed en zicht moeten krijgen op dit specifiekere maatwerk dat het kabinet voor ogen heeft?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet zegt zich ervoor te gaan inzetten dat de meldingsplicht in de DMA niet beperkt wordt tot overnames van digitale diensten maar dat álle fusies en overnames van poortwachters gemeld moeten worden en dat de Europese Commissie die bovendien zou moeten gaan toetsen/beoordelen. Welke toetsingscriteria heeft het kabinet hierbij voor ogen? Wat zijn volgens haar de mogelijke uitkomsten van een dergelijke beoordeling? Ziet dit kabinet het voor zich dat de Europese Commissie in een uiterste geval een verbod op een fusie of overname uitspreekt? Hoe is de inschatting van het kabinet ten opzichte van de bereidwilligheid van poortwachters om alle interne beweegredenen en strategische overwegingen die ten grondslag liggen aan een eventuele fusie of overname te delen met de Europese Commissie?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kan dat op dit moment nog niet duidelijk is of vanuit de lidstaten beleidmakers of toezichthouders zitting gaan nemen in het adviescomité dat de Europese Commissie zal gaan ondersteunen. Is dit niet eerder besproken of is er verschil van inzicht hierover tussen de lidstaten? Het kabinet ziet graag een signaleringsrol weggelegd voor de nationale toezichthouders, maar ook het assisteren van de Europese Commissie in het monitoren van de DMA. Ze zouden onder andere betrokken moeten worden bij de handhaving en marktonderzoeken van de Europese Commissie. Hoe ziet het kabinet deze rol van nationale toezichthouders precies voor zich? Is het haar bedoeling dat álle nationale toezichthouders meekijken bij alle cases van de Europese Commissie, ook als die gaan om een poortwachter die bijvoorbeeld niet in elk Europees land actief is?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het mogelijk is dat het op dit moment nog niet duidelijk is welke ruimte de DMA laat om in aanvulling op de Europese regelgeving op nationaal niveau regels op te stellen voor platforms die louter actief zijn op de Nederlandse markt en hier een poortwachterspositie hebben. Ze vallen immers buiten het voorstel. Daar waar nog ruimte ligt voor nationale bevoegdheden zouden we die naar het oordeel van deze leden niet onbenut moeten laten. Deze leden verzoeken het kabinet om hier zo snel mogelijk duidelijkheid over te verkrijgen en dit bovenaan haar lijst te zetten. Wat deze leden betreft staat ook opheldering over de rol van de nationale toezichthouders bovenaan die lijst.
Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging Richtlijn 2000/31/EG-markten (22112–3050)
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het mogelijk is dat het kabinet voor wat betreft de materiële reikwijdte, de keuze van de Europese Commissie steunt om verplichtingen te beperken tot de bestrijding van illegale inhoud en het adresseren van systemische risico’s, terwijl ze tegelijkertijd aangeeft dat het haar nog niet volledig duidelijk is wat de exacte reikwijdte is van dat begrip. Het verbaast deze leden te meer, omdat het kabinet de invulling van dit begrip ook zeer van belang acht voor de bestrijding van cybercrime. Waarom is in een eerder stadium in de onderhandelingen geen duidelijkheid verkregen over de invulling van deze definitie? Is er überhaupt nog ruimte voor eventuele aanpassing van definities, nu het voorstel er eenmaal ligt?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet spreekt over een meerderheid van lidstaten die van mening zijn dat de reikwijdte van het voorstel ziet op verplichtingen voor tussenpersonen die zich moeten beperken tot de aanpak van illegale inhoud. Maar dat een «vocale» minderheid van lidstaten vindt dat die ook betrekking moeten hebben op ongewenste inhoud. Waarom noemt het kabinet die minderheid «vocaal»? Hoe staat het kabinet hierin? Wanneer verwacht het kabinet dat deze discussie wordt beslecht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Fiche: Verordening inzake digitale diensten en wijziging richtlijn 2000/31/EG (Digital Services Act)
De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat ook in het digitale domein mensen gewezen worden op hun verantwoordelijkheden. Deze leden zijn daarnaast van de mening dat online platforms ook een verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van wat er op hun platform gebeurt. Zij hebben vanzelfsprekend nog verschillende vragen over de DSA, ook omdat er nog veel niet duidelijk is, maar hebben een positieve grondhouding ten aanzien van de DSA.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er in de DSA ook gesproken wordt over verheerlijking van terroristisch geweld als illegale content. Deze leden vragen of in lijn met de verordening die is aangenomen om de verspreiding van terroristische online-inhoud middels de DSA, ook dergelijke content verwijderd moet worden van online platforms.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet naar de wijze waarop het toezicht is vormgegeven in de DSA. Deze leden signaleren dat er steeds vaker vanuit Europese wet- en regelgeving toezichtstaken bij nationale toezichthouders worden gelegd. Het gaat dan ook in dit geval om toezicht dat zeer complex zal zijn in de uitvoering, zo menen deze leden. Zij vragen het kabinet of er een meer uitgebreide analyse kan komen van de benodigde investeringen om dit toezicht goed in te regelen in Nederland. In beginsel hebben deze leden begrip voor het willen onderbrengen van deze taken bij een bestaande toezichthouder, maar deze leden willen erop wijzen dat veel toezichthouders op dit moment al kampen met tekorten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat hosting providers amper aan bod lijken te komen in de DSA. Op nationaal niveau heeft de Minister van Justitie en Veiligheid, onder meer in de bestrijding van kinderporno, werk gemaakt van het kunnen aanpakken van malafide hosting providers. Ziet het kabinet er heil in om ook hosting providers onderdeel te maken van de reikwijdte van de DSA?
