Antwoord op vragen van de leden Kwint en Westerveld over het gebruik van commerciële bijlesbureaus en examentrainingen om corona-achterstanden in te halen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D19266, datum: 2021-05-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-2884).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2021Z06132:
- Gericht aan: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Indiener: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.P. Kwint, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2884
Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Kwint (SP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het gebruik van commerciële bijlesbureaus en examentrainingen om corona-achterstanden in te halen (ingezonden 15 april 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 21 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2669.
Vraag 1
Heeft u in beeld hoeveel scholen het geld dat zij het afgelopen jaar hebben gehad om corona-achterstanden in te halen, besteed hebben aan commerciële bijlesbureaus of commerciële examentrainingen? Bent u van plan dit bij te houden voor het Nationaal Programma Onderwijs?
Antwoord 1
Het type programma’s dat scholen in het kader van de subsidieregeling Inhaal- en Ondersteuningsprogramma’s onderwijs 2020–2021 hebben georganiseerd om coronavertragingen in te halen heb ik in beeld. Ook weet ik met welk soort partners de scholen hebben samengewerkt in het organiseren van deze programma’s. Er is geen verplichting voor solen om gedetailleerd over hun uitgaven te communiceren.
Voor het Nationaal Programma Onderwijs moeten scholen aangeven in de verantwoording aan welke interventies zij de middelen hebben besteed en of de medezeggenschapsraad instemt met het schoolprogramma waar deze interventies in zijn opgenomen. Binnen een maand zullen wij uw Kamer een brief sturen over de nadere uitwerking van het Nationaal Programma Onderwijs.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat studenten van bijles-instituten ingezet worden voor de klas om examentraining te geven aan leerlingen, in plaats van de aanwezige bevoegde docenten, en dat dit gebeurt met het geld dat bedoeld is om corona-achterstanden in te halen?1
Antwoord 2
De regie voor de aanpak van de leervertragingen van leerlingen ligt bij de school. Het is aan scholen en leraren zelf om te bepalen hoe het geld het beste kan worden ingezet voor de afgesproken doelen. Scholen hebben de vrijheid om de middelen in te zetten voor bewezen effectieve interventies.
Aanvullende middelen die scholen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs ontvangen mogen alleen worden ingezet voor de inhuur van derden indien de medezeggenschap hiermee instemt, de medezeggenschapsraad moet immers akkoord gaan met het schoolprogramma dat scholen opstellen. De organisatie en uitvoering van interventies mág (deels) worden uitbesteed aan derden, zoals (commerciële) huiswerkbegeleidingsdiensten, lerarenopleidingen, sportverenigingen, bibliotheken of culturele instellingen, en hier mogen dan ook middelen voor worden ingezet. Dit is ook in lijn met de motie Kwint-Heerema2, die oproept dat o.a. pabostudenten waar nodig betaald kinderen kunnen helpen met thuisonderwijs.
Gezien de hoge werkdruk die de eigen docenten veelal ervaren en de wens hun werkdruk te verlichten kan het zinvol en wenselijk zijn hen zo te «ontzorgen». Hier moet de medezeggenschapsraad dus echter wel mee instemmen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan genoemde motie-Futselaar c.s. die de regering verzoekt bij de verdere uitwerking van het Nationaal Plan Onderwijs extra waarborgen in te bouwen om te voorkomen «dat onderwijsgeld weglekt naar particuliere bureaus».3 Als eigen docenten worden ingezet, kan de aanvullende bekostiging ook worden gebruiken om hen een passende financiële vergoeding te geven voor het (extra) werk dat zij verrichten.
Vraag 3
Bent u bekend met commerciële bureaus die meerdaagse trainingen aanbieden waarin geleerd wordt om een projectplan te schrijven voor het Nationaal Programma Onderwijs dat aan de eisen voldoet? Deelt u de mening dat het totaal de omgekeerde wereld en onwenselijk is dat private investeerders op deze manier geld verdienen aan het aanvragen van publiek geld door scholen? Bent u bereid om maatregelen te treffen zodat dit niet gebeurt?
Antwoord 3
Ik ben daarmee bekend. De regie voor de aanpak van de leervertragingen van leerlingen ligt bij de school, daarvoor ontvangt iedere school extra middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs. Veel scholen pakken de leervertragingen ook nu al aan. Voor de inzet van de middelen van het Nationaal Programma Onderwijs beschrijven scholen in een schoolprogramma welk pakket aan interventies zij inzetten om de leer- en ontwikkelvertragingen veroorzaakt door de coronacrisis aan te pakken. Dit doen scholen op basis van een analyse van behoeften en problemen bij leerlingen en de school, die zij met de schoolscan hebben gemaakt. Een aanpak kan alleen effectief zijn als die met betrokkenheid van het schoolteam, ouders, leerlingen en relevante partners rond de school tot stand komt. Scholen kunnen met het schoolprogramma aansluiten bij hun reguliere plancyclus voor het nieuwe schooljaar of schoolplan. Om scholen te ondersteunen wordt onder meer een brochure met succesfactoren voor een effectief schoolprogramma ter beschikking gesteld. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat scholen de planvorming in zijn geheel uitbesteden. Ook als derden worden ingezet is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op de organisatie en uitvoering van de interventie.
