[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over betere werkwijze Belastingplan (Kamerstuk 35572-85)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D19898, datum: 2021-05-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z06334:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


	INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG







	De vaste commissie voor Financiën heeft op 26 mei 2021 enkele vragen
en opmerkingen aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd over
zijn op 16 april 2021 toegezonden brief Betere werkwijze belastingplan
(Kamerstuk 35 572, nr. 85).  





De fungerend voorzitter van de commissie,

Tielen





Adjunct-griffier van de commissie,

Freriks





I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties







Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de brief van de staatssecretaris inzake ‘Betere werkwijze
Belastingplan’ en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie zijn het in algemene zin ermee eens dat moet
worden gepoogd de fiscale wetgeving zoveel mogelijk te verspreiden over
het jaar om zo een betere parlementaire behandeling hiervan te
bewerkstelligen, maar zijn tegelijkertijd gevoelig voor de wens om
maatschappelijke problemen met urgentie aan te kunnen pakken.  Hier zal
een goede balans gevonden moeten worden.

De leden van de VVD-fractie willen hun zorg uitspreken over de toename
van en de toenemende complexiteit van fiscale wetgeving, alsmede de
uitvoerbaarheid daarvan. 

De leden van de VVD-fractie zijn daarbij echter kritisch op de suggestie
dat (dus) een deel van de uitvoering van fiscale regelingen bij andere
uitvoeringsinstanties dan de Belastingdienst zou moeten worden
ondergebracht. Dit leidt tot versnippering van fiscale kennis en taken.
Eerst zal overwogen moeten worden te onderzoeken wat nodig is om de
Belastingdienst te versterken, zodat zij de fiscale taken naar behoren
kan uitoefenen. Tevens is het van belang, vanwege de
internationalisering van het fiscale speelveld en de internationale
uitwisseling van gegevens, waardoor afstemming met en tussen
buitenlandse belastingdiensten steeds belangrijker zal worden, dat de
Belastingdienst zich moet kunnen meten met buitenlandse
belastingdiensten.

Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat zij het introduceren
van een invoeringstoets voor fiscale wetgeving ondersteunen. 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 lezen dat het de afgelopen jaren niet is
gelukt om de augustusbesluitvorming zo beknopt mogelijk te houden,
vanwege de sterke wens van het kabinet om maatschappelijke problemen met
urgentie aan te pakken. Deze leden vragen of het voorliggend voorstel
besluitvorming ten aanzien van die maatschappelijke problemen ook
vervroegt en of dit leidt tot een dunner Belastingplan. De leden van de
fractie van D66 vragen wat op dit moment eerdere politieke
besluitvorming van meer structurele fiscale maatregelen belemmert. Op
welke wijze kan dit voorstel ook daadwerkelijk door de politiek in de
praktijk worden gebracht?

De leden van de fractie van D66 vragen of het mogelijk is dat het
traject om bepaalde taken van de Belastingdienst door een andere
uitvoerder te laten uitvoeren af te ronden op een moment dat het nog kan
worden betrokken bij de formatie. Tevens vragen deze leden wanneer meer
bekend wordt over de wijze waarop de invoeringstoets wordt gebruikt en
vormgegeven. 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van
de staatssecretaris om de omvang van het Belastingplanpakket in de
toekomst te beperken. Zij vinden het belangrijk dat de staatssecretaris
gehoor heeft gegeven aan dit verzoek, omdat, zoals deze leden ook al
veel vaker hebben aangegeven, de korte behandeltijd van zo’n enorm
pakket wetgeving de kwaliteit en de zorgvuldigheid van de behandeling
niet ten goede komt. Dit gaat ten koste van de controlerende en
medewetgevende taak van het parlement. De leden van de CDA-fractie
willen hierbij dan ook markeren dat de trend van de afgelopen jaren om
steeds meer en omvangrijkere fiscale wetten in te dienen op Prinsjesdag
niet zo door kan gaan. De afgelopen tien jaar bestond het
belastingplanpakket gemiddeld uit minder dan vijf wetsvoorstellen. Het
afgelopen jaar waren dit negen wetsvoorstellen, die allemaal binnen twee
maanden door de Kamer zijn behandeld. Maar het gaat niet alleen om het
parlement. Ook voor de Belastingdienst is het onhoudbaar om jaar op jaar
zoveel wijzigingen te moeten verwerken. In 2015 bestond het
Belastingplanpakket uit één wetsvoorstel, waarbij de staatssecretaris
opmerkte dat bij de keuze om het pakket te beperken een rol gespeeld had
dat de Belastingdienst gebaat was bij weinig wetgeving. De leden van de
CDA-fractie vragen de staatssecretaris dan ook waarom die overweging in
latere jaren kennelijk geen rol van betekenis meer heeft gespeeld. 