De leden van de CDA-fractie vragen naar mogelijkheden van het blokkeren van individuele gebruikers door de diensten zelf, problematiek die nu zichtbaar is in de Verenigde Staten. Geeft de DSA ook richting aan deze problematiek? In het verlengde van de aangenomen motie-Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 000-XIII, nr.30) vinden deze leden het positief dat digitale tussenpersonen gevestigd in derde landen, die diensten aanbieden in de EU, verplicht worden om een wettelijke vertegenwoordiger binnen de EU aan te stellen. Vindt het kabinet dat een dergelijke vertegenwoordiger aan bepaalde kwalificaties moet voldoen, bijvoorbeeld ten aanzien van rechtsvorm en rechtspersoonlijkheid? Hoezeer dit kunnen bijdragen aan betere handhaving?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen een uitzondering op het «beperkte aansprakelijkheidsprincipe» voor situaties wanneer een bedrijf producten aanbiedt via een e-commerce platform, maar niet in de EU is gevestigd en er ook geen fabrikant, importeur of distributeur in de EU gevestigd is, zodat een e-commerce platform dan wel aansprakelijk is. In hoeverre zou dit kunnen bijdragen aan betere consumentenbescherming tegen onveilige producten uit derde landen en aan eerlijke concurrentie tussen niet-Europese bedrijven en ons eigen midden- en kleinbedrijf?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de fiches over de DSA en de DMA gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen over hoe de digitale wereld steeds vaker wordt bepaald door grote spelers. Deze monopoliepositie, het internationale karakter, de ondoorzichtige werkwijze en de massaliteit maken dat er te weinig toezicht mogelijk is en te weinig invloed. Sommige bedrijven, zoals Google of Facebook (met WhatsApp) lijken bijna publieke voorzieningen te zijn of worden zonder dat er de publieke controle en zeggenschap mogelijk is. Deze leden vragen het kabinet om hierop te reflecteren. Zij vragen ook of de voorgestelde Europese maatregelen volgens het kabinet voldoende zijn om dit fundamentele probleem aan te pakken. Het kabinet geeft aan dat er weliswaar veel kansen liggen op digitaal gebied maar deze leden vragen of het kabinet ook de negatieve kanten ervan voldoende onderkent. In hoeverre vindt het kabinet het bijvoorbeeld haalbaar dat platforms of de overheid verantwoordelijk zijn voor de content op een platform als er per minuut honderden uren aan videomateriaal wordt gepubliceerd of immense hoeveelheden data? Hoe kan strafbare en illegale content dan effectief worden opgespoord, hoe kunnen auteursrechten voldoende worden gewaarborgd, hoe kunnen consumenten voldoende worden beschermd?
De DMA richt zich op platformen waarbij de winsten groter zijn dan 6,5 miljard in de afgelopen drie jaar. Er zijn echter ook bepalende nationale platformen die een monopolierol vervullen. Is het kabinet voornemens hier ook aanvullende voorwaarden aan op te leggen? Zo nee, waarom niet?
De DSA stelt hostingproviders vrij van de «know your business customer», terwijl hostingproviders een belangrijke rol spelen in welke website ze wel of niet hosten. Kan het kabinet nader ingaan op waarom dit niet voor hostingproviders geldt en of zij het wenselijk vindt of niet dat het wel degelijk voor hostingproviders gaat gelden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiches over de DSA en DMA.
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de doelstellingen van de DSA. Het is van groot belang dat er aanvullende regelgeving komt als het gaat om de inrichting van de digitale leefomgeving. De aandacht voor veiligheid, betrouwbaarheid en in het bijzonder de bescherming van grondrechten die deze regelgeving met zich meebrengt is volgens deze leden positief. Op het gebied van en regelgeving op digitale diensten, in het bijzonder very large online platforms (VLOPs) bevatten de voorstellen grote omissies volgens deze leden. Zij hebben daarom enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het voorstel transparantieverplichtingen in het leven roept voor alle onlineplatforms die reclame tonen. Deze leden zijn van mening dat meer transparantie over advertenties nuttig is vanuit het oogpunt van consumentenbescherming, maar benadrukken dat dit nut afhankelijk is van of er betekenisvolle informatie wordt geopenbaard. Het voorstel laat in de ogen van deze leden alle ruimte aan digitale diensten om schimmig te blijven over de financiering van de advertentie en de precieze criteria die gebruikt zijn om de advertentie te personaliseren. Wat is de beoordeling van het kabinet van deze regel? Is het kabinet van mening dat het nuttig is voor gebruikers om precies te weten waarom ze specifieke gepersonaliseerde reclame te zien krijgen en welke vergoeding daarvoor is betaald? Deelt het kabinet de mening dat de transparantieverplichtingen die de Europese Commissie voorstelt te veel ruimte laten aan onlineplatforms om zich te beperken tot algemene verantwoording en daarmee niet betekenisvol zijn?