Vraag 4
Wat is er gebeurd met de motie van de leden Westerveld en Kwint waarin de regering wordt gevraagd om met scholen afspraken te maken met het doel dat er geen reclame wordt gemaakt voor private aanbieders van schaduwonderwijs?4 Ziet u met ons dat dit op sommige plaatsen nog steeds gebeurt?
Antwoord 4
Scholen moeten kiezen voor bewezen of aannemelijk effectieve interventies uit de menukaart die door OCW beschikbaar wordt gesteld. Bij deze interventies worden ook praktijkkaarten ontwikkeld, waarmee scholen concretere handvatten hebben bij de verschillende interventies. Via de kenniscommunity wordt kennis verspreid over wat bekend is over effectiviteit van interventies in de Nederlandse context. De school en de leraar blijven verantwoordelijk voor de activiteiten uit het onderwijsprogramma. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs, dat op de scholen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag wordt verzorgd.
Vraag 5
Ziet u ook het risico, dat veel van de 8,5 miljard euro in de zakken van commerciële bureaus zal eindigen? Ziet u met ons dat scholen het gewoonweg binnen dit korte tijdbestek niet anders kunnen organiseren door het lerarentekort en de werkdruk?
Antwoord 5
Scholen mogen de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs enkel inzetten voor de interventies opgenomen in de menukaart of de randvoorwaarden die nodig zijn om deze interventie effectief in te zetten De school bepaalt op basis van de schoolscan welke interventies uit de menukaart passend zijn voor de situatie van de school. Scholen geven zelf uitvoering aan de bewezen effectieve interventies op de menukaart. Veel interventies sluiten aan bij wat scholen al doen. Het kan bijdragen aan een effectieve aanpak om gerichte externe expertise in te zetten. Hierbij is het van belang dat scholen zorgvuldig te werk gaan en goed nadenken of een externe partij de benodigde kwaliteit, ervaring en voldoende gekwalificeerd personeel heeft in relatie tot de interventie. In de menukaart is in hoofdlijnen opgenomen welke voorwaarden voor effectieve toepassing per interventie gelden. In de beschikbare praktijkkaarten en in de kenniscommunity is hierover meer informatie voor scholen beschikbaar.
Vraag 6
Deelt u de mening dat op deze manier het onderwijs weinig structureel baat heeft bij de forse investering in 8,5 miljard euro in het onderwijs en dat dit zeer kwalijk is, zeker in een tijd waarin het onderwijs al voor zeer grote problemen staat? Zou publiek geld niet gewoon in de publieke sector moeten blijven?
Antwoord 6
In de verzamelbrief moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs van 22 januari 2021 heb ik aangegeven dat ik in samenspraak met de VO-raad heb besloten de uitvoering van deze moties gefaseerd op te pakken. Door de coronacrisis ligt de prioriteit nu bij het draaiende houden van het onderwijs. Scholen hebben hun handen vol aan de continuïteit van het onderwijs, inhaal- en ondersteuningsprogramma’s en de veiligheid van leerlingen en personeel. Het is nu niet het moment om met scholen het gesprek te voeren over het uitwerken van de moties over aanvullend onderwijs. De komende maanden zal ik gebruiken om – in samenspraak met de VO-raad – een stappenplan op te stellen voor de uitvoering van deze moties na de coronacrisis. Daarbij wil ik ook rekening houden met de uitkomsten van de evaluatie van de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s (IOP) en het Nationaal Programma Onderwijs. Scholen kunnen mogelijk ondersteuning nodig hebben bij het aanpakken van de opgelopen vertragingen. Het effect hiervan op het gebruik van gratis dan wel betaald aanvullend onderwijs zal ik nader onderzoeken.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de waarschuwing van de Algemene Rekenkamer dat er een reëel risico is dat de controle en verantwoording over dit publieke geld gaat ontbreken? Deelt u de mening dat deze controle en verantwoording nog verder te zoeken is als het geld vooral naar private bureaus gaat?
Antwoord 7
Ik zie dat scholen in een kort tijdsbestek en in soms zeer complexe situaties veel moeten organiseren. Ik zie ook dat scholen dit oppakken en de leervertragingen van de leerlingen echt aan willen pakken. Ik waardeer dat zeer. Het kan voorkomen dat een school daarbij hulp nodig heeft. Een school kan er dan voor kiezen om, in aanvulling op de samenwerking binnen het scholennetwerk en de gemeente, tijdelijk en doelgericht externe expertise en ondersteuning in te winnen. Deze aanvullende expertise en ondersteuning dienen gericht te zijn op de interventies van de menukaart of de randvoorwaarden (zoals extra handen in de klas) die nodig zijn om deze interventies effectief in te zetten.
Vraag 8
Waarom is er gekozen om het Nationaal Programma Onderwijs binnen zo’n korte tijdspanne te organiseren en zo’n groot bedrag uit te keren, terwijl ook u heeft geconcludeerd dat de achterstanden die nu worden opgelopen langdurig zullen doorwerken? Waarom is er niet gekozen voor een structureel weldoordacht lange termijnplan waar de 8,5 miljard euro over uitgesmeerd kan worden?