De staatssecretaris beschrijft in zijn brief over een betere werkwijze
voor het Belastingplan vier opties: in het voorjaar op hoofdlijnen over
de lasten besluiten, het opstellen van een meerjarige fiscale agenda,
wetsvoorstellen zoveel mogelijk spreiden en separaat indienen, en
tijdens de formatie toetsen op uitvoerbaarheid, op artikel 3.1
Comptabiliteitswet 2016 en op het doenvermogen van maatregelen. Van de
vier beschreven opties lijkt de leden van de CDA-fractie met name de
eerste optie het meest effect te hebben op een betere spreiding van
wetgeving. Zij vragen de staatssecretaris te schetsen wat dit betekent
voor de planning van wetgeving. Wanneer vindt precies de
voorjaarsbesluitvorming plaats? Op welke wijze past de beoordeling van
wetgeving door de Raad van State in deze planning? Wanneer zou de
wetgeving bij de Kamer kunnen worden ingediend? Hoe zou de planning voor
behandeling er dan bijvoorbeeld uitzien? En wat zou het voor de
behandeling van dergelijke wetten betekenen dat eventueel later in het
jaar, in augustus, de precieze maatvoering zou worden vastgesteld op
basis van de concept-Macro Economische Verkenning (MEV)? Kan de
staatssecretaris bijvoorbeeld aangeven welke aanpassingen precies hebben
plaatsgevonden aan het pakket Belastingplan 2021 naar aanleiding van de
concept-MEV om een beeld te krijgen welke wijzigingen nog kunnen worden
verwacht?

Voorts begrijpen de leden van de CDA-fractie inderdaad dat wetgeving
naar aanleiding van het pakket augustusbesluitvorming niet eerder naar
de Kamer kan. Zij merken daarbij op dat historisch gezien het
Belastingplan ook bedoeld was voor de laatste aanpassing van de
percentages die het jaar erop in werking moeten treden. Zij vragen dan
ook hoeveel aanvullingen de afgelopen kabinetsperiode uit de
augustusbesluitvorming zijn gekomen en hoeveel maatregelen reeds langere
tijd in voorbereiding waren. 

De leden van de CDA-fractie vinden het opnemen van een fiscale kalender
en budgettaire afspraken in het regeerakkoord voor de gehele
kabinetsperiode een interessant idee. De Kamer wordt hiermee in staat
gesteld zich gedurende een langere tijd voor te bereiden op wetgeving en
overzicht te hebben van wat wanneer zal worden ingediend. Deze leden
vragen de staatssecretaris wel wat dit betekent voor de mate van
flexibiliteit om bepaalde fiscale wetgeving te prioriteren. Zij zijn
benieuwd of de volgorde van het indienen van wetgeving in de afgelopen
jaren ook al min of meer vast heeft gelegen, of dat de prioriteiten
jaarlijks gewijzigd zijn. De leden van de CDA-fractie zijn overigens
benieuwd waarom zij vooralsnog geen fiscale beleidsagenda voor 2022
hebben ontvangen, aangezien deze vorig jaar reeds halverwege mei met de
Kamer is gedeeld.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid van wetgeving lijkt het de leden van
de CDA-fractie goed als fiscale maatregelen inderdaad op de
formatietafel reeds worden getoetst op uitvoerbaarheid. Sterker nog,
deze leden denken dat het voor de uitvoerbaarheid van wetgeving heel
goed zou zijn als ook bij de doorrekening van maatregelen al aandacht is
voor de uitvoerbaarheid. Klopt het dat de Belastingdienst de maatregelen
die door het CPB in het kader van Keuzes in kaart worden doorgerekend,
reeds apart op uitvoerbaarheid beoordeelt? Ziet de staatssecretaris
mogelijkheden om dit oordeel openbaar te maken, zodat partijen een beter
inzicht krijgen in de uitvoerbaarheid van hun eigen voorgestelde
maatregelen? Zou op dat moment ook enig beeld kunnen worden geschetst
van de uitvoerbaarheid van een totaal aan voorgestelde maatregelen?