De leden van de PvdA-fractie zetten dezelfde vraagtekens bij de aanpak van moderatie- en aanbevelingsalgoritmen. De DSA voorziet in het openbaar maken van deze algoritmen. Consumenten kunnen ervoor kiezen het aanbevelingsalgoritme aan of uit te zetten. Deze leden merken echter op dat het niet transparant is hoe deze algoritmen werken en uit welke data ze putten en dit voorstel deze punten eveneens niet effectief aanpakt. Is het kabinet van mening dat consumenten inderdaad niet op de hoogte zijn van hoe algoritmen werken en uit welke data ze putten? Denkt het kabinet dat consumenten dan een goede afweging kunnen maken over het wel of niet aanzetten van een aanbevelingsalgoritmen? Deelt het kabinet de mening dat er veel meer transparantie over moderatie- en aanbevelingsalgoritmen nodig is?
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts aandacht voor het ontbreken van maatregelen om digitale advertenties die gebruik maken van persoonsgegevens te reguleren. Het gebruik van persoonsgegevens om advertenties te personaliseren schendt de privacy van burgers, stimuleert advertentiefraude en zorgt voor een ongelijk speelveld, waardoor media, kunstenaars, uitgevers en non-profit organisaties inkomsten zien opdrogen. Is het kabinet bekend met de marktmacht op de digitale advertentiemarkt? Herkent het kabinet zich in de genoemde nadelen van digitale advertenties die gebruik maken van persoonsgegevens? Deelt het kabinet de mening dat de DSA een verbod op het verzamelen en gebruiken van persoonsgegevens voor advertentiedoeleinden moet bevatten? Hoe kijkt het kabinet naar de graduele aanpak van de Europese Commissie in dit verband, die daags na de presentatie van de DSA en DMA een onderzoek instelde naar het advertentie-ecosysteem?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat VLOPs elk jaar worden gevraagd om een systemische risicoanalyse te maken. Deze leden vragen in hoeverre bedrijven zichzelf kunnen analyseren op het gebied van systemische risico. Zij vragen of digitale diensten systemische risico’s die onlosmakelijk zijn verbonden aan het verdienmodel van het bedrijf in kaart zullen brengen. Kan het kabinet daarop reflecteren? Het kabinet geeft aan dat op basis van deze systemische analyse risicobeperkingsmaatregelen moeten worden genomen door de VLOPs, zoals ingrijpen in het gebruik van inhoudsmoderatie- of aanbevelingssystemen. Deze leden vragen of het niet beter is om ex-ante voorwaarden op te leggen aan digitale diensten die aanbevelingssystemen gebruiken, zodat consumenten niet in een fabeltjesfuik van nepnieuws terecht komen. Wat is het kabinetstandpunt over het strenger aanpakken van inhoudsmoderatie- of aanbevelingssystemen?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat aanbevelingsalgoritmen vaak werken met data van andere websites. Deze leden zijn kritisch over het opkopen van data van derden door VLOPs. Zij denken daarmee dat de DSA niet ver genoeg gaat en pleiten voor een algeheel verbod op de verkoop van data. Is het kabinet bereid daarvoor te pleiten in Europees verband? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de analyse van de Europese Commissie over monopolievorming door grote techbedrijven. Daarmee ondersteunen deze leden de doelstelling van de DMA. Het is volgens deze leden noodzakelijk dat de macht van grote techbedrijven ingeperkt wordt door wet- en regelgeving. De stappen die de Europese Commissie zet om dat te bewerkstelligen bieden hoop. Deze leden zien echter gebreken in het voorstel van de Europese Commissie als het gaat om het aanpakken van het overnamebeleid van grote techbedrijven, het begrenzen van agressieve marktexpansie en in het afdwingen van interoperabiliteit. Zij hebben daarom nog een opmerking en enkele vragen. Een klein aantal Amerikaanse techbedrijven is dominant op vrijwel alle digitale markten. Het voorstel van de Europese Commissie vraagt aandacht voor marktmachtmisbruik, maar concrete voorstellen ontbreken als het gaat om het aanpakken van het agressieve overnamebeleid waar deze techbedrijven groot mee zijn geworden, dan wel methoden van agressieve marktexpansie. Herkent het kabinet deze omissie in het voorstel van de Europese Commissie? Wat is de beoordeling van het kabinet ten aanzien van een effectieve aanpak van een agressief overnamebeleid? In het non-paper dat het Nederlandse en Franse kabinet hebben opgesteld, wordt interoperabiliteit gezien als mogelijkheid om monopolievorming te voorkomen en innovatie te stimuleren. Deze leden onderschrijven deze analyse van het kabinet. In het fiche en in het DMA-voorstel wordt interoperabiliteit voor kernplatformdiensten echter niet genoemd als (ontbrekende) beleidsmaatregel. Is het kabinet bereid om samen met Frankrijk en België op te trekken om alsnog te pleiten voor interoperabiliteit als maatregel in de DMA?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van de DSA en de DMA en de fiches met de kabinetsinzet op deze dossiers. Deze leden zijn zeer bezorgd over de uitwassen van de digitale economie en de groeiende macht van een klein aantal private bedrijven in de online wereld en verwelkomen daarom deze belangrijke wetgevende voorstellen. Zij hebben daar de volgende vragen over.