Antwoord 8
De bedoeling is dat het inlopen van de leervertraging zoveel mogelijk binnen de school en in samenwerking met andere partijen binnen het scholennetwerk plaatsvindt, en op basis van bewezen effectieve interventies. Het is belangrijk dat onderwijs wordt gegeven door of onder verantwoordelijkheid van bevoegde docenten. Dat wil echter niet zeggen dat alle activiteiten in het onderwijs moeten worden uitgevoerd door bevoegde docenten. De inzet van externe expertise of van hulp van andere partijen kan een aanvulling zijn als dat bijdraagt aan het versterken van het primaire proces. De baten van deze investering van 8,5 miljard euro zijn onder andere het gebruik maken van bewezen effectieve interventies in het onderwijsproces en het duurzaam borgen van dataverzameling en data-analyse op schoolniveau. Deze baten komen ten goede aan de publieke sector.
Vraag 9
Wat is uw reactie op de waarschuwing van de Algemene Rekenkamer dat er een reëel risico is dat de controle en verantwoording over dit publieke geld gaat ontbreken? Deelt u de mening dat deze controle en verantwoording nog verder te zoeken is als het geld vooral naar private bureaus gaat?
Antwoord 9
De brief van de Algemene Rekenkamer bevat waardevolle aandachtspunten die ik ter harte neem. Scholen verantwoorden zich financieel en bestuurlijk via hun jaarverslag, welke door een externe accountant wordt gecontroleerd en goedgekeurd. Dit jaarverslag is openbaar en staat ter beschikking van zowel het horizontale toezicht, de ouderraad en medezeggenschapsraad, als de onderwijsinspectie die het (financieel) jaarverslag gebruikt voor risicogericht (verticale) toezicht, waarbij de kwaliteit van het onderwijs een belangrijk onderdeel is. Specifiek voor het Nationaal Programma Onderwijs stel ik gerichte vragen aan scholen aan welke interventies de middelen zijn besteed en of de medezeggenschapsraad heeft ingestemd met deze inzet van middelen. Op deze wijze borg ik de controle en verantwoording van de middelen voor het Nationaal Programma Onderwijs.
Vraag 10
Waarom is er gekozen om het Nationaal Programma Onderwijs binnen zo’n korte tijdspanne te organiseren en zo’n groot bedrag uit te keren, terwijl ook u heeft geconcludeerd dat de achterstanden die nu worden opgelopen langdurig zullen doorwerken? Waarom is er niet gekozen voor een structureel weldoordacht lange termijnplan waar de 8,5 miljard euro over uitgesmeerd kan worden?
Antwoord 10
Het is duidelijk dat leerlingen door de coronacrisis vertraging hebben opgelopen. De problemen zijn zo dringend dat scholen nu aan de slag moeten met het maken van een plan om de opgelopen vertragingen de komende jaren aan te pakken. Uw Kamer heeft hiermee ingestemd. Met verschillende onderzoeken houdt de overheid een vinger aan de pols om te zien hoe de opgelopen vertragingen worden ingelopen.
Vraag 11
In de nieuwste Staat van het Onderwijs blijkt dat de uitgaven van Nederlandse huishoudens aan bijlessen, examen- en citotrainingen de afgelopen 25 jaar van 26 naar 284 miljoen euro is gestegen en dat één op de drie middelbare scholieren en één op de vier basisschoolleerlingen gebruik maakt van schaduwonderwijs; vindt u deze cijfers ook niet alarmerend? Deelt u de mening dat deze groei kansengelijkheid in het onderwijs tegenwerkt?
Antwoord 11
De Inspectie heeft een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van aanvullend onderwijs in het primair onderwijs. Aanvullend onderwijs heeft ook mijn aandacht, daarom heb ik in 2019 een onderzoek laten uitvoeren naar de verschijningsvormen en de motieven voor het gebruik van aanvullend onderwijs in het primair en voortgezet onderwijs. Het is voornamelijk van belang dat leerlingen gelijke kansen krijgen om zich te ontplooien. Het onderzoek van de Inspectie concludeert – overeenkomstig met het onderzoek dat ik liet uitvoeren in 2019 – dat hoger opgeleide ouders meer dan lager opgeleide ouders geneigd zijn om betaalde bijles te regelen voor hun kind. Dit is zorgelijk vanuit kansengelijkheid. Positief is dat het onderzoek ook laat zien dat lager opgeleide ouders meer dan hoger opgeleide ouders geneigd om gratis bijles in te schakelen. Zoals genoemd in het antwoord bij vraag 6 verken ik welke stappen rond aanvullend onderwijs gezet kunnen worden. Het is echter nu niet het moment om daarover met scholen het gesprek aan te gaan. Door de coronacrisis ligt de prioriteit nu bij het draaiende houden van het onderwijs.
Vraag 12
Zou u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor het eerst volgende debat over corona en funderend onderwijs willen beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.