In het kader van druk op het Belastingplan merken de leden van de
CDA-fractie op dat de staatssecretaris niets heeft opgenomen over het
eerder delen onder embargo van de Belastingplanstukken, terwijl dit wel
een langlopende discussie is met het parlement. De leden van de
CDA-fractie vragen hierop een reflectie voor het komend
belastingplanpakket. Tot slot zouden zij graag willen weten of het
mogelijk is om het proces van het belastingplan zo in te richten dat
onderwerpen die met terugwerkende kracht ingaan apart worden opgenomen
in het pakket, zodat de overige maatregelen makkelijker onder embargo
kunnen worden gedeeld met het parlement. 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de suggesties om tot
een betere werkwijze omtrent het Belastingplan te komen. Zij hechten
eraan te benadrukken dat de afgelopen jaren zeer veel wetsvoorstellen
veel te snel door de Kamer moesten worden behandeld en dat deze daardoor
niet de behandeling hebben gekregen die zij verdienden. Het bundelen van
wetsvoorstellen die weinig met elkaar te maken hebben, draagt daar aan
bij. 

De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris of het klopt dat
hij voornemens is om wetsvoorstellen die vooral tot doel hebben het
belastingstelsel te wijzigen, in het voorjaar in te dienen en
wetsvoorstellen die vooral tot doel hebben om de koopkracht te
beïnvloeden, in het najaar, zodat de wetsvoorstellen meer worden
verspreid over het jaar.

De leden van de SP-fractie begrijpen dat de staatssecretaris het
parlement meer inzicht wil geven met een meerjarige fiscale agenda. De
leden juichen dit inzicht toe maar vragen zich evenwel af hoe dit zich
verhoudt tot de meermaals geuite wens om tot een dun regeerakkoord te
komen, dat niet alles al ‘dichttimmert’ en meer ruimte voor de Kamer
en daarmee het dualisme laat. Kan de staatssecretaris hierop ingaan?

Kan de staatssecretaris uitleggen wat wordt bedoeld met het uitvoeren
van fiscale maatregelen door andere uitvoeringsorganisaties dan de
Belastingdienst?

De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris of het kabinet
bereid is om voortaan, bij het onder embargo verstrekken van de
Miljoenennota en de bijbehorende documenten, ook het Belastingplan te
verstrekken. Daarmee zou de Kamer niet alleen de uitgavenkant van de
begroting maar ook de inkomstenkant kunnen bestuderen, hetgeen de
behandeling ten goede komt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief aangaande de behandeling van het pakket Belastingplan. Voor de
leden van de PvdA-fractie staat de kwaliteit van wetgeving voorop.
Voorts dient er voldoende ruimte te zijn voor politieke discussie en het
vervullen van de wetgevende taak van beide Kamers der Staten Generaal.
De afgelopen jaren stond de zorgvuldige wetsbehandeling onder druk. Met
enkele wijzigingen in het proces, zowel van de zijde van de Kamer als
van het kabinet, moet het volgens de leden van de PvdA-fractie mogelijk
zijn om te komen tot zowel betere wetgeving als een betere politieke
discussie.

De leden van de PvdA-fractie stellen voor om wetgeving zoveel mogelijk
gespreid over het jaar te behandelen, conform de motie-Nijboer. Dit jaar
is hier een aanvang mee gemaakt, maar spreiding kan nog veel verder
worden doorgevoerd. Bij lang niet alle fiscale voorstellen bestaat er
immers samenhang met andere voorstellen, of dit nu beleidstechnisch is
of budgettair. In het bijzonder bij voorstellen die ook andere
departementen raken kan het raadzaam zijn deze niet in het najaar te
behandelen, nu de andere departementen in die periode ook bezig zijn met
begrotingsbehandelingen.

De leden van de PvdA-fractie achten het voorts zorgvuldiger om het
Belastingplan tegelijkertijd met de Miljoenennota onder embargo aan de
Kamer te verstrekken. Zo is er meer tijd voor een weging van de
voorstellen en kunnen deze beter in samenhang met de uitgavenzijde van
de begroting worden gewogen. Zij wijzen erop dat ook het Presidium hier
meermaals toe heeft verzocht. In het afgelopen pakket werd een
substantieel onderdeel van het Belastingplan bij nota van wijziging pas
enkele weken na Prinsjesdag toegevoegd aan het Belastingplan. Wat
betreft de leden van de PvdA-fractie dient dit niet weer te gebeuren.
Alle wetgeving  - ook spoedwetgeving, of misschien wel juist
spoedwetgeving - verdient een zorgvuldige behandeling, indien nodig
kunnen voorstellen een jaar later in werking treden. Het mag niet zo
zijn dat de Kamerbehandeling in het gedrang komt, indien bewindspersonen
wetgeving niet op tijd af hebben.