BNC-Fiche Digital Services Act
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de grote verspreiding van illegale online content en zijn blij dat de DSA duidelijke handvatten biedt voor de bestrijding hiervan, bijvoorbeeld via notice & action mechanismen. Bij de bestrijding van online content moet ervoor worden gewaakt dat de verantwoordelijkheid op dit vlak voor platforms er niet toe leidt dat zij alles wat mogelijkerwijs in de buurt van illegale content zou kunnen komen uit voorzorg verwijderen. Deze leden zijn dan ook, net als het kabinet, positief over het handhaven van het beperkte aansprakelijkheidsregime. Zij hebben wel vragen bij artikel 6, waarin wordt bepaald dat platforms niet worden uitgesloten van beperkte aansprakelijkheid als ze proactief inhoud gaan opsporen en verwijderen. In hoeverre denkt het kabinet dat dit het risico met zich meebrengt dat platforms uit voorzorg alle mogelijk problematische content gaan verwijderen, met gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting? Ziet het kabinet dit risico ook? Erkent het kabinet dat artikel 6 juist minder rechtszekerheid aan platforms verschaft, omdat zij na vrijwillig onderzoek geacht worden kennis te hebben op grond waarvan een eventuele onwettigheid door hen had moeten worden vastgesteld? Zo ja, waarom heeft het kabinet dan toch een positieve houding ten aanzien van dit artikel? Op welke wijze kan het risico van overmatige verwijdering worden gemitigeerd? Is het extern onafhankelijk onderzoek waar het kabinet aan refereert al beschikbaar? Zo ja, wat zijn de bevindingen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot het «notice & action»-mechanisme wie nu uiteindelijk bepaalt of inhoud illegaal is of niet? Ligt die taak uitsluitend bij de rechterlijke macht, of ook bij de platforms zelf? Deelt het kabinet de mening dat grote online platforms inmiddels een cruciale rol spelen in het publieke debat, en dat de private platformbedrijven niet de scheidsrechter mogen zijn van de grenzen van dat publieke debat? In hoeverre is de huidige vormgeving van de DSA in overeenstemming met dit uitgangspunt? Ziet het kabinet een mogelijk risico dat bepaalde groepen consistent notificaties gaan aandragen over content die in hun ogen illegaal zou moeten zijn, maar dat in feite niet is? Maar dat platforms dan uit voorzorg toch steeds besluiten, in reactie op dergelijke notificaties, om de bewuste content te verwijderen, en dat daarmee in de praktijk de grens van de vrijheid van meningsuiting wordt verlegd? Op welke wijze kan dit risico worden beperkt, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie steunen, net als het kabinet, de keuze om VLOPs aan striktere maatregelen te onderwerpen. Deze leden hebben nog wel veel vragen bij die extra maatregelen, die nog een stuk strikter zouden moeten worden. Zij delen ten eerste de zorg van het kabinet dat de reikwijdte onduidelijk is. Naast de definiëring van wat een gebruiker is in de gehanteerde criteria, verzoeken deze leden het kabinet ook om aandacht te vragen voor platforms die op het niveau van een aantal lidstaten erg groot zijn, en daarmee ook systemische risico’s met zich meebrengen, maar op EU-niveau onder de gestelde gebruikerslimiet blijven. Zouden de aanvullende maatregelen met betrekking tot systemische risico’s niet ook voor zulke platforms moeten gelden?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook grote bedenkingen bij artikel 26, dat VLOPs oplegt om zelfevaluaties te laten doen naar systemische risico’s. Deze leden begrijpen niet goed waarom hiervoor is gekozen. Hoe waarschijnlijk acht het kabinet het dat platforms in een zelfevaluatie tot de conclusie komen dat ze een systemisch risico voor de maatschappij vormen of dat hun diensten leiden tot discriminatie of intentionele manipulatie, en dat zo’n zelfevaluatie leidt tot serieuze maatregelen, onder artikel 27, om dergelijke risico’s te vermijden? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een serieuze aanscherping van artikel 26, en daarmee van artikel 27? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook bedenkingen bij artikel 29. Deze leden steunen de intentie van het artikel om meer transparantie na te streven over aanbevelingssystemen. Maar waarom zou dit enkel moeten gelden voor VLOPs? Zijn de risico’s van aanbevelingssystemen niet net zo goed aanwezig bij kleinere platforms, bijvoorbeeld gericht op een bepaalde doelgroep? Is het kabinet bereid om de Raad voor Concurrentievermogen op te roepen tot reflectie op dit punt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ten zeerste af of het opnemen van de belangrijkste parameters van aanbevelingsalgoritmen in de algemene voorwaarden van de geleverde dienst, zoals uiteengezet in paragraaf 1 van artikel 29, daadwerkelijk zal leiden tot effectieve transparantie. Wat is hierbij de definitie van «belangrijkste parameters» en waarom is ervoor gekozen om dit alleen op te nemen in de algemene voorwaarden? Is het kabinet bereid om ervoor te pleiten dat paragraaf 1 van dit artikel wordt aangescherpt, zodat het bij iedere getoonde content duidelijk moet zijn voor de gebruiker, via een direct toegankelijk mechanisme, waarom die specifieke content is getoond?
