Antwoord op vragen van het lid Van Campen over het bericht dat de natuur in het Korenburgerveen bij Winterswijk zich beter ontwikkelt dan voorspeld op basis van theoretische stikstofmodellen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2021D20472, datum: 2021-05-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20202021-2952).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2021Z06405:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: A.A.H. van Campen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2020-2021 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2952
Vragen van het lid Van Campen (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht dat de natuur in het Korenburgerveen bij Winterswijk zich beter ontwikkelt dan voorspeld op basis van theoretische stikstofmodellen (ingezonden 19 april 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 28 mei 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2499.
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van ECONU, waaruit blijkt dat de natuur zich beter ontwikkelt dan verwacht op basis van theoretische stikstofmodellen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is er van andere Natura 2000-gebieden een soortgelijke inventarisatie beschikbaar en is hierbij ook inzicht in de waterhuishouding van dit betreffende gebied, zowel natuurlijke waterstromen als onttrekking ten behoeve van de drinkwatervoorziening?
Antwoord 2
Ja, dit is en wordt per gebied geïnventariseerd in het kader van de bestaande cyclus van beheerplannen en het wordt nader geïnventariseerd voor het programmeren van herstelmaatregelen (Uitvoeringsprogramma Natuur).
Vraag 3
Wat is uw reactie op de oproep van de onderzoekers die pleiten om niet alleen te kijken naar de theoretische kritische depositiewaarden (KDW) maar bijvoorbeeld ook naar gerichte herstelmaatregelen in de praktijk, zoals hydrologische maatregelen?
Antwoord 3
Die oproep sluit naadloos aan bij het door mij en mijn voorgangers gevoerde beleid.
Vraag 4
Bent u bereid deze maatregelen op andere plekken toe te passen? Zo ja, waar en op welke manier? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Antwoord 4
Deze maatregelen worden in hoogvenen al sinds circa 1950 genomen en zijn met name de laatste decennia sterk geïntensiveerd. er valt op dit vlak echter nog veel winst te behalen. De noodzaak tot het nemen van deze maatregelen is heel duidelijk, niet alleen vanwege stikstof maar ook vanwege de klimaatproblematiek. Daarom vormen ze een prominent onderdeel van het Programma Natuur, waarvoor provincies momenteel plannen indienen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat ieder natuurgebied zijn eigen verschillende, bijzondere en karakteristieke soorten en habitattypen bevat en dat ieder gebied dus een eigen gebiedsgerichte aanpak vraagt en dat alleen kijken naar KDWs en stikstof te beperkt is en beperkend werkt? Zo ja, op welke wijze gaat u ruimte bieden voor dit gebiedsgerichte maatwerk in de structurele aanpak stikstof? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Antwoord 5
Inderdaad vraagt ieder gebied een eigen gebiedsgerichte, integrale aanpak. Daarom is het Programma Natuur, naast maatregelen gericht op het reduceren van stikstofdepositie, onderdeel van de uitwerking van de Wsn. In de Wsn is daarom in artikel 1.12af opgenomen dat gedeputeerde staten een gebiedsplan opstellen met een gebiedsgerichte uitwerking van de landelijke omgevingswaarde en het programma stikstofreductie en natuurverbetering.
Dit betekent echter niet dat het ene probleem (stikstofeffecten) weggestreept kan worden tegen het andere (verdroging). Het betekent wel dat de oplossing van het verdrogingsprobleem ons de tijd geeft om ook het stikstofprobleem op te lossen, voor zover het waterafhankelijke natuur betreft.
Vraag 6
Bent u bereid om een reactie te geven op de conclusies en aanbevelingen van het rapport van ECONU en deze aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord 6
Uit het antwoord op vraag 3 blijkt dat ik de aanbeveling van de heer Smeets onderschrijf. Ook de conclusies uit de notitie kan ik op hoofdlijnen onderschrijven: ze vormen in zijn algemeenheid een goede samenvatting van de evaluatierapporten van de provincie Gelderland en van de beheerders van het gebied.
Ik plaats daarbij wel een kanttekening. Dat sprake is van een «minimalisering» van het effect van stikstofdepositie is niet juist; zo blijkt bijvoorbeeld dat het habitattype Actieve hoogvenen zich heeft uitgebreid, maar dat wel degelijk effecten van stikstof zichtbaar zijn in dat habitattype, zoals een grotere bedekking van grassen dan van nature het geval is. Bij de Blauwgraslanden is dat nog veel duidelijker, omdat hier het positieve effect van de maatregelen nog onvoldoende is. En het positieve effect van waterhuishoudkundige maatregelen is eindig, wat betekent dat de negatieve effecten van stikstof op termijn niet meer opgevangen zullen worden door de verbetering als gevolg van de genomen waterhuishoudkundige maatregelen.
Nieuwe Oogst, 15 april 2021, «Ecoloog: «Korenburgerveen ontwikkelt zich goed ondanks stikstofdepositie»» (https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2021/04/15/ecoloog-korenburgerveen-ontwikkelt-zich-goed-ondanks-stikstofdepositie)↩︎