De leden van de PvdA-fractie zijn het oneens met de constatering dat de
motie-Hoekstra wordt uitgevoerd. Het kabinet heeft veelvuldig
wetsvoorstellen die separaat ingediend hadden moeten worden, toch
gekoppeld. En daarmee aan koppelverkoop gedaan. Zie ook de oordelen van
de Raad van State. De leden van de PvdA-fractie zijn er niet gerust op
dat wetten conform de motie-Hoekstra worden ingediend, terwijl dat de
wetgevingskwaliteit en zuivere politieke discussie zeer ten goede zou
komen en roept het kabinet nogmaals op niet alleen in woord maar ook in
daad de motie-Hoekstra uit te voeren.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat zij zeer te spreken zijn over
Bureau Wetgeving en de amendementenservice van het ministerie van
Financiën. De ondersteuning bij de amendering van wetsvoorstellen
verloopt vlot, deskundig en discreet. Wel constateren zij dat er vaak
vertraging en minder goede ondersteuning optreedt, indien andere
departementen betrokken zijn. De leden van de PvdA-fractie stellen voor
de andere departementen vroegtijdig te betrekken en dezelfde werkwijze
over te nemen. 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie danken de staatssecretaris voor zijn
brief. Zij hechten er belang aan te benadrukken dat de kwaliteit van
wetgeving, ook in het kader van de discussie over een nieuwe
bestuurscultuur, wat hen betreft hoog op de politieke agenda staat.
Verbeteringen in de wijze waarop het Belastingplan behandeld wordt, zijn
daarvan een belangrijk onderdeel. Vanuit dat oogpunt hebben zij een
aantal vragen. 

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen op het gegeven dat de
commissie Financiën meermaals heeft aangegeven dat het onder embargo
verstrekken van het Belastingplan niet in strijd is met de
staatsrechtelijke verhoudingen, en daar waar er praktische bezwaren
ontstaan, deze geadresseerd kunnen worden. Is het kabinet bereid om in
het kader van het invulling geven aan een nieuwe bestuurscultuur zich
constructiever op te stellen ten aanzien van deze ingenomen positie van
de commissie Financiën? Kan dit toegelicht worden, zo vragen deze
leden. 

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het kabinet in het
verleden onder andere aangegeven heeft het Belastingplan niet onder
embargo te willen verstrekken omdat dit niet noodzakelijk zou zijn,
omdat de Kamer meer tijd heeft voor de behandeling van het Belastingplan
dan voor de Prinsjesdagstukken. Is het kabinet het met de leden van de
GroenLinks-fractie eens dat, hoewel de feitelijke constatering die
gedaan wordt correct is, de vaststelling of er van een problematische
situatie sprake is aan de Kamer is en dat er daarom van een situatie
waarin het kabinet bepaalt dat er geen noodzaak is om het anders te
doen, geen sprake is?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet bereid is om
wetsvoorstellen die onderdeel van het pakket Belastingplan zijn, op het
moment dat deze af zijn, naar de Kamer te sturen. Er wordt immers in de
augustusbesluitvorming enkel nog aan een select aantal wetsvoorstellen
gesleuteld, met name gericht op koopkrachtverbetering, wat de
mogelijkheid schept om andere wetsvoorstellen aan de inkomstenkant al
eerder naar de Kamer te sturen. Deze leden vragen het kabinet of het
bereid is constructief te bekijken of het mogelijk is deze
wetsvoorstellen dan alvast naar de Kamer te sturen, om zo invulling te
geven aan de wens tot spreiding, zoals onder andere geuit in de
motie-Nijboer. Deze leden vragen daarnaast of deze mogelijkheid eerder
onderzocht is. 

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet bereid is om,
op het moment dat het kabinet constructief staat tegenover de in de
vorige vraag gedane suggestie, hier reeds voor de behandeling van het
Belastingplan 2022 invulling aan te geven.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat van de vier voorstellen
die de staatssecretaris in zijn brief doet, slechts één – het
vervroegen van de besluitvorming over de inkomstenkant – bijdraagt aan
het terugdringen van de omvang van het pakket Belastingplan. Zij vragen
het kabinet of het in brede zin ook andere opties onderzocht heeft om
tot reductie van de omvang van het pakket te komen, en wat de
overwegingen zijn geweest om die opties uiteindelijk niet in de brief
als suggestie uiteen te zetten.















 Kamerstuk 35026, nr. 51. 

 Kamerstuk 34300, nr. O. 

 Kamerstuk 35026, nr. 51.