De leden van de GroenLinks-fractie achten het voorts van groot belang dat gebruikers van online diensten meer regie krijgen over de content die zij te zien krijgen. Een binair opt-in en opt-out systeem, waar de huidige formulering van artikel 29 naar alle waarschijnlijkheid toe zou leiden, is wat deze leden betreft onvoldoende. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Is het kabinet bereid om te pleiten voor meer fijnmazige sturingsmogelijkheden voor gebruikers ten aanzien van getoonde content?
De leden van de GroenLinks-fractie willen ook graag weten waarom er niet voor is gekozen om micro-targeting van online inhoud, gebaseerd op het tracken van het online gedrag van een individu op het hele internet, niet expliciet te verbieden. Ziet het kabinet ook dat het microtargeten van informatie bijdraagt aan informatiefuiken, waarbij gebruikers alleen nog content krijgen voorgeschoteld die hun al bestaande mening bevestigt? Is het kabinet bereid om te pleiten voor opname van een verbod op geïndividualiseerde micro-targeting? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie denken dat het systeem van gepersonaliseerde online advertenties een belangrijke rol speelt in veel van de problematiek in de digitale wereld. Het leidt er immers toe dat het ecosysteem is gericht op het bereiken van zoveel mogelijk clicks, om zoveel mogelijk specifieke informatie over de voorkeuren van een individuele gebruiker te verzamelen. Dit systeem loont het schenden van de privacy van individuele gebruikers, brengt ernstige risico’s op manipulatie met zich mee, maar speelt ook een rol in de verspreiding van sensationele en extreme content, wat doorgaans leidt tot meer clicks. In hoeverre deelt het kabinet deze analyse van de rol van gepersonaliseerde advertenties?
De leden van de GroenLinks-fractie juichen, met betrekking tot online advertenties, toe dat artikel 30 inzet op verhoogde transparantie, in aanvulling op artikel 24. Met betrekking tot artikel 24 vragen deze leden wat wordt bedoeld met «nuttige informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen aan welke afnemers de reclame wordt getoond». Deze leden zijn van mening dat de transparantie verder zou moeten gaan dan dat, en dat het voor een gebruiker duidelijk moet zijn op basis van welke specifieke clicks of andere online handelingen hij of zij een bepaalde advertentie te zien krijgt. Is het kabinet bereid om zich in te zetten voor een dergelijke aanscherping van artikel 24?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de mogelijkheid voor individuen om aanbevelingssystemen aan te passen, zoals onder artikel 29, ook geldt voor online advertenties? Is het kabinet bereid om zich ervoor in te zetten dat dit duidelijk wordt vastgelegd, zowel in relatie tot artikel 24 als tot artikel 30? Daarnaast vragen deze leden waarom er niet wordt ingezet op een transitie naar een online ecosysteem gebaseerd op context-gebaseerde advertenties, door het gebruik van gepersonaliseerde advertenties veel strikter te reguleren of te verbieden? Of tenminste door context-gebaseerde advertenties in te stellen als de default-optie? Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Is het kabinet bereid om deze discussie op te brengen in de Raad voor Concurrentievermogen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot het toezicht op de DSA in hoeverre het voorgestelde mechanisme zal kunnen voorkomen dat men tegen dezelfde problemen op zal lopen die we zien bij het toezicht op de naleving van de AVG. Erkent het kabinet dat het toezicht op de AVG tekortschiet, onder andere omdat de toezichthouders van bepaalde lidstaten waar veel van de grote bedrijven in de digitale economie zich hebben gevestigd, zoals Ierland, hier niet op zijn toegerust? Deze leden zien in het voorstel voor de DSA wel verbetering, met duidelijkere richtlijnen rond de samenwerking tussen nationale toezichthouders en een stevigere rol voor de Europese Commissie, maar zijn er nog niet van overtuigd dat het voldoende is. In hoeverre deelt het kabinet deze zorg? Waarom is er bij de DSA niet voor gekozen om, zeker voor de VLOPs, een centrale Europese toezichthouder met tanden in te stellen? Is het kabinet bereid om zich hiervoor in te zetten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd welke instantie het kabinet in gedachten heeft om te fungeren als de Digital Services Coordinator in Nederland. Tenslotte vragen deze leden ook naar de benodigde middelen voor effectief toezicht op de DSA. Deelt het kabinet de mening dat de VLOPs ten dele zouden moeten meebetalen aan het toezicht, bijvoorbeeld via een aparte belasting of contributie? Is het kabinet bereid om hiervoor te pleiten? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden ziet het kabinet in artikelen 8 en 9 voor de handhaving van toeristische verhuur door lokale overheden online? Is het kabinet van plan deze artikelen aan te scherpen om een centraal systeem met informatie-uitwisseling tussen lokale handhavers en toeristische verhuurplatforms mogelijk te maken? Of acht het kabinet een toekomstige Europese wet op toeristische verhuur hiervoor meer geschikt? Zo ja, hoe zal het kabinet actief inzetten op wetgeving op dit gebied die deze informatie-uitwisseling mogelijk maakt? Is het kabinet het eens met de leden dat verhelderd moet worden dat toeristische verhuur platforms onder de verplichtingen van artikel 22 vallen en dus lokale registratienummers moeten opvragen aan verhuurders? Zo ja, zal het kabinet hier actief voor pleiten?
BNC Fiche Digital Markets Act
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de DMA, die deze leden zien als een belangrijk instrument om de excessieve datamacht van de tech-reuzen te bedwingen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie delen met betrekking tot de reikwijdte de mening van het kabinet dat hierbij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat platforms een positie van poortwachter verkrijgen door verschillende diensten te combineren en dat er bij de bepaling van dergelijke poortwachters daarom verder moet worden gekeken dan kerndiensten alleen. Daarnaast vragen deze leden ook hoe het kabinet kijkt naar de mogelijkheid dat een bepaald platform een sterke poortwachtersfunctie vervult in een enkele of een aantal lidstaten, maar nauwelijks activiteiten ontplooit in de rest van de EU, waardoor men ver onder de kwantitatieve limieten in het voorstel blijft. Het kabinet pleit in dit kader voor beleidsruimte om aanvullende maatregelen te treffen op nationaal niveau. Waarom zouden dergelijke gevallen volgens het kabinet niet onder de reikwijdte van de DMA moeten vallen?
De leden van de GroenLinks-fractie juichen toe dat de DMA poogt om het combineren van gegevens van verschillende bronnen door poortwachters aan banden te leggen. Deze leden hebben echter wel twijfels bij de manier waarop dit is vormgegeven. Artikel 5(a) verbiedt het combineren van persoonlijke gegevens uit verschillende bronnen, tenzij de gebruiker daar toestemming voor heeft gegeven. Erkent het kabinet dat in het huidige digitale ecosysteem gebruikers zich vaak gedwongen zien om toestemming te geven voor het delen van gegevens, omdat er simpelweg geen alternatief voorhanden is? En dat dergelijke toestemming niet betekenisvol is? Denkt het kabinet dat dat in dit geval anders zal zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, is het kabinet om in te zetten op aanscherping van dit punt, bijvoorbeeld door vast te leggen dat de keuze voor toestemming op nadrukkelijk verzoek van de gebruiker gemaakt is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook naar artikel 13, over een onafhankelijke audit naar het gebruik van profileringstechnieken. Deze leden vragen wat er vervolgens wordt gedaan met zo’n audit. Langs welke meetlat worden de profileringstechnieken gelegd? Worden die audits openbaar? Deze leden zouden graag zien dat de DMA expliciet vastlegt dat het gebruik van essentiële digitale diensten, geleverd door poortwachters, nooit mag zijn verbonden aan onderwerping aan digitale surveillance of profileringstechnieken. Dit is belangrijk gezien zowel de inbreuk van privacy als potentiële concurrentieverstoring die het gebruik van deze manipulatieve technieken met zich mee kan brengen door middel van «hypernudging» door bijvoorbeeld gepersonaliseerde aanbevelingen door poortwachter platforms. Deelt het kabinet dit uitgangspunt? En is het kabinet bereid om ervoor te pleiten dat dit principe duidelijker wordt vastgelegd in de DMA, bijvoorbeeld door dit op te nemen onder artikel 6?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de DMA zich met betrekking tot interoperabiliteit beperkt tot het verplicht verlenen van toegang tot een kernplatform voor andere dienstverleners (artikel 6, paragraaf 1 (c) en 1 (f)). Deze leden zien het als een gemiste kans dat het huidige voorstel voor de DMA niet inzet op verplichte interoperabiliteit tussen kernplatformen. Alleen op die wijze denken deze leden dat de sterke netwerkeffecten die leiden tot enorme poortwachter platforms kunnen worden doorbroken. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Is het kabinet bereid om zich in te zetten voor het opnemen van verplichte interoperabiliteit tussen kernplatforms? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat één van de manieren waarop grote techbedrijven zo hebben kunnen groeien is door de overnames van bedrijven, vaak van veelbelovende start-ups die op het moment van overname nog geen grote marktwaarde hebben. Deze leden ondersteunen de inzet van het kabinet ten aanzien van artikel 12, die erop is gericht dat de nieuwe meldingsplicht zich niet beperkt tot digitale diensten, en dat de Europese Commissie de meldingen ook daadwerkelijk gaat beoordelen. Daarbij vragen deze leden wel op basis van welke criteria de Europese Commissie die meldingen dan zou moeten beoordelen. Deelt het kabinet de mening dat hierbij niet alleen moet worden gekeken naar marktmacht in de traditionele zin, veelal gericht op prijszettingsvermogen, maar ook naar onevenredige toegang tot data of macht over digitale infrastructuren? Zouden (non-persoonlijke) data niet moeten worden aangemerkt als essentiële faciliteit? Hoe staat het met de aanpassing van de Europese mededingingsrichtsnoeren om de rol van data in het verkrijgen en behouden van marktmacht nader uit te werken? Zouden de belangrijkste aspecten hiervan niet ook direct in de DMA moeten worden opgenomen? Een andere manier waarop techbedrijven groeien is door het inzetten van hun bijna onbeperkte financiële middelen, macht over online ecosystemen, grote hoeveelheid data voortvloeiend uit hun dominante positie op tech-markten en overnames om nieuwe markten te betreden, zoals de voedsel of gezondheidsmarkt. Deze strategie wordt ook wel «market leveraging» genoemd en doet onze afhankelijkheid van een klein aantal bedrijven verder groeien. Erkent het kabinet dit fenomeen, en zo ja, deelt het kabinet de mening dat dit onwenselijk is? In hoeverre denkt het kabinet dat artikel 12 hier effectief op kan toezien, en welke andere mogelijkheden ziet het kabinet om deze gedragingen beter te reguleren?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog enige zorgen over de effectiviteit van het huidige voorstel met betrekking tot het daadwerkelijk afdwingen van naleving van de verplichtingen onder artikel 5 en artikel 6. Allereerst vragen deze leden hierbij naar de uitzonderingen onder artikel 8 en 9. Waarom acht het kabinet dit noodzakelijk of wenselijk? Scheppen deze artikelen niet het risico dat bepaalde grote bedrijven toch een manier kunnen vinden om hun macht en positie te behouden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het handhavingsmechanisme. Deze leden krijgen de indruk dat het huidige voorstel weliswaar een duidelijke route vastlegt, maar dat deze route alsnog langdurig is, wat in sommige gevallen onnodig is. Als een duidelijke overtreding van de verplichtingen onder artikel 5 of 6 wordt geconstateerd, bijvoorbeeld rond de gedwongen pre-installatie van software van de gatekeeper (artikel 6, paragraaf 1 (b)), hoe lang zou het handhavingstraject dan minimaal duren? En hoe kijkt het kabinet naar handhaving door middel van dialoog in Artikel 7? Deelt het kabinet de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is dat aan de handhaving van gedragingen die eerder al door de Europese Commissie als machtsmisbruik beoordeeld zijn, zoals een preferentiële behandeling van eigen diensten en producten (zie artikel 6, paragraaf 1 (d) en zaak 39740 Google Search (Shopping)), nu eerst nog een dialoog vooraf?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar artikel 16 over de mogelijkheid van structurele maatregelen bij systematische niet-naleving. Gezien het feit dat de vaststelling van niet-naleving vaak een langdurig traject is, vragen deze leden of het criterium van drie vaststellingen binnen een periode van 5 jaar alvorens structurele maatregelen kunnen worden overwogen, gepast is. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? En is het kabinet bijvoorbeeld bereid de Raad ter overweging mee te geven om dit te verlengen naar 10 jaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreacties op de voorliggende fiches inzake de DSA en de DMA. Deze leden vragen wat de effecten van de DSA en DMA zijn op data-ownership. Kan het kabinet toelichten op welke manier in zijn ogen data-ownership wordt vormgegeven? Kan het kabinet toelichten of de voorliggende voorstellen data-eigenaarschap van de eindgebruiker versterken? Als dat niet het geval is, hoe waardeert het kabinet de gevolgen daarvan?
DSA
De leden van de PvdD-fractie zijn te spreken over het feit dat er een extern onderzoek aan de Radboud Universiteit loopt. Deze leden vragen of het kabinet dit onderzoek en de kabinetsappreciatie hiervan na afronding van het onderzoek zo snel mogelijk de Kamer kan toezenden. Daarnaast vragen deze leden aan het kabinet of dit onderzoek en de eventueel hieruit voortvloeiende verbeterpunten worden meegenomen voor de inwerkingtreding van de DSA.
De leden van de PvdD-fractie zijn tevreden dat de tussenpersoon(-en) en onderneming(-en) die illegale inhoud verspreid(en) daarvoor aansprakelijk gesteld gaat/gaan worden, en dat dezen de verantwoordelijkheid dragen om verspreiding van illegale inhoud te bestrijden en systemische risico’s van de eigen dienstverlening te adresseren. Deze leden vragen echter ook waarom er niet gekozen wordt om ook de bron (de eerste aanbieder) van illegale inhoud aan te pakken en om dit mogelijk te maken doordat er bijvoorbeeld een meldplicht ingevoerd wordt voor de tussenpersoon. Kan het kabinet hier een toelichting op geven? Daarnaast vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn voor de lidstaten om extra regels en/of voorwaarden te stellen aan de verschillende soorten dienstverlening (intermediary services, mere conduit diensten, caching diensten, en online platforms) die de DSA onderscheidt.
De leden van de PvdD-fractie lezen dat als een tussenpersoon niet in de EU gevestigd is, maar daar wel diensten aanbiedt, een juridisch vertegenwoordiger moet aanwijzen in een lidstaat waar vervolgens de digitale dienstencoördinatoren (DDC) bevoegd is tot controle, en mocht er geen lidstaat aangewezen zijn dat elke DDC bevoegd is. Deelt het kabinet de zorg dat dit bij gebrekkige uitvoering en handhaving tot een averechts effect kan leiden waarbij grote platformbedrijven wegtrekken uit de EU, en geen juridische vertegenwoordiger aanwijzen zodat de regelgeving omzeild wordt? Leidt dit namelijk niet tot een situatie waarbij iedereen verantwoordelijk is, en dus niemand verantwoordelijk is? Kan het kabinet hierbij uitleggen hoe een DDC, gevestigd in de EU, kan handhaven op Europese regelgeving als er geen juridisch contactpersoon is aangewezen in de EU? Levert dit niet dezelfde problemen op die er nu ook al zijn, waarbij grote platformbedrijven buiten de wet lijken te staan? Indien het kabinet deze zorgen deelt, hoe gaat zij dit aankaarten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat er een brede definitie van «illegale inhoud» is, en dat de reikwijdte van het begrip nog niet duidelijk is. Deelt het kabinet de mening dat op basis van de voorliggende wijziging en het daarin gehanteerde «Know-your-business customer»-concept, het mogelijk is om striktere eisen te stellen aan digitale marktplaatsen en handelaren? Is het kabinet bereid om de mogelijkheden die deze wet biedt actief te gebruiken om de vaak malafide (huis)dierhandel aan te pakken die plaatsvindt via verschillende online marktplaatsen? Zo ja, gaat het kabinet zich inzetten om dit op te laten nemen in de DSA (of eventueel DMA)? Zo nee, waarom niet? Kan het kabinet uiteenzetten hoe de DSA gebruikt gaat worden om de malafide dierenhandel, waaronder de illegale puppyhandel, aan te pakken?
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet bereid is om het «Know-your-business customer»-concept van toepassing te verklaren op alle online tussenpersonen, waaronder hosting providers? Zo nee, waarom niet? Deze leden willen van het kabinet weten of er al bekend is op welke manier de DDCs gaan samenwerken en hoe hierbij de privacy van eindgebruikers gewaarborgd blijft. Daarnaast maken deze leden zich zorgen over de DDC in Nederland. Het kabinet geeft aan dat naar verwachting de taken ondergebracht kunnen worden bij een bestaande organisatie. Kan het kabinet aangeven of dit de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) wordt, of dat het kabinet een andere instantie op het oog heeft? Als de Nederlandse DDC wordt ondergebracht bij de AP, hoe ziet het kabinet dit voor zich met het oog op de huidige onderbezetting en capaciteitsproblematiek die al bestaat bij de AP? Is het kabinet bereid om de portemonnee te trekken en deze capaciteitsproblemen structureel aan te pakken?
DMA
De leden van de PvdD-fractie zijn verheugd om te lezen dat er een stap wordt gezet in het aanpakken en versterken van de controle op platforms met een poortwachtfunctie. Het voorstel om het verbod op het combineren van data van de kernplatformdienst met data van andere diensten van het platform en een verplichting om ondernemers de mogelijkheid te bieden buiten het platform om contracten met klanten te sluiten, waarbij een ondernemer niet mag worden verboden zijn product of dienst op andere platforms tegen een lagere prijs aan te bieden, zien deze leden als een goede ontwikkeling. In het verlengde van deze maatregelen vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn om platforms met een poortwachtfunctie (of dominante platforms) via de DMA een verplichting tot interoperabel functioneren op te leggen? Zodat consumenten gebruik kunnen maken van concurrerende alternatieve diensten, en, net zoals bij email, via verschillende aanbieders nog steeds met elkaar kunnen communiceren. Is het kabinet ook bereid zich hiervoor in te zetten in Europees verband? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen verder aan het kabinet of via de DMA ook de zogenaamde dark patterns aangepakt (kunnen) worden, zodat gebruikers meer autonomie over hun gegevens krijgen en platforms niet langer op geniepige wijze gebruikers op hun website houden en op die manier steeds meer gegevens verzamelen.